direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Chw Wijzigingsplan Brinkgarage
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.Chw005W-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

De gemeente Deventer heeft in 2005 een tijdelijke parkeergarage gerealiseerd onder de Wilhelminabrug. Deze draagt sindsdien bij aan het verlichten van de parkeerdruk op de Deventer binnenstad.

De garage was in de vorm van een gebouw niet toegestaan in het destijds geldende bestemmingsplan en is mogelijk gemaakt met een tijdelijke vrijstelling van het bestemmingsplan voor de duur van aanvankelijk 5 jaar, met een verlenging tot 8 jaar, tot 24 februari 2013. De parkeergarage zou worden opgeheven als in het Sluiskwartier een permanente ondergrondse parkeergarage was gerealiseerd. In 2012 was er echter nog geen ondergrondse parkeergarage gerealiseerd. Dit was aanleiding voor een nieuwe procedure. Voor de Wilhelminabruggarage (thans Brinkgarage) is vervolgens een nieuwe vergunning verleend met een looptijd tot 24 juni 2023 in de verwachting dat binnen die termijn een vervangende robuuste parkeeroplossing in het Sluiskwartier gerealiseerd zou zijn. Bewust was niet gekozen voor een bestemmingsplanherziening, met het oog op het tijdelijke karakter van de Brinkgarage. Gelet op de toenmalige weerstand vanuit de omgeving en het ingestelde beroep was dit de enige wijze waarop dit recht deed aan de bedoelde tijdelijke instandhouding.

Nadien bleek gaandeweg de planvorming voor de ontwikkeling van het aangrenzende Sluiskwartier dat het realiseren van een ondergrondse parkeergarage of een andere gebouwde parkeergarage met voldoende capaciteit in dat gebied geen reële optie meer was. Aan de zuidzijde van de Deventer binnenstad bleef echter wel sprake van een grote parkeerbehoefte. Daarom heeft de gemeenteraad op 31 mei 2017 besloten om tegelijk met de vaststelling van het scenario Behoud & nieuwbouw voor de herontwikkeling van het Sluiskwartier, de Brinkgarage een permanente status te willen geven en daarbij geen uitvoering meer te geven aan de sloopverplichting die met enkele partijen in een convenant was neergelegd.

In november 2019 heeft de Deventer gemeenteraad een maatregelenpakket vastgesteld, waarmee de renovatie van de Brinkgarage kan worden gerealiseerd. Het renovatieplan gaat ervan uit dat de garage gedurende 20 jaar vrij is van groot onderhoud. Het besluit was bovendien aanleiding om na te denken over verbeteringen in-, aan- en rondom de garage.

Op het moment van opstellen van dit wijzigingsplan geldt het Crisis- en hestelwetbestemmingsplan "Deventer, stad en dorpen, deel B". De bestaande parkeergarage is hierin met een voorlopige bestemming toegelaten tot 24 juni 2023 en staat daarna slechts parkeren op maaiveld toe. Het bestemmingsplan voorziet in een wijziginsbevoegdheid, waarmee het college aan de hand van een wijzigingsplan onder voorwaarden de juridische basis kan leggen om te komen voor een permanente regeling voor de Brinkgarage. Onderhavig Chw-wijzigingsplan "Brinkgarage" voorziet hierin.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

De Brinkgarage ligt onder de aanlanding van de Wilhelminabrug (N344), aan de zuidzijde van de Deventer binnenstad en nabij de rivier de IJssel. Het plangebied betreft enkel de bestaande gebouwde Brinkgarage, zonder in- en uitritten of andere aansluitende verkeersfuncties. De plangrens is aangeduid in figuur 1 en op de verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.Chw005W-VG01_0001.jpg" Figuur 1. Plangebied van dit Chw-wijzigingsplan Brinkgarage. (bron: Geoweb Deventer)

1.3 Geldend bestemmingsplan

Op het moment van opstellen van dit wijzigingsplan is het Crisis- en herstelwet (Chw) bestemmingsplan "Deventer, stad en dorpen, deel B", vastgesteld d.d. 1 juli 2020, 4 september 2020 in werking getreden. Het Chw bestemmingsplan "Deventer, stad en dorpen" betreft een actualisatie met een conserverend karakter, waarbij vooruitlopend op de Omgevingswet een nieuwe systematiek is gehanteerd met een verbrede reikwijdte in combinatie met een nieuwe Verordening Fysieke Leefomgeving. Die nieuwe systematiek bevat onder meer een ander kleurgebruik dan de tot nog toe geldende Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In Hoofdstuk 5 Planopzet en juridische aspecten is dit nader toegelicht. Om een indruk te geven van de verbeelding is een uitsnede opgenomen in figuur 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.Chw005W-VG01_0002.png"

Figuur 2. Uitsnede uit het digitale plan (bron:www.ruimtelijkeplannen.nl)

Het Chw bestemmingsplan "Deventer, stad en dorpen" biedt de basis voor dit Chw-wijzigingsplan "Brinkgarage".

Vanwege het conserverende karakter van het Chw bestemmingsplan "Deventer, stad en dorpen" is ervoor gekozen om daarin de bestaande rechten te respecteren en geen ontwikkelingen mogelijk te maken. De Brinkgarage heeft dan ook bewust geen permanent (positieve) status meegekregen, want dat zou een ontwikkeling zijn ten opzichte van de tijdelijke status die het had. Op 30 januari 2014 was namelijk met een omgevingsvergunning met afwijken van het (toen geldende) bestemmingsplan "Binnenstad" voor de duur van ten hoogste 10 jaar vergunning verleend voor de instandhouding van deze tijdelijk beoogde garage. De Brinkgarage kent in het Chw bestemmingsplan "Deventer, stad en dorpen" dan ook de voorlopige bestemming "parkeergarage - voorlopig", waarbij de regels bepalen dat dit gebouw na 24 juni 2023 niet langer is toegestaan.

In het Chw bestemmingsplan "Deventer, stad en dorpen" zijn wijzigingsregels opgenomen met bijbehorende voorwaarden. Met een wijzigingsplan (artikel 3.6 lid 1 sub a Wet ruimtelijke ordening) kan worden gekomen tot een positieve (permanente) bestemming. Aangezien de gemeenteraad bij vaststelling van het 'moederplan' al heeft ingestemd met het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid en bijbehorende regels, is het bevoegd gezag voor vaststelling van het wijzigingsplan het College van burgemeester en wethouders en is het afwegingskader vooraf bekend. De ruimtelijke procedure is om die reden korter dan die van een nieuw bestemmingsplan.

Binnen het Chw-bestemmingsplan "Deventer, stad en dorpen" zijn voor het plangebied de volgende regels opgenomen:

Bestemming Verkeer;

Voorlopige bestemming Parkeergarage - voorlopig;

Bouwregel 26;

Dubbelbestemming Waarde Beschermd stadsgezicht;

Dubbelbestemming Waarde Archeologie 5;

specifieke bouwaanduiding - bestaand

Vrijwaringszone - dijk;

Gebiedsaanduiding Evenementenlocatie

Algemene regels.

Overige regels.

Zo is vastgelegd dat de bestaande parkeergarage tot 24 juni 2023 mag blijven bestaan en er daarna geen gebouwde parkeervoorziening meer is toegestaan. Om de parkeergarage blijvend te kunnen toestaan, kan gebruik worden gemaakt van één van de twee wijzigingsbevoegdheden. De eerste wijzigingsbevoegdheid kan worden toegepast vóór 24 juni 2023, de tweede kan worden toegepast na die datum. Voor onderhavig wijzigingsplan wordt toepassing gegeven aan de eerste, zoals opgenomen in artikel 225.4.1 van het moederplan.

Voorts gelden er regels om de waarden van het beschermde stadsgezicht te waarborgen en evt. voorkomende archeologische waarden in de bodem. Ook voor het behoud van de waterkerende functie van de dijk langs de IJssel gelden voorwaarden vanuit het waterschap.

Bij het toepassing geven aan de wijzigingsbevoegdheid blijven de regels van het moederplan onveranderd gelden. Het enige juridische verschil is dat op de verbeelding ter plaatse van de Brinkgarage de bestemming Verkeer komt te liggen met een permanent bouwvlak met goot- en bouwhoogte. Zo kan de parkeergarage in stand blijven.

De wijzigingsregels, waaraan met dit Chw-wijzigingsplan toepassing wordt gegeven, luiden als volgt:

225.4 Wijzigingsbevoegdheid voorlopige regels

225.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de voorlopige regels Parkeergarage - voorlopig zodanig te wijzigen dat een permanente gebouwde parkeergarage mogelijk wordt. Hierbij wordt de functie Parkeergarage - voorlopig gewijzigd in de functie Verkeer en Bouwregel-26 met toevoeging van een bouwvlak en de bijbehorende maatvoering.


De wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
aangetoond moet zijn dat het behoud danwel het bouwen van een nieuwe parkeergarage noodzakelijk is (behoefteonderzoek).
er dient voldaan te worden aan alle geldende milieukwaliteiteisen.
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:
het straat- en bebouwingsbeeld;

de verkeersveiligheid;

de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

de sociale veiligheid.


225.5 Toegelaten definitieve functies

Ter plaatse van de functie Parkeergarage - voorlopig is toegelaten: 'Verkeer';


na afloop van de geldigheidstermijn als bedoeld in 225.3.


225.6 Definitieve bouwregels


Ter plaatse van functie Parkeergarage - voorlopig gelden de volgende bouwregels:

Bouwregel-26

na afloop van de geldigheidstermijn als bedoeld in 225.3.


225.7 Wijzigingsbevoegdheid definitieve regels


225.7.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de verbeelding zodanig te wijzigen dat een gebouwde parkeergarage mogelijk wordt. Hierbij wordt op de verbeelding een bouwvlak met de bijbehorende maatvoering opgenomen.

De wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

aangetoond moet zijn dat het behoud danwel het bouwen van een nieuwe parkeergarage noodzakelijk is (behoefteonderzoek).

er dient voldaan te worden aan alle geldende milieukwaliteiteisen.

er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:

het straat- en bebouwingsbeeld;

de verkeersveiligheid;

de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

de sociale veiligheid.

In de toelichting op dit wijzigingsplan is beschreven dat aan deze regels is voldaan.

1.4 Leeswijzer

In Hoofdstuk 2 volgt een beschrijving van de bestaande en beoogde situatie, met inbegrip van een stukje historie. Hierna volgt in hoofdstuk 3 een overzicht van het relevante beleid op niveau van Rijk, provincie, regio en gemeente. In hoofdstuk 4 zijn de randvoorwaarden en uitgangspunten gegeven, waarna in hoofdstuk 5 een weergave volgt van de maatschappelijke en financiële haalbaarheid van dit plan. In hoofdstuk 6 is de juridische planbeschrijving opgenomen, die uitleg geeft over de samenwerking tussen regels en verbeelding en het 'moederplan'.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk is, na een korte historische beschouwing, een beschrijving opgenomen van de bestaande situatie en de toekomstige situatie.

Cultuurhistorie

De Deventer binnenstad is in de 8e eeuw na Christus gevestigd op hoger gelegen delen langs de IJssel. Met name in de late Middeleeuwen kwam de stad tot bloei door de ligging aan de IJssel, een belangrijke handelsroute en van belang voor het Hanzeverbond. Om bescherming te bieden aan bewoners, was de stad al snel omwald, is een stadsmuur met stadspoorten gebouwd en zijn later vestingwerken opgebouwd van grondwallen en singels. Toen de Vestingwet niet meer van kracht was, zijn de vestingwerken ontmanteld. Voor een deel volgen de bestaande singels, groenstructuren, wegen en bebouwing nog de vorm van voormalige vestingwerken. Aangezien nog veel van de historische wegen- en bebouwingsstructuur en historische panden in de Deventer binnenstad bewaard zijn gebleven, is de Deventer binnenstad aangewezen als beschermd stadsgezicht.

Ter plaatse van de huidige Wilhelminabrug was lange tijd een haven gevestigd met kades, wegen en aangelegen bebouwing.

Vanaf 1933 werd de vaste Wilhelminabrug over de IJssel aangelegd ter vervanging van de schipbrug die ter plaatse van de huidige voetveer lag. De aanlanding van de Wilhelminabrug overspande tevens een deel van de binnenhaven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.Chw005W-VG01_0003.jpg"

Figuur 3. Foto tijdens aanleg van de Wilhelminabrug ca. 1933

Tussen 1945 en 1950 is de rest van de haven gedempt. Het maaiveld werd ingericht met wegen, parkeren en nutsvoorzieningen.

In 2005 is de parkeergarage als tijdelijke garage gebouwd om tegemoet te komen aan de steeds grotere parkeerdruk in de Deventer binnenstad. De garage heeft daarmee een visuele begrenzing opgeworpen tussen het beschermde stadsgezicht van de binnenstad en het gebied ten zuiden hiervan, maar biedt door een heldere afbakening openbaar-privé tegelijkertijd voor een verbeterde veiligheid en sociale controle.

2.2 Beschrijving huidige situatie

De Brinkgarage is gebouwd in 2005. De garage ligt aan de zuidzijde van de historisch waardevolle Deventer binnenstad, waar het Pothoofd overgaat in de Welle. Voor het verkeer dat komt vanaf de snelweg A1 en het bedrijventerrein is deze garage bijzonder goed bereikbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.Chw005W-VG01_0004.jpg"

Figuur 4. Ligging Brinkgarage ten opzichte van de Deventer binnenstad en omgeving

De Brinkgarage ligt onder de aanlanding van de Wilhelminabrug. Deze is onderdeel van de N344, de provinciale weg die Deventer in westelijke richting verbindt met de overzijde van de IJssel, waaronder Twello en Apeldoorn. Ook vanaf deze verkeersader is de parkeergarage eenvoudig en snel te bereiken.

Aan de noordwestzijde ligt de Bokkingshang, die de verbinding vormt met de Brink. Hier bevindt zich de entree van de garage voor de voetgangers. Deze zijde maakt onderdeel uit van het beschermde stadsgezicht. Dit betekent dat er regels gelden om de monumentale waarden van de Deventer binnenstad te behouden en te versterken. Verwezen wordt naar 3.4.14 Welstandsnota gemeente Deventer (2012) en Bijlage 1 Beschrijving Beschermd stadsgezicht, Bijlage 2 Cultuurhistorische ensembles in het Beschermd stadsgezicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.Chw005W-VG01_0005.jpg"

Figuur 5. Aanzicht Brinkgarage met entree en lift, zijde Bokkingshang en Brink

Aan de zuidoostzijde ligt de Emmastraat met aangrenzend een woongebied en het nog te herontwikkelen Sluiskwartier. Aan deze zijde is de bebouwing divers en de inrichting van de openbare ruimte is minder duidelijk. De entree vanaf de Emmastraat naar de parkeergarage is relatief smal en bevat enkele bouwwerken en scherpe bochten die belemmerend zijn voor een vlotte en veilige verkeersafwikkeling. Het plangebied betreft vanwege de wijzigingsbevoegdheid specifiek het gebouw van de parkeergarage en kan dus niets aan de directe omgeving wijzigen. Het aansluitende maaiveld met de daarop aanwezige verhardingen, een groep bomen met Esdoorn en Linde en nutsvoorzieningen in de vorm van een schakelkast en transformator blijven gehandhaafd. Ook de inspectieluiken voor de bergingskelder (direct onder de gevel van de Brinkgarage naast de schakelkast) blijven onveranderd.

Een grote kwaliteit van de garage is de ligging aan de rand van de historische binnenstad en de ligging nabij de IJssel. Wat deze garage uniek maakt, is de plek onder de aanlanding van de Wilhelminabrug. Op het +1 niveau is het wegdek bijna aan te raken. De steunpilaren die het wegdek dragen, zijn beeldbepalend voor de garage. Het +1 niveau biedt uitzicht op de historische binnenstad en op de IJssel.

Het gebouw bevat parkeren op maaiveld en een parkeerdek boven het maaiveld, waarbij gebruik is gemaakt van een stalen constructie en betonplaten. Het parkeerdek is deels niet overdekt, wat minder comfortabel is. De wanden zijn op maaiveldniveau voorzien van halfopen stalen panelen die licht en lucht doorlaten. Van buiten is de parkeergarage dan ook herkenbaar als een autonoom element, maar niet als een gesloten 'doos'. Van binnen is de parkeergarage relatief licht en transparant. 's Avonds is van een afstand het licht van de strepen van de tl-verlichting door het geperforeerde staal te zien. Rondom de forse pilaren van de brug is ruimte vrij gelaten, waarmee de schaal van de brug ten opzichte van de garage duidelijk te ervaren is.

De garage is goed toegankelijk voor mensen met een rolstoel of kinderwagen door de maaiveldligging en de aanwezigheid van een lift. In de garage zijn geen accenten met verlichting aangebracht, waardoor bijzondere plekken niet geaccentueerd worden. In de garage is geen specifiek gebruik van kleur gemaakt. De wegmarkering is slecht onderhouden.

De oppervlakte van de begane grond is circa 4.750 m2. De parkeergarage telt 296 parkeerplaatsen, exclusief de 2 invalidenparkeerplaatsen: op de begane grond 135 parkeervakken en op het dek 161 parkeervakken. Bovendien zijn op de begane grond 11 motorplekken, waarmee het totaal aantal parkeerplaatsen op 309 stuks. Er zijn 4 laadpunten voor elektrische auto's (in beheer van Allego). In 2018 waren in totaal 58 abonnementen uitgegeven, deels met beperkte rechten.

Onder de begane grond is ook een vijzelgemaal (riolering) aanwezig en een bezinkbassin (hemelwaterberging). Bovendien is sprake van een transformatorruimte (Enexis) en diverse riolering, kabels en leidingen. Net buiten de gevel van de garage staat een schakelkast voor de bergingskelder. Deze ligt deels onder de toegangsweg (buiten het plangebied) en behoeft in de komende 20 jaar geen onderhoud.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.Chw005W-VG01_0006.jpg"

Figuur 6. Plattegronden bestaande Brinkgarage

In 2012 is het vijzelgemaal gedeeltelijk gerenoveerd. Daarbij is geconstateerd dat het toen nog zo'n 15 jaar mee zou kunnen. Het gemaal, de ontvangstkelder en riolering moeten worden vervangen in 2027. Uit onderzoek van Witteveen en Bos (Bijlage 2 Onderzoek vijzelgemaal) is gebleken dat vervanging op de huidige locatie het meest efficiënt is en de minste impact heeft op de waarden van het beschermde stadsgezicht. De meerkosten die de aanwezigheid van de garage met zich meebrengt voor het onderhoud aan het vijzelgemaal zijn opgenomen in het renovatieplan van de garage en kunnen binnen de regels van het bestemmingsplan worden uitgevoerd.

Het beheer van de Brinkgarage is ondergebracht bij het team IBL van de gemeente Deventer. Dit team verricht in opdracht van de programmamanager Leefomgeving het functioneel beheer en onderhoud van de garage. Met ingang van 2019 is de uitvoering hiervan ondergebracht bij het bedrijf P1. De garage is in eigendom van de gemeente. Er rusten geen pacht- of huurverplichtingen of zakelijke rechten op de Brinkgarage. Wel is tussen RWS en gemeente overeengekomen dat de gemeente het beheer en onderhoud van de Wilhelminaburg uitvoert. Dit gebeurt deels vanaf de Brinkgarage.

Door Bureau Bouwgenoot is in 2018 (Bijlage 1. Bouwkundig onderzoek ) een inspectie uitgevoerd naar de huidige staat (conform NEN 2443 en NEN 3140), aangevuld met een beoordeling van de verkeerskundige en civieltechnische staat. In 2012 is in het kader van het Meerjarenonderhoudsprogramma een onderhoudsprogramma voor de garage opgesteld, wat verwerkt is in het rapport van Bouwgenoot.

Privaatrechtelijk

Bij het vergunnen van de Brinkgarage werd tussen de gemeente en een drietal maatschappelijk geöriënteerde stichtingen een convenanant gesloten. Op 14 november 2012 is deze verlengd tot 31 december 2016. Daarna is deze niet meer verlengd. In het convenant was onder meer vastgelegd dat de garage tijdelijk zou zijn en dat deze voor het einde van de looptijd van het convenant door de gemeente gesloopt zou worden.

Na vaststelling van het scenario Behoud en nieuwbouw door de gemeenteraad, is besloten dat geen uitvoering meer wordt gegeven aan de sloopverplichting die hierin was vervat. Dit heeft geleid tot een dagvaarding van de Stichting Stadshaven Deventer op 23 januari 2018. Op 22 augustus 2018 heeft de rechter de claim van de Stichting Stadshaven Deventer afgewezen.

2.3 Beschrijving toekomstige situatie

De gemeenteraad heeft in november 2017 besloten om de bestaande Brinkgarage te handhaven. Als uitwerking hiervan is in november 2019 een renovatieplan vastgesteld, inclusief een maatregelenplan en investeringsplan. Deze hebben ook betrekking op de overige aanwezige functies, het vijzelgemaal, de transformatorruimte, diverse riolering en een bergingskelder. Op basis hiervan studionvb een architectonisch ontwerp heeft gemaakt, dat in december 2020 is vastgesteld.

Een beoogd effect is het verbeteren van de aantrekkelijkheid van het stadscentrum voor bezoekers (economisch effect). Tijdens de verbouwing zal de parkeergarage zo veel als mogelijk open blijven.

In 2027 is het onderhoud voorzien aan het vijzelgemaal. Daarbij wordt een separaat plan uitgewerkt om de exploitatie van de parkeergarage zo min mogelijk te frustreren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.Chw005W-VG01_0007.png"

Architectonische uitwerking
In juni 2020 heeft studionvb een ontwerp aangereikt dat voorziet in de architectonische uitwerking. Het volledige ontwerp (vastgesteld in december 2020) is opgenomen als Bijlage 7 Ontwerp Brinkgarage.

Het aantal parkeerplaatsen blijft nagenoeg onveranderd.

Reguliere autoplekken: 129 (BG) + 162 (dek) = 291 stuks (-5) ten opzichte van nu).


" Invalidenplekken (BG): 3 stuks (+1 ten opzichte van nu)


" Motorplekken (BG): 6 stuks (-5 ten opzichte van nu)


" Totaal derhalve: 300 stuks (in totaal 9 minder dan in de huidige situatie)

Het aantal oplaadpunten zal toenemen van 4 naar 16. Van zowel de begane grond als het dek wordt de inrichting verbeterd, zodat de parkeerplaatsen in de toekomstige situatie wel voldoen aan de huidige normen. In de huidige situatie waren de parkeerplaatsen en de manouvreerruimte op meerdere plaatsen niet voldoende.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.Chw005W-VG01_0008.png"

Figuur 8. Beoogde inrichting Brinkgarage

In essentie blijft het bestaande gebouw qua contructie en gevels voor het grootste deel ongewijzigd. In het bijzonder worden de entrees aangepakt en komt een accent te liggen op de looproute van Brink naar Sluiskwartier. Daarnaast is er meer aandacht voor klimaatadaptie en CO2-reductie met behulp van groenelementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.Chw005W-VG01_0009.png"

Figuur 9 en 10. Impressie gevelbeeld en voetgangersverbinding Brinkgarage

gebruikskwaliteit

Het transparant maken van de entree is opgenomen als maatregel 3 van het pluspakket. Verder lag de voetgangersentree niet ideaal tegenover de Zandpoort, hetgeen verbetert.

Uitgangspunt is dat het gebouw gedurende 20 jaar geen groot bouwkundig / constructief onderhoud meer behoeft. In het verleden is het ontwerp voor een tweede parkeerdek gesneuveld bij behandeling in de welstandscommissie. Ook nu wordt een tweede dek niet haalbaar geacht.

De entree voor auto's, gelegen aan de zijde van het Sluiskwartier, wordt ook verbeterd. Bij ontwikkeling van het naastgelegen Sluiskwartier, dat in de nabije toekomst is beoogd, kan worden voorzien in een 3e toegangsstrook die via het Sluiskwartier en Pothoofd wordt ontsloten. Deze ontsluiting kan ruimer worden gedimensioneerd en is meer rechtstreeks op deze hoofdverkeersroute aangesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.Chw005W-VG01_0010.png"

Figuur 11. Nieuw beoogde entree aan de zijde van het Sluiskwartier (inclusief projectie van nieuw beoogde ontsluiting, dat geen onderdeel is van dit wijzigingsplan, maar bij uitwerking van het Sluiskwartier is beoogd)

In het ontwerp is uiting gegeven aan het verbeteren van de vindbaarheid, het transparant maken van de voetgangersentree en het toevoegen van een 3e toegangspoort.

verbinding

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.Chw005W-VG01_0011.png"

Figuur 12. Impressie van de beoogde verbinding tussen Sluiskwartier en Brink door de Brinkgarage.

Het gemeentebestuur wenst een herkenbare en verbeterde routing tussen de Brink en het nog te ontwikkelen Sluiskwartier. De Brinkgarage is hierin een schakel. In het architectonisch ontwerp is hiermee qua routing, inrichting en verlichting rekening gehouden. De beoogde routing in het Sluiskwartier maakt geen onderdeel uit van dit wijzigingsplan.

beeldkwaliteit

Hoewel het vergroenen van de garage na bezuiniging uit het pluspakket is gevallen, is op verzoek van de raadstafel van november 2019 een separaat onderzoek gestart naar de (on)mogelijkheden van het realiseren van een groene aankleding van de garage. Een aantal maatregelen ter CO2-reductie is voorzien in de vorm van gevelbegroeiing.

De verbetering van de beeldkwaliteit is vooral gericht op de entrees en niet op het grootschalig aanpassen van de schil van de garage. Naar aanleiding van het advies van de PAR d.d. 9 juli 2020 is het ontwerp aangepast. Op 15 december 2020 heeft het College ingestemd met het ontwerp. Daarbij is besloten dat het voorstel van de PAR omtrent aanvullende maatregelen (afronden hoeken, verwijderen lichtportalen) niet wordt overgenomen. Belangrijkste argument is dat hiervoor geen aanvullende middelen voorhanden zijn.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komt, voor zover van toepassing, het geldende beleid aan bod. Gelet op de beperkte aard en omvang van deze binnenstedelijke ontwikkeling is vooral het lokale beleid bepalend. Voor een meer uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar het moederplan, het Chw bestemmingsplan "Deventer, stad en dorpen, deel B".

3.2 Europees- en rijksbeleid

3.2.1 Nationale omgevingsvisie (2020)

Op 11 september 2020 zijn de Nationale Omgevingsvisie en bijbehorende Uitvoeringsagenda vastgesteld door de Tweede Kamer. Deze geven richting aan een duurzaam perspectief voor onze fysieke leefomgeving met een perspectief tot 2050. Er zijn 21 nationale belangen vermeld. Daarbij gelden deze vier prioriteiten:

1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie

2. Duurzaam economisch groeipotentieel

3. Sterke en gezonde steden en regio's

4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijke gebied.

Verder zijn er 5 landsdelen ingesteld voor verdere samenwerking en zijn enkele Novi-gebieden aangewezen die meer aandacht krijgen. Tweejaarlijks wordt de vooruitgang gemonitord.

Deventer behoort tot landsdeel Oost en bevat geen Novi-gebied. Het instandhouden en renoveren van de Brinkgarage betreft een kleinschalig ruimtelijk plan binnen een bestaande stedelijke omgeving en raakt geen nationale belangen, al draagt het wel bij aan het duurzaam economisch groeipotentieel en daarmee aan een sterke en gezonde stad en regio door de bijdrage aan de bereikbaarheid. In het plan voor de renovatie van de Brinkgarage is aandacht geschonken aan verduurzaming en klimaatadaptatie, zie paragraaf 2.3 Beschrijving toekomstige situatie en 4.3.7 Duurzaamheid en 4.5.8 Overstromingsrisico.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden, aangevuld met diverse wijzigingen, waaronder de wijziging van 18 mei 2016 voor de Grote Rivieren. In het Barro, beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Voor Deventer kan het om de volgende belangen gaan:

  • a. Rijksvaarwegen;
  • b. Grote rivieren,
  • c. Defensie,
  • d. Hoofdwegen en landelijke spoorwegen,
  • e. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen,
  • f. Natuurnetwerk Nederland;
  • g. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament.

Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen (wijzigingsplannen daarbij inbegrepen). Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

In het plangebied zijn geen onderwerpen uit het Barro van toepassing waar rekening mee moet worden gehouden in onderhavig bestemmingsplan. Het wijzigingsplan vormt geen belemmeringen voor de nationale belangen zoals opgenomen in het Barro. Waar het gaat om het belang van de rivieren, is dit beschreven in 4.5 Waterhuishouding. Opgemerkt wordt dat er voor de IJssel in de afgelopen jaren in het kader van "Ruimte voor de rivier" een aantal maatregelen zijn genomen die ertoe leiden dat de stroomcapaciteit is verbeterd en de kans op overstroming is verkleind.

Defensie

Radarstations (zone)

In de hele gemeente Deventer is sprake van een radarverstoringsgebied. In artikel 2.6.9 van het Barro is bepaald dat bij de eerstvolgende herziening van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een radarverstoringsgebied voor een radarstation, geen bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken mogelijk maken die door hun hoogte onaanvaardbare gevolgen kunnen hebben voor de werking van de radar. In Deventer gelden twee maximale hoogten: 114 en 118 meter boven NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.Chw005W-VG01_0012.png"

Figuur 14. Overzicht radarverstoringsgebieden

De ontwikkeling in dit plangebied betreft een parkeergarage met een maximale bouwhoogte van 8 meter. Het maaiveld ligt op circa 7,4 m boven NAP. Samen leidt dit tot een maximale hoogte van circa 15,5 m +NAP. Het bestemmingsplan heeft dan ook geen invloed op het radarverstoringsgebied en er hoeven geen specifeke bepalingen in het bestemmingsplan opgenomen te worden.

3.2.3 Ladder duurzame verstedelijking

In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is de 'ladder duurzame verstedelijking' opgenomen: De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

De ladder beoogt zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren, maar is geen blauwdruk voor een optimale ruimtelijke inpassing van alle nieuwe ontwikkelingen. In een plantoelichting dient de wens om in een nieuwe stedelijke ontwikkeling te voorzien te worden gemotiveerd en afgewogen aan de hand van het toetsingskader van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro met oog voor de ontwikkelingsbehoefte van een gebied en met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

Artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i van het Bro geeft aan dat een stedelijke ontwikkeling een ruimtelijke ontwikkeling is van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in het juridisch permanent maken van een bestaande binnenstedelijke parkeergarage. Deze heeft fysiek geen nieuw stedelijk ruimtebeslag tot gevolg. Bovendien gaat het om een bestaande binnenstedelijke locatie. Het gaat dus niet om een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in de Bro.

Behoefte

Hoewel het geen nieuwe stedelijke ontwikkeling betreft en de behoefte om die reden dus niet behoeft te worden aangetoond, dient de behoefte alsnog in beeld te worden gebracht vanwege de wijzigingsregels die in het moederplan zijn opgenomen.

Door Haskoning DHV is in juli 2020 een behoefteonderzoek opgesteld, zie Bijlage 8 Behoefteonderzoek. Aan de hand van gebruiksgegevens en ontwikkelingen in de Deventer parkeersituatie en prognoses voor de toekomstige ontwikkelingen is inzichtelijk gemaakt dat de parkeergarage voor de aantrekkelijkheid van de stad noodzakelijk is, voorziet in een dringende behoefte en deze behoefte in de toekomst door onder andere de ontwikkeling van het Sluiskwartier en verwachte ontwikkeling van functies en evenementen in de Deventer binnenstad een blijvend karakter heeft.

Conclusie

Het plan is niet Laddertoets-plichtig aangezien het geen nieuwe stedelijke ontwikkeling betreft.

Desalniettemin is aan de hand van het behoefteonderzoek aangetoond dat de behoefte aan de parkeerplaatsen voor de langere termijn noodzakelijk is.

3.2.4 Nationaal Waterplan en Waterbeleid 21e eeuw

Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan 2016-2021 (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen). Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie Overijssel en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen. In Nederland verscheen in het najaar van 2000 het rapport “Waterbeleid voor de 21e eeuw”, een advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw (Commissie WB21). Deze door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en de Unie van Waterschappen ingestelde commissie doet aanbevelingen over hoe in de komende eeuw met water moet worden omgegaan. De Commissie WB21 stelt dat de 21e eeuw om een andere aanpak van het waterbeleid vraagt dan de 20e eeuw. Er moet minder accent op het technische beheer komen te liggen. Het water moet niet langer als vijand, maar veel meer als bondgenoot worden gezien. Het waterbeheer dient te worden gebaseerd op:

  • stroomgebiedsbenadering;
  • ruimte geven aan water;
  • vasthouden en tijdelijk bergen van water, alvorens af te voeren;
  • kansen benutten voor meervoudig ruimtegebruik;
  • geen afwenteling van problemen in het watersysteem zelf, noch van bestuurlijke verantwoordelijkheden of kosten;
  • te ontwikkelen normenstelsel per stroomgebied.

Bij grootschalige en/of ingrijpende locatiebesluiten moeten de kwantitatieve en kwalitatieve gevolgen voor het watersysteem worden onderzocht aan de hand van een zogenaamde watertoets. Zonodig moeten compensatiemaatregelen worden getroffen. Het huidige regime van schadevergoeding door de Rijksoverheid moet worden vervangen door een verzekeringsstelsel voor schade door regenval en, eventueel, overstroming van boezems. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat en de provincie dienen op respectievelijk nationaal en regionaal niveau een sterkere regierol te vervullen. Naar verwachting zal de door de Commissie WB21 voorgestane aanpak belangrijke voordelen opleveren, zoals een toegenomen veiligheid van mens en dier en een betere bescherming van materiële goederen. Een snelle implementatie van de maatregelen voorkomt bovendien dat op termijn duurdere oplossingen voor de steeds nijpender problemen moeten worden gezocht. Ruimte voor water heeft tevens een positieve invloed op de natuurontwikkeling, de landbouw en de ruimtelijke kwaliteit in zowel stedelijk als landelijk gebied. Bij de IJssel zijn er, ook binnen de gemeente Deventer, maatregelen getroffen in het kader van Ruimte voor de Rivier, waardoor de waterstand aanzienlijk lager is geworden.

Toetsing van het plan aan het nationaal Waterbeleid

Het nationaal Waterbeleid doet geen specifieke uitspraken die van belang zijn voor het voorliggende bestemmingsplan. Wel werkt het beleid door in het provinciaal en gemeentelijk beleid, waarin het nader is geconcretiseerd. Hiermee is in dit plan rekening gehouden.

3.2.5 Deltaplan Ruimtelijke adaptatie (2018)

Ondanks de inspanningen van de afgelopen jaren, is er landelijk extra inzet nodig om de ruimtelijke inrichting van Nederland tijdig klimaatbestendig en waterrobuust te maken. Het Deltaplan moet daaraan bijdragen. De opgaven in het Deltaplan betreffen de thema's wateroverlast, hittestress, droogte en overstromingen. Ruimtelijke adaptatie wordt in de deltaplan opgepakt aan de hand van de onderstaande 7 ambities:

  • 1. Uitvoeren van een stresstest;
  • 2. Dialoog voeren met alle gebiedspartners;
  • 3. Opstellend uitvoeringsagenda;
  • 4. Koppelmogelijkheden met andere opgaven benutten;
  • 5. Stimuleren met goede voorbeelden;
  • 6. Meer gebruik maken van regelgeving;
  • 7. Beter voorbereid zijn op calamiteiten.

Wateroverlast

Door klimaatverandering en toenemende verharding en bebouwing komt wateroverlast steeds vaker voor, ondanks de investeringen van de afgelopen jaren. In stedelijke gebieden hebben met name de kortdurende, maar hevige buien grote impact. Het riool is niet geschikt om zoveel water in zo'n korte tijd af te voeren. Waterberging op daken en in tuinen, straten en parken is een kosteneffectievere aanpak van wateroverlast door hoosbuien dan verdere uitbreiding van de riolering. Bewoners en bedrijven zijn op hun eigen terrein in beginsel zelf verantwoordelijk voor het omgaan met regenwater.

Het plangebied is in eigendom van de gemeente Deventer en reeds tientallen jaren geheel verhard. De waterhuishouding is hier complex vanwege de ligging deels onder het dek van de Wilhelminabrug, de aanwezigheid van rioleringen, een vijzelgemaal, een bergbezinkbassin en de ligging nabij de IJssel, waardoor het behoort tot de waterkering en het een overstroombaar gebied betreft. Bovendien gaat het om een bestaande situatie. In paragraaf 4.5 Waterhuishouding is toegelicht op welke wijze hiermee in dit plan rekening is gehouden.

Hittestress

Hittestress kan mogelijk op korte termijn al zeer grote gevolgen hebben voor mens en omgeving. Zo ontstaan gezondheidsklachten door hittestress niet alleen door de warmte zelf, maar ook door de combinatie met luchtverontreiniging. Bij kwetsbare groepen kan hittestress tot meer arbeidsuitval, toename van ziektes en vervroegde sterfte leiden. Maar door hoge temperaturen kunnen bijvoorbeeld ook beweegbare bruggen uitzetten en daardoor niet meer sluiten of opengaan. De bestaande parkeergarage kent een relatief sterke hittestress. In paragraaf 4.5 Waterhuishouding wordt ingegaan op hoe dit effect in dit plan enigszins wordt beperkt.

Droogte

Er is sprake van droogte als er te weinig water van voldoende kwaliteit in de bodem en het watersysteem beschikbaar is. Bij langdurige droogte nemen de gevolgen toe. Denk bijvoorbeeld aan verlies van landbouwproductie, waterkwaliteit- en waterkwantiteitproblemen. Maar droogte blijkt ook bij te dragen aan hitte in de stad. Het is daarom zaak droogte en hittestress in samenhang aan te pakken. De meest effectieve maatregelen om verdroging tegen te gaan zijn de vermindering van het aandeel ondoorlatende verharding, afkoppeling van regenafvoer van daken en uitbreiding van oppervlaktewater. Onderhavig plan is niet gevoelig voor droogte. Ter beperking van de hittestress worden nieuwe groenelementen aangebracht aan de garage.

Overstromingsrisico

Ondanks de sterke dijken en ruimere rivieren blijft het van belang om rekening te houden met de gevolgen van een overstroming. Of aanpassingen kansrijk zijn, hangt onder andere af van de kenmerken van het gebied. Gemeenten gaan met waterschappen en provincies door middel van stresstesten in beeld brengen wat er gebeurt als een kering faalt. Omdat de gevolgen van overstromingen sterk van plaats tot plaats verschillen, is een nationale norm niet op zijn plaats. Hiervoor past het om op lokale of regionale schaal met de partners tot een gezamenlijke ambitie te komen. Twee van de drie dijktrajecten rondom Deventer voldoen niet aan de nieuwe normen. Na de oplevering van de landelijke veiligheidsbeoordeling in 2023 wordt bekend wanneer welke verbeteringen in het dijktraject worden uitgevoerd. In het kader van de Watertoets is contact opgenomen met het Waterschap. In paragraaf 4.5 Waterhuishouding is nader toegelicht op welke wijze in dit plan rekening is gehouden met het overstromingsrisico.

3.2.6 Conclusie Europees- en rijksbeleid

Geconcludeerd kan worden dat het wijzigingsplan 'Brinkgarage' voldoet aan de regels en voorwaarden die gesteld worden op rijksniveau.

3.3 Provinciaal en (boven)regionaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Overijssel (2017)

De Omgevingsvisie Overijssel 2017 "Beken kleur" is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en is vanaf 1 mei 2017 van kracht. De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel.

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

In de omgevingsvisie staat het uitvoeringsmodel centraal. Het uitvoeringsinstrument dat aan de Omgevingsvisie is gekoppeld, is de Omgevingsverordening Overijssel 2017 van de provincie. In deze verordening is juridisch vastgelegd dat bij bestemmingsplannen ingegaan moet worden op de verschillende lagen zoals deze zijn vastgelegd in de catalogus gebiedskenmerken, waarbij wordt onderbouwd dat de ontwikkeling bijdraagt aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Een bespreking van het Uitvoeringsmodel en de beleidskeuzes van de provincie komt aan de orde in de volgende paragraaf (Omgevingsverordening Overijssel).

3.3.2 Omgevingsverordening Overijssel (2017)

De Omgevingsverordening Overijssel 2017 is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en is vanaf 1 mei 2017 van kracht. Per 13 december 2019 is deze geactualiseerd. De Omgevingsverordening dient als waarborg voor een deel van het beleid dat is neergelegd in de Omgevingsvisie. De Omgevingsverordening telt daarnaast ook als Milieuverordening, Waterverordening en Verkeersverordening. De provinciale Omgevingsverordening wordt, evenals de provinciale Omgevingsvisie, elk jaar bijgewerkt met de jaarlijkse Actualisatie. Alle eerder vastgestelde beleidswijzigingen worden daarmee doorvertaald in de Omgevingsverordening.

Ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en sociale kwaliteit zijn rode draden in de verordening. De sturing daarop is vertaald in generieke regels. Dit betekent dat alle andere onderdelen in de verordening altijd in combinatie met de bepalingen ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid toegepast moeten worden. Het betreft de volgende artikelen uit de verordening:

  • Artikel 2.1.2: Principe van concentratie. Nieuwe ontwikkelingen, zoals woningbouw, voldoen in eerste instantie aan de lokale behoefte;
  • Artikel 2.1.3: Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Voor nieuwe ontwikkelingen met extra ruimtebeslag in de groene omgeving moet aannemelijk worden gemaakt dat in bestaand bebouwd gebied geen ruimte meer (te maken) is;
  • Artikel 2.1.4: Toekomstbestendigheid. Als provinciale belangen in het geding zijn, moet aannemelijk gemaakt worden dat permanente nieuwe ontwikkelingen toekomstbestendig zijn;
  • Artikel 2.1.5: Ruimtelijke kwaliteit. Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken. Daarbij moet het Uitvoeringsmodel worden toegepast dat in de Omgevingsvisie is neergelegd.

Bovenstaande aspecten worden hieronder verder besproken.

Principe van concentratie

Het concentratiebeleid van de provincie Overijssel houdt in dat stedelijke opgaven zoveel mogelijk geconcentreerd moeten worden in stedelijke netwerken. Onderhavig initiatief, de permanente instandhouding van de parkeergarage betreft een binnenstedelijke ontwikkeling en is daarmee in overeenstemming.

Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

Om met name het onderscheid tussen de bebouwde stads- en dorpsomgeving en de onbebouwde Groene Omgeving scherp te houden, stuurt de provincie Overijssel sterker op het principe 'inbreiding gaat voor uitbreiding'. Door middel van de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik wordt de verplichting opgelegd om voor stedelijke functies eerst de mogelijkheden te benutten binnen gebieden die al een stedelijke functie hebben, voordat een claim mag worden gelegd op gebieden die nu nog een groene functie hebben. Voor de Groene Omgeving geldt een variant op de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik die erop gericht is om eerst zoveel mogelijk bestaande erven en bebouwing te gebruiken voordat meegewerkt mag worden aan nieuw ruimtebeslag op de Groene Omgeving.

Met de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik geeft Overijssel een nadere invulling aan de Ladder voor duurzame verstedelijking zoals door het Rijk is opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening. Een onderdeel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is dat gemotiveerd moet worden of voor een stedelijke ontwikkeling die voorziet in een actuele regionale behoefte al dan niet ruimte gevonden kan worden binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio door benutting van beschikbare gronden voor herstructurering, transformatie of anderszins. Waar het Rijk in de Ladder voor duurzame verstedelijking de vereiste onderbouwing beperkt tot stedelijke functies die voorzien in een actuele regionale behoefte, dient op grond van de principes voor zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik voor elke claim die gelegd wordt op de Groene Omgeving nagegaan te worden of daarvoor niet het bestaand bebouwd gebied of bestaande erven en bebouwing in de Groene Omgeving benut kunnen worden.

In de verordening wordt bestaand bebouwd gebied in de eerste plaats gedefinieerd als de gronden die op grond van geldende bestemmingsplannen benut kunnen worden voor stedelijke functies. Daarnaast wordt daartoe gerekend die gebieden die in een voorontwerp-bestemmingsplan bestemd worden voor stedelijke functies voor zover daarover schriftelijk een positief advies is uitgebracht door de provinciale diensten. De provincie Overijssel kiest voor een verbale aanduiding van het bestaand bebouwd gebied en geeft die niet zelf op kaart aan. Daarmee wordt ruimte geboden voor lokaal maatwerk en wordt voorkomen dat de provinciale verbeelding slechts een momentopname laat zien die geen recht doet aan wijzigingen die voortdurend optreden in de begrenzing van het bestaande bebouwde gebied.

Overigens is het niet de bedoeling dat door toepassing van de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik al het bestaande stedelijke groen en sport- en spelvoorzieningen uit bestaand bebouwd gebied zullen verdwijnen. Vandaar dat nadrukkelijk het criterium is gesteld dat het in redelijkheid niet mogelijk is om voor de opgave een locatie binnen het bestaande bebouwde gebied te vinden.

Het plangebied ligt binnen bestaand bebouwd gebied zoals gedefinieerd in de provinciale verordening, aangezien het plangebied ook met de huidige verkeersbestemming benut kan worden voor stedelijke functies.

Toekomstbestendigheid

Oplossingen die gekozen worden voor maatschappelijke opgaven moeten toekomstbestendig zijn. Dit betekent dat initiatieven moeten bijdragen aan een duurzame benadering van ontwikkelingen die voorzien in de behoefte van de huidige generatie, maar die opties openhoudt om ook te voorzien in behoeften van toekomstige generaties. Het gaat dan om een evenwichtige benadering van het welzijn van mensen, economische welvaart en het beheer van natuurlijke voorraden. De nieuwe ontwikkelingen moeten ook op lange termijn toegevoegde waarde hebben.

De nu beoogde ontwikkeling betreft de instandhouding van de Brinkgarage. Behalve instandhouding is sprake van renovatie, waarbij maatregelen worden uitgevoerd om het beter te laten aansluiten op de omgeving qua entrees en route voor voetgangers en verbeteringen op het gebied van klimaatadaptatie door toepassing van groenelementen. De instandhouding is noodzakelijk om te blijven voorzien in een dringende behoefte, temeer daar het aangrenzende herontwikkelingsgebied Sluiskwartier daarin niet zal kunnen voorzien.

Ruimtelijke kwaliteit: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om de opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie verschillende niveaus. Aan de hand van deze drie niveaus kan worden bepaald of er een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar de ontwikkeling past en hoe de ontwikkeling uitgevoerd kan worden. De volgende niveaus komen aan de orde: 1. Generieke beleidskeuzes (of); 2. Ontwikkelingsperspectieven (waar); 3. Gebiedskenmerken (hoe).

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.Chw005W-VG01_0013.jpg"

1. Of - Generieke beleidskeuzes

Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidskeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Maar ook aan beleidskeuzes om overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantorenlocaties - en daarmee grote financiële en maatschappelijke kosten - te voorkomen. In de omgevingsvisie zijn de provinciale beleidskeuzes vastgelegd. In heel Overijssel is een aantal beleidskeuzes van toepassing op nagenoeg alle thema's en locaties. Dit zijn:

  • integraliteit;
  • toekomstbestendigheid;
  • concentratiebeleid;
  • (boven)regionale afstemming;
  • zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

Gebiedsspecifieke beleidskeuzes

Vanwege zwaarwegende publieke belangen zijn in de omgevingsvisie ook een aantal specifieke gebieden aangewezen waar gebiedsspecifieke beleidskeuzes gelden.

Het plangebied voor de Brinkgarage maakt in dat kader geen deel uit het Natuurnetwerk Nederland (NNN), een Nationaal Landschap of een waterwingebied, grondwaterbeschermingsgebied of een intrekgebied. Wel ligt het binnen de 'boringsvrije zone Salland diep' en 'overstroombaar gebied'.

Het plangebied ligt in de 'boringsvrije zone Salland Diep' in het kader van de drinkwatervoorziening. In het plangebied is het met name van belang rekening te houden met de ligging in het diepe watervoerende pakket in Salland. Het diepe waterhoudende pakket in Salland bevat water van een uitstekende kwaliteit. Teveel water uit dit pakket onttrekken leidt echter tot het optrekken van de zoet/zout grens in de ondergrond. Onttrekkingen uit dit pakket worden alleen toegestaan voor drinkwater en voor industriële toepassingen met hoogwaardige doelen. Met het oog op deze kenmerken kan er alleen sprake zijn van bodemenergiesystemen in het ondiepe pakket (tot 50 m diepte). Hierop is een uitzondering mogelijk voor het installeren van een bodemenergiesysteem, indien op basis van een boring ter plaatse van de voorgenomen activiteit wordt aangetoond dat de slecht doorlatende laag dieper ligt dan vijftig meter onder het maaiveld en de activiteit wordt uitgevoerd tot maximaal de diepte waarop de top van de slecht doorlatende laag is aangetroffen. Voor de exacte bepalingen wordt verwezen naar de Omgevingsverordening Overijssel (Omgevingsverordening Overijssel, paragraaf 3.2.3. Boringsvrije zones, artikel 3.2.3.1. en verder).

Op basis van de ligging in de 'boringsvrije zone Salland diep' geldt er een verbod op lozingen en het installeren van een bodemenergiesysteem dieper dan 50 meter onder maaiveld. Daar is in voorliggend plan geen sprake van. De ligging in de 'boringsvrije zone Salland diep' vormt dan ook geen belemmering voor het renoveren en blijven gebruiken van de Brinkgarage.

Van boringen en lozingen in de bodem is vanwege onderhavig plan tot permanent maken van de Brinkgarage evenmin sprake.

In het kader van de waterveiligheid maakt het plangebied deel uit van de primaire waterkering. Binnen het plangebied zijn geen andere essentiële waterlopen gelegen. Het plangebied ligt in overstroombaar gebied.

Onder overstroombaar gebied worden gebieden verstaan die normaal niet onder water staan, maar kunnen overstromen (tijdelijk onder water staan). Het gaat zowel om uiterwaarden die frequent onder water staan (buitendijks) als om beschermde gebieden achter de dijk (binnendijks) die alleen bij een calamiteit onder water komen te staan. Beide vallen onder het toepassingsbereik van de Europese Richtlijn Overstromingsrisico's (ROR).

De gevolgen van een overstroming worden bepaald door de maximale waterdiepte tijdens een overstroming (is af te leiden uit de risicokaart) en de snelheid waarmee een gebied overstroomt.
Voor alle overstroombare gebieden is het gewenst dat gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen (nieuwe woonwijken, bedrijventerreinen en herstructurering) tijdig nadenken over voorzieningen die tijdens een dreigende overstroming getroffen kunnen en moeten worden om de bebouwing te beschermen tegen onderlopen, het gebied te kunnen evacueren of belangrijke functies veilig te stellen. Als er zwaarwegende maatschappelijke belangen zijn om in deze laaggelegen gebieden nieuwe stedelijke functies toe te voegen, dient de waterveiligheid ook op langere termijn gegarandeerd te zijn, bijvoorbeeld door de technische inrichting van het gebied en/of de wijze van bouwen. Meerlaagsveiligheid is hierbij het uitgangspunt. Het gaat daarbij bijvoorbeeld over vluchtlocaties, evacuatieroutes, ophoging van gebieden en/of wegen, aangepast bouwen, bescherming van vitale infrastructuur en kwetsbare objecten, bescherming van lokale dijken en kaden die de gevolgen van een overstroming kunnen beperken of geleiding van water naar gebieden waar het minder schade kan aanrichten. De verordening schrijft voor dat voor overstroombaar gebied een overstromingsrisicoparagraaf wordt opgenomen in de toelichting bij bestemmingsplannen, waarin aandacht wordt besteed aan deze aspecten. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 4.5.8 Overstromingsrisico

Conclusie

Gezien het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de instandhouding van de Brinkgarage past binnen de generieke beleidskeuzes van de provincie. In de navolgende stappen wordt nader ingegaan op de ruimtelijke inpasbaarheid.

2. Waar - Ontwikkelingsperspectieven

De beleidsambities van de provincie zijn verwoord in de ontwikkelingsperspectieven. Het plangebied ligt binnen de 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken', binnen het ontwikkelingsperspectief 'Stedelijke netwerken als motor'.

Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld door in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening te houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).

In het plan voor renovatie en permanent maken van de Brinkgarage is hiermee rekening gehouden. Het plan leidt tot een sterke en aantrekkelijke binnenstad.

3. Hoe - Gebiedskenmerken

Onder gebiedskenmerken verstaat de provincie de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Voor alle gebiedstypen in Overijssel is in de Catalogus Gebiedskenmerken beschreven welke kwaliteiten en kenmerken de provincie van belang vindt en die behouden, versterkt of ontwikkeld moeten worden.

Bij elk gebiedskenmerk worden normerende of richtinggevende uitspraken gedaan. Deze uitspraken moeten, voor zover zij zich daarvoor lenen, worden vertaald in de bestemmingsplanregeling.

De gebiedskenmerken zijn als volgt ingedeeld:

  • de natuurlijke laag;
  • de laag van het cultuurhistorisch landschap;
  • de stedelijke laag;
  • de laag van de beleving.

1. Natuurlijke laag

In de natuurlijke laag heeft het plangebied het kenmerk 'Dekzandvlakte en ruggen'. De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef in grote delen een reliëfrijk -door de wind gevormd- zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat gebied. De bijbehorende ambitie is om de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. In de occupatiegeschiedenis zijn de dekzandgebieden voor het overgrote deel in cultuur gebracht als essenlandschap, oude hoevenlandschap en heide-ontginningslandschap. Kenmerkend reliëf is op veel plaatsen vervlakt, bijvoorbeeld door egalisaties ten behoeve van de landbouw. De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met 'natuurlijke' soorten. En door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.

2. Laag van het agrarisch cultuurlandschap

Gezien de ligging in stedelijk gebied is dit niet aan de orde. Het plangebied ligt weliswaar nabij de IJssel, maar maakt onderdeel uit van de stedelijke laag 'historische centra binnensteden'.

3. Stedelijke laag

Het plangebied heeft in de stedelijke laag de kenmerken 'historische centra binnensteden'.

In de catalogus gebiedskenmerken is opgenomen dat als sprake is van een stadsfront aan een rivier, het vooral in de bedoeling ligt om het aanzicht hiervan te versterken met behoud van de historische kenmerken en waar mogelijk aangevuld met onderscheidende bebouwing. Het contrast met de openheid van de rivier en uiterwaarden is hierbij van belang.

Het plangebied grenst aan de binnenstad die als beschermd stadsgezicht is aangewezen. Het gaat om een bestaand gebouw. Bij de bouw hiervan is gekozen voor een onderscheidende stijl die past bij de verkeersfunctie. Dat het gebouw voor bepaalde tijd is neergezet, maakt dat het nodig is om renovatie uit te voeren, te moderniseren en maatregelen te treffen aan klimaatadaptatie en onderdelen van het uiterlijk. Het gebouw draagt bij aan de versterking van het contrast tussen de aaneengesloten bebouwing van het stadsfront en de openheid van de rivier en uiterwaarden.

4. Laag van de beleving

Het plangebied heeft in de laag van de beleving het kenmerk 'IJssellinie inundatieveld'. De IJssellinie was een militaire verdedigingslinie die tussen 1951 en 1954 langs de IJssel gebouwd werd om Nederland door middel van inundatie (het onder water zetten van land) te beschermen tegen een landinvasie. In de gebiedskenmerken is dit gebied een van de bakens in de tijd en geldt er een cultuurhistorische ambitie. Het creëren van verbindingen en verbanden tussen bestaande bakens die onderdeel van een groter geheel zijn, maar nu verloren of geïsoleerd in het landschap liggen is een onderdeel van de ambitie. Ook is het mogelijk bakens van deze tijd toe te voegen. Cultuurhistorische waarden dienen behouden te worden door ze bewust in te zetten in gebiedsopgaves.

Aangezien het plangebied deels ligt binnen het beschermd stadsgezicht is bij het ontwerp van de renovatie ruime aandacht besteed aan de kenmerken van de omgeving, de positie van het bouwwerk en het aanzicht vanaf de verschillende zijden. Dit is afgestemd met de PAR op 9 juli 2020, die ten aanzien van welstand en erfgoed adviseert. Daarbij zijn per collegebesluit van 15 december 2020 overigens niet alle adviezen overgenomen om meerdere redenen, waaronder de financiën.

Conclusie provinciaal beleid

Het wijzigingsplan is niet in strijd met het provinciaal beleid.

3.3.3 Waterbeheerplan Waterschap Drents Overijsselse Delta 2016-2021

Het plangebied ligt in het gebied van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Waterschappen hebben een speciale verantwoordelijkheid voor het water. Wettelijk vastgelegde taken zijn onder andere:

  • een goede bescherming tegen hoogwater: overstromingen, wateroverlast of droogte voorkomen of beperken;
  • een goed functionerend regionaal watersysteem: Beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het water in de volle breedte;
  • het zuiveren van afvalwater: In het waterbeheerplan wordt beschreven hoe het waterschap deze taken wil uitvoeren in de periode 2016-2021. Ook worden in het plan de benodigde maatregelen voorgesteld. Het waterbeheerplan geeft vooral de koers aan voor de komende jaren.

Conclusie

In de watertoets wordt ingegaan op de aspecten die genoemd zijn in het Waterbeheerplan, zoals welk overstromingsrisico in het plangebied geldt, en welk (oppervlakte)water in het plangebied aanwezig is. De watertoets is in het bestemmingsplan verwerkt in de waterparagraaf, zie paragraaf 4.5 Waterhuishouding Deze watertoets wordt uitgevoerd in overleg met het waterschap en is daarmee in overeenstemming met het beleid van het waterschap.

3.3.4 Conclusie provinciaal en (boven)regionaal beleid

Het wijzigingsplan maakt het behoud en de renovatie van de bestaande Brinkgarage als parkeergarage mogelijk. Het plan past binnen het provinciale en (boven)regionale beleid en de uitgangspunten die daarbinnen zijn genoemd.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurplan Deventer 2025

In het structuurplan Deventer 2025 (vastgesteld in april 2004) zijn de toekomstige ruimtelijke opgaven voor Deventer en de gewenste ontwikkelingsrichting in beeld gebracht. Deventer wil ruimte bieden aan voldoende en kwalitatief goede woningen in de nieuwbouw en het bevorderen van de aantrekkelijkheid en gevarieerdheid van de bestaande wijken.

In Deventer Stad is stedelijke herstructurering, zowel voor wonen als werken (kantoren en overige bedrijvigheid), één van de belangrijkste opgaven, samen met de ontwikkeling van de verschillende inbreidingslocaties. Inbreiding en stedelijke herstructurering worden zoveel mogelijk gekoppeld aan het versterken van de stedelijke groen- en waterstructuur en het verbeteren van de openbare ruimte.

Daarnaast is het streven de stedelijke groenstructuur te versterken en te laten aansluiten op de structuur van het landelijk gebied. Om aansluiting te vinden en te houden met het omringende landschap wordt ingezet op het realiseren en versterken van zogenaamde 'groene vingers'. Als tegenhangers van de 'rode vingers', reiken de groene vingers vanuit het omringende landschap tot diep in de stad. Op deze wijze wordt het landschap als het ware de stad ingetrokken.

Conclusie

De bestaande parkeergarage behoort tot het stedelijke gebied en draagt bij aan een goed functioneren hiervan. Het behoud hiervan past binnen de ambities van het Structuurplan Deventer 2025.

3.4.2 Omgevingsvisie Deventer

Het Structuurplan Deventer 2025 is door allerlei ontwikkelingen binnen en buiten Deventer inmiddels deels verouderd. Daarom is in samenspraak met een groot aantal betrokkenen een Omgevingsvisie gemaakt. In de Omgevingsvisie legt de gemeente Deventer haar ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving voor de lange termijn vast. Dit was de eerste stap in het proces richting de invoering van de Omgevingswet. De Omgevingsvisie is vastgesteld op 18 december 2019.

In de Omgevingsvisie is aangegeven dat de klimaatverandering zorgt voor meer extremen in neerslag, hitte, droogte en water door de grote rivieren, waaronder de IJssel. Daarnaast speelt de eindigheid van natuurlijke hulpbronnen en grondstoffen. Dat vraagt om maatregelen. Zoals grote inzet op energiebesparing, het klimaatbestendig maken van de leefomgeving, het overschakelen van fossiele op duurzame energiebronnen en het zuiniger en duurzamer omgaan met energie, water, grondstoffen en voedsel. De gemeente zoekt duurzame, klimaatbestendige en circulaire oplossingen op alle plekken die zich daarvoor lenen: in woningen, bedrijven, in de stad en op het platteland. Eén van de tastbare gevolgen is dat bij nieuwbouwplannen voldoende ruimte gereserveerd moet worden voor waterberging.

Ook bij deze bestaande parkeergarage is hier aandacht aan besteed. Met behulp van groene elementen zal het hitte-eilandeffect worden bestreden. In de watertoets is nader beschreven op welke wijze rekening is gehouden met de belangen van het water en het overstromingsrisico. Aangezien het plan de instandhouding betreft van een bestaand gebouw, is dit een duurzaam uitgangspunt. Bovendien voorziet het ontwerp voor renovatie van de Brinkgarage in een toename van het aantal electrische laadpunten van 4 naar 16.

De kernopgaven die genoemd zijn in de omgevingsvisie zijn:

  • Het noaberschap de inclusiviteit meegeven die we willen: iedereen telt mee, iedereen doet mee;
  • Innovatiever zijn dan ooit tevoeren: een slimme, schone economie op met name de thema's energie en klimaat;
  • Verduurzaming op met name de thema's energie en klimaat.

Automobilisten kunnen op goed bereikbare plekken aan de rand van de binnenstad voor kortere en langere tijd parkeren en via aantrekkelijke looproutes hun bestemming bereiken. Het is gelukt om extra parkeerplaatsen op de Worp aan te leggen en de Brinkgarage te behouden. Zo voorzien we in voldoende parkeerruimte voor de binnenstad. Verschillende 'Park & Walk' routes en de service en beleving (onder andere digitalisering) moeten beter, zodat de verkeersdruk op de historische binnenstad verder afneemt.

Conclusie

Het behoud en de renovatie van parkeergarage Brinkgarage past binnen ambities van de Omgevingsvisie Deventer.

3.4.3 Gemeentelijk waterbeleid en regionale samenwerking

Het gemeentelijke waterbeleid is vastgelegd in het Gemeentelijk Rioleringsplan (2015-2020) en de regionale samenwerking op het gebied van water in de wateragenda. De wateragenda is een samenwerkingstructuur waarbij een aantal thema's centraal staan. Deze thema's zijn uitgewerkt in aandachtspunten. Op deze punten gaan de waterpartners de komende jaren lokaal samenwerken. De thema's zijn:

  • Veilig en klimaatbestendig;
  • Milieu en gezondheid;
  • Beleving, bewustwording en participatie.

Doordat de wateragenda duidelijke thema's bevat, kunnen de waterpartners efficiënt en effectief samenwerken aan de watertaken.

De gemeente is verantwoordelijk voor een goed stedelijk watersysteem. Volgens de wet begint de zorgplicht bij de perceeleigenaar. De perceeleigenaar moet het hemel- en grondwater op het eigen perceel verwerken. De gemeente komt in beeld als dit niet kan.

In het Gemeentelijk Rioleringsplan is beschreven hoe de gemeente haar watertaken invult en uitvoert. De gemeentelijke watertaken komen voort uit 3 zorgplichten:

  • Inzameling en transport van stedelijk afvalwater (Wet Milieubeheer);
  • Verwerking van afvloeiend hemelwater (nieuwe Waterwet);
  • De aanpak en het voorkomen van grondwaterproblemen in bebouwd gebied coördineren (nieuwe Waterwet).

Zorgplicht stedelijk afvalwater: Onder de straat liggen door de hele gemeente honderden kilometers leidingen. Hiervoor zijn putten, straatkolken en honderden pompjes aangelegd. Het hele systeem zorgt er voor dat afvalwater bij de rioolwaterzuivering aan de Roland Holstlaan komt. Hier zorgt het waterschap voor de zuivering. Het gezuiverde water komt daarna in de IJssel. De gemeente is verantwoordelijk voor de aanleg en het onderhoud van de riolering.

Zorgplicht hemelwater: De nieuwe Waterwet gaat ervan uit dat hemelwater schoon genoeg is om zonder zuiverende voorziening te lozen. De zorgplicht hemelwater legt de verantwoordelijkheid bij de perceelseigenaar om het hemelwater zoveel mogelijk zelf te verwerken. De gemeentelijke zorgplicht begint als de perceelseigenaar niet zelf het hemelwater kan infiltreren of bergen.

Zorgplicht grondwater: Volgens de wetgeving moet de gemeente voor nieuwe situaties structurele grondwaterproblemen voorkomen of beperken, voor zover dit niet onder de verantwoordelijkheid van waterschap of provincie valt.  De zorgplicht grondwater benadrukt de verantwoordelijkheid van de perceelseigenaar om maatregelen te nemen die grondwaterproblemen voorkomen. De gemeentelijke zorgplicht begint als de perceelseigenaar niet kan zorgen voor voldoende ontwatering en overtollig grondwater moet afvoeren. De gemeente heeft de leiding als meerdere partijen betrokken zijn bij (dreiging van) een probleem.

Afweging waterbelang bij ruimtelijke ontwikkelingen: Naast de gemeentelijke zorgplichten heeft de gemeente nog een verantwoordelijkheid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening is zij verantwoordelijk voor een goede afweging en implementatie van het waterbelang bij nieuwe ruimtelijke plannen. Hiervoor is het instrument van de watertoets ontwikkeld.

Conclusie

In de watertoets wordt onder andere ingegaan op de aspecten hemelwater en afvalwater. In paragraaf 4.5 Waterhuishouding is het resultaat van de watertoets opgenomen.

3.4.4 Nota herijking Hoofdwegenstructuur (2006)

In deze nota is beschreven dat het streven erop is gericht om de parkeervoorzieningen van de binnenstad zo rechtstreeks mogelijk bereikbaar te houden en tegelijkertijd het zo snel mogelijk vinden van parkeerplaatsen centraal staat. Zoekverkeer is nadrukkelijk niet gewenst. Om die reden is bewust gekozen voor de parkeerroutes zoals deze nu zijn geëffectueerd. Daarbij vervult de Brinkgarage een belangrijke functie voor al het verkeer dat vanaf het zuiden komt (vanaf de A1 en bijvoorbeeld Zutphen). Ook in oost-westelijke richting ligt de Brinkgarage aan de doorgaande provinciale weg Holten - Apeldoorn.

3.4.5 Fietsbeleidsplan 2010-2015 (2010)

Het college van burgemeester en wethouders heeft in 2010 'Deventer Fietst!', het Fietsbeleidsplan 2010-2015, vastgesteld. De gemeente Deventer wil dat fietsen in 2015 aantrekkelijk is voor inwoners én bezoekers. Voor verplaatsingen in de stad pak je liever de fiets dan de auto of de bus. Immers, fietsen is gezond en goed voor het milieu. In 2015 wil de gemeente Deventer behoren tot de top 3 van middelgrote steden in Nederland op het gebied van fietsgebruik en de kwaliteit van de fietsvoorzieningen. Deventer wil dat fietsen aantrekkelijk is voor iedereen; inwoners en bezoekers. Dat geldt voor woon-werkverkeer, zakelijk verkeer, om naar school te gaan, om te winkelen en om te
recreëren. In het plan zijn diverse fysieke en stimuleringsmaatregelen opgenomen.

Om dit te bereiken voorziet Deventer Fietst! in een verdere verbetering van het fietsnetwerk
en in het aantal en de kwaliteit van de fietsparkeervoorzieningen. Ook de fietsveiligheid en
de sociale veiligheid rond de fietsvoorzieningen moet beter. Deventer Fietst! wil bovendien
het aantal fietsdiefstallen halveren.

De Welle/Pothoofd is aangemerkt als hoofdfietsverbinding, de route over de Wilhelminabrug is een sterroute. De Brinkgarage trekt zelf geen fietsparkeren aan, er zijn voor de Brinkgarage dan ook geen fietsparkeermaatregelen voorzien.

3.4.6 Ambities binnenstad en parkeerbeleid

Ambitiedocument en bereikbaarheidsconclaaf

Deventer is een gastvrije stad, mensen zijn welkom, nu en in de toekomst. Dat betekent onder andere dat je als bezoeker de binnenstad makkelijk moet kunnen bereiken en er kwalitatief en kwantitatief voldoende parkeerplaatsen zijn. De afgelopen jaren zijn binnen Deventer beleidskaders gemaakt die betrekking hebben op de ambities van de binnenstad. Deze kaders zijn vastgelegd in diverse documenten zoals het Ambitiedocument "Deventer een bericht aan de stad", Uitkomst Bereikbaarheidsconclaaf: beslisdocument" en de Uitwerking bereikbaarheidsconclaaf.

In het kader van het bereikbaarheidsconclaaf zijn enkele ambities verwoord ten aanzien van parkeren. De ambities kunnen als volgt worden samengevat:

  • Eindbeeld met autovrije pleinen en straten waarbij geparkeerd wordt op zoveel mogelijk aan het zicht onttrokken locaties
  • Kwantitatief en kwalitatief voldoende parkeerplaatsen aan de rand van het centrum met het principe van Park & Walk, waarbij via aantrekkelijke looproutes de bestemming wordt bereikt
  • Kort parkeren nabij het kernwinkelgebied.

De ambities voor de binnenstad voor parkeren zijn vertaald in het Parkeerbeleidsplan.

Parkeerbeleidsplan

In 2013 heeft de raad het Parkeerbeleidsplan vastgesteld. Hierin is een doorkijk gegeven naar de toekomst. Uitgangspunt was in 2013 al dat we niet verwachten dat het aantal bezoeken per auto naar de binnenstad zal toenemen. Dit wil niet zeggen dat de huidige situatie (aantal parkeerplaatsen) voldoende is. Deventer heeft ambities, zoals het ontwikkelen van meer centrumfuncties, een autovrij Grote Kerkhof en minder auto's op de pleinen. In 2013 was de inschatting dat door deze ambities er een vraag op het piekmoment van circa 1100 parkeerplaatsen is. Het Parkeerbeleidsplan in 2013 gaat ervan uit dat hierin deels wordt voorzien door bestaande terreinen beter te gebruiken en deels door bij te bouwen. De Worp was een van de locaties aangewezen om in extra capaciteit te voorzien, zowel voor lokaal parkeren als voor de binnenstad.

Het eindbeeld (streven) in het parkeerbeleidsplan 2013 is een autoluwe binnenstad waarbij bewoners en kortparkeerders in het centrum op straat parkeren en bezoekers in één van de parkeervoorzieningen aan de randen van het centrum parkeren. Om dit te bewerkstelligen is (onder andere) een robuuste parkeeroplossing nodig. Onder robuuste parkeeroplossing wordt verstaan: de optelsom van de ontwikkelingen op de Worp, in het Sluiskwartier en in de Stadspoortgarage.

Nu de gemeenteraad in 2017 voor het Sluiskwartier de keuze heeft gemaakt voor het scenario behoud en ontwikkeling, is ter plaatse geen ondergrondse parkeervoorziening meer mogelijk. Hoewel op maaiveld in enige parkeerplaatsen kan worden voorzien, komen daar vanwege de herontwikkeling ook parkeerplaatsen te vervallen, terwijl het Sluiskwartier een grotere parkeerbehoefte met zich mee zal brengen. De gemeenteraad heeft bij datzelfde besluit dan ook gekozen voor het in stand houden en verbeteren van de bestaande parkeergarage onder de Wilhelminabrug (Brinkgarage).

3.4.7 DEVisie2020 (Economische visie)

Deventer heeft een kopgroep Economie en Arbeidsmarkt met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, onderwijs, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de gemeente. De kopgroep heeft de economische visie DEVisie 2020 opgesteld waarin de economische koers aan voor de komende jaren en bevat een strategie om de economie van Deventer te stimuleren.

De economische visie is het resultaat van werkateliers met ondernemers en instanties, aangevuld met sterkte/zwakte analyses en eerder ontwikkelde rapporten als de Economische verkenning. Er zijn volgens de visie 3 kansrijke speerpunten voor de economie van Deventer:

  • boeiende be-leefstad;
  • duurzame maakstad;
  • open informatiestad.

De Boeiende be-leefstad is voor de Deventer economie nu al van groot belang: de Vrijetijdseconomie en de Detailhandel zijn goed voor ruim 17% van de banen in 2010. Het aantal arbeidsplaatsen is sinds 2005 zelfs met 1.000 gestegen. Een groeisector dus.

Nederlanders hebben relatief veel vrije tijd. Bezoekers besteden hun geld graag in plaatsen als Deventer om te verblijven, te winkelen en te recreëren. Met een aantal sterke evenementen met een landelijke uitstraling heeft Deventer inmiddels een naam als Boeiende be-leefstad. Een goede basis om Deventer door te ontwikkelen tot een recreatief toeristisch A-merk. De verbinding van Deventer aan Salland, maar ook als onderdeel van de ketting van Hanzesteden aan de IJssel, versterkt dit profiel.

Een permanente publiekstrekker, die de loop naar Deventer door het jaar heen garandeert, versterkt de functie als Be-leefstad, net als versterking van de podium-functies en het behouden van het gevarieerde winkelaanbod. Maar ook door het verder verruimen van de mogelijkheden voor verblijfsrecreatie. Denk hierbij aan het uitbreiden van de hotelaccommodaties, maar bijvoorbeeld ook een meer grootschaliger recreatiepark/bungalowpark buiten de stad. Dit heeft ook een aanzienlijk effect op de werkgelegenheid voor met name lager geschoolden in de horeca en dienstverlening.

In de beeldvorming lijkt Deventer zich vooral op de oudere bezoeker te richten. Dit leidt tot een wat ingedut imago. Er bestaat dan ook behoefte aan meer (culturele) activiteiten en evenementen voor jongeren. Zo binden we de studentenpopulatie van Saxion nog beter aan Deventer, zodat ze in de stad komen of blijven wonen of zich er na verloop van tijd in vestigen.

In een tijdperk waarin werk steeds meer tijd- en plaats onafhankelijk wordt, kiezen mensen in de eerste plaats een prettige plek om te leven, als uitvalsbasis voor hun werk en andere activiteiten. Dit geldt zeker voor hoger opgeleiden en schaars arbeidspotentieel. Deventer heeft sterke kaarten om deze groep naar de stad te trekken en te binden. Zoals een aantrekkelijk woonmilieu. Een prachtig groen buitengebied en sportvoorzieningen om te ontspannen. Deventer is een stad waar op cultureel gebied veel te beleven valt. Maar waar ook goede onderwijsvoorzieningen zijn voor je kinderen en waar je zorgeloos ouder kan worden, met hoogstaande en innovatieve zorgaanbieders. Deventer als Boeiende be-leefstad draagt bij aan het vestigingsklimaat van de andere profielen, in het bijzonder de Open informatiestad.

Aan dit thema zijn ambities gekoppeld. Deze ambities bestaan uit het vergroten van het aantal toeristische bezoeken, het aantal toeristsche overnachtingen, de bestedingen per bezoeker en de werkgelegenheid in de vrijetijdseconomie. Daarnaast zijn er een aantal acties benoemd om de ambities waar te kunnen maken. Een relevante voor de voorgenomen ontwikkeling zijn de vernieuwing en uitbreiding van het bestaande aanbod. De andere acties houden vooral verband met de wijze waarop het waarmaken van de ambities georganiseerd moeten worden.

Conclusie

Het behouden en renoveren van de Brinkgarage ondersteunt het thema 'Boeiende be-leefstad' uit de economsche visie.

3.4.8 Uitgangspunten verkeer en parkeren Sluiskwartier

Op 7 oktober 2020 heeft het College het Ontwikkelplan Sluiskwartier vastgesteld. Het Sluiskwartier grenst aan de Brinkgarage en ligt zuidelijk hiervan. In het plan voor het Sluiskwartier is onder meer voorzien in een aangepaste ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer, waarbij niet langer de Emmastraat maar het Pothoofd de toegang zal vormen naar de Brinkgarage.

Het gebruik van Brinkgarage wordt bepaald door bezoekers aan het centrum van Deventer. Daardoor is het op de zaterdag vol, koopavonden en koopzondag druk en de overige dagen en tijden halfvol. Beleidsmatig staat de functie centrumbezoek dus voorop. De parkeerproductie van Sluiskwartier zal mede daarom worden geplaatst in het stedelijk erf.

3.4.9 Milieu- en duurzaamheidsbeleid Deventer

Duurzaamheid

In juni 2009 is de Visie Duurzaam Deventer bestuurlijk vastgesteld. Om de gestelde ambities te realiseren is voor de periode 2011-2014 de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid vastgesteld en vervolgens de Evaluatie duurzame energie 2011-2013. Op 1 juli 2020 is het Energieplan Deventer 2020 vastgesteld dat voor een groot deel de voorgaande ambities vervangt. De focus ligt naast duurzame mobiliteit ook op verduurzaming bestaande woningbouw en verduurzaming bedrijven en kantoren. Daarnaast zijn er beleidsprioriteiten over energieneutrale nieuwbouw en gebiedsontwikkeling, partnerschappen, duurzame energiebronnen (zon, wind en biomassa) en de eigen bedrijfsvoering. De uitvoeringagenda is de leidraad om in samenspraak met externe partners de doelstelling te realiseren. De sleutel zit in samenwerken, partnerschappen en verbinding leggen met economie, innovatie, arbeidsmarkt, wonen en cultuur. Als burgers en bedrijven initiatieven nemen, zal de gemeente die graag faciliteren, de ruimte geven, daarvoor lobbyen en marketing stimuleren.

De lijst "Aanbevelingen voor duurzaam bouwen op bestemmingsplanniveau" uit de VNG - publicatie "Bouwstenen voor een duurzame stedenbouw" is voor duurzaamheid een bruikbare "Checklist" met maatregelen en aanbevelingen, die mogelijk in een plan toegepast kunnen worden.

Op het gebied van ecologie is de Werkwijze ecologie in 2013 vastgesteld waardoor er op dit punt tevens actueel beleid beschikbaar is (zie 3.4.11).

In het ambitiedocument "Deventer ambitie en aanpak“ zijn doelen gesteld om wateroverlast, droogte en hittestress te verminderen. In de loop van 2021 wordt de vaststelling van het klimaatadaptatieprogramma verwacht. De klimaatverandering heeft gevolgen voor de leefomgeving. Wateroverlast door heftige regenval, toenemende langdurige droogte en hittestress door hogere temperaturen. Voor wateroverlast is de ambitie gesteld dat in Deventer klimaatrobuust gebouwd wordt. Het doel is dat hevige buien in 2050 slechts beperkte overlast en schade veroorzaken. Dit door de aanleg van infiltratieriolen naar oppervlaktewater of verlaagd groen; Overbodige verharding omvormen naar groen; Door de sponswerking van de ondergrond te gebruiken door water lokaal in infiltreren en regenwater tijdelijk te bufferen door verharding te verlagen. In 2050 gaat de helft van het regenwater vanaf de openbare ruimte niet meer naar de riolering. Ongeveer 20% van de daken van bedrijven en woningen watert in 2050 niet meer af op de riolering. Dit is ook van belang om de ambitie op het gebied van droogte te behalen. Watergangen moeten robuuster gemaakt worden met natuurvriendelijke oevers en waterbergingen.

Hitte kan ernstige gevolgen hebben voor kwetsbare groepen. Een bewuste inrichting van de (openbare) ruimte kan de hitte in de stand temperen. Groen en water hebben een verkoelend effect. Een robuuste structuur van groen en water in de gebouwde omgeving wordt nagestreefd om koelteplekken te creëren. Bij inrichting van de openbare ruimte en stedenbouwkundige plannen rekening houden met hittestress en het verkoelend effect van groen en water. Particulieren worden gestimuleerd om hetzelfde te doen.

Energie

Uitgaande van het actuele gemeentelijke energiebeleid betekent dit voor de Brinkgarage het volgende;  Voor publiek vastgoed wordt ingezet op 10% energiebesparing in 2022. Bij (overdekte) parkeerplaatsen wordt beschouwd of die geschikt zijn voor de plaatsing van zonnepanelen. De infrastructuur voor elektrische voertuigen wordt verbeterd. Er wordt geïnvesteerd in duurzaamheid op logische momenten van groot onderhoud. De uitgangspunten zijn meegenomen in de planvorming.

Het renoveren van de Brinkgarage gaat uit van het zo veel mogelijk in stand houden van bestaande elementen. De aanpassingen die plaatsvinden zijn duurzaam van aard. Tevens wordt voorzien in meer electrische oplaadpunten en is gelet op momenten van groot onderhoud. Er is met het oog op hittestress ook een aantal groenelementen toegevoegd.

3.4.10 Omgevingsvisie externe veiligheid (2015)

De regelgeving op het gebied van externe veiligheid beoogt om de risico's als gevolg van een zwaar ongeval met het bewerken, opslaan en transporteren van gevaarlijke stoffen voor burgers te beperken tot een aanvaardbaar niveau. Hiertoe is een normstelling vastgesteld dat de kans op overlijden ten gevolge van een zwaar ongeval vaststelt op éénmijoenste per jaar (PR10-6) Deze norm wordt getoetst aan gebouwde objecten waar mensen langere tijd verblijven of terreinen waar grote aantallen mensen verwacht kunnen worden. Dit zijn de zogenaamde (beperkt) kwetsbare objecten. Voor de kans op overlijden van grotere groepen mensen door een zwaar ongeval wordt een strengere streefwaarde gehanteerd, het groepsrisico.

In de Omgevingsvisie externe veiligheid Deventer 2015 zijn voor de verschillende deelgebieden van het Deventer grondgebied ambitieniveau's vastgesteld. De Brinkgarage ligt in het deelgebied met de strengste ambitie “Wonen”'. Daarbij is de landelijke streefwaarde voor het groepsrisico als harde bovengrens gesteld.

Voor de locatie van de Brinkgarage is het vervoer van gevaarlijke stoffen over de IJssel de relevante risicobron. In de Omgevingsvisie externe veiligheid Deventer is het risico van dit vervoer over de IJssel berekend. Dit risico is dusdanig laag dat er sprake is van een aanvaardbaar niveau. Er is geen PR10-6 en tevens geen groepsrisico aanwezig ten gevolge van het transport op de IJssel. Daarbij komt dat een parkeergarage niet als een (beperkt) kwetsbaar object beschouwd wordt gezien de korte verblijftijd van mensen in de parkeergarage. Het aspect externe veiligheid is van ondergeschikt belang voor de Brinkgarage.

In paragraaf 4.3.5 Externe veiligheid is een beschouwing opgenomen, die tevens ingaat op transportroutes, leidingen en inrichtingen.

3.4.11 Werkwijze ecologie

In december 2013 heeft de gemeenteraad de "Werkwijze voor beleid en uitvoering van de ecologie in Deventer" vastgesteld. Hierin is beschreven dat Deventer rijk is aan soorten, vanwege de landschappelijke overgang van natte uiterwaarden bij de IJssel naar de droge dekzandruggen in het oosten. Deze soortenrijkdom bevindt zich zowel in het buitengebied als in het stedelijk gebied. Daarbij zijn enkele gebieden aangemerkt als Natura2000-gebied of Nationaal Natuurnetwerk (voormalige EHS), maar ook daarbuiten bevinden zich lanen, oud bos, weteringen, oude rivierarmen, etc. Het beleid is erop gericht om de bestaande waarden te beschermen en zo mogelijk te verbeteren. Geconstateerd is dat de trends van co-creatie en schaalverkleining aanknopingspunten bevatten om het beleid ten uitvoering te brengen.

De gemeente neemt al initiatief of verleent medewerking aan verbetering door herinrichting of beheer, ontplooit soortgerichte activiteiten, faciliteert vrijwilligers van groene organisaties, heeft een Adviesraad Natuur en Milieu ingesteld, hanteert criteria voor de natuurtoets, houdt inzicht in de aangetroffen soorten door het bijhouden van een eigen databank en verzorgt educatie.

Ecologische inbreng bij ontwikkelingen is vooraf verplicht in de vorm van een dialoog, waarbij nadrukkelijk gebruik wordt gemaakt van de kennis die aanwezig is bij diverse groeperingen en binnen de gemeente. Bovendien wordt jaarlijks een schouw gemaakt om de stand van de ecologische waarden te monitoren. De strategie gaat uit van het stellen van prioriteiten voor enkele soorten als "ambassadeur". Zo zijn de Das, de Gierzwaluw, Huismus en Muurplant als soortenambassadeur benoemd, net als de Gevlekte Rietorchis. Tot slot is er een lijst opgenomen van 20 tinten groen, waarin de ontplooiingskansen staan benoemd bij de ontwikkeling en het beheer in de gemeente.

In paragraaf 4.3.6 Ecologie wordt nader ingegaan op ecologie in het plangebied.

3.4.12 Groenbeleidsplan

Het groenbeleidsplan (april 2007) geeft richtlijnen voor de inrichting en het beheer van openbaar groen, inclusief bomen en waterpartijen. De gemeente Deventer ligt op de grens van het rivierenlandschap van de IJssel en het Sallandse dekzandlandschap. Deze ligging zorgt voor een enorme biodiversiteit. Allerlei dieren en (zeldzame) planten vinden hun weg in en om de stad. Het Groenbeleidsplan zorgt ervoor dat deze kenmerken en haar biodiversiteit behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden.

Om in de komende jaren verantwoorde keuzes te kunnen maken is in het groenbeleidsplan een visie op het groen (wat willen we bereiken) verwoord en zijn concrete ambities gedefinieerd.

De groenvisie is: "De gemeente Deventer streeft naar een gevarieerd aanbod van betekenisvol en aantrekkelijk groen. Ze doet dit door in te spelen op de verschillen in ligging, omvang, functie, historische betekenis en gebruikswensen. Dit leidt tot omgevingsbewust ontwerpen en vervolgens tot ontwerpbewust beheren".

De ambities uit het Groenbeleidsplan zijn:

  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor de toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • inspringen op nieuwe stedelijke ontwikkelingen;
  • een handleiding bieden voor de praktische invoering van de groenvisie in de praktijk.

In het voorliggende bestemmingsplan zal de groenstructuur in tact laten. Op bescheiden schaal worden waar mogelijk nieuwe groenelementen aan het gebouw gerealiseerd om hittestress te voorkomen.

Conclusie

Het wijzigingsplan komt waar mogelijk tegemoet aan de ambities die in het Groenbeleidsplan zijn verwoord.

3.4.13 Bomenbeleidsplan

Het speerpunt van het bomenbeleid is het inzetten op een duurzame bomenstructuur. Dit door het uitvoeren van kwaliteitsbeheer van de bestaande bomenstructuur en het inrichten van optimale groeiplaatsen voor nieuwe bomenstructuren. De juiste boom op de juiste plaats is hierbij van groot belang. Voor het in stand houden van de karakteristieke lanen wordt laanboomverjonging toegepast.

De ruimtelijke kwaliteiten van de bomenstructuur zijn in het groenbeleidsplan op hoofdlijnen aangegeven. In het bomenbeleidsplan is deze ruimtelijke ambitie concreet uitgewerkt en toegespitst op bomen in de hoofdstructuur, woon- en werkgebieden, op bijzondere plaatsen in de stad en in het buitengebied.

Het tweede belangrijke speerpunt van het bomenbeleid is het behouden, beschermen en zorgvuldig beheren van Monumentale bomen. Deze bomen zijn geïnventariseerd en betreffen zowel gemeentelijke als particuliere bomen. De bomen zijn vastgelegd op de lijst Bijzonder Beschermwaardige Bomen.

Met het vaststellen van de bomenverordening wordt ook de lijst Bijzonder Beschermwaardige Bomen en de subsidieregeling voor particulieren voor onderhoud aan Bijzonder Beschermwaardige Bomen vastgesteld.

Conclusie

De bescherming van de bomen verloopt via een separaat spoor. In onderhavig plangebied kwamen geen bomen voor en deze kunnen met behoud van de functie ook niet worden gerealiseerd.

3.4.14 Welstandsnota gemeente Deventer (2012)

Bij het beoordelen van de vergunningaanvraag voor de Brinkgarage zal aan de welstandsnota worden getoetst. De 'welstandsnota gemeente Deventer, welstands- en reclamebeleid' dateert van 1 oktober 2014. Met deze nota wordt het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente Deventer beoogd. In de nota heeft de gemeente het kader voor de welstandstoetsing vastgesteld, door middel van criteria waar nieuwe bouwplannen op grond van het aspect 'welstand' (het uiterlijk van het gebouw) aan moeten voldoen.

De Brinkgarage ligt voor een groot deel binnen het gebied dat is aangewezen als "Beschermd stadsgezicht", de historische binnenstad van Deventer met een kenmerkend stratenpatroon, monumentale en cultuurhistorisch waardevolle panden en historisch waardevolle stedenbouwkundige ensembles. Behoud hiervan staat centraal. Daarbij is ook de ligging aan het stadsfront bij de IJssel een belangrijke waarde en gelden beeldkwaliteiteisen ten aanzien van de openbare ruimte. Aangezien de Brinkgarage geen woon- of winkelfunctie heeft, kan de welstandscommissie dit gebouw waarderen aan de hand van de Algemene criteria.

In het Crisis- en herstelwet bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen, zijn voor het beschermd stadsgezicht specifieke regels opgenomen. In hoofdstuk 2.2 Beschrijving huidige situatie en 5.2 Artikelgewijze plantoelichting is dit nader beschreven.

Bij het Advies van de Welstandscommissie in 2004 (voordat de bouw daadwerkelijk heeft plaatsgevonden) is nadrukkelijk de tijdelijkheid van de Brinkgarage meegewogen. Hieraan is een lang en intensief traject met de PAR voorafgegaan. Bezwaren waren destijds vooral de plek en de omvang. Hierbij werd het 2e parkeerdek uit het ontwerp geschrapt. Destijds werd uiteindelijk voldoende aangetoond geacht dat die tijdelijkheid was geborgd.

Nadien is de omgevingsvergunning verlengd en is in 2012 opnieuw omgevingsvergunning verleend. De Planadviesraad gaf op 26 april 2012 préadvies. Op 10 mei 2012 heeft hierover een zitting plaatsgevonden. Bij brief van 16 mei 2012 trekt de adviesraad de volgende conclusie: „De adviesraad concludeert in dit stadium van de planontwikkeling dat het ingediende plan niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van monumentale waarden en tevens niet in strijd is met redelijke eisen van welstand. Omdat het bouwplan niet is gewijzigd, is op 29 november 2012 de definitieve aanvraag om omgevingsvergunning onder mandaat geaccordeerd. De omgevingsvergunning is voor 10 jaar afgegeven.

Nu is beoogd de Brinkgarage een permanent karakter te geven. Daarbij gaat het niet enkel om het in stand laten van de parkeergarage, maar is ook sprake van renovatie en enkele maatregelen uit het pluspakket ter verbetering van de klimaatadaptatie, de herkenbaarheid van entrees en een verbeterde route voor voetgangers. Het ontwerp is aan de Planadviesraad voorgelegd op 9 juli 2020. De PAR heeft ingestemd met het ontwerp en heeft daarbij aanvullend advies gegeven.

In juni 2020 heeft het college de voorlopige ontwerpuitwerking en daarin deels gewijzigde ontwerpuitgangspunten voor de reconstructie van de Brinkgarage vastgesteld. Aansluitend is de raad hierover geinformeerd. Vervolgens is de voorlopige ontwerpuitwerking voorgelegd aan alle externe partners (bewoners, belanghebbenden, PAR). Hierover heeft in augustus terugkoppeling aan college plaatsgevonden. In oktober is in het college discussie gevoerd over de omgang met het advies van de PAR om aanvullende maatregelen aan de garage te treffen. Op 25 november 2020 heeft het bestuurlijke gesprek met de PAR plaatsgevonden, die met het plan kan instemmen. Gebleken is dat de PAR waarde hecht aan het doorvoeren van twee aanvullende verbetermaatregelen: 1: Het afronden van de vier hoeken en 2: Het verwijderen van de lichtportalen. Het gesprek heeft echter niet tot nieuwe inzichten geleid omtrent de wijze van reconstructie van de garage. In het definitieve ontwerp, waarop het college heeft besloten, zijn de aanvullende verbetermaatregelen dan ook achterwege gelaten. Daarbij is overwogen dat:

1. Er is een aanzienlijk aantal ruimtelijk-kwalitatieve verbeteringen opgenomen in de definitieve ontwerpuitwerking: Verbeteren vindbaarheid en beperken omrijdbewegingen door verplaatsen entree naar Pothoofd, verbeteren ruimtelijke kwaliteit en herkenbaarheid garage door volledig vernieuwen voetgangers- en auto-entree, verbeteren gebruikskwaliteit door realiseren voetgangerszone in garage, volledige vervangen verlichting en toevoegen voetgangersentree Sluiskwartier, verbeteren vindbaarheid door toepassen verlichte borden 'Brinkgarage' en verbeteren ruimtelijke kwaliteit door toepassen groen in gevel. De reconstructie van de garage en de extra toegangspoort leiden tot meer gebruiksgemak, een hogere bezettingsgraad en daarmee minder auto's op straat in de stad;

2. De PAR is positief over bovenstaande plannen. Dit plan versoberen om financiële ruimte te maken voor de gewenste aanvullingen (afronden hoeken en verwijderen lichtportalen op dek) biedt geen oplossing;

3. Er zijn geen financiële middelen binnen de gemeentelijke begroting voorhanden voor de door de PAR gewenste aanvullingen. Deze middelen komen ook niet binnen afzienbare termijn beschikbaar;

4. De technische staat van de garage is matig. Er zijn regelmatig klachten en storingen. Renovatie binnen afzienbare termijn is noodzakelijk;

5. De vergunning voor het behoud van de tijdelijke garage loopt in 2023 af. Vóór die tijd moet de nieuwe ruimtelijke procedure zijn doorlopen. Daarbij is duidelijkheid over de ruimtelijke aanpassingen nodig;

6. In het bestuurlijk overleg op 25 november 2020 met de PAR is het idee ontstaan om een verbeterplan te maken voor de openbare ruimte tussen het Sluiskwartier en de Zandpoort (als stadsentree). Daarvan kunnen ook de looproutes om de garage heen profiteren en daarmee wordt het besluit tot het niet-afronden van de hoeken van de garage verzacht. Vanuit het programma leefomgeving wordt onderzocht of het programmeren van dit openbare ruimteplan in de toekomst gefaseerd mogelijk is.

Conclusie

Weliswaar voldoet het ontwerp niet aan alle wensen van de PAR, maar het geheel overwegende gelden vanuit het oogpunt van cultuurhistorie en monumenten evenmin beperkingen om de Brinkgarage te renoveren en langer in stand te houden.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Grondgebruik, bodemgesteldheid en geomorfologie

4.1.1 Grondgebruik

Het plangebied is sinds 2005 in gebruik voor een gebouwde parkeergarage. Voor die tijd werd er ook geparkeerd, maar dan op maaiveld. Behalve voor parkeren, is het plangebied ook in gebruik voor nutsvoorzieningen zoals rioleringen, een rioolgemaal en een bergbezinkbassin. Boven de garage is deels het dek van de Wilhelminabrug aanwezig. De pijlers staan zelfstandig 'vrij' van de gebouwde garage.

4.1.2 Bodemgesteldheid en geomorfologie

De parkeergarage is aangelegd ter plaatse van de voormalige haven, die gedempt is. Gelet op het feit dat sindsdien de grond voor parkeren in gebruik is en dit zal worden voortgezet, is voldoende aannemelijk dat de bodemkwaliteit hiervoor nog steeds volstaat.

Voor een parkeergarage worden dezelfde eisen gesteld als aan een reguliere parkeerplaats. Het is om die reden niet nodig een vloeistofdichte vloer toe te passen.

Het is niet nodig detectieonderzoek te verrichten naar niet-gesprongen explosieven, zolang er geen grondwerken plaatsvinden.

4.1.3 Conclusie

De aard van het grondgebruik, de bodem en geomorfologie zijn geschikt om het bestaande gebruik in stand te houden.

4.2 Archeologie / cultuurhistorie en monumenten

4.2.1 Archeologie

Zowel voor de bouw (2004) als de omgevingsvergunning in 2012 is archeologisch beleidsadvies afgegeven.

In 2012 is daarbij geconcludeerd dat de archeologische waarden in het plangebied naar verwachting beperkt zijn, aangezien de Brinkgarage is aangelegd ter plaatse van de oude gedempte haven.

De locatie van de garage heeft grotendeels geen archeologische verwachting meer, omdat de garage voor een groot deel in de gedempte oude haven ligt. De stad Deventer werd tot de 16de eeuw verdedigd door stadsmuren. Rond de stad lag een gracht die gevoed werd door de Schipbeek. Buiten de stadsmuren lag de haven, die bereikt kon worden via de Schipbeek en de IJssel. De aanleg en het gebruik van de haven (het schoonhouden en baggeren) zullen oudere archeologisch resten hebben verstoord. Daarnaast zullen oudere resten, vanwege de ligging in de directe omgeving van de IJssel en zonder de bescherming van dijken, waarschijnlijk ook zijn opgeruimd door de rivier.


Het deel van de garage langs de Zandpoort en op de hoek van de garage op het Pothoofd heeft wel een hoge verwachting, omdat deze delen buiten de ontgraving van de haven lagen en deel uitmaakten van de middeleeuwse stad. Op deze locaties worden kadewerken, havenbeschoeiingen en oeververstevigingen verwacht, zoals eerder zijn aangetroffen aan de Bokkingshang (project 1085) en bij Achter de Muren Zandpoort (project 271). Daarnaast wordt in het gebied tussen de Zandpoort en Bokkingshang de brug naar de Raambleek verwacht. De Raambleek lag net als de haven buiten de stadsmuren. Dit was een blekerij waarover ramen was werd gebleekt en geverfd laken werd gedroogd. Op de plaats waar later de grachten van de vesting zijn aangelegd, zullen de resten van de Raambleek vergraven zijn, maar het is goed mogelijk dat de resten nog aanwezig zijn onder de wallen van de vesting.


De brug naar de Raambleek is op verschillende historische kaarten te zien. Op de oudste kaarten van Deventer uit de tweede helft van de 16de eeuw is een brug tussen de stad en de Raambleek te zien. Ook op de kaart van Johan Blaeu uit 1660 is de brug op deze locatie nog afgebeeld. Op latere kaarten, zoals de Höttinger Atlas uit 1794 en de kadastrale kaart uit 1832, is de brug niet meer afgebeeld. De eerstvolgende kaart waar de brug weer op is afgebeeld, dateert van 1878/1899.


Zolang er alleen sprake is van instandhouding van de bestaande situatie, zal er geen nieuwe verstoring van het bodemarchief plaatsvinden. Bij instandhouding van de bestaande situatie is geen sprake van bodemverstoring en is archeologisch onderzoek daarom niet noodzakelijk.


Conclusie


Er gelden geen beperkingen voor het plan vanuit het oogpunt van archeologie.

4.2.2 Cultuurhistorie

De Brinkgarage bevindt zich in de historische binnenstad van Deventer. Op de locatie van een voormalige gracht. Verwezen wordt naar de figuur in 2.2 Beschrijving huidige situatie.

4.2.3 Rijks- en Gemeentelijke monumenten

Het gebied ten noorden van de Emmastraat is door het rijk aangewezen als beschermd stadsgezicht. Onder stads- en dorpsgezichten worden in de Monumentenwet 1988 verstaan: groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer Rijksmonumenten bevinden. Door de aanwijzing is de gemeenteraad verplicht een ruimtelijke toekomstvisie voor het gebied te ontwikkelen en vast te stellen in de vorm van een bestemmingsplan. De aanwijzing schrijft niet voor hoe die toekomstvisie eruit moet komen te zien.

De beschrijving en de planologische regeling zijn opgenomen in het moederplan Chw bestemmingsplan Deventer Stad en dorpen.Ook in dit wijzigingsplan is de betreffende regeling voor dit deel van het plangebied overgenomen. In Bijlage 1 Beschrijving Beschermd stadsgezicht en Bijlage 2 Cultuurhistorische ensembles in het Beschermd stadsgezicht zijn deze waarden beschreven. Bovendien liggen binnen het beschemd stadsgebied waardevolle stedenbouwkundige ensembles en individuele monumentale en cultuurhistorisch waardevolle panden. In het 'moederplan' zijn regels opgenomen om de hier voorkomende waarden te behouden en waar mogelijk te verbeteren.

Ook in het gebied ten zuiden van de Brinkgarage is sprake van cultuurhistorische waarden.

In het gebied ten zuiden van de parkeergarage bevond zich de sluis, die de buitensingel met de haven verbond. Bij ontwikkeling van het Sluiskwartier, zie , wordt de herkenbaarheid benadrukt.

4.3 Milieu-aspecten

In dit hoofdstuk komen meerder milieu-aspecten aan bod, elk in een afzonderlijke paragraaf. Voor ruimtelijke plannen die staan vermeld op de C- en D-lijst van het Besluit mer is bovendien een toets nodig of voor het plan een vormvrije mer(beoordeling) nodig is. Door Tauw is hiervoor een Aanmeldnotitie opgesteld. Deze is opgenomen als Bijlage 1 Aanmeldnotitie vormvrije mer-beoordeling bij deze plantoelichting. Op basis van deze notitie wordt het bestuur geadviseerd te besluiten dat geen vormvrije mer(beoordeling) nodig is voor de renovatie en instandhouding van de Brinkgarage.

4.3.1 Bedrijven en milieuzonering

In de VNG-bundel "Bedrijven en milieuzonering" (2009) zijn richtafstanden opgenomen voor functies die hinderlijk kunnen zijn ten opzichte van hindergevoelige functies (zoals wonen). Het gaat om algemene richtafstanden, waarvan enkel gemotiveerd kan worden afgeweken. Hoewel het geen reguliere wet- of regelgeving betreft, is uit jurisprudentie wel gebleken dat het hanteren van deze systematiek niet vrijblijvend is. In de bundel is beschreven dat het omgevingstype van belang is.

Voor onderhavig plangebied is sprake van het omgevingstype gemengd, aangezien sprake is van een omgeving met een verscheidenheid aan functies en de aanwezigheid van relatief grote infrastructuur. De richtafstanden kunnen dan ook met een afstandsstap worden verlaagd. Voor een parkeerterrein geldt derhalve een richtafstand van 10 meter tot hindergevoelige functies vanwege het maatgevende hinderaspect geluid. Uitsluitend de flat aan de Pothoofd valt binnen deze afstand.

Voor de Brinkgarage geldt dat sprake is van een historisch gegroeide situatie. Om ervoor te zorgen dat aan de wet- en regelgeving wordt voldaan, is een nieuw akoestisch onderzoek uitgevoerd.

4.3.2 Geluid

Bij de oprichting van de parkeergarage is door adviesbureau Alcedo B.V. in 2003 een akoestisch onderzoek uitgevoerd.

Ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing in 2012 is onderzoek gedaan naar de geluidbelasting ten gevolge van de activiteiten in en nabij de parkeergarage op de woningen. De rapportage hiervan is weergegeven in het rapport 'Akoestisch onderzoek instandhouding Wilhelminabruggarage', Witteveen+Bos, 23 mei 2013 De uitgangspunten van dat onderzoek zijn niet meer actueel en derhalve is de geluidbelasting ten gevolge van de parkeergarage inclusief indirecte hinder op de omliggende woningen opnieuw in kaart gebracht door Tauw in 2020, zie Bijlage 5 Akoestisch onderzoek. Dit onderzoek is inhoudelijk beoordeeld en akkoord bevonden door de Omgevingsdienst IJsselland op 18 januari 2021, zie Bijlage 3 Advies ODIJ akoestisch onderzoek

Uit dit onderzoek blijkt dat:
- De wijziging van een tijdelijke parkeervoorziening naar een blijvend gebruik van de parkeergarage geen gevolgen heeft voor de geluidbelasting op woningen als gevolg van wegverkeerslawaai afkomstig van wegen in de directe omgeving;

- De geluidbelasting als gevolg van de parkeergarage veroorzaakt een overschrijding van de geluidvoorschriften verbonden aan het Activiteitenbesluit. Dit is ook aan de orde in de huidige situatie. De maatwerkvoorschiften moeten aangepast worden;

  • Voor woningen aan de Bokkingshang (nr. 7) en Achter de Muren Zandpoort (2E, 2F, 2G en 2H) moet nader onderzocht worden of de gevelwering tegen geluid voldoet. Maatwerkvoorschriften zijn in deze situatie acceptabel omdat:
  • het geluidniveau van de parkeergarage laag is ten opzichte van het geluidniveau als gevolg van de omliggende wegen, daarnaast zijn er voor het nemen van maatregelen hoge kosten;
  • mitigerende maatregelen de ventilatie en brandveiligheid van de parakeergarage nadelig kunnen beïnvloeden;
  • het binnengeluidniveau van de betreffende woningen gewaarborgd zal worden.


Gezien het bovenstaand is er sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat bij het wijzigen van de Brinkgarage aan de Emmastraat te Deventer naar een, planologisch, niet tijdelijke situatie.

4.3.3 Bodem

Uit het verkennend bodemonderzoek, Arcadis, 21 november 2002, projectnummer 110304/OF2/258/000372/LE is gebleken dat geen ernstige verontreinigingen in de grond en het grondwater zijn aangetroffen. Wel zijn lichte verontreinigingen aangetroffen. Aanvullend bodemonderzoek werd niet nodig geacht. Er was geen sprake van een saneringssituatie.


In het kader van de ruimtelijke ordening is nader bodemonderzoek ook niet nodig, omdat de parkeergarage geen verblijfplaats voor mensen betreft. Aangezien ten behoeve van de instandhouding van de Brinkgarage geen werkzaamheden in de bodem plaatsvinden, wordt de licht verontreinigde grond niet geroerd. Een melding of vergunningaanvraag op grond van de Wet bodembescherming is daarom ook niet aan de orde.

4.3.4 Luchtkwaliteit

Ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing is inzicht nodig in de gevolgen van de parkeergarage, oftewel de gevolgen van de toename en wijziging in routering van het verkeer, voor de luchtkwaliteit. Om deze gevolgen inzichtelijk te maken, is de bijdrage van de parkeergarage aan de concentraties fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (N02) berekend in 2012. De rapportage hiervan is weergegeven in de notitie 'NIBM toets luchtkwaliteit, Witteveen+Bos, 21 september 2012. Aangezien deze gegevens niet meer actueel zijn, heeft Tauw in maart 2020 een actualiserend onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen als Bijlage 2 Luchtkwaliteitonderzoek bij deze plantoelichting.

Hieruit komt naar voren dat er sprake is van een 'niet in betekenende mate' bijdrage van het plan.

4.3.5 Externe veiligheid

Op grond van jurisprudentie hoeft de bezetting van de parkeergarage niet meegenomen te worden in de risicoberekening van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de IJssel. Er zijn ook geen andere risicobronnen in de omgeving. De Brinkgarage vormt zelf geen risicobron. Vanuit externe veiligheid is er dan ook geen belemmering voor de instandhouding van de Brinkgarage.

4.3.6 Ecologie

De natuurwetgeving richt zich op bescherming van soorten en van gebieden. Bovendien wordt in nationaal beleid - Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) - het Nationaal Natuurnetwerk (NNN) beschermd, wat vervolgens in provinciaal beleid concreter is uitgewerkt.


Soortenbescherming


De instandhouding van de Brinkgarage heeft ter plaatse van de garage géén gevolgen voor eventueel voorkomende beschermde soorten, omdat er geen wijzigingen in de situatie zijn ten opzichte van de huidige situatie. De garage is immers reeds ter plaatse aanwezig als gebouw met het daarbij behorende gebruik. Daardoor is er geen sprake van aantastingen of verstoringen, die een overtreding van de verbodsbepalingen kunnen betekenen.

In de Natuurtoets Sluiskwartier, Deventer (Ecogroen, 28 maart 2019, zie Bijlage 10 Natuurtoets ) is de Brinkgarage eveneens grondig onderzocht. In, op of aan de Brinkgarage zijn geen vleermuizen, gierzwaluwen of huismussen aangetroffen. Voor andere beschermde soorten is het geen geschikte vestigingsplaats.


Gebiedsbescherming


Het dichtstbijzijnde natuurgebied is de IJssel. De IJssel behoort zowel tot het NNN als tot Natura 2000. Er worden geen ingrepen gedaan in het NNN, daarom hoeft er niet aan de NNN te worden getoetst

Het Natura 2000 gebied 'Uiterwaarden IJssel' ligt op circa 150 meter van het plangebied en betreft de uiterwaarden aan weerszijden van de rivier. Aan de stadszijde van Deventer liggen geen uiterwaarden, aan de overzijde van de IJssel wel. Deze uiterwaarden zijn aangewezen als Vogelrichtlijngebied en sommige delen zijn ook als Habitatrichtlijngebied aangewezen. Op korte afstand van het centrum van Deventer zijn geen Habitatrichtlijngebieden aanwezig. Het beschermde gebied aan de overzijde van de IJssel betreft dus Vogelrichtlijngebied en is aangewezen voor een groot aantal (water)vogelsoorten.

Ontwikkelingen in het plangebied kunnen mogelijk enkel door een extern effect hierop van invloed zijn, door bijvoorbeeld lichthinder of stikstofdepositie. Van lichthinder in en rond de bestaande garage is al jarenlang sprake, dus de instandhouding van de garage brengt daarin geen veranderingen teweeg.

Voor de instandhouding van de Brinkgarage is door SAB een rapportage opgesteld (kenmerk 190453 , d.d. 12 april 2020, zie Bijlage 9 Rapportage Aeriusberekening) ter toetsing of vanwege de instandhouding van de Brinkgarage de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura2000-gebied significant nadelig worden beïnvloed. Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat er geen rekenresultaten hoger zijn dan 0,00 mol stikstof/ha/j op de stikstofgevoelige habitattypen in de omliggende Natura 2000-gebieden. De toekomstige situatie is immers gelijk aan de huidige situatie. Er zijn daardoor door de bestemmingsplanwijziging geen nadelige milieueffecten te verwachten op de omliggende Natura 2000-gebieden. Er is geen vergunning ten behoeve van de Wet natuurbescherming benodigd.

Aanbevelingen

Het gebouw leent zich aan de noordgevel voor het plaatsen van enkele nestkasten voor gierzwaluwen en huismussen, waarin uit oogpunt van natuurinclusief bouwen zal worden voorzien.

4.3.7 Duurzaamheid

Het behouden en renoveren van een bestaande stedelijke voorziening is meer duurzaam dan de sloop en nieuwbouw elders. Voor het behoud van de Brinkgarage is nagedacht over maatregelen ter bevordering van de duurzaamheid. Het gaat om het aanbrengen van met name gevelbeplanting tegen hittestress. Na renovatie voorziet de parkeergarage ook in de toevoeging van 12 nieuwe laadpalen voor electrische voertuigen. Alle bestaande verlichting wordt vervangen door LED-verlichting, dat tot een lager energieverbruik leidt. Er is een onderzoek uitgevoerd naar de toepassing van zonnepanelen, maar dat heeft geleid tot een negatief advies, hetgeen aan de raad is voorgelegd.

Voor nieuwbouw is in 2019 door de gemeenteraad vastgesteld dat natuurinclusief bouwen verplicht is. Aangezien het hier om een bestaand gebouw gaat, is dit niet als harde eis gehanteerd, wel is gelet op mogelijkheden om dit bij renovatie te realiseren. In dit kader worden een aantal nestkasten voor gierzwaluwen en huismussen aan de noordgevel aangebracht. Deze onderdelen zijn meegenomen in de uitgangspunten en het ontwerp voor de gerenoveerde garage. Verwezen wordt naar het ontwerp dat is bijgevoegd als bijlage bij deze toelichting: Bijlage ontwerp.

4.4 Leidingen en kabels

Voor de instandhouding van de Brinkgarage vinden geen werkzaamheden in de bodem plaats. De bestaande leidingen, zoals de riolering en het bergbezinkbassin, blijven behouden. Voordat werkzaamheden starten, worden de beheerders geïnformeerd.

4.5 Waterhuishouding

4.5.1 Inleiding

Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij (herziene) ruimtelijke plannen en besluiten met als doel negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor watersystemen te benutten.

Het bestaande gebouw watert vanaf het parkeerdek met buizen af naar het gemengde rioleringsstelsel.

4.5.2 Bodemopbouw

De bodemopbouw is voor onderhavig plan niet relevant. Het gaat om de instandhouding van een bestaand gebouw. Het hemelwater wordt niet op de bodem geloosd, maar watert af op de riolering ter plaatse.

Mocht in de toekomst sprake zijn van het afkoppelen van het water, dan zal dit niet op de bodem maar op een nabij gelegen oppervlaktewater plaatsvinden. De ligging nabij de rivier maakt de locatie niet voor infiltratie geschikt. Enerzijds vanwege kleilagen in de bodem, anderzijds vanwege de waterkerende werking.

4.5.3 Grondwater

Het plangebied of een gedeelte daarvan ligt in een boringsvrije zone. Dit gebied valt onder de milieubeschermingsgebieden met de functie waterwinning. In deze gebieden is het beleid gericht op het verminderen van de risico's op verontreiniging van het grondwater. Drinkwatervriendelijke functies worden gestimuleerd en voor de overige functies wordt een restrictief beleid gevoerd. Het provinciale grondwaterbeschermingsbeleid voor de drinkwaterwinning is verwoord in de Omgevingsvisie Overijssel. De regels omtrent grondwaterbescherming zijn verwerkt in de Omgevingsverordening Overijssel. Met het instandhouden van de Brinkgarage ontstaat geen groter risico op grondwatervuiling dan wanneer de situatie wordt teruggebracht in haar oorspronkelijke situatie; een parkeerterrein. Vanuit de oogpunt van de grondwaterbescheming bestaat er daarom geen bezwaar tegen de instandhouding.

De grondwaterstanden fluctueren met de waterstand in de IJssel. De RLR is 2,87+NAP, De RHG is 4,37+NAP. De gemiddelde grondwaterstand is ca. 3,7m+NAP.

Ter plaatse van de Brinkgarage is het peil van het maaiveld ca. 6,2 tot 7,5 m +NAP

4.5.4 Oppervlaktewater

Nabij het plangebied ligt het oppervlaktewater van de IJssel. Bovendien ligt grofweg tussen de Pothoofd en de Raambuurt een Buitensingel. Deze wordt momenteel gevoed vanuit de IJssel. Deze gracht is in beheer en onderhoud van het waterschap. Normaliter is het peil hiervan 5,75m +NAP. Het water hierin infiltreert nauwelijks in het grondwater.

Het relatief schone hemelwater vanuit het plangebied is van voldoende kwaliteit om eveneens op deze singel te lozen, maar hiervoor zijn geen voorzieningen aanwezig en gelet op de afstand hiertoe zijn er binnen dit plangebied geen mogelijkheden dit te realiseren.

4.5.5 Hemelwater

Op basis van het gemeentelijk waterbeleid kan het hemelwater als schoon genoeg worden aangemerkt voor het lozen op het oppervlaktewater. Aangezien het de renovatie en instandhouding van een bestaand gebouw betreft, blijft hemelwaterafvoer op het huidige stelsel in stand.

4.5.6 Afvalwater

De parkeergarage produceert geen afvalwater. Het plan bevat een rioleringscomponent, omdat de huidige garage afvoert op het bestaande gemengde stelsel. Dit levert in de huidige situatie geen capaciteitsproblemen op.

4.5.7 Natte natuur

De bestaande parkeergarage bevat geen natuurlijke elementen. Wel worden bij renovatie natuurlijke elementen toegepast vanwege klimaatadaptatie en ter beperking van de hittestress.

4.5.8 Overstromingsrisico

Binnen het plangebied ligt de beschermingszone van een waterkering die op de Legger van het Waterschap is opgenomen. De functie en stabiliteit van deze waterkering moet te allen tijde worden gegarandeerd. Binnen de Keur van het Waterschap worden eisen gesteld met betrekking tot werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering. Op 23 januari 2006 is in dit kader reeds een ontheffing, met kenmerk 06O66, op grond van de Keur van het waterschap Groot Salland verleend. Deze ontheffing is ook voor de instandhouding van de Wilhelminagarage voldoende gebleken in 2012.

Het gaat om de ligging in beschermingszone B. Het meest noordoostelijk gelegen deel ligt buiten deze zone. In de beschermingszone gelden eisen voor bouwen. In dit plan zal echter niet nieuw worden gebouwd.

Het plangebied ligt op de waterkering die bescherming biedt tegen overstroming van de IJssel. Door het project Ruimte voor de Rivier is de afvoercapaciteit van de IJssel vergroot, waardoor de kans op een overstroming is afgenomen. De parkeergarage is een bestaand bouwwerk en is vanwege de relatieve openheid in staat om water door te laten. Het verdient aanbeveling om waterproof te ontwerpen.

De Brinkgarage kent een viertal noodontsluitingen, in elk van de hoeken van de garage één, waarmee er voldoende vluchtmogelijkheden zijn.

4.5.9 Nieuwe ontwikkelingen

In de omgeving van de Brinkgarage zal in de toekomst het Sluiskwartier worden ontwikkeld. De parkeergarage die daar gedacht was, zal echter niet worden gebouwd. Wel komt aan de zuidzuide van de Brinkgarage een nieuwe ontsluiting naar het Pothoofd.

Bovendien zijn op het binnenterrein een aantal parkeerplaatsen voorzien en een parkachtige herinrichting van de openbaar toegankelijke ruimte.

Die ontwikkeling heeft geen invloed op de manier waarin de Brinkgarage met hemelwater wordt omgegaan. Het Sluiskwartier doorloopt een eigen ruimtelijke procedure met de daarbij behorende afstemming met het waterschap.

4.5.10 Verslag overleg met relevante waterbeheerders

Naar aanleiding van de online watertoets is door het Waterschap op 15 juli 2020 te kennen gegeven dat in geval van het behoud van de bestaande garage er geen uitgangspuntennotitie nodig is en er geen bezwaren bestaan of aanvullende eisen gelden vanuit het Waterschap voor dit plan.

4.6 Verkeer en parkeren

In 3.4.5 Fietsbeleidsplan 2010-2015 (2010) en 3.4.6 Ambities binnenstad en parkeerbeleid is een samenvatting opgenomen van beleidsuitgangspunten voor het fietsen en voor het parkeren in Deventer. In aanvulling hierop geldt het volgende.

Park en Walk 2013 (gemeente Deventer, december 2013)
Deventer kent zes parkeergarages en een aantal parkeerterreinen in en aan de rand van het centrum. Voor de toekomst wordt de capaciteit aan de randen uitgebreid (waaronder Sluiskwartier). Het gebruik van de parkeervoorzieningen aan de randen wil het gemeentebestuur dan ook de komende jaren stimuleren. Bezoekers die langer in de binnenstad zijn, parkeren in de garages aan de rand van de stad. Dit stimuleren we door o.a.:
- de tarieven voor de gemeentelijke garages lager te houden dan de tarieven op straat in de binnenstad, - het realiseren van een parkeerroute informatie systeem,
- de looproutes van de garages naar de binnenstad te verbeteren.


Voor de Park & Walk opdracht zijn de routes van en naar onderstaande parkeergarages en de binnenstadvoorzieningen geanalyseerd:
- Brinkgarage,
- Noordenbergpoortgarage,
- Leeuwenbruggarage,
- Centrumgarage,
- Boreelgarage.


De Brinkgarage heeft een gunstige ligging ten opzichte van de Brink, de IJssel (Welle en Pothoofdkade) en op termijn de Cultuurdriehoek (inclusief het Stadhuiskwartier). De garage is goed te bereiken vanaf de A1 en vanaf de Welle. De Zandpoort verbindt de garage binnen enkele minuten met de Brink en het kernwinkelgebied. De Zandpoort en de Assenstraat verbinden de garage met het kernwinkelgebied en het bestuurscentrum en de cultuurdriehoek.

Er zijn alleen verbodsborden bij de ingang geplaatst. Kleine bordjes verwijzen naar de voetgangersuitgang. Het is niet direct duidelijk waar de uitgang zich bevindt. De voetganger heeft geen eigen plek en verplaatst zich over de rijbaan. De klinkerbestrating op de begane grond geeft de bezoeker het gevoel dat ze in het centrum van Deventer is. Bij de in/uitgang is niet duidelijk wat het schuivende deel van de deur is. De centrale uitgang, met stadsplattegrond (en informatie over boottochtjes op de IJssel) sluit aan op de voetgangersoversteekplaats (zebra) naar de Zandpoort. Er is bij de uitgang echter nog geen zicht op de Brink. De verbinding met de Pothoofdkade is voetganger onvriendelijk door het ontbreken van een directe link en de benodigde voorzieningen als een oversteekplaats. Vanuit de garage is geen direct zicht op het Pothoofd.

Aanbevelingen garage
- Door gebruik van kleur en/of beelden meer identiteit geven aan de garage,
- In- en uitgangen voor voetgangers op de begane grond meer op laten vallen door middel van verlichting, kleur, etc.
- Bestrating van de binnenstad al in de garage bij de betaalautomaat laten beginnen,
- De garage is uitermate geschikt om de vrije hand aan een kunstenaar te geven (verlichting en/of groenelementen)
- Wegwijzer naar de verschillende trekkers, Brink, IJssel bestuurscentrum/cultuurdriehoek.

Voorstudie Sluiskwartier, bevindingen verkeerstechniek (Goudappel Coffeng, 15 juli 2015, DVT468/Inn)


De vindbaarheid en de looproute naar de binnenstad zijn vooral cruciaal bij de Brinkgarage. Aanpassing van de looproute door de Brinkgarage is relatief goed mogelijk als hiertoe ca. 10 parkeerplaatsen worden opgeheven.


Ontsluiting Brinkgarage, variantenstudie (Royal Haskoning, 29 juni 2018, BF9032)

Hieruit blijkt een voorkeur voor ofwel via de Emmastraat ofwel via Pothoofd. Uit de figuren blijkt dat op de begane grond 161 parkeerplaatsen aanwezig zijn, waarvan 3 extra breed. Hieruit valt af te leiden dat als er geen gebouwde parkeervoorziening was, er waarschijnlijk tpv de hellingbaan nog zo'n 6 exta op maaiveld mogelijk zijn.

Bij de totstandkoming van de parkeergarage in 2004 en de vergunningverlening in 2012 heeft uiteraard verkeerskundig onderzoek plaatsgevonden.

Onderzoeken actuele behoefte, capaciteit en hinder.

Dit neemt niet weg dat in de loop der tijd ontwikkelingen hebben plaatsgevonden die effect kunnen hebben op de behoefte en verkeersdruk anno nu en voor de komende tien jaar.

Onderzoek verkeerscijfers 2013

Het effect van de garage op de verkeersintensiteiten van omliggende wegen zijn voor verschillende situaties berekend en gerapporteerd in de notitie "Onderzoek verkeerscijfers, instandhouding Wilhel-minabruggarage", Witteveen+Bos, DV1186-1/pooj/033, d.d. 1 februari 2013. Uit dit onderzoek blijkt dat in de toekomstige situatie sprake is van 265 extra verkeersbewegingen ten opzichte van een situatie zonder garage. In de huidige situatie is de capaciteit van de omliggende wegen doorgaans voldoende om de verkeersbewegingen ten gevolge van de Wilhelminabruggarage goed te kunnen verwerken.

4.7 Sociale veiligheid

De Brinkgarage is een overzichtelijke, aantrekkelijke garage door de ligging op maaiveldniveau, de beperkte hoogte, het materiaalgebruik, de architectuur en de aanwezigheid van daglicht. Door de geperforeerde stalen wanden komen, licht, lucht, wind en geluid naar binnen. Het zicht naar buiten toe is helder en daarmee is de sociale controle groter.

Ook bij het ontwerp voor de renovatie van de Brinkgarage is aandacht besteed aan sociale veiligheid. De aanwezigheid van het bouwwerk zorgt voor duidelijke wandvorming en overzichtelijke ruimten rondom dit bouwwerk. Voor de Brinkgarage is van belang dat deze vooral in de avonduren niet openbaar toegankelijk is. De garage is bovendien beter verlicht met onder andere interactieve verlichting bij de voetgangerspassage, en binnen de garage is het ontwerp overzichtelijker gemaakt en daardoor veiliger.

Hoofdstuk 5 Planopzet en juridische aspecten

5.1 Plansystematiek en indeling

5.1.1 Wettelijk kader

De basis voor dit wijzigingsplan ligt in de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in het moederplan: het Crisis- en herstelwetbestemmingsplan Deventer, stad en dorpen. Dit wijzigingsplan wordt daarmee ook opgesteld op basis van de Crisis- en herstelwet.

De gemeente Deventer is in de 8e tranche van de Crisis en herstelwet opgenomen, waarbij de mogelijkheid is geboden om te kunnen experimenteren met het opstellen van een bestemmingsplan met een bredere reikwijdte voor het gehele (gemeentelijke) grondgebied. Van toepassing zijn de artikelen 7c en 7g van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

De voor Deventer relevante aspecten uit het betreffende artikel 7g luiden als volgt:

Artikel 7g

  • 1. De voor het grondgebied van een gemeente vastgestelde bestemmingsplannen gelden als één bestemmingsplan.
  • 2. Artikel 7c is op een gehele of gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan, bedoeld in het eerste lid, van overeenkomstige toepassing.
  • 3. Een bestemmingsplan voor een gedeelte van het grondgebied van een gemeente dat na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit onherroepelijk wordt, maakt vanaf het tijdstip waarop dit bestemmingsplan onherroepelijk is geworden deel uit van het bestemmingsplan, bedoeld in het eerste lid.
  • 4. Dit artikel is van toepassing op de gemeenten:
    • a. [...];
    • b. Deventer;
    • c. [...];
  • 5. Van de in dit artikel bedoelde bevoegdheid kan gebruik worden gemaakt:
    • a. voor de in het vierde lid, onderdelen a tot en met f, genoemde gemeenten: tot 20 september 2019;*
    • b. [...].

* Inmiddels is artikel 7g van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet in de achttiende tranche als volgt gewijzigd: “Van de in dit artikel bedoelde bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kan tot 1 januari 2024 gebruik worden gemaakt mits het ontwerp van deze plannen ter inzage is gelegd voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet.”

De voor Deventer relevante aspecten uit het betreffende artikel 7c luiden als volgt:

Artikel 7c

  • 1. In aanvulling op artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening kunnen in het bestemmingsplan ook regels worden gesteld, die strekken ten behoeve van het:
    • a. bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en
    • b. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies.
  • 2. In afwijking van artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening wordt de bestemming van gronden, met inbegrip van de met het oog daarop gestelde regels, binnen een periode van twintig jaar opnieuw vastgesteld. Artikel 3.1, derde tot en met vijfde lid, van de Wet ruimtelijke ordening is niet van toepassing.
  • 3. In afwijking van artikel 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening geldt een voorlopige bestemming voor een termijn van ten hoogste tien jaar.
  • 4. Het bestemmingsplan kan de door het gemeentebestuur gestelde regels als bedoeld in artikel 108 van de Gemeentewet bevatten die geheel of gedeeltelijk betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
  • 5. De regels in het bestemmingsplan kunnen voorts inhouden een verbod om zonder voorafgaande melding aan burgemeester en wethouders een daarbij aangewezen activiteit te verrichten.
  • 6. In het bestemmingsplan kunnen tevens regels worden gesteld waarvan de uitleg bij de uitoefening van een bij die regels aan te geven bevoegdheid afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels. Daarbij kan worden bepaald dat de beleidsregels worden vastgesteld door de raad of door burgemeester en wethouders.
  • 7. Als de regels, bedoeld in het zesde lid, betrekking hebben op het uiterlijk van bouwwerken en bij de toepassing een interpretatie behoeven, stelt de raad de criteria vast die worden toegepast bij de beoordeling van het uiterlijk van een bouwwerk waarop de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit betrekking heeft. Deze criteria zijn zoveel mogelijk toegesneden op de onderscheiden bouwwerken. In afwijking van artikel 12b van de Woningwet wordt het advies van de welstandscommissie dan wel de stadsbouwmeester slechts op die criteria gebaseerd.
  • 8. Voor de in het experiment betrokken bestemmingsplannen geldt dat indien daarin onbenutte bouw- of gebruiksmogelijkheden worden wegbestemd, de planschade in ieder geval als voorzienbaar in de zin van artikel 6.3, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening wordt aangemerkt, indien:
    • a. deze herziening ten minste drie jaar voor de vaststelling van het bestemmingsplan is aangekondigd;
    • b. van de voorgenomen herziening kennis is gegeven aan de eigenaren in het gebied, en
    • c. gedurende deze termijn de mogelijkheid bestond de bouw- of gebruiksmogelijkheden te realiseren.
  • 9. Bij de voorbereiding, vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling van het bestemmingsplan kan worden afgeweken van:
    • a. de volgende artikelen van het Besluit ruimtelijke ordening:
      • 1.2.1, tweede lid, en 1.2.1a, onderdeel a, onder de voorwaarde dat het ontwerp van het bestemmingplan of het vastgestelde bestemmingsplan elektronisch op een algemeen toegankelijke wijze beschikbaar wordt gesteld en blijft op een door de raad te bepalen internetadres. In dat geval bevat de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, een verwijzing naar dit internetadres;
      • 3.1.6, eerste lid, onder f, en vijfde lid, onder c;
    • b. de bij de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 1.2.6 van het Besluit ruimtelijke ordening, gestelde regels of nadere regels.
    • c. hoofdstuk VIIIa van de Wet geluidhinder, met dien verstande dat:
      • in afwijking van afdeling 1 van dat hoofdstuk een besluit als bedoeld in artikel 110a van die wet deel kan uitmaken van het bestemmingsplan, en dat
      • in afwijking van afdeling 2 van dat hoofdstuk de mate van detail van de ten behoeve van de vaststelling van de geluidbelasting te verrichten akoestische onderzoeken kan worden afgestemd op het detailniveau en de fase van voorbereiding van het bestemmingsplan;
    • d. artikel 5.4 van het Besluit geluidhinder, met dien verstande dat:
      • een besluit als bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder deel kan uitmaken van het bestemmingsplan en
      • de mate van detail van de ten behoeve van de vaststelling van de geluidbelasting te verrichten akoestische onderzoeken kan worden afgestemd op het detailniveau en de fase van voorbereiding van het bestemmingsplan.
  • 10. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan kan de raad besluiten af te wijken van artikel 6.12, eerste en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, met dien verstande dat een exploitatieplan door burgemeester en wethouders kan worden vastgesteld bij een omgevingsvergunning voor het bouwen.
  • 11. Indien toepassing wordt gegeven aan het tiende lid, geldt dat:
    • a. artikel 6.12, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is op de omgevingsvergunning voor het bouwen;
    • b. in afwijking van artikel 6.14, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is op de voorbereiding van het exploitatieplan;
    • c. daarvoor in het bestemmingsplan een of meer exploitatiegebieden worden aangewezen;
    • d. in aanvulling op artikel 2.10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden geweigerd als de exploitatieopzet als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, van de Wet ruimtelijke ordening, een tekort bevat, dat niet is gedekt;
    • e. als de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt geweigerd, de exploitatieopzet als bedoeld in onderdeel d, deel uitmaakt van dat besluit.
  • 12. Artikel 8.42b van de Wet milieubeheer en artikel 2.19 van het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn op het bestemmingsplan van overeenkomstige toepassing.
  • 13. De raad kan de bevoegdheid tot het vaststellen van delen van het bestemmingsplan delegeren aan burgemeester en wethouders.
  • 14. In aanvulling op artikel 3.6, eerste lid, onder c, van de Wet ruimtelijke ordening kan bij het bestemmingsplan worden bepaald dat het met het oog op de regels bedoeld in het eerste lid verboden is zonder omgevingsvergunning, gronden of bouwwerken te gebruiken voor een daarbij aangegeven activiteit, als de activiteit niet in strijd is met het bestemmingsplan. Voor toepassing van deze bepaling in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt deze vergunning aangemerkt als een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van die wet. De vergunning wordt verleend als wordt voldaan aan de daartoe in het bestemmingsplan gestelde voorwaarden.
  • 15. In afwijking van artikel 2.8, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 3.2, aanhef en onderdeel b, van de Regeling omgevingsrecht verstrekt de aanvrager in of bij de aanvraag om een vergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van die wet, gegevens en bescheiden over de gevolgen van het beoogde gebruik voor de fysieke leefomgeving.
  • 16. In afwijking van artikel 2.12, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van die wet worden verleend als de activiteit niet in strijd is met de regels, bedoeld in het eerste lid.
  • 17. Dit artikel is van toepassing op de volgende plangebieden:
    • a. [...]
  • 18. Van de in dit artikel bedoelde bevoegdheid tot het vaststellen van bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte kan gebruik worden gemaakt:
    • a. [...]
5.1.2 Verbrede reikwijdte en planinhoud

Verbrede reikwijdte van het moederplan

Dit wijzigingsplan is mede gebaseerd op grond van de Crisis en herstelwet en heeft dus een verbrede reikwijdte. Deze verbreding van reikwijdte is, vooruitlopend op de Omgevingswet, in het 'moederplan' (het Chw bestemmingsplan Deventer, Stad en Dorpen") nog enigszins bescheiden. Dit moederplan beoogde niet zozeer de reikwijdte te verbreden, maar de winst zat vooral in het samenvoegen van de verschillende regelingen van alle vigerende bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen en omgevingsvergunningen (projectbesluiten) tot één actueel bestemmingsplan met dezelfde regeling voor vergelijkbare functies en/of bouwwerken. Gelet op het conserverende karakter van het moederplan is er bewust voor gekozen om daarin geen ontwikkelingen mee te nemen. Voor ontwikkelingen worden separate planologische procedures doorlopen, zo ook voor het permanent maken van de Brinkgarage.

De verbreding is te vinden in het afwijken van de standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen (SVBP). Door het zogenaamde stapelen van functies, in plaats van gemengde bestemmingen, wordt het voor een burger en de professional duidelijker welke functies op een locatie zijn toegelaten.

Planinhoud

In het bestemmingsplan zijn, ten opzichte van de huidige plannen, ook enkele veranderingen doorgevoerd, waar hieronder nader op in wordt gegaan.

  • h. Mogelijkheden voor opwekken duurzame energie

Deventer is in 2030 klimaat- en energieneutraal. Om deze ambitie waar te kunnen maken zijn er diverse projecten en ideeën in ontwikkeling. Er zijn meerdere manieren om bijvoorbeeld het gebruik van duurzame energie op te nemen in het plan.

Onderhavig plan betreft een bestaand gebouw. Het is niet mogelijk om hier een verplichting op te nemen met betrekking tot duurzame energie. Wat wel mogelijk is, is het niet onmogelijk maken om voorzieningen te bouwen ten behoeve van duurzame energie. Dit gaat om het wegnemen van belemmeringen. Om dit te realiseren, is in het bestemmingsplan in de functie Verkeer de mogelijkheid opgenomen om nutsvoorzieningen op te richten (dit was eerder ook al mogelijk), en dat hieronder ook voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie worden verstaan. In de praktijk betekent dit dat in de openbare ruimte bijvoorbeeld zonnepanelen zijn toegelaten.

  • i. Aanpassing in regels Beschermd Stadsgezicht

In de binnenstad gelden aanvullende regels ter bescherming van het beschermd stadsgezicht. In het Chw bestemmingsplan zijn de regels in combinatie met de aanduidingen op de verbeelding verduidelijkt, waardoor toetsing van de regels makkelijker wordt.

Nieuw in het Beschermd stadsgezicht is de aanduiding voor het beschermen van een aantal bijzondere ensembles. Deze ensembles betreffen meerdere panden die tezamen een belangrijke cultuurhistorische waarde hebben. Ter plaatse van de Brinkgarage is hiervan echter geen sprake.

  • j. Afstemming met Verordening fysieke leefomgeving

Het Chw bestemmingsplan 'Deventer, stad en dorpen' is tegelijk met de 'Verordening fysieke leefomgeving' opgesteld. Dit heeft het mogelijk gemaakt om beide producten op elkaar af te stemmen. Dit heeft erin geresulteerd de regels uit de APV over uitstallingen op de weg en ligplaatsen van woonboten opgenomen zijn in het bestemmingsplan en niet langer in de verordening. Onderhavig plan heeft hierop geen invloed.

5.2 Artikelgewijze plantoelichting

Dit Chw wijzigingsplan maakt gebruik van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in het Chw bestemmingsplan "Deventer, stad en dorpen" binnen de regels van de Voorlopige bestemming " Parkeergarage - voorlopig" (artikel 221). Hierin is de bestaande gebouwde parkeervoorziening toegestaan tot 24 juni 2023.

Zou geen toepassing worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid, dan komt nadien de voorlopige bestemming te vervallen en geldt de bestemming Verkeer zonder bouwvlak. Overigens is er sprake van twee wijzigingsbevoegdheden; de eerste kan worden toegepast voor 24 juni 2023, de tweede daarna.

225.4 Wijzigingsbevoegdheid voorlopige regels

225.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de voorlopige regels Parkeergarage - voorlopig zodanig te wijzigen dat een permanente gebouwde parkeergarage mogelijk wordt. Hierbij wordt de functie Parkeergarage - voorlopig gewijzigd in de functie Verkeer en Bouwregel-26 met toevoeging van een bouwvlak en de bijbehorende maatvoering.

De wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

aangetoond moet zijn dat het behoud danwel het bouwen van een nieuwe parkeergarage noodzakelijk is (behoefteonderzoek).

er dient voldaan te worden aan alle geldende milieukwaliteiteisen.

er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:

het straat- en bebouwingsbeeld;

de verkeersveiligheid;

de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

de sociale veiligheid.

225.5 Toegelaten definitieve functies

Ter plaatse van de functie Parkeergarage - voorlopig is toegelaten:

'Verkeer';

na afloop van de geldigheidstermijn als bedoeld in 225.3.

225.6 Definitieve bouwregels

Ter plaatse van functie Parkeergarage - voorlopig gelden de volgende bouwregels:

Bouwregel-26

na afloop van de geldigheidstermijn als bedoeld in 225.3.

225.7 Wijzigingsbevoegdheid definitieve regels

225.7.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de verbeelding zodanig te wijzigen dat een gebouwde parkeergarage mogelijk wordt. Hierbij wordt op de verbeelding een bouwvlak met de bijbehorende maatvoering opgenomen.

De wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

aangetoond moet zijn dat het behoud danwel het bouwen van een nieuwe parkeergarage noodzakelijk is (behoefteonderzoek).

er dient voldaan te worden aan alle geldende milieukwaliteiteisen.

er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:

het straat- en bebouwingsbeeld;

de verkeersveiligheid;

de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

de sociale veiligheid.

In dit wijzigingsplan is dan ook de bestemming 'Verkeer" opgenomen met een bouwvlak en met bouwregel 26 en een aanduiding op de verbeelding met daarin de toegestane maximale (bestaande) bouwhoogte. Feitelijk betreft dit enkel het wijzigen van de verbeelding. In aanvulling hierop komt "Parkeergarage - voorlopig" voor het plangebied te vervallen.

Verder maakt dit wijzigingsplan gebruik van de bestaande regels uit het 'moederplan', waaronder de inleidende regels, algemene regels en overgangs- en slotregels. Voor de leesbaarheid van het plan zijn enkel deze regels integraal in dit wijzigingsplan opgenomen.

Hierbij is dan ook niet de standaard indeling van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) aangehouden, maar de indeling die in het Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen is gebruikt. De vlakken zijn onderverdeeld in de volgende hoofdstukken:

De Bijlagen bij de regels zijn niet gekoppeld aan de verbeelding, maar zijn gekoppeld aan artikelen in de regels.

Hieronder is per hoofdstuk omschreven wat de regels zijn en zijn de uitgangspunten voor die regels benoemd.

5.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels :

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen. Hierin zijn twee artikelen opgenomen: Begrippen en Artikel 2 Wijze van meten. Deze regels dienen ter verduidelijking van de in de andere regels opgenomen begrippen en op welke manier gemeten dient te worden.

De artikelen Artikel 1 Begrippen en 2 Wijze van meten bevatten begripsomschrijvingen respectievelijk planregels omtrent de wijze van meten. Het voert te ver om hier uitgebreid bij alle begrippen stil te staan, maar wel verdienen enkele voor de dagelijkse gebruikspraktijk belangrijke begrippen aandacht. Het gaat om de begrippen bestemmingsvlak, bouwvlak en bouwperceel.

1.12 bestemmingsvlak

Een bestemmingsvlak is een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming. De bij een bestemming behorende planregels gelden afzonderlijk voor elk bestemmingsvlak met die bestemming.

1.21 bouwvlak

In het bestemmingsvlak is op de verbeelding een bouwvlak aangegeven. Een bouwvlak is een op de analoge en digitale verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegestaan. Hoofdregel is dat buiten het bouwvlak geen gebouwen mogen worden opgericht, maar uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2.2 Functieregels

Hoofdstuk 2 Functieregels bevat de planregels voor de toegelaten functies. Elke functie kent specifieke regels. In dit geval gaat het om de functie Verkeer, zoals opgenomen in het moederplan in Artikel 155 Verkeer.

Hierna volgt een korte toelichting en beschrijving.

5.2.2.1 Verkeer

De in het plangebied voorkomende wegen, straten en paden zijn als zodanig bestemd. Hierbij is geen onderscheid meer gemaakt tussen doorgaande c.q. ontsluitende wegen en woonstraten. Alles is nu opgenomen binnen de functie Artikel 3 Verkeer. Binnen deze functie zijn ook groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, verblijfsvoorzieningen, kunstwerken en water opgenomen, waaronder (jeugd- en jongeren)ontmoetingsplaatsen.

5.2.3 Bouwregels

Hoofdstuk 3 Bouwregels bevat de planregels in verband met de bepalingen met betrekking tot het bouwen. De bouwregels geven antwoord op de vraag wat op de locatie gebouwd mag worden met bijbehorende maatvoering. Zoals in de wijzigingsregels is bepaald, is voor dit plangebied bouwregel 26 van toepassing, cf. artikel 204 uit het moederplan. Op de verbeelding is nu een bouwvlak opgenomen met maximale goot- en bouwhoogte.

5.2.4 Voorlopige regels

In hoofdstuk 4 van het moederplan zijn functies opgenomen met een tijdelijk karakter. Voor onderhavig wijzigingsplan is 'Parkeergarage - voorlopig' uit het moederplan de basis. Na het verstrijken van de termijn (24 juni 2023) zou de bestemming automatisch overgaan in de definitieve functie Artikel 3 Verkeer met de daarbij behorende Artikel 4 Bouwregel-26. Dit zou met zich meebrengen dat dan geen gebouwde voorziening meer mogelijk is, aangezien geen bouwvlak op de verbeelding is opgenomen. Met dit wijzigingsplan wordt wel een (permanent) bouwvlak van toepassing, waarmee de Brinkgarage in stand kan blijven. Het schrappen van dat artikel uit het moederplan kan niet in de wijzigingsbevoegdheid worden geregeld. De voorlopige regels komen logischerwijs niet in dit wijzigingsplan terug.

5.2.5 Dubbelbestemmingen

Hoofdstuk 4 Dubbelbestemmingen (Hoofdstuk 5 in het moederplan) bevat dubbelbestemmingen. De in dit plan opgenomen dubbelbestemming overlappen de functieregels en bouwregels en geven eigen regels, waarbij sprake is van een rangorde tussen de functie- en bouwregels en de dubbelbestemmingen. De dubbelbestemmingen hoeven het gehele plangebied niet te bedekken. Met de dubbelbestemming wordt een zone op de verbeelding aangegeven waar beperkingen gelden voor bijvoorbeeld het gebruik en/of de bouwmogelijkheden. Het gaat om de bescherming van het Beschermd stadsgezicht en archeologische waarden.

Het doel van de dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen is het beperken van gebruiks- en bouwmogelijkheden of juist om bepaalde ontwikkelingen mogelijk te maken. De toegelaten functie- en bouwregels geven in die gevallen onvoldoende bescherming of mogelijkheden voor het betreffende gebied.

In een gebied kunnen meerdere functieregels en dubbelbestemmingen aanwezig zijn. In een dubbelbestemming zijn ook bouwregels opgenomen, waardoor in een gebied twee bouwregels kunnen gelden.

De dubbelbestemming heeft altijd voorrang op de functie- en de bouwregels uit hoofdstuk 2 en 3. Reden voor deze voorrangsregel is, dat de toegekende dubbelbestemming een bijzonder belang vertegenwoordigt dat zo zwaarwegend is, dat andere ruimtelijke belangen daarvoor moeten wijken. Indien er sprake is van meerdere dubbelbestemmingen op één locatie, dan geldt er geen voorrangsbepaling. De dubbelbestemmingen zijn gelijkwaardig aan elkaar. Dit houdt wel in dat er op bepaalde locaties altijd afgeweken moet worden van het bestemmingsplan om bepaalde bouwwerkzaamheden te kunnen uitvoeren.

Archeologische waarden
In dit bestemmingsplan zijn archeologische waarden aanwezig. Op gronden met de dubbelbestemming 'Artikel 5 Waarde - Archeologie - 5' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 10 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 10 m² en 40 m² dieper dan 0,3 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 40 m² en dieper dan 0,3 m dient bij een aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Cultuurhistorische waarden

De dubbelbestemming 'Artikel 6 Waarde - Beschermd stadsgezicht' ligt nagenoeg over de hele binnenstad van Deventer, met uitzondering van een deel ter hoogte van het station en een deel aan de Pikeursbaan en de Verzetslaan. Deze dubbelbestemming valt samen met het op grond van de Monumentenwet aangewezen gebied van het beschermd stadsgezicht. Het doel is om de essentiële waarden van dit beschermd stadsgezicht te beschermen.

Voor alle beslissingen die een wijziging van bebouwing met zich meebrengen is vooraf een advies van de planadviesraad monumenten en beschermd stadsgezicht nodig.
Daarnaast geldt voor het hele beschermde stadsgezicht dat er een bepaling is opgenomen voor het afdekken van gebouwen met een kap. Bestaande afwijkingen worden gerespecteerd.

Ter plaatse van de Brinkgarage is sprake van zo'n bestaande afwijking. Eventuele aanvullende regels over een specifieke bouwvorm te beschermen of de verticale geleding zijn hier niet van toepassing.

5.2.6 Gebiedsaanduidingen

Hoofdstuk 5 Gebiedsaanduidingen :

Hoofdstuk evenementenlocatie bevat gebiedsaanduidingen. Deze gebiedsaanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een functieregel, bouwregel of dubbelbestemming nader of specifieker te regelen. Het gaat om de aanduiding van de evenementenlocaties en vrijwaringszones voor de dijk. Deze blijven onveranderd ten opzichte van het moederplan.

Evenementenlocaties

Evenementenlocaties zijn opgenomen als gebiedsaanduiding. De aanduiding 'evenementenlocatie' bevat geen nadere gebruiksbepalingen.

Het evenementenbeleid wordt in de komende periode nader uitgewerkt, waarbij voor alle evenementenlocaties profielen worden opgesteld. Zodra deze profielen gereed zijn, kunnen deze vertaald worden in een herziening van het bestemmingsplan.

Vrijwaringszone

De 'vrijwaringszone - dijk' zorgt ervoor dat er voldoende ruimte is voor het mogelijk versterken, beheren en onderhouden van de dijken langs de primaire waterkeringen.

Ingevolge het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, Artikel 2.3.3. geeft een bestemmingsplan de bestemming «waterkering» aan gronden waarop een primaire waterkering ligt of die de functie van primaire waterkering hebben. In deze dubbelbestemming moet worden opgenomen dat indien andere functies aanwezig zijn binnen de waterkering, dat door deze functies geen belemmeringen kunnen ontstaan voor het onderhoud, de veiligheid of mogelijkheden voor versterking van de primaire waterkering

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die deel uitmaken van een beschermingszone duidt die gronden aan met de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone – dijk", indien de primaire waterkering een dijk is en in overige gevallen de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone – waterstaatswerk". In artikel 2.3.4. is opgenomen dat voor gronden, waarop een primaire waterkering ligt of die de functie van primaire waterkering hebben, of op de gronden die behoren tot de beschermingszones hiervan, een bestemmingsplan kan worden vastgesteld dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan voor zover bij de verwezenlijking daarvan geen belemmeringen kunnen ontstaan voor:

a. de instandhouding of versterking van het zandige deel van het kustfundament, of

b. het onderhoud, de veiligheid of mogelijkheden voor versterking van de primaire waterkering. (algemene regels ter zake van gronden behorend tot een primaire waterkering met inbegrip van de beschermingszones)

5.2.7 Algemene regels

Hoofdstuk Algemene regels bevat de algemene regels. Hierbij gaat het om planregels die op nagenoeg het hele plangebied van het moederplan betrekking hebben en die vooral om praktische redenen zijn ondergebracht in dit hoofdstuk, alsmede een aantal specifieke planregels. Het gaat om algemene bouwregels, gebruiksregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels en de anti-dubbeltelregel. Lang niet al deze regels zijn van toepassing op dit wijzigingsplan, maar voor de leesbaarheid zijn alle Algemene regels in de regels van dit wijzigingsplan herhaald.

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel 
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik mogelijk is gemaakt, na realisatie daarvan, door feitelijke gebruiksverandering opnieuw (voor een tweede keer) gebruik zou kunnen worden gemaakt. Grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van een bouwplan, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere bouwplannen. De anti-dubbeltelregel is een standaard regel, die is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 10 Algemene bouwregels 
In dit artikel zijn twee bepalingen opgenomen.
De bepaling 'Bestaande afstanden en maten' dient om maten en percentages die in het verleden legaal zijn gerealiseerd, maar die op het tijdstip van de ontwerp-terinzagelegging van het plan blijken af te wijken van dat plan, als recht in het nieuwe plan toe staan. Zonder deze bepaling zouden die situaties (mogelijk) onder het overgangsrecht gaan vallen en dan niet als recht zijn toegelaten, maar slechts worden gedoogd. Deze bepaling versterkt de rechtszekerheid. Het gaat hierbij om maatvoering betreffende de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en inhoud, alsmede om de locatie of afstand van bouwwerken. Dit zijn onder andere ook bouwwerken die buiten het bouwvlak vallen of buiten een zone bijgebouwen. Ook de afstand tot zijdelingse perceelsgrens en dergelijke valt onder deze bepaling. Indien er sprake is van nieuwbouw dan mogen ook de bestaande afstanden en maten worden aangehouden.

De bepaling 'Bestaande stoepen, opgangen, loopbruggen, trappen, balkons, galerijen' is opgenomen om (semi)particuliere stoepen, opgangen en kelderingangen en dergelijke voorzieningen in de openbare ruimte te regelen. Het gaat hierbij veelal om voorzieningen in de binnenstad, die van oudsher aanwezig zijn. Dergelijke voorzieningen kunnen door het opnemen van deze algemene regel in stand blijven, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

In dit artikel zijn meerdere algemene regels voor het gebruik van gronden en bouwwerken opgenomen. Een deel van deze algemene regels zal op het plangebied van de Brinkgarage geen betrekking hebben.

11.2 Strijdig gebruik: In de algemene bouwregels is opgenomen dat bestaande stoepen, opgangen, loopbruggen en dergelijke voorzieningen in stand kunnen blijven, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd. In deze algemene gebruiksregel is opgenomen dat niet alleen het bouwen, maar ook het gebruik mag worden voortgezet. Voorts is een regel opgenomen die bepaalt dat het verboden is de gronden te gebruiken in strijd met de toegelaten functies. Een aantal functies worden specifiek benoemd als strijdig gebruik, om discussies te vermijden.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Algemene afwijkingsregels: Deze bepaling voorziet in de mogelijkheid af te wijken van de in het plan genoemde maten met maximaal 10% en om het profiel van wegen of bouwgrenzen in geringe mate aan te passen.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Wijziging bestemmings- en bouwvlakken: Deze bepaling voorziet in de mogelijkheid om de situering en de vorm van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlakken (vlakken met eenzelfde toegelaten functie) en bouwvlakken te wijzigen dan wel nieuwe bouwvlakken aan te geven.

5.2.8 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotregels: Dit hoofdstuk bevat de overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan. De zogenaamde “aangewezen bouwplannen” waarbij een exploitatieplan verplicht is en welke zijn opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn:

  • a. de bouw van een of meer woningen;
  • b. de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • c. de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte of met een of meer woningen;
  • d. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • e. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m² bruto-vloeroppervlakte bedraagt;
  • f. de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte.

Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de exploitatiekosten over de gronden anderszins verzekerd is. Bij ministeriële regeling is verder gesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen als hiervoor bedoeld maar sprake is van onbenutte bouwruimte op basis van het geldende bestemmingsplan de plankosten op nul gesteld mogen worden.

Dit wijzigingsplan heeft geen betrekking op een zogenaamd "aangewezen bouwplan", waardoor het niet verplicht is een exploitatieplan op te stellen. Het gaat om het permanent kunnen gebruiken van een bestaand (tijdelijk) gebouw dat in eigendom en beheer van de gemeente is. De raad heeft al ingestemd met de instandhouding hiervan en budget gereserveerd in de begroting. Op ondergeschikte punten worden geringe aanpassingen aan het gebouw aangebracht voor een verbeterde herkenbaarheid van de entrees. De kosten voor de opstelling en uitvoering van dit wijzigingsplan worden gedekt uit het begrote budget. De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is daarmee aangetoond.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met betrokken waterschappen en diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Met dit bestemmingsplan zijn geen nationale of provinciale belangen in het geding.

Vanwege de nieuwe systematiek en de wens om partners vroegtijdig te betrekken is het concept ontwerp wijzigingsplan voorgelegd aan diverse partijen:

  • Rijkswaterstaat Oost Nederland
  • Provincie Overijssel
  • Waterschap Drents Overijsselse Delta
  • Veiligheidsregio IJsselland
  • Omgevingsdienst IJsselland
  • GGD IJsselland


Het ontwerp van de Brinkgarage is voor reactie voorgelegd aan meerdere belanghebbenden in juli 2019:

Adviesraad Binnenstad;

Adviesraad Monumenten Deventer;

Binnenstadmanagement;

Stichting Industrieel Erfgoed;

Stichting Oud Deventer;

Wijkteam Binnenstad / De Hoven;

Stichting Stadshaven Deventer;

Portalis (beheerder van de Panoramaflat);

Stichting de Weerdsgesticht;

De bestuurder van de Vereniging van Eigenaren (Panoramaflat);

Fietsersbond;

Raambuurtvereniging en

Informatiepunt Raambuurt.

Door de Fietsersbond en de Raambuurtvereniging zijn zorgen geuit over de verkeerskundige aansluiting op de Pothoofd voor fietsers.

Het ontwerp Chw wijzigingsplan “Brinkgarage” is op de wettelijk voorgeschreven wijze gepubliceerd en ter inzage gelegd, conform artikel 3.8 en artikel 6.14 van de Wet ruimtelijke ordening en afdeling 3.4. van de Algemene wet Bestuursrecht. Zienswijzen kunnen aanleiding vormen het plan geheel of gedeeltelijk aan te passen. Op het ontwerp Chw wijzigingsplan "Brinkgarage" is één zienswijze ontvangen. Deze is samengevat en beantwoord in een Reactienota zienswijzen. De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

Na vaststelling door het college ligt het wijzigingsplan opnieuw 6 weken ter inzage, waarna het wijzgingsplan in principe in werking treedt en de basis vormt voor vergunningverlening. In deze periode kan beroep worden ingesteld door degene die een zienswijze heeft ingediend. Aangezien het een Crisis- en herstelwetplan betreft, worden beroepen binnen een half jaar afgehandel door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.