direct naar inhoud van 3.2 Europees- en rijksbeleid
Plan: Herinrichting Zandwetering nabij Diepenveen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P228-OH01

3.2 Europees- en rijksbeleid

3.2.1 Nota ruimte (2006)

Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte in werking getreden. In de Nota Ruimte wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn. Het bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen.

Een overzicht van de voornaamste doelen die het rijk hanteert, is in een bijlage aan de nota toegevoegd. De bij de nota behorende uitvoeringsagenda biedt inzicht in de belangrijkste bij het beleid behorende ruimtelijke investeringen en uitvoeringsacties.

Provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor een voldoende en tijdige beschikbaarheid van ruimte voor wonen en werken en de daarbij behorende voorzieningen, groen, water, recreatie, sport en infrastructuur. Het aanbod aan ruimte dient ook kwalitatief aan te sluiten bij de vraag.

De Nota Ruimte gaat uit van water als structurerend principe. Klimaatverandering heeft grote gevolgen heeft voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Vooral de zeespiegelrijzing, neerslagtoename en daarmee hoge pieken in de rivierafvoer, maar ook het vaker optreden van extreme droogte, dwingen tot een omslag in het denken. Om de zeespiegelrijzing en de bodemdaling op te vangen, en om wateroverlast en overstroming te voorkomen, is meer ruimte nodig voor water. Tegen deze achtergrond is water gekozen als een van de structurerende principes voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Water stelt indringende eisen aan een duurzaam vestigingsbeleid gezien het kleine oppervlak van Nederland en de beschikbare infrastructuur en het aantal bewoners en bedrijven. Uitgaan van water als één van de structurerende principes heeft niet alleen als doel het land te beschermen tegen overstromingen en wateroverlast, maar dient ook om de zoetwatervoorraden en de kwaliteitsverbetering van het grond- en oppervlaktewater veilig te stellen. Bovendien voorkomt het verdroging, onnodige bodemdaling, watertekorten en verzilting.

In het voorliggende bestemmingsplan wordt juist een initiatief mogelijk gemaakt om ruimte te bieden aan het water. Het bestemmingsplan past daarmee binnen het rijksbeleid.

Voor de bescherming van natuurgebieden is onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) belangrijk. Het rijk heeft daarvoor een bijzondere verantwoordelijkheid, al zijn het de provincies die het ruimtelijk beleid vastleggen. Het plangebied ligt niet in of binnen de zones van de Ecologische Hoofdstructuur.

3.2.2 AMvB Ruimte

Kern van de nieuwe Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vooraf kenbaar maken en aangeven langs welke weg zij die belangen denken te realiseren. Rijk en provincies houden zich voortaan uitsluitend bezig met wat daadwerkelijk van nationaal respectievelijk van provinciaal belang is. Ook moeten Rijk en provincies duidelijk maken of de borging van een belang gevolgen heeft voor ruimtelijke besluitvorming door gemeenten.

De Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte PKB's (planologische kernbeslissingen) die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het rijk pro-actief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Voor het overige hebben provincies en gemeenten de vrijheid om hun eigen belangen te bepalen en daar uitvoering aan te geven.

Met de eerste tranche van de AMvB Ruimte heeft het Rijk een zo beleidsneutraal mogelijke vertaling gemaakt van bestaande ruimtelijke kaders. Deze laat de bestaande bestuurlijke verhoudingen dan ook intact. De ontwerp-AMvB wordt naar de Eerste en Tweede Kamer gezonden en via de Staatscourant en de website van het ministerie VROM bekend gemaakt. Tot 1 september 2009 kon iedereen zijn visie op het ontwerp kenbaar maken. Daarna zal het ontwerpbesluit voor advies worden voorgelegd aan de Raad van State. Inwerkingtreding is voorzien voor medio 2010.

Het meer recente Rijksbeleid wordt opgenomen in een volgende fase van de AMvB Ruimte, die over een jaar naar de Eerste en Tweede Kamer wordt gezonden. Hierin wordt mogelijk plaats ingeruimd voor de kaders voor het IJsselmeergebied, de Structuurvisie Randstad 2040 en het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV III).

De keuze voor de ontwikkeling van Zandwetering past binnen de geschetste beleidskaders. Om in de behoefte aan waterberging te kunnen voorzien is het zeer wenselijk om deze uitbreidingsruimte te benutten. In de AmvB ruimte worden de gronden in en om het plangebied niet specifiek genoemd.

3.2.3 Europese Kaderrichtlijn Water (2000)

Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst vinden we belangrijk in Europa. De nieuwe Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is op 22 december 2000 in werking getreden en vraagt aan alle lidstaten om resultaten te boeken met het schoonhouden en schoonmaken van het water in stad en land (chemisch kwaliteitsdoel) en het beschermen en ontwikkelen van natuur (ecologisch kwaliteitsdoel). De afspraken moeten er voor zorgen dat iedere lidstaat ervoor zorgt dat de kwaliteit van het oppervlaktewater en het grondwater in 2015 op orde is. Uitgangspunt is een indeling in stroomgebieden. De gemeente Deventer valt onder het deelstroomgebied Rijn-Oost. In 2009 is het stroomgebiedbeheerplan vastgesteld, waarin de doelen, maatregelen en kosten zijn beschreven om aan het gewenste kwaliteitsniveau voor water te voldoen.

Onderhavige ontwikkeling draagt bij aan het ecologische kwaliteitsdoel en past daarmee binnen het hiervoor beschreven beleid.

3.2.4 Nationaal Waterplan

In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan is de rijksnota voor het nationale waterbeleid en wordt op basis van de Waterwet eens per 6 jaar opgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.


Sinds 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verplicht voor plannen in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Eén van de oorzaken van wateroverlast is de wijze waarop plannen en besluiten kunnen leiden tot wateroverlast, een achteruitgaande waterkwaliteit, verdroging van natuurgebieden etcetera. De watertoets heeft als doel deze negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor watersystemen te benutten. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij (herziene-) ruimtelijke plannen en besluiten.


Het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen hebben het Nationaal Bestuursakkoord Water ondertekend op 2 juli 2003. Het akkoord heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te krijgen en daarna op orde te houden.