Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Chw bestemmingsplan Senzora-terrein
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0150.Chw040-OW01

Toelichting

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Tot 1996 was op de bedrijfslocatie aan de Raamstraat in Deventer de wasmiddelenfabriek Senzora gevestigd. Het bedrijf is in 1917 als zeeppoeder- en pepermuntfabriek opgericht en heeft zich gevestigd aan de Raamstraat. In de loop van de twintigste eeuw ontwikkeld het bedrijf zich verder totdat het de hele locatie tussen de Raamstraat en gracht beslaat. Vanwege het strengere beleid rondom de productie van zeep en wasmiddelen dat in de jaren tachtig en negentig is ingezet, is Senzora verhuisd naar de Noorwegenstraat in Deventer. Na de verhuizing bleven de verouderde bedrijfsgebouwen leeg achter.
 
Projectontwikkelaars BPD en Le Clercq Projectontwikkeling bv hebben de voormalige bedrijfsgebouwen gekocht om het Senzora-terrein te herontwikkelen tot een onderscheidende nieuwe woonbuurt met circa 130 woningen aan de randen van de historische binnenstad van Deventer. Op het voormalige industrieterrein, gelegen op een van de bolwerken van de stad, komt ruimte voor vernieuwende en ambitieuze woningbouw. Met oog voor de historie, zowel van de fabriek als de vesting en met aandacht voor groen en verbinding met de stad. Het is de afronding van de ontwikkeling van de Singelzone. De aangrenzende Raambuurt, ook een voormalig industrieterrein, is inmiddels getransformeerd tot een gewilde woonwijk. Ook krijgt de stad hierdoor zijn waterkant op deze plek weer terug. 
In nauw overleg met de gemeente Deventer en in afstemming met omwonenden is een masterplan (zie paragraaf 3.2), een inrichtingsplan (zie paragraaf 3.3) en een beeldkwaliteitsplan (zie paragraaf 3.4) opgesteld om met de herontwikkeling recht te doen aan de cultuurhistorische en stedenbouwkundige kwaliteiten van het Senzora-terrein en de omgeving, de ambities van de gemeente en de projectontwikkelaar ten aanzien van woningbouw en de toekomstige uitstraling van het nieuwe woongebied.
 
De voorgenomen herontwikkeling past niet binnen het geldende bestemmingsplan Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel B van de gemeente Deventer. Op basis van het masterplan en het beeldkwaliteitsplan is een nieuw bestemmingsplan opgesteld dat het planologisch-juridische kader vormt voor deze ontwikkeling.

1.2 Crisis- en herstelwet bestemmingsplan

Voor het Senzora-terrein is geen regulier bestemmingsplan opgesteld, maar is gebruik gemaakt van de pilotstatus van artikel 7c en 7g van het Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet die voor het hele grondgebied van Deventer geldt. Hiermee loopt de gemeente vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en wordt alvast geoefend met het instrument omgevingsplan. De Omgevingswet geldt nu nog niet, daarom is het plan nog geen echt omgevingsplan, maar een variant tussen het bestemmingsplan en het omgevingsplan in. Dit wordt een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte genoemd, hiermee kan van een aantal aspecten van de huidige wet- en regelgeving worden afgeweken, de formele naam is Chw bestemmingsplan. Op een aantal punten wordt van de mogelijkheden van artikel 7c Besluit Chw gebruik gemaakt, namelijk de looptijd van het plan van 20 jaar in plaats van 10 jaar, het nemen van een delegatiebesluit door de raad op basis waarvan het college later het plan kan wijzigen en een regeling voor natuurinclusief bouwen.

1.3 Ligging plangebied

Het plangebied is onderdeel van de Raambuurt. Deze buurt ligt ten zuidoosten van de historische binnenstad van Deventer. Het plangebied wordt begrenst door de gracht, de Sluisstraat en de Raamstraat. Aan de noordoostelijke zijde vormt de bebouwing langs de Raamdwarsstraat de grens van het plangebied.
 
Globale begrenzing van het plangebied
   
Het Senzora-terrein bestaan uit verschillende kadastrale percelen met de volgende nummers:
  • gemeente DVT00 sectie E nummer 9288
  • gemeente DVT00 sectie E nummer 9289
  • gemeente DVT00 sectie E nummer 9981
  • gemeente DVT00 sectie E nummer 11345
  • gemeente DVT00 sectie E nummer 11346
  • gemeente DVT00 sectie E nummer 12297
De gezamenlijke oppervlakte van deze percelen bedraagt circa 11.226 m².
 
In het plangebied zijn tevens enkele percelen opgenomen die geen onderdeel uitmaken van het Senzora-terrein, maar wel als zodanig zijn bestemd. Deze percelen waren in het verleden onderdeel van het bedrijfsterrein van Senzora. Op dit moment behoren deze percelen bij de woningen aan de Raamstraat 12 - 12b en de Raamdwarsstraat 4 tot en met 14. Het betreft de kadastrale percelen met de volgende nummers:
  • gemeente DVT00 sectie E nummer 13301
  • gemeente DVT00 sectie E nummer 13302
  • gemeente DVT00 sectie E nummer 13303
  • gemeente DVT00 sectie E nummer 13304
  • gemeente DVT00 sectie E nummer 13305
  • gemeente DVT00 sectie E nummer 13306
  • gemeente DVT00 sectie E nummer 13307
De gezamenlijke oppervlakte van deze percelen bedraagt circa 619 m².
 
Tezamen bedraagt het oppervlakte van het plangebied 11.845 m².

1.4 Geldend bestemmingsplan

De geldende juridisch-planologische situatie van het plangebied is vastgelegd in het bestemmingsplan ‘Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel B’, vastgesteld door de gemeenteraad van Deventer op 1 juli 2020. Op de volgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan opgenomen ter hoogte van het plangebied.
 
Uitsnede van het geldende bestemmingsplan Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel B 
    
Op basis van het geldende bestemmingsplan is een bedrijf in de categorie 2 en een wasmiddelenfabriek toegestaan. Deze functies zijn gestapeld volgens de Chw-systematiek van de gemeente Deventer. Tevens biedt het bestemmingsplan ruimte voor een bedrijfswoning ter plaatse van het plangebied. Daarnaast is sprake van een dubbelbestemming ‘Waarde - archeologie - 4’. Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar toegelaten functie(s), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden. Verder geldt voor het bouwen van gebouwen een maximum goot- en bouwhoogte van 9 meter.

1.5 Opzet van de toelichting

In hoofdstuk 2 van deze toelichting wordt de bestaande situatie van het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 wordt een toelichting op het plan gegeven, waarna in hoofdstuk 4 een beleidsmatige toets plaatsvindt. In hoofdstuk 5 wordt het plan getoetst aan ruimtelijke en milieukundige aspecten. In hoofdstuk 6 wordt de voorgenomen ontwikkeling beschreven in het kader van het Besluit m.e.r.. Hoofdstuk 7 biedt een toelichting op de regels. In hoofdstuk 8 wordt respectievelijk ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

2 Beschrijving van de bestaande situatie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de historische ontwikkeling en de ruimtelijke en functionele structuur de bestaande situatie in het plangebied beschreven.

2.2 Historische ontwikkeling

Het plangebied kent een lange geschiedenis van stedelijk ruimtegebruik en bebouwing. Deze geschiedenis gaat terug tot de Vroege Middeleeuwen en kent gedurende deze tijd verschillend gebruik. Het grondgebruik wisselt in de loop van de tijd ook al naar gelang de toenmalige behoefte. Deze transformaties hebben ook grote gevolgen voor de uiterlijke verschijning van het plangebied. In deze paragraaf wordt het ruimtegebruik en de bebouwing in de historische context van het plangebied beschreven.
 
Voor de aanleg van de vesting, circa 900 -1580
Het plangebied ligt buiten de middeleeuwse stadsmuren van Deventer. De vroegste omwalling rond de stad kwam vermoedelijk kort na 882 tot stand en volgt grofweg het tracé van de huidige Molenstraat, Smedenstraat, Brink en Polstraat. Tussen de stad en het plangebied lag de Oude Haven. Aan de stadszijde van de Oude Haven lag het Bergkwartier. Dit gebied lag tot het begin van de 13de eeuw buiten de muren van de stad. In de 12de en 13de eeuw ontwikkelde zich hier een nieuwe stadswijk met als centrum de Bergkerk. De nieuwe stadwijk werd voorzien van een eigen wal. Deze stadsmuur en een later toegevoegd rondeel zijn nog steeds te zien aan de Bokkingshang.
De gebieden direct buiten de middeleeuwse stad vormden de stadsvrijheid. Binnen het schootsveld van de stadsmuren mochten geen gebouwen worden geplaatst, omdat die als beschutting voor aanvallers konden dienen. In de stadsvrijheid lagen molens, blekerijen, herbergen en wegkapellen. Het plangebied was onderdeel van De Raambleek, deze lag buiten de stadsmuren ten zuidoosten van de stad. Dit was een blekerij waar over ramen was werd gebleekt en geverfd laken werd gedroogd. Op de kaart van Jacob van Deventer uit 1560 zijn de ramen te zien en staat op de bleek ook een klein gebouwtje. Hoewel het plangebied nog geen onderdeel van de stad was, kende het wel een stedelijk, pre-industrieel gebruik.
 
Uitsnede van de stadsplattegrond van Deventer van Jacob van Deventer uit 1560
 
De vesting, circa 1590 - 1850
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd Deventer twee keer belegerd, in 1578 en 1591. In 1578 belegerden Staatse troepen de stad. Op het schilderij Het beleg van Rennenberg uit 1578 is dit beleg onder leiding van George van Lalaing, beter bekend als (graaf van) Rennenberg te zien. Het Staatse leger strijdt tegen een Duits garnizoen in dienst van de Spanjaarden dat in Deventer was gelegerd. De Staatse troepen veroverden de stad. Op het schilderij is te zien dat er in het plangebied geen bebouwing aanwezig was. Ten zuiden en ten oosten van de Raambleek zijn op het schilderij verdedigingswerken te zien. Deze lijken voornamelijk uit aarden wallen en loopgraven te bestaan van de Staatse troepen.
 
Deel van het schilderij van het Beleg van Rennenberg, centraal in de afbeelding ligt de Raambleek
 
Nadat de Staatse troepen Deventer in 1579 verlieten, lieten ze de verdediging over aan de burgervendels. Met de verovering van Zutphen in 1583 komen de Spaanse troepen weer dichterbij en kreeg Deventer in 1586 weer een garnizoen. Door verraad viel de stad in 1587 weer in handen van de Spanjaarden.
Uiteindelijk weet een Staats leger onder prins Maurits in 1591 na een bloedige strijd in één dag de stad te heroveren. De snelle verovering van de stad liet zien dat de stadsmuren geen serieus beletsel meer vormden voor een belegeraar met zwaar geschut; een enorme investering in vestingwerken was noodzakelijk. Tussen 1597 en 1621 werd daarop op initiatief van de Stadhouder Prins Maurits van Oranje een vesting rond de stad aangelegd volgens het Oudhollands stelsel. Op de kaart van Joan Blaeu uit 1649 is te zien dat de locatie van het plangebied nog steeds vrijwel onbebouwd is.
 
Globale ligging van het plangebied op de kaart Blaeu uit 1649
 
Rond 1700 zijn de verdedigingswerken onder leiding van Menno van Coehoorn gemoderniseerd. Zo werd aan de zuidzijde van de stad een zesde ravelijn gerealiseerd en aan de buitenwerken werden lunetten (kleine schansen) toegevoegd. Aan de noordoostzijde werd tenslotte in 1742-1743, in het verlengde van de Bergpoort, het Hoornwerk aangelegd. Voor het bastion Pothoofd lag een kleine gracht, die door middel van een dam in verbinding stond met de Buitengracht. Tot aan de dag van vandaag is de Buitengracht de scheidslijn tussen de binnenstad / voormalige vesting en de rest van de stad. De haven bleef op dezelfde plaats liggen en werd opgenomen in de vesting. De Buitengracht werd door de Schipbeek gevoed via een kanaal ten noorden van het Hoornwerk en ten zuiden van de ravelijn boven het Nassau Bolwerk.
Op de vestingwerken en in het schootsveld van de vesting mocht niet gebouwd worden. Binnen de wallen van de vesting was beperkt bebouwing mogelijk De situatie rond 1832 laat eveneens een vrijwel onbebouwd gebied zien op de plek van het plangebied. Op deze kadastrale kaart is enkel bebouwing binnen de wal van de vestingwerken te zien. Het plangebied ligt hier vrijwel volledig op de vestingwal en vertoont ook tegenwoordig nog dezelfde vorm zoals de kadastrale kaart van 1832 weergeeft.
Het deel van de vestingwerken bij de haven was in 1832 in bezit van de Stad Deventer. Deze gronden waren als grasgrond of hooiland in gebruik. Een deel ervan staat op de kadastrale kaart aangegeven met de functie batterij- of geschutsopstelling. Dit zal echter een nevenfunctie zijn, in de praktijk zal niet op alle gebieden met deze functie permanent geschut gestaan hebben. De aanwijzende tabel die bij de kaart uit 1832 hoort, geeft ook informatie over de eigenaren en het grondgebruik van de verschillende percelen. Aan de westzijde van het gebied binnen de wallen bij het Prinsenbolwerk is nu een scheepswerf te herkennen. Direct ten oosten daarvan lag nog steeds de blekerij. Tegen het Nassaubolwerk lagen een leerlooierij, een bierbrouwerij en een aantal gebouwen van de ijzergieterij Nering-Bögel. Deze bedrijven vormden al het eerste begin van de ontwikkeling van de industriële zone.
 
De slechting van de vesting, circa 1850 - 1900
Het werd steeds duidelijker dat de vestingwerken de ruimtelijke ontwikkeling van de groter wordende stad beperkten, waardoor er in de loop van de 19de eeuw steeds meer werd aangedrongen op het slechten van de vestingwerken. In 1851 is daarom begonnen met de sloop van de lunetten en de overige buitenwerken aan de overzijde van de gracht. Uiteindelijk zijn op 18 april 1874 met de komst van de Wet tot regeling en voltooiing van het vestingstelsel de vestingwerken opgeheven. Dit betekende dat de vestingwerken geslecht en/of bebouwd konden worden. De voormalige vestingwerken aan de oostkant van de stad kregen de bestemming industrie en nijverheid. De nieuwe indeling van het gebied is goed te zien op een plattegrond van de stad uit 1907. Hier is de Haven nog open, waar later de oprit van de Wilhelminabrug zou komen.
 
Uitsnede van de stadsplattegrond van Deventer uit 1907
 
Na de vesting, fabrieksterrein, circa 1900 - 2020
De sloop van de vestingwerken betekenden een groei van de bedrijvigheid, industrie en handel in de Raambuurt. Vanaf de 19de eeuw ontwikkelde zich in het plangebied een industrieterrein met pakhuizen, kleine fabrieken en arbeiderswoningen. Zo vestigden zich er aan de nieuwe Bergpoortstraat een stoomolieslagerij en een grutterij en lijnmeelfabriek. Aan de zuidzijde van de Raambuurt was al voor de Vestingwet industrie gevestigd in de vorm van de ijzergieterij en gasfabriek. Het oudste gebouw op het terrein is de in 1887 gevestigde de Stoom-, Was-, Bleek-, en Strijkinrichting op het huidige adres Bergsingel 2. In 1894 komt Boek- en Steendrukkerij De Lange naar de Sluisstraat in het nu kenmerkende witte gebouw aan de zuidelijke kopse kant van het terrein. Oorspronkelijk was de gevel uitgevoerd in baksteen met witte spekbanden, net als het pand aan de Bergsingel 2. De gemeentelijk gasfabriek bouwt hier in 1899 aan de Raamstraat een watergasfabriek. Rond dezelfde periode vestigt zich aan Raamstraat 2 de Vlees- en Visconservenfabriek Erica-Brand ook in de Raambuurt.
 
Senzora
Nadat in 1911 de gasfabriek verplaatst werd naar de Zutphenseweg, lieten twee broers aan de Raamstraat een nieuw fabrieksgebouw bouwen. De broers Schoenmaker hadden een bedrijf dat zich richtte op het branden van koffie en het produceren van zeep. Het familiebedrijf was gevestigd in de binnenstad, maar al snel was deze locatie te klein. Op de nieuwe locatie wordt in 1916 begonnen met de productie van zeep, suikerwaren en koffie. Een jaar later krijgt het bedrijf zijn nieuwe naam: Senzora (Schoenmaker en Zonen Raamstraat). Het bedrijf groeit en in 1927 wordt gestart met de bouw van een nieuw fabrieksgebouw voor de productie van groene of zachte zeep (Bergsingel 4-6). Enkele jaren later wordt Senzora uitgebreid met de aankoop van de wasserij aan de Bergsingel. Pas in de jaren 70 vindt de volgende uitbreiding plaats, waarbij het pand van de voormalige watergasfabriek deels gesloopt wordt en op de plek een nieuw fabrieksgebouw voor Senzora neergezet wordt. Het overgebleven deel van de gasfabriek wordt in de jaren 90 van de vorige eeuw gesloopt en vervangen door een nieuw fabriekshal. Ook wordt de voormalige conservenfabriek aan de Raamstraat 2 gesloopt en vervangen door een nieuw fabrieksgebouw voor Senzora.
 
De verschillende gebouwen in het plangebied naar bouwperiode

2.3 Ruimtelijke en functionele structuur

In de vorige paragraaf is de ontwikkeling van het plangebied beschreven in de historische context van Deventer. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied. De beschrijvingen richten zich voornamelijk op de hoofdlijnen van deze structuren. In het masterplan (zie paragraaf 3.2) is een uitgebreide analyse van de Raambuurt en Senzora-terrein opgenomen.
 
Raambuurt
Uit de beschrijving van de historische ontwikkeling blijkt al dat de Raambuurt na het slopen van de vestingwerken zich heeft ontwikkeld tot een binnenstedelijk industriegebied. Nadat de meeste bedrijven in de tweede helft van de twintigste eeuw zijn verdwenen of zijn verhuisd naar locaties op bedrijventerrein in Deventer, is de Raambuurt in fasen getransformeerd tot een gewilde woonwijk nabij het centrum van de stad. Dit heeft geleid tot een dichtbebouwd woongebied met een zeer divers karakter. Historisch waardevolle bedrijfspanden zijn opgeknapt en gerenoveerd en hebben nieuwe functies gekregen. Minder waardevolle panden zijn gesloopt. Daarvoor in de plaats zijn nieuwe woongebouwen, woonblokken of rijenwoningen gerealiseerd. Op enkele plekken in de Raambuurt, zoals langs de Bergpoortstraat en hier en daar langs de Raamstraat zijn oorspronkelijke woningen opgenomen in het nieuwe woongebied. De ruimtelijke structuur met smalle straten en relatief hoge en dicht op elkaar staande bebouwing is gehandhaafd.
 
Met de afronding van de transformatie van het Sluiskwartier en de aanstaande transformatie van het Senzora-terrein is de hele Raambuurt veranderd van een industriegebied naar een eigentijdse en zeer gewilde woonwijk binnen de ruimtelijke contouren van de historische stad van Deventer.
 
Ruimtelijke structuur Senzora-terrein
Tot de sloop van het grootste deel van de voormalige bedrijfsgebouwen van Senzora in 2023 was het plangebied nagenoeg geheel bebouwd en verhard. Ruimtelijk gezien zijn twee blokken met bebouwing te onderscheiden. Het noordelijke bouwblok ligt in de lengte parallel aan de Raamstraat. Het zuidelijke bouwblok is aanzienlijk kleiner en ligt ingeklemd tussen de Bergsingel en de gracht. De bebouwing binnen deze blokken bestaat uit verschillende aaneen gebouwde gebouwen uit verschillende tijdsperioden en met een zeer diverse uitstraling. De verschillen in uitstraling zijn terug te voeren op de tijd waarin ze werden gebouwd. Gemeenschappelijk hebben de gebouwen in elk geval dat ze bestaan uit twee bouwlagen met een plat dak en een op de omgeving gerichte oriëntatie. Ruimtelijk gezien vormen deze gebouwen gezamenlijk één groot gebouw begrensd door de Sluisstraat, de Raamstraat en de gracht en doorsneden door de Bergsingel.
 
Sluisstraat
De Sluitstraat vormt de hoofdontsluiting van het plangebied, via deze straat is het plangebied verbonden met de Emmastraat, de Rijksstraatweg (N344) en de Bokkingshang. Ter hoogte van het plangebied heeft de Sluisstraat het karakter van een pleintje, dat aan de noordzijde wordt begrenst door de bebouwing van Senzora. Aan de zuidzijde ligt een deel van de gracht richting het Sluiskwartier. Een ophaalbrug over de gracht verbindt de Sluisstraat met het Pothoofd voor fietsers. Langs de oevers van de gracht staan een aantal grote bomen. In de gracht liggen drie woonschepen. De Sluisstraat zelf is deels ingericht met parkeerplaatsen en een rijbaan richting de Bergsingel.
 
Sluisstraat
 
Raamstraat
De Raamstraat is een woonstraat met aan de noordzijde aaneen gebouwde eengezinswoningen en aan de zuidzijde de aangesloten bebouwing van het Senzora-terrein. De Raamstraat sluit aan de zuidzijde aan op de Sluisstraat en aan de noordzijde op de Werfstraat. De woningen aan de Raamstraat bestaan uit twee bouwlagen met het kap. De Raamstraat is ingericht als woonstraat met een rijbaan in twee richtingen, parkeerstrook en een trottoir. In het trottoir staan een aantal forse bomen. 
 
Raamstraat met rechts het Senzora-gebouw
 
Bergsingel
De Bergsingel is als binnenstraat onderdeel van het Senzora-terrein. In het zuiden sluit de Bergsingel aan op de Sluisstraat en in het noorden op de Raamdwarsstraat. Ter hoogte van deze straat ligt een bruggetje over de gracht voor fietsers en voetgangers. Aan weerszijden van straat staat bedrijfsbebouwing. De breedte van de straat wordt bepaald door de ligging van de rooilijn van deze bebouwing. De straat kent geen inrichting met een parkeerstrook en een trottoir. Het heeft dan ook de uitstraling van die past het gebruik van het plangebied als bedrijfsterrein. Dit wordt nog versterkt door de leidingenbrug, die de twee bouwblokken in het midden van de Bergsingel met elkaar verbindt.
 
De Bergsingel met centraal de leidingenbrug
 
Groen
Het plangebied heeft een zeer stenig karakter. Slechts daar waar het plangebied grenst aan de gracht is groen aanwezig. Binnen het plangebied komen geen groenelementen in de vorm van kleine plantsoenen of bomen voor.
 
Verkeer
Voor het autoverkeer wordt het plangebied ontsloten via de Sluisstraat. In noordelijke richting sluit deze aan op de Emmastraat, via de Emmastraat is het plangebied verbonden met de Rijksstraatweg (N344) en de Bokkingshang. Daarnaast is het voor het autoverkeer mogelijk om via de Raamstraat in noordelijke richting, via de Bergpoortstraat de Kazernestraat (N344) te bereiken. Deze route is wel te beschouwen als een secundaire route, die de hele Raambuurt doorkruist.
Het plangebied ligt voor fietsers en voetgangers op een knooppunt van diverse routes tussen het Pothoofd en het zuidoostelijke deel van de stad met het centrum. Bruggen over de gracht zorgen voor goede verbinding met de overzijde en door de Raambuurt, met name over de Werfstraat en Hallenstraat lopen verschillende fietsroutes naar het centrum.
 
Functies
In 1996 heeft Senzora de productielocatie in het plangebied verruild voor een locatie op een bedrijventerrein in Deventer. Het achterblijvende gebouwen complex is in de tussentijd vooral gebruikt voor kleinschalige bedrijvigheid, kleine werkplaatsen en enkele kleinschalige kantoorlocaties. Met de transformatie van het Senzora-terrein zullen in elk geval de kleinschalige bedrijvigheid en kleine werkplaatsen verdwijnen uit het gebied.

2.4 Huidige situatie

In het voorjaar van 2023 is gestart met de werkzaamheden voor het slopen van de voormalige bedrijfspanden. Enkel het karakteristieke witte pand aan de Sluisstraat 25 en het Senzora-pand aan de Raamstraat zijn gespaard. Beide panden vormen de verbinding tussen het industriële verleden van het plangebied en het toekomstige woongebied.

2.5 Conclusie

Het plangebied is kent een lange geschiedenis in de stadsontwikkeling van Deventer. Lange tijd lag het buiten de wallen van de stad en was het gebied onderdeel van de raamblekerijen van de stad. De naam van de buurt (Raambuurt) vormt dan ook een verwijzing naar dit gebruik. Toen Deventer aan het eind van de 16de eeuw in de frontlinie van de Tachtigjarige Oorlog kwam te liggen, werd het plangebied onderdeel van de uitgebreide vestingwerken rondom de stad. Waar ooit de blekerij lag werd een uitgebreid stelsel van bolwerken, ravelijnen en grachten aangelegd ter verdediging. Vanaf het midden van de 19de eeuw begonnen de vestingwerken te knellen, ze hadden hun functie verloren en werden van na 1874 gesloopt. De Raambuurt kreeg haar industriële functie weer terug. Tot het eind van de 20ste eeuw kende de buurt verschillende kleine en grotere bedrijven. Als laatste verhuisde Senzora in 1996 haar productiefaciliteiten naar een nieuw bedrijventerrein binnen de gemeente. Vanaf die tijd is de Raambuurt binnen de gelaagde historische en ruimtelijke context getransformeerd tot een gewild stedelijk woongebied binnen de contouren van de historische binnenstad van Deventer.

3 Planbeschrijving

3.1 Inleiding

Voor de herontwikkeling van het Senzora-terrein en de stedenbouwkundige invulling daarvan zijn een masterplan, een inrichtingsplan en een beeldkwaliteitsplan opgesteld. In dit hoofdstuk worden deze documenten beschreven. Rode draad wordt gevormd door de gelaagde historische en ruimtelijke structuur van de Raambuurt in de context van de ruimtelijke ontwikkeling van Deventer. Het thema 'Erfgoed als basis' komt in al deze documenten terug. Op deze manier leidt de herontwikkeling van het Senzora-terrein tot een passende afsluiting van de transformatie van de Raambuurt van een 19de eeuws bedrijventerrein naar een hedendaags gedifferentieerd en gewild stedelijk woongebied binnen de contouren van de historische binnenstad van Deventer. Verder wordt er in dit hoofdstuk nader ingegaan op het programma en de beoogde doelgroepen en komen de aspecten 'verkeer en parkeren' en 'duurzaamheid' aan bod.

3.2 Masterplan

Voor de herontwikkeling van het Senzora-terrein is een masterplan opgesteld. In het masterplan zijn de kaderstellende uitgangspunten voor de herontwikkeling vastgelegd. Met deze kaders voor het toekomstige woongebied worden de principes op stedenbouwkundig, programmatisch en beeldkwaliteitsambitie vastgelegd. Het masterplan dient als basis voor het bestemmingsplan en als leidraad en toetsingskader voor de vervolguitwerkingen, zoals het inrichtingsplan en de bouwplannen.
Het masterplan geeft geen definitief eindbeeld van de toekomstige situatie weer. Op veel punten is er binnen de kaders ruimte voor interpretatie en het is denkbaar dat er voorstellen ter tafel komen, waarin in dit document niet is voorzien. In dit document is geprobeerd dit te ondervangen door ruimte te geven aan de achtergronden van de voorgestelde principes en de ambities te formuleren.
 
Het masterplan is in op 13 juli 2022 door de gemeenteraad vastgesteld. Het masterplan is opgenomen als bijlage 1 van de bijlagen bij toelichting.
 
Ontwikkelprincipes
In het masterplan zijn vijf ontwikkelprincipes voor de verdere uitwerking van het Senzora-terrein opgenomen:
  • Bergsingel: levendige ruggengraad;
  • Bolwerk: groen, blauw en toegankelijk;
  • Raamstraat: informele woonstraat;
  • Korrel: ensembles op het Senzora-tapijt;
  • Plekken: herkenbare openbare ruimte.
Deze principes worden op de afbeelding hieronder verbeeld.
 
Ontwikkelprincipes uit het Masterplan
 
Raamwerkplan
Het raamwerkplan is gebaseerd op de hierboven besproken ontwikkelprincipes. Belangrijk is dat de stedenbouwkundige structuur vanuit de logica van de plek opgebouwd wordt en de kenmerkende diversiteit zichtbaar zal zijn. Qua ruimtelijkheid volgt de nieuwbouw de richting en de vorm van het voormalige industriecomplex. Gebruikmaken van geschiedenis leidt echter niet automatisch tot historiserend ontwerp, herinterpretatie is de sleutel tot de transformatie in het toekomstige woongebied. Op die manier wordt rechtgedaan aan de historie van de locatie en vormt het zelf weer de basis voor een nieuwe toekomst.
In het ontwerp is aansluiting gezocht met de structuurlijnen en ontwerpingrediënten van de omgeving. Net als de vroegere industriële complexen is het plan zeer gevarieerd en divers opgebouwd maar tegelijkertijd wordt het een helder leesbaar stuk stad. De openbare ruimte zorgt voor eenheid en verbindt het plangebied met de omgeving. De sporen van het bolwerk komen terug in de groene waterrand. Op visueel-strategische punten komen hoogteaccenten.
 
Raamwerkplan herontwikkeling Senzora-terrein
 
In de uitwerking van het raamwerkplan komen de volgende thema's aan bod:
  • erfgoed als basis;
  • openbare ruimte en groen;
  • mobiliteitsconcept;
  • accenten;
  • programma;
  • duurzaamheid.
Op onderstaande afbeelding zijn deze thema's verbeeld.
 
Thema's voor de uitwerking van het raamwerkplan
 
Visie op de architectuur
Het masterplan wordt afgesloten met een visie op de architectuur van de toekomstige gebouwen. In de visie worden handreikingen gedaan voor de toekomstige beeldkwaliteit. Er wordt ingegaan op thema's als 'ensemble van gebouwen', 'variatie in eenheid', 'detaillering' en 'identiteit'. Dit deel van het masterplan vormt de opzet voor het beeldkwaliteitsplan. Het beeldkwaliteitsplan is beschreven in paragraaf 3.4.

3.3 Inrichtingsplan

Op basis van het masterplan is een inrichtingsplan voor de voormalige bedrijfslocatie van Senzora opgesteld. De ruimtelijke opzet sluit voor een belangrijk deel aan op bestaande ruimtelijke structuur van het Senzora-terrein voordat de bedrijfsgebouwen zijn gesloopt: twee bouwblokken parallel aan de Raamstraat en de gracht en van elkaar gescheiden door een besloten binnenstraat.
 
Inrichtingsplan Senzora-terrein, september 2023
 
Om het voormalige bedrijfsterrein te transformeren naar een aantrekkelijk woongebied zijn binnen de ruimtelijke structuur een aantal aanpassingen doorgevoerd. Ten aanzien van de hoofdstructuur behelst de belangrijkste aanpassing in het opknippen van de oorspronkelijke bouwblokken. Deze bouwblokken bestonden in de oorspronkelijke situatie uit verschillende aaneen gebouwde panden. Dit leverde een gesloten ruimtelijke structuur op, die met name langs de Bergsingel 'benauwend' was. Door het opknippen van de bouwblokken ontstaat er opnieuw contact met de omgeving: de bebouwing langs de Raamstraat wordt zichtbaar en de gracht gaat meer en meer onderdeel uit maken van de hele Raambuurt. Daarnaast ontstaat op deze manier de mogelijk om de gespaarde, waardevolle voormalige Senzora-gebouwen een goede plek te geven binnen de stedenbouwkundige structuur. Dit sluit aan bij de structuur van de Raambuurt als geheel.
In het inrichtingsplan worden verder de ruimtelijke kenmerken van de Sluisstraat, de Raamstraat en de Bergsingel in stand gehouden. Dat betekent dat het plein-karakter van de Sluisstraat wordt gehandhaafd en waar mogelijk versterkt door het groen langs de gracht. De nieuwe bebouwing langs de Raamstraat wordt zoveel mogelijk in de rooilijn van de voormalige bedrijfsgebouwen gerealiseerd en voortuinen ontbreken. In de toekomstige situatie heeft de Bergsingel nog steeds het karakter van een meer besloten binnenstraat. Echter door opknippen van de bouwblokken ontstaat centraal in de Bergsingel een binnenplein, met dwarsverbindingen, zowel visueel als functioneel, richting de Raamstraat en de gracht.  
   
Woningbouw
Rondom het binnenplein in de Bergsingel zijn vier bouwblokken met woningen geprojecteerd. De vier bouwblokken hebben elk hun eigen verschijningsvorm, architectonische beeld en programma. In het masterplan en beeldkwaliteitsplan zijn de verschijningsvorm en het architectonische beeld vastgelegd. De blokken langs de Raamstraat bestaan uit drie stroken met grondgebonden en gestapelde woningbouw. Binnen beide bouwblokken is voorzien in parkeerplaatsen op het maaiveld, die vanaf de Raamstraat bereikbaar zijn.
Het bouwblok aan de Bergsingel en de gracht bestaat uit een woongebouw van 10 bouwlagen met in de plint ruimte voor een kleinschalig kantoor of een maatschappelijke voorziening. Het woongebouw vormt op deze manier een herkenningspunt van het Senzora-terrein en de Raambuurt binnen de stedenbouwkundige structuur van Deventer. Aan de noordoostzijde van het woongebouw zijn grondgebonden woningen aan het water voorzien.
Het bouwblok in het zuidoostelijke deel van het Senzora-terrein heeft door de projectie in het groen en langs de een bijzondere positie binnen het inrichtingsplan. Enerzijds is dit bouwblok onderdeel van de oorspronkelijke ruimtelijke opzet en is het passend binnen deze structuur. Maar waar de voormalige bedrijfsgebouwen afgekeerd waren van het water, vormt dit bouwblok een nieuw gezicht richting het water. De gracht wordt hiermee onderdeel van het Senzora-terrein en de Raambuurt.  
    
Groen
In de bestaande situatie beperkt het groen zich voornamelijk tot de oevers van de gracht en de bomen die langs de oever staan. Hoewel het inrichtingsplan in de hoofdstructuur aansluit bij de bestaande situatie, heeft het groen een prominente functie in het Senzora-terrein gekregen. Vanaf de gracht dringt het groen zowel via het zuidoostelijk geprojecteerde bouwblok als via de Sluisstraat en de Bergsingel het Senzora-terrein binnen tot aan het centraal gelegen binnenplein. Via de smalle straatjes langs het oorspronkelijke Senzora-gebouw aan de Raamstraat is het groen zelfs vanuit de woningen aan de Raamstraat te ervaren. Het stenige karakter van de Raambuurt wordt daarmee enigszins doorbroken. Dit heeft verder een positieve invloed op het leefklimaat in de buurt. In paragraaf 5.8 wordt nader ingegaan op de gevolgen voor de klimatologische omstandigheden binnen het Senzora-terrein en de directe omgeving van het uitbreiden van het groen.

3.4 Beeldkwaliteit

Om de gewenste cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten van het toekomstige woongebied te kunnen borgen is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. De ruimtelijke kenmerken van de bestaande situatie en de principes uit het masterplan vormen de basis voor de uitwerking in het beeldkwaliteitsplan.  
 
In het beeldkwaliteitsplan zijn speelregels opgenomen voor de architectonische uitwerking van de bouwblokken uit het stedenbouwkundig plan en voor de inrichting van de openbare ruimte. Hierbij wordt ingegaan op het kleur- en materiaalgebruik, de positionering en uitstraling van de toekomstige bebouwing, de gevelindeling en detaillering. Voor de inrichting van de openbare ruimte zijn speelregels gegeven om samenhang binnen het plangebied te creëren en verbijzonderingen waar nodig en de landschappelijke inrichting.
 
Ten aanzien van met kleur- en materiaalgebruik wordt een baksteen voorgeschreven van een lichte kleur in een licht palet. Deze lichte kleur zal eenheid creëren en tegelijkertijd contrasteren met de donkere bakstenen van het bestaande Senzora-gebouw. Ondanks het contrast behoudt het geheel een gevoel van eenheid, aangezien het hoofdmateriaal baksteen zal zijn, waardoor een consistente uitstraling wordt gecreëerd. Voor de positionering en uitstraling van de gebouwen wordt stevige, vrijstaande en indrukwekkende volumes voorgeschreven. De individuele woning is ondergeschikt aan de grotere architectonische eenheid. Hierbinnen worden de gevels als een ritmische lappendeken, zonder grid of patronen ontworpen. De poorten die toegang bieden tot de binnenhoven zijn geïnspireerd op de poorten van het Senzora-gebouw en delen kenmerken die vertrouwd en herkenbaar zijn, waardoor ze harmonieus op elkaar aansluiten. De toevoegingen en bijzondere elementen in de gevels onderscheiden zich door het gebruik van verbijzondering in materiaalgebruik, wat een contrast vormt met het traditionele baksteen. De kenmerkende blauwe kleur van Senzora wordt geïntegreerd in verschillende elementen, waaronder garagedeuren, stalen lateien, de afwerking van de negge, deuren, kozijnen en ramen. Deze kleur speelt een cruciale rol in het bepalen van de algehele uitstraling van het Senzora-terrein. Daarmee onderscheid het Senzora-terrein zich duidelijk van andere plekken binnen de Raambuurt.   
Het beeldkwaliteitsplan wordt afzonderlijk van het bestemmingsplan vastgesteld door de gemeenteraad en daarmee onderdeel van de welstandsnota. Op deze manier wordt het beeldkwaliteitsplan het formele toetsingskader voor de omgevingsvergunningen voor het bouwen van de nieuwe gebouwen.
 
Het beeldkwaliteitsplan is opgenomen als bijlage 2 van de bijlagen bij toelichting.

3.5 Programma en doelgroepen

In het masterplan is een indicatief woningbouwprogramma opgenomen. In het gebied worden maximaal 130 woningen gebouwd. Circa 90 woningen bestaan uit appartementen en 40 grondgebonden stadswoningen. Deze woningen vallen uiteen in de volgende doelgroepen:
  • circa 20% sociaal;
  • circa 10% tot 25% vrije sector huurwoningen;
  • circa 55% tot 70% koopwoningen.
Het woningbouwprogramma voor de herontwikkeling van het Senzora-terrein past daarmee in het in paragraaf 4.5.3 en paragraaf 4.5.4 beschreven woonbeleid van de gemeente Deventer.
 
Daarnaast wordt beperkt ruimte geboden voor andere functies dan wonen. In de te behouden voormalige bedrijfspanden van Senzora wordt ruimte geboden voor kleinschalige kantoren en maatschappelijke voorzieningen. Deze functies komen ook terug op de begane grondverdieping van het woongebouw aan de gracht.

3.6 Verkeer en parkeren

 
3.6.1 Verkeer
De voorgenomen ontwikkeling heeft gevolgen voor de verkeersgeneratie van het plangebied en omgeving en de afwikkeling van het verkeer. Met als doel deze effecten in beeld te brengen is een Notitie verkeerseffecten Senzora opgesteld. Deze notitie is opgenomen als bijlage 3 van de bijlagen bij toelichting.
   
Bij de herontwikkeling van het Senzora-terrein wordt er wordt sterk ingezet op het stimuleren van langzaam verkeer. Er worden goede faciliteiten voor het fietsparkeren en elektrisch vervoer gerealiseerd en er wordt voorzien in faciliteiten voor deelmobiliteit.
 
Als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen zullen de intensiteiten op wegvakken rondom de Raambuurt met maximaal 200 motorvoertuigen per etmaal toenemen. Dat de groei op de wegen rondom de Raambuurt (waarin het Senzora-terrein ligt) niet optellen tot 900 motorvoertuigen komt doordat de belasting van het netwerk daar al hoog is. Een beperkt deel van de huidige weggebruikers zal door de toename van de intensiteiten na verloop van tijd op een andere manier reizen (andere route, of ander vervoermiddel).
 
De relatieve toename van de drukte als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling is beperkt. De Sluisstraat wordt niet gebruikt door doorgaand verkeer, omdat er geen mogelijkheid is de gracht te passeren. De Emmastraat wordt wel door bovenlokaal verkeer benut. Tijdens spitsperioden komt het voor dat de capaciteit van de Emmastraat en omliggende kruispunten en wegvakken onvoldoende is om het verkeer zonder vertraging af te wikkelen. De groei van het verkeer als gevolg van de Senzora-ontwikkeling is zo beperkt dat deze niet tot een wezenlijke verdere verslechtering van de verkeersafwikkeling leiden.
3.6.2 Parkeren
Om voldoende parkeerplaatsen te realiseren binnen het plangebied en daarmee te voldoen aan de toekomstige parkeerbehoefte is op basis van het gemeentelijke parkeerbeleid een parkeernotitie met een parkeerbalans opgesteld. Hierin is rekening gehouden met gereserveerde en dubbel te gebruiken parkeerplaatsen. Er komt naar voren dat de werkdagavond en de zaterdagavond maatgevend zijn voor parkeren met een parkeervraag (benodigd aantal parkeerplaatsen) van 115 parkeerplaatsen. Omdat er voor de ontwikkeling (minimaal) 119 parkeerplaatsen beschikbaar zijn, is er sprake van een sluitende parkeerbalans. Er worden voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd.
 
De parkeernotitie is opgenomen als bijlage 4 van de bijlagen bij toelichting.
   
In de planuitwerking is op diverse manieren voorzien in deze parkeerplaatsen. Op het maaiveld binnen de woningbouwblokken langs de Raamstraat worden (gedeeltelijk) overdekte parkeervoorzieningen gerealiseerd. Deze voorzieningen zijn of via een aangeduide onderdoorgang of via een onbebouwde ruimte tussen de woningen direct vanaf de straat/openbare ruimte bereikbaar. In totaal zijn op het maaiveld 64 parkeerplaatsen gerealiseerd. Onder het zuidelijk blok met woningen langs de Raamstraat wordt een ondergrondse parkeergarage gerealiseerd met maximaal 55 parkeerplaatsen. Hiervoor is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - parkeergarage' op de verbeelding opgenomen. De inrit tot de parkeergarage is voorzien op hoek van de Sluisstraat en de Raamstraat.
 
Indicatieve ligging van de 64 parkeerplaatsen die op het maaiveld worden gerealiseerd.

3.7 Duurzaamheid

Onze duurzame ambities voor Senzora liggen op het vlak van behoud van gebouwen en landschap, mobiliteit, energie, klimaat en biodiversiteit, sociaalmaatschappelijke functies en circulariteit. Het duurzame gedachtegoed voor de herontwikkeling terug te vinden in verschillende onderdelen van de herontwikkeling en uitvoering beschreven in het masterplan. Een aantal onderwerpen springen er uit:
  • sociale duurzaamheid: vanuit de aandacht voor het bouwen voor alle doelgroepen (inclusiviteit) en het streven naar een collectieve openbare ruimte en ruimte voor eigen initiatief;
  • klimaatadaptatie: de openbare ruimte wordt vergroend, er is ruim aandacht voor een solide watersysteem (zie paragraaf 5.5) dat hittestress (zie paragraaf 5.8) tegengaat en zorgt voor meer opslag van regenwater in natte perioden;
  • biodiversiteit en een robuust ecologisch systeem: door natuurinclusief te bouwen en aandacht te hebben voor het gebruik van de juiste combinatie van beplanting (nadruk op inheemse soorten en variatie). Er wordt substantieel meer bomen en groen toegevoegd;
  • mobiliteit: er wordt sterk ingezet op het stimuleren van langzaam verkeer. Er komen goede faciliteiten voor het fietsparkeren en elektrisch vervoer. Ook wordt deelmobiliteit gestimuleerd;
  • integrale verduurzaming bebouwing: de nieuwe woningen gaan voldoen aan de hoge eisen op het gebied van energieprestaties en worden aardgasvrij gerealiseerd.
Energiesysteem
Voor alle nieuwbouw geldt dat vergunningaanvragen vanaf 2021 moeten voldoen aan de landelijke BENG-eisen: Bijna Energie Neutraal Gebouwen. De combinatie van ontwerpaspecten zoals de compactheid van een gevels zijn samen bepalend voor de energiebehoefte van gebouwen. Aandacht voor deze ontwerpaspecten is noodzakelijk om de duurzaamheidsambite waar te maken.
 
Natuurinclusiviteit, klimaatadaptatie en gezondheid
Het Senzora-terrein wordt een natuurinclusieve buurt, waarin elke ruimte in het gebied, zowel dak, gevel, grond en water, wordt gebruikt om bij te dragen aan de biodiversiteit en beleving van de een gezonde leefstijl met een openbare ruimte die mensen uitnodigt om te ontmoeten en te ontspannen. De voetgangers en fietsers staan centraal.
 
De herontwikkeling van het Senzora-terrein leidt tot een klimaatadaptieve buurt met een schoon en aangenaam leefklimaat, dat bestand is tegen hevige regenval (zie paragraaf 5.5) en extreme temperatuurschommelingen (zie paragraaf 5.8). Groen levert een belangrijke bijdrage aan de fysieke en mentale gezondheid van bewoners en heeft een positieve invloed op het ervaren van geluk. Daarom is het belangrijk dat er voldoende groen aanwezig is, dat het groen toegankelijk is, en dat het te beleven is. Om die reden wordt van het Senzora-terrein een natuurinclusieve leefomgeving gemaakt waarin ruimte is voor plant, dier en mens.
 
De in het plangebied aanwezige waardevolle bomen zijn in het plan geïntegreerd. De bestaande waardevolle bomen langs de gracht worden behouden en door middel van regels in het bestemmingsplan beschermd (zie paragraaf 7.2.4). Er komt een variëteit aan nieuwe boomsoorten bij die bestaande natuurwaarden verrijkt. Het maaiveld wordt ingericht met verschillende beplantingen voor drogere en vochtigere milieus en zal voor een groot deel een extensief beheer kennen. Hiermee vergroten de fourageer- en nestelkansen voor de gewone en ruige dwergvleermuis, huismus en lokaal aanwezige insectensoorten.
 
Bij de verdere uitwerking van de plannen wordt de Leidraad Natuurinclusief en Klimaatadaptief Handelen van de gemeente Deventer gevolgd. Kansen voor natuurinclusief bouwen liggen vooral in het toepassen van de volgende maatregelen:
  • neststenen voor vogels;
  • neststenen voor vleermuizen;
  • groene en bruine daken;
  • groene gevels;
  • geveltuinen;
  • bloemrijke boomspiegels;
  • insectenhotels;
  • halfverharding.
Op basis van de door de gemeente in 2019 vastgestelde beleid voor Natuur Inclusief Bouwen en het  daaraan gekoppelde puntensysteem worden de maatregelen geborgd in het op te stellen bestemmingsplan en daarna concreet uitgewerkt in de bouwplannen. Voor de transformatie van het Senzora-terrein is een lijst Natuur Inclusief Bouwen opgesteld. Deze lijst is als een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan. Het gemeentelijke beleid is daarmee geborgd.
 
Circulariteit
Bestaande gebouwen bevatten de grondstoffen voor nieuwe gebouwen. Het doel is zoveel mogelijk materiaal uit de demontage van de bestaande gebouwen te putten. Op die manier worden veel doelen gelijktijdig bereikt: circulariteit, doelmatige gebruik en historische relatie tussen materiaal en locatie.
Circulariteit uit zich dit onder meer in flexibel bouwen, bouwen met materialenpaspoorten, ontwerpen voor hergebruik, overstappen van bezit naar delen van goederen, het aanbieden van diensten in plaats van goederen, afvalscheiding en hergebruik van materialen en producten.

3.8 Strijdigheid met het geldende bestemmingsplan

De herontwikkeling van het Senzora-terrein is in strijd met het bestemmingsplan Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel B. De bouw van woningen, de parkeergarage en de aanleg van een nieuwe groenzone langs de gracht is in strijd met de functies 'Bedrijf - categorie 2' en 'Wasmiddelenfabriek'.
 
Dit bestemmingsplan maakt de bouw van maximaal 130 woningen met bijbehoren voorzieningen, wegen en groenstructuren mogelijk conform het in paragraaf 3.2 en paragraaf 3.3 beschreven masterplan en inrichtingsplan. De bebouwingscontouren uit het inrichtingsplan zijn overgenomen in de verbeelding van het bestemmingsplan en vertaald in juridische regels. In hoofdstuk 7 worden deze regels nader toegelicht. Het in paragraaf 3.4 beschreven beeldkwaliteitsplan wordt apart vastgesteld door de gemeenteraad en daarmee onderdeel van het welstandsbeleid van de gemeente Deventer. Het beeldkwaliteitsplan vormt daarmee het toetsingskader voor het vergunnen van de beoogde bebouwing. Hiermee zijn de ambities van de gemeente en de projectontwikkelaar ten aanzien van de woningbouwprogrammering en het behoud van de karakteristiek van de Raambuurt geborgd.

4 Beleidskader

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het plan aan relevant beleid getoetst.

4.2 Europees beleid

4.2.1 Verdrag van Malta
Het Europese Verdrag van Malta uit 1992 regelt de bescherming van archeologisch erfgoed, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Nederland heeft dit verdrag ondertekend en goedgekeurd. Invoering ervan gebeurt onder meer door de Wet op de archeologische monumentenzorg. In paragraaf 5.2.1 wordt beschreven op welke manier wordt omgegaan met archeologische en cultuurhistorische waarden.
4.2.2 Natura 2000
Om de natuur in Europa te beschermen en te ontwikkelen, werken de lidstaten van de Europese Unie (EU) samen aan Natura 2000: een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden in alle lidstaten. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het EU-beleid voor behoud en herstel van biodiversiteit. De Nederlandse bijdrage hieraan bestaat uit 162 gebieden.
Natura-2000 omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn (1979) en Habitatrichtlijn (1992), die zijn opgenomen in de Wet natuurbescherming. In beide richtlijnen staan ook maatregelen voor soortenbescherming. In paragraaf 5.3 wordt besproken in hoeverre de bestemmingswijziging de aanwezige natuurwaarden raakt.
4.2.3 Kaderrichtlijn Water
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om een gecoördineerd beheer in alle Europese stroomgebieden te realiseren, de waterkwaliteit verder te verbeteren en het publiek sterker bij het waterbeheer te betrekken. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. De gevolgen voor de realisatie van het plan worden beschreven in paragraaf 5.5.
4.2.4 Kaderrichtlijn Luchtkwaliteit
In de Europese Kaderrichtlijn Luchtkwaliteit worden de grondbeginselen van het Europese luchtkwaliteitsbeleid gegeven. De doelstellingen van dit beleid zijn het omschrijven en vastleggen van de luchtkwaliteit om de schade voor mens en milieu te voorkomen, verhinderen of te verminderen, de luchtkwaliteit te kunnen beoordelen, de bevolking te kunnen informeren over de kwaliteit van de lucht en het in stand houden van of verbeteren van de kwaliteit. In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) van 15 november 2007 is de Europese kaderrichtlijn opgenomen in Nederlandse wetgeving. In paragraaf 5.8  worden de gevolgen voor de luchtkwaliteit beschreven als gevolg van het realiseren van het plan.

4.3 Rijksbeleid

4.3.1 Omgevingswet
Met de nieuwe Omgevingswet in aantocht wordt het in de toekomst makkelijker om ruimtelijke projecten te starten. Met de Omgevingswet wordt het omgevingsrecht vereenvoudigd en gemoderniseerd. Regels op het gebied van omgevingsrecht worden gebundeld en vereenvoudigd. Hierdoor is er bijvoorbeeld meer ruimte voor maatwerk en zijn er minder regels. Op 12 juli 2013 heeft de ministerraad ingestemd met het wetsvoorstel Omgevingswet. Met het inwerking treden van de Omgevingswet krijgen de bestemmingsplannen van de gemeente automatisch de status van een omgevingsplan. Met de totstandkoming van dit Chw bestemmingsplan is al zoveel mogelijk in de 'geest van de omgevingswet' gewerkt.
4.3.2 Nationale Omgevingsvisie
Inleiding
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
 
Opgaven
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten.
 
1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. In 2050 is Nederland klimaatbestendig en water robuust. Dit vraagt om maatregelen in de leefomgeving, waarmee tegelijkertijd de leefomgevingskwaliteit verbeterd kan worden en kansen voor natuur geboden kunnen worden. In 2050 heeft Nederland daarnaast een duurzame energievoorziening. Dit vraagt echter om ruimte. Door deze ruimte zoveel mogelijk te clusteren, wordt versnippering van het landschap voorkomen en wordt de ruimte zo efficiënt mogelijk benut. Het Rijk zet zich in door het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.
 
2. Duurzaam economisch groeipotentieel
Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan ons land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Er wordt ingezet op een innovatief en sterk vestigingsklimaat met een goede 'quality of life'. Belangrijk is wel dat onze economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair.
 
3. Sterke en gezonde steden en regio's
Er zijn vooral in steden en stedelijke regio's nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd.
 
4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. In alle gevallen zet het Rijk in op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
  • combinatie van functies gaan voor enkelvoudige functies. In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte;
  • kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal. Het verschilt tussen gebieden wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling en tussen concurrentiekracht en leefbaarheid. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere
  • afwentelen wordt voorkomen. Het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie inwoners, zonder dat dit ten komst gaat van die van toekomstige generaties.
Relatie met initiatief
Voor voorliggend bestemmingsplan geldt dat er geen nationale belangen in het geding zijn, tevens is er geen sprake van enige belemmering met betrekking tot de prioriteiten zoals verwoord in de NOVI. Het plan draagt bij aan binnenstedelijke vernieuwing en verdichting. Bij het uitwerken van het plan zijn de kenmerken en identiteit van het gebied centraal gesteld en is rekening gehouden met omgevingsfactoren. De NOVI vormt geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen.
4.3.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Met het vastgestelde Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (30 december 2011), ook wel Barro genoemd, geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen en wordt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen gewaarborgd. Doel van dit besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken, dan wel te beschermen. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen:
  • rijksvaarwegen;
  • hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • elektriciteitsvoorzieningen;
  • buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
Gelet op de ligging van het plangebied, de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling is er geen strijdigheid met het nationaal ruimtelijk belang, zoals neergelegd in het Barro. Deze onderwerpen hebben geen betrekking op het plangebied en de toekomstige invulling daarvan.
4.3.4 Besluit ruimtelijke ordening
Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe te borgen is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit artikel 3.1.6 Bro volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. In de volgende paragraaf wordt een en ander onderbouwd.
4.3.5 Ladder voor duurzame verstedelijking
Wettelijk kader
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle stedelijke ontwikkelingen. De definitie van een stedelijke ontwikkeling is opgenomen in artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het Bro en luidt als volgt:
  • ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
In de handreiking staat dat er geen ondergrens is bepaald voor wat een ‘stedelijke ontwikkeling’ is. Gezien de aard en de omvang van de voorgenomen ontwikkeling is deze aan te merken als een 'stedelijke ontwikkeling'.
 
Onderzoek
 
Woningbouwprogramma en doelgroepen
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de herontwikkeling het Senzora-terrein. Het woningbouwprogramma voor deze herontwikkeling bestaat uit maximaal 130 woningen bestaande uit appartementen en stadswoningen. Het woningbouwprogramma voorziet in 20% sociale
huurwoningen, 10 tot 25% vrije sector middel dure huurwoningen en 55 tot 75% koopwoningen.
 
Behoefte
In paragraaf 4.5.3 en paragraaf 4.5.4 is het woonbeleid van de gemeente Deventer beschreven. De herontwikkeling van het Senzora-terrein passen wat betreft het woningbouwprogramma en de specifieke behoefte aan woningen in dit beleid.
 
Bestaand stedelijk gebied
De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied.
 
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling voorzien in de behoefte aan woningen in de gemeente Deventer. De Ladder voor duurzame verstedelijking vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.3.6 Conclusie
Het Rijksbeleid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.4 Provinciaal en regionaal beleid

4.4.1 Omgevingsvisie Overijssel Beken Kleur
Op 12 april 2017 heeft Overijssel haar nieuwe Omgevingsvisie vastgesteld. De Omgevingsvisie wordt jaarlijks geactualiseerd. Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of ‘rode draden’ bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel.
 
Duurzaamheid
De provincie hanteert de volgende definitie van duurzaamheid: ‘duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.’ De provincie heeft 4 duurzame kwaliteitsambities geformuleerd:
 
1. Een klimaatbestendig Overijssel
Dit betekent dat de provincie er voor wil zorgen dat we – nu en in de toekomst – beschermd zijn tegen overstromingen, droge voeten houden en, ook in perioden van droogte, over voldoende en schoon (drink)water beschikken voor bewoners, natuur en (landbouw)bedrijven. En de provincie wil er voor zorgen dat de stad, zelfs bij extreem heet weer, een fijne en gezonde plek blijft om te wonen. Met andere woorden: dat bijvoorbeeld ook hittestress in de steden wordt beperkt.
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
Het plangebied ligt in een gebied met een kleine overstromingskans. Een kleine overstromingskans betekent een kans van overstroming van 1 op de 1.000 jaar. Bij een overstroming van het plangebied zal volgens de klimaateffectatlas een maximale waterdiepte van 0,5 m tot 1,0 m ontstaan.
De herontwikkeling van het Senzora-terrein leidt tot een afname van het oppervlak aan bebouwing en bij de nieuwe bebouwing worden maatregelen getroffen om te voldoen aan de bergings- en infiltratie-eisen van de gemeente en het waterschap. Dit heeft een positief effect op de waterhuishouding.
 
2. Een duurzame energiehuishouding
De provincie ambieert een duurzame energiehuishouding, hernieuwbare energie voor iedereen beschikbaar en betaalbaar. De provincie zet in op het vergroten van het aandeel energie uit bronnen als zon, wind, biomassa en ondergrond.
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
De herontwikkeling van de bestaande verouderde bedrijfslocatie naar een woongebied is op zichzelf een duurzame opgave. De wijze waarop dat gebeurt, door gebruik te maken van duurzame materialen, duurzame energieoplossingen en het toevoegen van groen aan het plangebied, maakt dat de voorgenomen ontwikkeling duurzaam van aard is.
 
3. Kringlopen sluiten, ofwel: toegroeien naar een circulaire economie
De provincie streeft naar een economie die spaarzaam omgaat met grondstoffen, waar winning, gebruik en hergebruik dicht bij elkaar plaatsvinden en waarin reststoffen maximaal worden hergebruikt. Het sluiten van kringlopen staat hierbij centraal. Dit draagt ook bij aan het borgen van een gezonde leefomgeving door het beperken van schadelijke emissies.
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
De herontwikkeling van een oude bedrijfslocatie naar een nieuwe woonlocatie is duurzaam van aard. Er is niet direct een kringloop van grondstoffen omdat bestaande bebouwing wordt gesloopt.
 
4. Beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur
De provincie heeft de ambitie om bestaande ruimte, bebouwing en infrastructuur beter en slimmer te benutten. Denk aan multifunctioneel en complementair ruimtegebruik (zowel boven- als ondergronds), hergebruik en herbestemming van vrijkomend vastgoed (in stedelijk en landelijk gebied) en het concentreren van ontwikkelingen rond bestaande infrastructuurknooppunten.
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
Met de herontwikkeling van het Senzora-terrein tot een nieuw woongebied wordt de bestaande bebouwing gesloopt, met uitzondering van twee cultuurhistorisch waarde volle panden. Deze panden worden gerenoveerd, zodat ze beschikbaar komen voor een nieuwe functie (wonen, kantoor en/of maatschappelijke voorzieningen). De overige bebouwing verkeerd in slechte staat en is niet herbruikbaar. Op stedenbouwkundig niveau leidt de herontwikkeling tot het saneren van een verouderd bedrijventerrein tot een nieuw gedifferentieerd woongebied in de directe nabijheid van het historische centrum van Deventer. De vrijkomende ruimte wordt daarmee duurzaam benut.
 
Ruimtelijke kwaliteit
Ruimtelijke kwaliteit wordt door de provincie vooral gezien als functioneel, mooi en toekomstbestendig. Dit is een optelsom van:
  • gebruikswaarde: functionaliteit, bereikbaarheid, toegankelijkheid, nut en noodzaak van een initiatief dat ontwikkeld wordt;
  • belevingswaarde: beeldkwaliteit, het ‘mooie’, de identiteit van een gebied, het gevoel van (toekomstige) gebruikers en bewoners;
  • toekomstwaarde: het vermogen om ruimtelijke gevolgen van veranderende omstandigheden op te vangen (flexibiliteit, beheerbaarheid).
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
De herontwikkeling van het Senzora-terrein past binnen deze waarden. Het plan voorziet in een duurzame benutting van bestaande ruimte. Door sloop, nieuwbouw en nieuwe functies krijgt het voormalige bedrijventerrein weer een nieuwe gebruikswaarde. Voor de stedenbouwkundige invulling is een stedenbouwkundig masterplan en een beeldkwaliteitsplan opgesteld, met als doel een woongebied te realiseren met hoge belevingswaarden. Het masterplan en het beeldkwaliteitsplan zijn beschreven in respectievelijk paragraaf 3.2 en paragraaf 3.4. Het handhaven van de twee panden met cultuurhistorische waarden voor de Raambuurt draagt hier aan bij. Het woningbouwprogramma voor het Senzora-terrein is gedifferentieerd. Hiermee wordt ingespeeld op de huidige en toekomstige vraag naar verschillende typen woningen. 
 
Sociale kwaliteit
Sociale kwaliteit gaat over het welzijn of ‘goed voelen’ van de mens. Daarbij spelen zaken als gezondheid en vitaliteit een belangrijke rol, maar ook arbeidsparticipatie (mede in relatie tot onderwijs), sociale uitsluiting en armoede. Sociale kwaliteit gaat ook over leefbaarheid in bredere zin, over binding met de buurt en betrokkenheid bij de eigen leefomgeving.
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
In de bestaande situatie is sprake van leegstaande en verouderde bedrijfsgebouwen. Dit doet afbreuk aan de algemene kwaliteit van het plangebied en de woonkwaliteit van de omgeving in het bijzonder. De herontwikkeling van het door een nieuw plan te ontwikkelen wordt een positieve bijdrage geleverd aan de ruimtelijke en sociale kwaliteit van het gebied en haar omgeving.
 
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Voorliggend plan speelt zich af in de stedelijke omgeving. Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
  • generieke beleidskeuzes;
  • ontwikkelingsperspectieven;
  • gebiedskenmerken.
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
 
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zogenaamde 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden. Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
 
Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities. De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent door vertaald in de ontwikkelingsperspectieven.
 
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt. Aan de hand van de genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
 
Toets aan uitvoeringsmodel
 
Generieke beleidskeuzes
Of een voorgenomen ontwikkeling mogelijk is, wordt onder andere bepaald door provinciale generieke beleidskeuzes. In heel Overijssel is een aantal beleidskeuzes van toepassing op nagenoeg alle thema’s en locaties. Dit zijn:
  1. integraliteit;
  2. toekomstbestendigheid;
  3. concentratiebeleid;
  4. (boven)regionale afstemming;
  5. zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.
Samen geven deze beleidskeuzes invulling aan de Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking.
 
1. Integraliteit
De eis van integraliteit houdt in dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen. Met deze wettelijke eis uit het Besluit ruimtelijke ordening wordt verzekerd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
In de voorbereiding van dit bestemmingsplan is een integrale afweging gemaakt ten aanzien van beleid, ruimtelijke kwaliteit, omgeving en behoefte. Deze afweging heeft zich vertaald in een stedenbouwkundig masterplan (zie paragraaf 3.2), een beeldkwaliteitsplan (zie paragraaf 3.4) en een bestemmingsplan.
 
2. Toekomstbestendigheid
De eis dat gekozen oplossingen voor maatschappelijke opgaven toekomstbestendig moeten zijn, houdt in dat een initiatief de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te kunnen voorzien niet in gevaar mag brengen. Initiatieven moeten bijdragen aan een duurzame benadering van ontwikkelingen die voorzien in de behoefte van de huidige generatie, maar die opties openhoudt om ook te voorzien in behoeften van toekomstige generaties. Het gaat dan om een evenwichtige benadering van het welzijn van mensen, economische welvaart en van het beheer van natuurlijke voorraden. Bij toekomstbestendigheid gaat het ook om de effecten van ingrepen op verschillende schaalniveaus (van directe buren tot ver over de grens) en over de vraag of het project over 20 of 30 jaar nog steeds toegevoegde waarde heeft.
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
De bestaande verouderde bebouwing en het toegestane gebruik daarvan sluiten niet meer aan op de huidige en toekomstige behoefte. De herontwikkeling van het Senzora-terrein leidt ertoe dat deze bebouwing wordt gesloopt, met uitzondering van de cultuurhistorisch waardevolle panden, en nieuwe functies (wonen, kantoor en maatschappelijke voorzieningen) worden toegestaan die voorzien in een huidige en toekomstige behoefte.
 
3. Concentratiebeleid
Het concentratiebeleid van de provincie Overijssel houdt in dat stedelijke ontwikkelingen (wonen, werken en voorzieningen) zoveel mogelijk geconcentreerd worden in de stedelijke netwerken Twente (Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne), Zwolle-Kampen en Cleantech regio Deventer. Daar mag gebouwd worden voor de (boven)regionale behoefte. De kernen Hardenberg en Steenwijk kunnen bouwen voor de regionale behoefte mits dit past binnen de regionale programmering.
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
De herontwikkeling van het Senzora-terrein vindt plaats in het binnenstedelijke gebied van Deventer. Deventer is onderdeel van de Cleantech Regio.
 
4. Bovenregionale afstemming
De verplichting tot (boven)regionale afstemming is erop gericht om gemeenten gezamenlijk verantwoordelijkheid te laten nemen voor de regionale programmering van woningbouw, werklocaties en stedelijke voorzieningen. Ook wanneer een gemeente alleen voorziet in haar eigen (lokale) behoefte is onderlinge afstemming gewenst, omdat het aanbod in een gemeente aan woningen, werklocaties en voorzieningen onderdeel uitmaakt van een regionale markt.
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
De herontwikkeling van het Senzora-terrein tot nieuw woongebied is onderdeel van het ruimtelijke beleid en het woonbeleid van de gemeente Deventer. Dit beleid is afgestemd met de provincie, de regio en omliggende gemeenten. 
 
5. Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
De eis van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is erop gericht om onnodig nieuw ruimtebeslag – zowel ondergronds als bovengronds – te voorkomen. De provincie wil het onderscheid tussen het bestaande bebouwde gebied en de onbebouwde groene omgeving scherp houden.
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
De herontwikkeling van het Senzora-terrein vindt plaats in het binnenstedelijk gebied van Deventer. De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot nieuw ruimtebeslag buiten bestaand stedelijk gebied, waarmee het bestaande onderscheid tussen het bebouwde en het onbebouwde gebied in stand blijft.
 
Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In voorliggend plan zijn de ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke omgeving van toepassing.
 
Ontwikkelingsperspectief Stedelijke netwerken
De provincie onderscheidt in de Stedelijke Omgeving drie ontwikkelingsperspectieven, ieder met een eigen accent:
  1. stedelijke netwerken als motor;
  2. steden en dorpen als veelzijdige leefmilieus;
  3. hoofdinfrastructuur: vlot en veilig.
1. Stedelijke netwerken als motor
Het accent Stedelijke netwerken als motor omvat de drie stedelijke netwerken in Overijssel: Twente (Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne), Zwolle-Kampen en Cleantech Regio Deventer. Van de ruimtelijke kwaliteitsambitie staat in dit ontwikkelingsperspectief voorop: de ambitie Brede waaier aan woon-, werk- en mixmilieus, elk buurtschap, dorp en stad zijn eigen kleur. In de provinciale verordening is hieraan gekoppeld dat ruimte is voor woningbouw voor (boven)regionale behoefte in de stedelijke netwerken mits onderbouwd en regionaal afgestemd.
Binnen het stedelijk netwerk wordt specifiek aandacht besteed aan woon- en werklocaties. In en rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld door in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening te houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
De herontwikkeling van het Senzora-terrein voorziet in een binnenstedelijke ontwikkeling binnen de Cleantech Regio Deventer. Hiermee wordt de stad aantrekkelijk om te wonen. Bij de uitwerking van het plan wordt rekening gehouden met een duurzame inrichting, toevoegen van groen en gebruik van duurzame materialen en duurzame energie-oplossingen. Hierdoor is de voorgenomen ontwikkeling in lijn met de doelen en ambities voor de stedelijke omgeving.
 
2. Steden en dorpen als veelzijdige leefmilieus
Het ontwikkelingsperspectief ‘Steden en dorpen als veelzijdige leefmilieus’ omvat de steden in Overijssel die niet binnen de drie stedelijke netwerken vallen en de dorpen in Overijssel.
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
Aangezien onderliggend plangebied binnen de Cleantech Regio Deventer valt, is dit ontwikkelingsperspectief niet van toepassing.
 
3. Hoofdinfrastructuur: vlot en veilig
Van de ruimtelijke kwaliteitsambities ligt in dit ontwikkelingsperspectief de nadruk op de ambitie om het contrast tussen dynamische en luwe gebieden te versterken. Daarnaast gelden – net als voor alle andere ontwikkelingsperspectieven – de ruimtelijke kwaliteitsambities:
  • zichtbaar en beleefbaar mooi landschap;
  • sterke ruimtelijke identiteiten als merken voor Overijssel;
  • continu en beleefbaar watersysteem.
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
Gezien de binnenstedelijke ligging van het plangebied is dit ontwikkelingsperspectief niet relevant voor dit plan.
 
Gebiedskenmerken
De provincie wil nieuwe ruimtelijke opgaven verbinden met bestaande gebiedskenmerken. De gebiedskenmerken spelen zo een belangrijke rol bij de vraag hoe een initiatief invulling kan krijgen. Onder gebiedskenmerken verstaat de provincie de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. De provincie onderscheidt de gebiedskenmerken in vier lagen:
  1. de natuurlijke laag;
  2. de stedelijke laag;
  3. de laag van de beleving;
  4. de laag van het agrarisch cultuurlandschap.
Voor onderliggend initiatief zijn de volgende lagen van toepassing.
  
1. Natuurlijke laag
De natuurlijke laag is de laag van de bodem, het reliëf, het watersysteem en de natuur die zich hier ‘van nature’ op vestigt. Deze natuurlijke laag is het resultaat van de wisselwerking tussen abiotische (fysische) en biotische factoren en processen. Zo zorgden ijs-, wind- en waterstromen in Overijssel voor het ontstaan van een afwisselend landschap van stuwwallen, dekzandgronden, beekdalen en natte laagtes en bepaalden de stroomsnelheden van IJssel, Vecht, Regge of Dinkel waar het fijne (komgronden) en waar het grovere sediment (oeverwallen) werd afgezet. En ontwikkelde veen zich daar, waar het water maar moeilijk weg kon.
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
Het plangebied ligt binnen de natuurlijke laag in de ‘Dekzandvlakte en ruggen’. De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Het plangebied is al eeuwen onderdeel van het stedelijk gebied van Deventer. De natuurlijke verschillen zijn in de loop van deze periode langzamerhand verdwenen. De voorgenomen ontwikkelingen kunnen om die reden niet bijdragen aan het herkenbaar houden van de natuurlijke laag.
 
2. Stedelijke laag
De stedelijke laag is de laag van de steden, dorpen, verspreide bebouwing, wegen, spoorwegen en waterwegen. Het gaat in deze laag om de dynamiek van de steden en de grote infrastructurele verbindingen, maar ook om de rust van de dorpen en de landelijke wegen en paden.
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
Het plangebied ligt binnen de stedelijke laag in de ‘Historische centra binnensteden'. De ambitie is om vitale stads- en dorpscentra met een gevarieerd functioneel en ruimtelijk beeld te creëren. Eigen karakter van het centrum wordt opgezocht en versterkt. Het patroon van straten, pleinen en andere openbare ruimten wordt in stand behouden en waar mogelijk versterkt of hersteld. Archeologische en historische waarden worden zichtbaar gemaakt en ingezet ter versterking van de eigen identiteit van gebieden. Cultuurhistorisch waardevolle en beeldbepalende gebouwen krijgen waar nodig nieuwe functies en economische dragers. Voor de herontwikkeling van het Senzora-terrein zijn een masterplan (zie paragraaf 3.2) en een beeldkwaliteitsplan (zie paragraaf 3.4) opgesteld. De ambities voor de stedelijke laag zijn hierin nader uitgewerkt.
  
3. Laag van de beleving
In de laag van de beleving komen de natuurlijke, functionele en sociale processen bij elkaar. Dit is de laag die gaat over de beleefbaarheid van ruimtelijke kwaliteit, identiteit en tijdsdiepte, van recreatieve gebruiksmogelijkheden die een belangrijke rol spelen bij de waardering van de leefomgeving. De laag van de beleving is de laag van de verbinding en het netwerk; tussen het stedelijke en het landelijke, de cultuur en de natuur, snel en traag, oud en nieuw, tussen nut en schoonheid. De laag van de beleving benut vooral de kwaliteiten van de andere drie lagen, maar voegt ook eigen kenmerken toe, zoals landgoederen, recreatieparken en recreatieve routes. Het stelt kwaliteiten zoals de natuur, de productielandschappen en de steden in een ander daglicht en maakt ze beleefbaar en tot een belevenis.
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
Het plangebied ligt binnen de gebiedskenmerken van ‘de laag van de beleving’ binnen het gebiedskenmerk ‘IJssellinie inundatieveld’. De ambitie is het creëren van verbindingen en verbanden tussen bestaande bakens die onderdeel van een groter geheel zijn, maar nu verloren of geïsoleerd in het landschap liggen. In voorliggend plan is daar gezien de binnenstedelijke ligging geen sprake van.
4.4.2 Omgevingsverordening Overijssel
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
 
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. ten aanzien van voorliggend plan zijn de volgende artikelen uit de omgevingsverordening van toepassing:
 
Artikel 2.1.2: Principe van concentratie
Nieuwe ontwikkelingen, zoals woningbouw, voldoen in eerste instantie aan de lokale behoefte. De herontwikkeling van het Senzora-terrein past binnen het regionale en gemeentelijke woonbeleid. In dit beleid is de lokale behoefte aan woningen vastgelegd. 
 
Artikel 2.1.3: Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
Voor nieuwe ontwikkelingen met extra ruimtebeslag in de groene omgeving moet aannemelijk worden gemaakt dat in bestaand bebouwd gebied geen ruimte meer (te maken) is. De herontwikkeling van het Senzora-terrein vindt plaats in het binnenstedelijk gebied van Deventer. De voorgenomen ontwikkeling leidt niet nieuw ruimtebeslag buiten bestaand stedelijk gebied, waarmee het bestaande onderscheid tussen het bebouwde en het onbebouwde gebied in stand blijft.
 
Artikel 2.1.4: Toekomstbestendigheid
Als provinciale belangen in het geding zijn, moet aannemelijk gemaakt worden dat permanente nieuwe ontwikkelingen toekomstbestendig zijn. Bij de herontwikkeling van het Senzora-terrein zijn geen provinciale belangen ten aanzien van toekomstbestendigheid in het geding. Het aannemelijk maken van de toekomstbestendigheid van de ontwikkeling is daarmee niet noodzakelijk.
 
Artikel 2.1.5: Ruimtelijke kwaliteit
Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan het versterken van de voorziet in een duurzame benutting van bestaande ruimte. Door sloop, nieuwbouw en nieuwe functies krijgt het voormalige bedrijventerrein weer een nieuwe gebruikswaarde. Voor de stedenbouwkundige invulling is een stedenbouwkundig masterplan (zie paragraaf 3.2) en een beeldkwaliteitsplan (zie paragraaf 3.4) opgesteld, met als doel een woongebied te realiseren met hoge belevingswaarden. Het handhaven van de twee panden met cultuurhistorische waarden voor de Raambuurt draagt hier aan bij. Het woningbouwprogramma voor het Senzora-terrein is gedifferentieerd. Hiermee wordt ingespeeld op de huidige en toekomstige vraag naar verschillende typen woningen. De voorgenomen ontwikkeling betekent daarmee een impuls voor de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.
4.4.3 Waterbeheerprogramma 2022 - 2027 Waterschap Drents Overijsselse Delta
Het beleid van het waterschap Drents Overijsselse Delta is opgenomen in het Waterbeheerprogramma 2022 - 2027. Het Waterbeheerprogramma is het eerste programma dat is voorbereid op basis van de uitgangspunten in de Omgevingswet. In het Waterbeheerprogramma worden de thema voldoende, veilig, schoon, maatschappij & organisatie concreet uitgewerkt in doelen en maatregelen. Deze zijn vertaald in diverse gebiedsuitwerkingen. Aanvullend zijn doelen en maatregelen opgenomen over duurzaamheid, energie, innovatie, uitwisseling van kennis en de wijze waarop het waterschap haar taken uitvoert.
Het waterschap staat midden in de samenleving en staat open voor initiatieven en gaat in gesprek om gezamenlijk te onderzoeken hoe ideeën werkelijkheid kunnen worden. Dit WBP is dan ook opgesteld in de geest van de Omgevingswet. Tijdens de voorbereidingen van dit programma zijn gesprekken gevoerd met de partners, de overheden, maatschappelijke organisaties, belangenorganisaties en terreinbeherende organisaties, zij zijn gevraagd mee te denken over de inhoud. Tijdens de uitvoeringsperiode worden zij betrokken om mee te denken en mee te werken aan het waterbeheer in het gebied van het waterschap.
 
In een doelenboom zijn de doelen en maatregelen overzichtelijk weergegeven. Hierbij gaat het in de eerste plaats om de wettelijke taken voor waterveiligheid, voldoende water en schoon water. Maar ook de maatschappelijke doelen zijn nadrukkelijk uitgewerkt, bijvoorbeeld de doelen voor duurzaamheid, circulaire bedrijfsvoering, klimaatadaptatie, educatie en voorlichting.
 
De planperiode voor het programma is 1 januari 2022 tot en met 31 december 2027. Het is voor deze periode het richtinggevend document, maar we willen ook flexibel zijn. Het spreekt voor zich dat nieuwe ontwikkelingen of nieuwe inzichten actualisatie van het programma noodzakelijk kunnen maken. Ook kan onderzoek of nieuw beleid leiden tot nieuwe maatregelen of de bijstelling van maatregelen. Daarom wordt het programma periodiek geactualiseerd, zo blijft het actueel en kan het voortdurend het kompas zijn voor het waterbeheer in deze planperiode.
 
Toetsing
In paragraaf 5.5 van de toelichting wordt het aspect 'Water' nader afgewogen.
4.4.4 Regionale woonagenda West-Overijssel
De gemeente in de regio 'West-Overijssel' stemmen nieuwbouwplannen met elkaar af. Deze regio bestaat uit elf gemeenten, namelijk: Dalfsen, Deventer, Hardenberg, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle. Deze gemeenten en de provincie Overijssel hebben in 2014 de Regionale Woonvisie West-Overijssel vastgesteld. Hierin staan de gezamenlijke ambities en een visie op het gebied van wonen voor de regio.
De regionale afstemming bestaat onder meer uit het verdelen van de door de provincie toegestane woningaantallen, waarbij op basis van de woningbehoefte-raming plannen verdeeld worden over de West-Overijsselse gemeenten, en de onderliggende kernen. De kwalitatieve vertaalslag naar onder meer type woningen, prijsklassen en doelgroepen wordt vervolgens op lokaal niveau gemaakt en ook de realisatie is een gemeentelijke activiteit.
 
In 2015 hebben de gemeenten en provincie gezamenlijk een traject doorlopen waarin de gezamenlijke ambities en visie hebben geleid tot woonafspraken op 5 thema's, namelijk: (A) doelgroepen, (B) wonen en zorg, (C) stedelijke vernieuwing, (D) bestaande voorraad en (E) programmeren en zuinig ruimtegebruik.
 
Binnen de kaders van bestaand beleid en besluiten staan betrokken partijen voor een goede ruimtelijke ordening en gaan partijen samen op zoek naar innovatieve oplossingen en mogelijkheden om ook in de toekomst aan de huisvestingsopgave te kunnen voldoen. Begin 2017 zijn de kwantitatieve afspraken geactualiseerd. Dit heeft geresulteerd in de RWP (Regionale Woonprogrammering) West-Overijssel (2017).
 
Voor Deventer geldt dat het aantal inwoners en huishoudens de afgelopen jaren sterk groeit. Met directe bouwtitels en capaciteit in uitwerkingsplannen voorziet Deventer in circa 75 % van de woningvraag de komende tien jaar. Hiermee is in Deventer sprake van onderprogrammering in harde plancapaciteit. Er is dan ook ruimte voor nieuwe initiatieven. Deventer blijft de vraag nauwlettend monitoren, onder andere door middel van een woningmarktanalyse in 2017 en zet in op het matchen van vraag en aanbod. Kwalitatief programmeren is het uitgangspunt voor nieuwe plannen, waarbij het voorzien in een vraag en het leveren van meerwaarde voor de Deventer samenleving centraal staan.
 
Toetsing
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de toevoeging van maximaal 130 woningen. Hiermee wordt een beperkte bijdrage geleverd aan de aantoonbare woningbouwbehoefte binnen de gemeente. Er is sprake van kwalitatief programmeren, het gedifferentieerde programma voorziet in een behoefte.
4.4.5 Conclusie provinciaal en regionaal beleid
Met de herontwikkeling van het Senzora-terrein zijn geen provinciale ruimtelijke belangen in het geding. Het woningbouwprogramma (aantallen en doelgroepen) past binnen de het regionale woonbeleid. Het provinciale en regionale beleid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.5 Gemeentelijk beleid

4.5.1 Omgevingsvisie Deventer
In de Omgevingsvisie Deventer staat het gemeentelijk beleid voor de fysieke leefomgeving. De gemeente heeft in de Omgevingsvisie voor nieuwe ontwikkelingen de onderstaande ambities geformuleerd:
  • we verzilveren het bestaande: bij ontwikkelingen behouden en versterken we de eigen, onderscheidende kwaliteiten van Deventer;
  • we verbinden slim: we versterken de netwerkkracht van Deventer. Lokaal, regionaal en nationaal;
  • we handelen toekomstbestendig: de leefomgeving moet voor mens, dier en plant aangenaam zijn, nu en in de toekomst.
In de Omgevingsvisie zijn ontwikkelingsrichtingen voor de verschillende gebieden binnen de gemeente beschreven. Het Senzora-terrein ligt in het deelgebied Binnenstad en is aangemerkt als 'stedelijk woonmilieu'. Hiervoor gelden de ambities 'méér cultuurhistorische gelaagdheid' en 'duurzame toekomst'. De ontwikkelingsrichting biedt ruimte voor diverse functies waaronder wonen, dienstverlening en kantoren.
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
De herontwikkeling van het Senzora-terrein bestaat uit de sloop van leegstaande en verouderde bedrijfspanden. In het masterplan voor de herontwikkeling is het erfgoed als basis genomen voor de herontwikkeling. Twee cultuurhistorisch waardevolle bedrijfspanden van Senzora worden gehandhaafd. De herontwikkeling vindt zoveel mogelijk plaats binnen het bestaande stedenbouwkundige patroon. In de uitwerking krijgen de nieuwe gebouwen een moderne, eigentijdse uitstraling, maar met materiaalgebruik wordt gerefereerd aan de historische context van het gebied. De groene invulling langs de gracht versterkt de ligging van het plangebied aan de voormalige vestinggracht van Deventer. De herontwikkeling resulteert daarmee in een stedelijk woonmilieu met een hoge dichtheid aan woningen in een gedifferentieerd programma. In de stedenbouwkundige en architectonische uitwerkingen komen verschillende historische tijdsperioden samen. In het masterplan (zie paragraaf 3.2) en het beeldkwaliteitsplan (zie paragraaf 3.4) zijn deze aspecten uitvoering beschreven.
 
Om de herontwikkeling van het Senzora-terrein zo duurzaam mogelijk te maken worden verschillende maatregelen genomen. In het kader van het bestemmingsplan is onderzocht op welke wijze kan worden voldaan aan de bergings- en infiltratie-eisen voor het hemelwater van het waterschap en de gemeente. In paragraaf 5.5 wordt nader op het aspect 'water' ingegaan. De in die paragraaf beschreven uitgangspunten worden in een later stadium uitgewerkt in een waterhuishoudkundig plan. Tevens is onderzoek gedaan naar de wijze waarop in het plan kan worden ingespeeld op het voorkomen van hittestress. In dit kader worden ook de waardevolle bomen langs de gracht gehandhaafd.
 
Programmatisch voorziet de herontwikkeling van het Senzora-terrein vooral in nieuwe woningen. Verder voorziet het programma beperkt in kantoorfunctie en maatschappelijke voorzieningen. Dit past binnen de ontwikkelingsrichting voor het stedelijk woonmilieu.
4.5.2 Milieu- en duurzaamheidsbeleid Deventer
Het duurzaamheidsbeleid van Deventer is in meerdere documenten vastgelegd. In juni 2009 is de Visie Duurzaam Deventer vastgesteld. De gemeentelijke ambitie is dat Deventer in 2030 klimaat-en energieneutraal is. Om deze ambitie te realiseren is voor de periode 2011-2014 door de gemeenteraad de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid ‘Op weg naar een duurzaam evenwicht’ vastgesteld. In april 2016 heeft de raad de doelstelling energieneutraal 2030 herbevestigd en besloten dat de uitvoeringsagenda duurzame energie tot 2018 het kader is. In het huidige bestuursakkoord wordt eveneens stevig ingezet op duurzaamheid. Zaken als energietransitie, circulaire economie, duurzame mobiliteit, klimaatadaptatie en milieu hebben een nadrukkelijke plek gekregen. In de Omgevingsvisie is een van de ambities ‘een duurzame toekomst, met extra aandacht voor klimaatadaptatie, energietransitie en circulaire economie’.
 
Energie
In de Omgevingsvisie is de ambitie op het gebied van energie als volgt verwoord: Deventer wil energieneutraal worden door CO2 -reductie, energiebesparing, zuinige en slimme energienetwerken zonder fossiele brandstoffen en de inzet van duurzame bronnen. De gemeente stimuleert inwoners en ondernemers om bij te dragen aan de energietransitie, maar heeft daarvoor op dit moment slechts beperkte mogelijkheden. De gemeente kan vooral een actieve bijdrage leveren door ruimte te maken voor duurzame energieopwekking (zon en wind), aardgas loze warmtenetten, slimme stroomnetwerken (smart grids) en biogasnetwerken. Nieuwe woningen dienen conform de wet gasloos gebouwd te worden. Voor de bestaande woon- en werkgebieden moet nog veel gebeuren om dat te realiseren. Daarnaast lijkt elektrisch rijden de toekomst. De gemeente wil een duurzaam mobiliteitssysteem realiseren met voldoende plek voor de elektrificatie van de fiets en voor de langere verplaatsingen de elektrische (deel)auto. De gemeenteraad heeft op 1 juli 2020 het Deventer Energieplan vastgesteld waarbij de ambitie om in 2030 energieneutraal te zijn opnieuw is opgenomen. De gemeente zet in op het verminderen van het energieverbruik en is aan de slag met de omschakeling van gas en andere fossiele brandstoffen naar duurzame energie en warmte. In het Deventer Energieplan is opgenomen dat bij nieuwbouw ‘aardgasloos’ bouwen het uitgangspunt is. Per 1 juli 2018 is de Gaswet aangepast, waarmee de gasaansluitplicht voor nieuwe gebouwen is gewijzigd. Bij nieuwbouw voor kleinverbruikers (maximaal 40 m³ gas/uur), zoals woningen en kleine bedrijfsgebouwen wordt geen gasaansluiting meer aangelegd. Bij nieuwbouwprojecten zal er dan ook sprake moeten zijn van een duurzame energievoorziening.
 
Klimaat
Naast de energieopgave is er ook aandacht voor de klimaataanpak. In 2019 is de nota 'Aanpassen aan klimaatverandering; Deventer ambitie en aanpak' vastgesteld. Hierin is de opgave, ambitie en aanpak op het gebied van klimaatadaptatie beschreven. Met deze strategie wil de gemeente samen met partners komen tot een klimaatadaptatieprogramma. Het klimaatadaptatieprogramma beschrijft hoe de verschillende opgaven op elkaar zijn afgestemd en wie wat de komende jaren doet om te komen tot een Deventer dat ‘klimaatklaar’ is. De ambitie is om in 2050 klimaatadaptief zijn. Dat betekent dat bij hevige regenval het water zijn weg vindt zonder al te veel overlast; er op hete dagen binnen en buiten koele plekken zijn en dat er extra aandacht is voor kwetsbare groepen; en we droogteschade beperken door regenwater niet naar de riolering af te voeren, maar in de bodem vast te houden. Het klimaatadaptatieprogramma 'Routekaart naar een klimaatadaptief Deventer' is februari 2021 vastgesteld. Ook in de Omgevingsvisie is de ambitie voor klimaatadaptatie opgenomen. Hierin wordt benadrukt dat we de stad klimaatbestendig en robuust willen inrichten en dat ons stedelijk gebied in 2050 echt klimaatbestendig is. Dit betekent dat we ingrepen in de leefomgeving klimaatbestendig uitvoeren. Met een klimaatadaptieve inrichting van de stad dienen we een aantal doelen: we bereiden ons voor op pieken in de water afvoer, voldoen aan de noodzaak tot waterberging, houden regenwater vast om verdroging te voorkomen en voorkomen/beperken hittestress.
 
Duurzame ontwikkeling
In de Omgevingsvisie is aandacht voor verantwoord en meervoudig ruimtegebruik. De gemeente moet bij het ruimtegebruik belangen afwegen en streeft naar duurzaam, verantwoord en meervoudig ruimtegebruik. Dit houdt in dat:
  • ontwikkelingen moeten nodig zijn vanuit een lokale en/of regionale behoefte;
  • er wordt bij voorkeur in het bestaande bebouwde gebied en op de vastgestelde ontwikkellocaties gebouwd. Op de inbreidingslocaties is ruimte voor specifieke doelgroepen, zoals young potentials, studenten en net afgestudeerden;
  • wanneer de groei niet alleen door inbreiding kan plaatsvinden, wordt gezocht naar uitbreidingsmogelijkheden die passen bij stad, dorp en landschap;
  • het combineren van functies die elkaar versterken wordt gestimuleerd;
  • de basis- en kernkwaliteiten van de leefomgeving worden geborgd.
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
In voorgaande hoofdstukken is aangetoond dat bij voorliggend plan invulling wordt gegeven aan de gemeentelijke doelstellingen ten aanzien van energie, klimaat en duurzaamheid. Doordat sprake is van inbreiding is sprake van duurzaam ruimtegebruik. Daarnaast worden duurzame materialen en duurzame bouwtechnieken gebruikt en wordt eveneens rekening gehouden met de aanleg van groen en een duurzame waterhuishouding. Ook is sprake van efficiënte methoden van energieopwekking en energieverbruik.
4.5.3 Woonvisie Deventer
In de Woonvisie ‘Meer dan geWOON’ heeft de gemeente de koers uitgezet voor de komende jaren. Deventer als een aantrekkelijke woongemeente met woningen die aansluiten bij de wensen van bewoners. Afwisseling binnen wijken en dorpen. En duurzame woningen, die ook in de toekomst voorzien in de behoefte. Dat zijn de uitgangspunten. In de Woonvisie Deventer 2018 ‘Meer dan geWOON’ zijn drie centrale ambities vastgelegd, deze worden hieronder kort beschreven.
 
1. Vitale stad aan de IJssel
De gemeente werkt aan een vitale gemeente met stedelijke voorzieningen, waar mensen goed kunnen wonen, leven en beleven en met voldoende draagkracht voor de sociaalmaatschappelijke opgaven en voorzieningen. Er wordt ingezet in op economische ontwikkeling, duurzaamheid en versterking van de arbeidsmarkt en het vestigingsklimaat.
 
2. Ongedeeld en inclusief
De gemeente wil een samenleving zijn waarin iedereen meetelt en mensen omzien naar elkaar, een samenleving waarin generaties met elkaar verbonden zijn. Uitgangspunt is een gemengde bevolkingssamenstelling op wijk- en dorpsniveau met bijpassend gevarieerd woningaanbod. De beschikbaarheid en spreiding van voldoende betaalbare woningen is daarin een belangrijk opgave. Elke woningbouwontwikkeling draagt bij aan de ongedeelde en inclusieve samenleving.
 
3. Duurzaam en toekomstbestendig
De gemeente wil voorzien in de behoeften van de huidige samenleving, zonder de mogelijkheden voor toekomstige generaties in gevaar te brengen. Dit betekent een woningvoorraad die past bij de huidige woonwensen, die voor meerdere generaties geschikt is en die voldoende flexibel is om in te spelen op veranderende woonwensen in de toekomst. Daarbij zijn een duurzame energievoorziening, verduurzaming van woningen en een klimaatbestendige inrichting van de woonomgeving belangrijke opgaven.
 
De drie centrale ambities zijn uitgewerkt in de 4 hoofdopgaven die voor de gehele gemeente gelden: ‘betaalbaar, compleet en divers’, ‘goed wonen in wijken en dorpen’, ‘duurzaam wonen’ en ‘vitaliteit en vernieuwing’. Uitgangspunt bij de uitwerking van woningbouwplannen zijn de specifieke opgaven in wijk en dorp en de uitgangspunten van de Woonvisie.
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
Uitgangspunt van beleid is dat invulling wordt gegeven aan de kwalitatieve woonvraag door het benutten van inbreidingslocaties. De herontwikkeling van het Senzora-terrein wordt daar aan bijgedragen. Daarnaast voorziet de herontwikkelingen in een diversiteit aan woningen: koop, huur, appartementen en grondgebonden woningen. Hiermee worden, zoals de woonvisie ambieert, diverse doelgroepen bediend.
4.5.4 Verordening doelgroepen
Om te kunnen ‘sturen’ op de programmering en doelgroepen bij woningbouwplannen, heeft de gemeente Deventer de ‘Verordening doelgroepen Woningbouw gemeente Deventer 2019’ vastgesteld. Deze verordening is op 19 april 2023 geactualiseerd en van toepassing op dit bestemmingsplan. Het is vastgesteld beleid dat bindend is voor de programmatische uitwerking van het plan. Deze verordening heeft betrekking op sociale koop, sociale huur en middeldure huur. De volgende uitgangspunten zijn daarbij van toepassing. Voor koopwoningen met een prijs onder de NHG-grens wordt een zelfbewoningsplicht opgelegd. Dit betekent dat de koper de woning gedurende de eerste 5 jaren zelf dient te bewonen (danwel een 1graads bloedverwant) en bij verkoop alleen mag aanbieden aan eigenaar-bewoners.
4.5.5 Groenbeleidsplan
Het Groenbeleidsplan geeft richtlijnen voor de inrichting en het beheer van openbaar groen, inclusief bomen en waterpartijen. De ligging van Deventer op de grens van het rivierenlandschap van de IJssel, het Sallandse dekzandlandschap zorgt voor een grote biodiversiteit aan planten en dieren. Met het groenbeleid van de gemeente wordt deze diversiteit zo veel mogelijk ondersteund. In het groenbeleidsplan zijn diverse doelstellingen en ambities geformuleerd:
  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • een (proactief) antwoord hebben op nieuwe stedelijke uitdagingen;
  • een handleiding bieden voor de praktische invoering van de groenvisie voor de praktijk; eerst in de vorm van de ambitiekaart, later uitgewerkt in de vorm van wijkkaarten.
4.5.6 Conclusie gemeentelijk beleid
De herontwikkeling van het Senzora-terrein past binnen de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid. Dit beleid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5 Ruimtelijke en milieukundige aspecten

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de relevante milieu- en omgevingsaspecten beschreven. Het bestemmingsplan voorziet in een onderscheidende nieuwe woonbuurt met maximaal 130 woningen in een stedelijk woonmilieu aan de rand van de historische binnenstad van Deventer. Diverse aspecten zijn afzonderlijk onderzocht en gemotiveerd. De resultaten van deze onderzoeken zijn opgenomen in dit hoofdstuk. De rapportages zijn als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.

5.2 Archeologie en cultuurhistorie

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Beoordelingskader
Op 1 juli 2016 is de nieuwe Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt onder meer de Monumentenwet 1988. In artikel 9.1 van de Erfgoedwet is echter bepaald dat tot het tijdstip waarop de nieuwe Omgevingswet in werking is getreden de bepalingen uit de Monumentenwet 1988 met betrekking tot archeologie van toepassing blijven. De nieuwe Omgevingswet treedt op 1 januari 2024 in werking.
In het kader van een ruimtelijk plan is het noodzakelijk te onderzoeken in hoeverre de betreffende gronden van archeologische waarde kunnen zijn. De uitkomsten hiervan worden door het bevoegde gezag meegenomen in de belangenafweging.
 
Gemeentelijke archeologische verwachtingskaart
De archeologische verwachting voor de gemeente Deventer is gebaseerd op de landschappelijke en bodemkundige context van bekende archeologische vindplaatsen. Een uitgebreide onderbouwing van de fysisch geografische bouwstenen van de archeologische verwachtingswaarden is te vinden in het RAAP- rapport 2571: …Die plaatsen, welke in de Douwelerkolk verdronken zijn… Fysisch- en historische bouwstenen voor een archeologische verwachtingskaart van de gemeente Deventer.
 
De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente Deventer. Dit archeologiebeleid is op 28 januari 2015 door de raad vastgesteld in de vorm van een beleidskaart en een onderbouwing. Het archeologiebeleid wordt zo nodig tussentijds geactualiseerd, om de door het bevoegd gezag in een selectiebesluit vrijgegeven gebieden op de beleidskaart op te nemen.
5.2.1.2 Onderzoek
In de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd.
 
Het archeologisch bureauonderzoek is opgenomen als bijlage 5 van de bijlagen bij toelichting.
Het inventariserend veldonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek is, tezamen met het selectieadvies, opgenomen bijlage 6 van de bijlagen bij toelichting.
 
Het plangebied bevindt zich op de plek waar in de middeleeuwen de Raambleek lag, een blekerij waar over ramen was werd gebleekt en geverfd laken werd gedroogd. Ook lagen in dit gebied belegeringswerken die gebruikt zijn bij het beleg van Deventer door Rennenberg in de Tachtigjarige Oorlog. Ook in 1591 is de stad van deze zijde aangevallen, wat mogelijk sporen naliet. Tevens ligt het plangebied op de 17de-eeuwse vestingwerken rond de middeleeuwse stad. Vanwege deze ligging op een historische plek, kent het plangebied een hoge archeologische verwachting voor met name sporen en resten uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd. Vanaf de 19de eeuw is in dit deel van de stad al sprake van industriële bedrijvigheid. Vanaf 1916 is ook het bedrijf Senzora hier gevestigd en tot het eind van de 20ste eeuw hebben hier verschillende uitbreidingen plaatsgevonden. Vrijwel direct onder het maaiveld kunnen sporen en resten van deze vroege industrie en infrastructuur aangetroffen worden.
 
Het Inventariserend Veldonderzoek-Proefsleuven ten noorden van de Bergsingel heeft inzicht geven in de opbouw van de onderliggende bodem en de vesting. De natuurlijke situatie was tot de aanleg van de vesting zeer dynamisch en alleen een greppel parallel aan de Bergsingel kan mogelijk aan de Raambleek worden toegewezen. De sleuven gaven inzicht in de opbouw van de vestingwerken. De sporen van ambacht en industrie zijn vlakdekkend onderzocht om proefsleuven onderzoek mogelijk te maken en de locatie bouwrijp te maken. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan het gebied ten noorden van de Bergsingel grotendeels worden vrijgegeven. Ten zuiden van de Bergsingel en onder het voormalige Senzora pand blijft de dubbelbestemming beleidswaarde 4 van toepassing.
 
Verstoringen
Als gevolg van forse bodemingrepen ingrepen zijn sommige terreinen zodanig aangetast dat betwijfeld kan worden of zich nog archeologische waarden in de bodem bevinden. In die gebieden waar de bodem diep verstoord is, mag worden aangenomen dat er geen belangrijke archeologische sporen (meer) aanwezig zijn. Voor deze gebieden geldt geen archeologische verwachting meer.
 
Onder de Bergsingel moet rekening worden gehouden met ondiepe verstoringen door nuts-tracés. Naar verwachting bevindt zich hieronder nog een intact bodemarchief. De bouw- en sloopwerkzaamheden van de verschillende fabrieksgebouwen in de periode na de vesting hebben eveneens invloed gehad op de bovenste lagen van het bodemarchief, maar ook hieronder zijn naar verwachting nog intacte archeologische sporen aanwezig.
5.2.1.3 Selectieadvies
Op grond van de uitgevoerde onderzoeken is een selectieadvies opgesteld. Het selectieadvies is opgenomen als bijlage 6 van de bijlagen bij toelichting. Het selectieadvies is tevens vastgelegd in een selectiebesluit van het bevoegde gezag, i.c. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer. Het selectiebesluit is opgenomen als bijlage 7 van de bijlagen bij toelichting.
 
Ten noorden van de Bergsingel zijn aanwezige waarden (met uitzondering van het Senzora-gebouw) voldoende onderzocht. Dit deel van het terrein kan worden vrijgegeven. Onder de Bergsingel moet rekening worden gehouden met ondiepe verstoringen door nuts-tracés. Naar verwachting bevindt zich hieronder nog een intact bodemarchief. De bouw- en sloopwerkzaamheden van de verschillende fabrieksgebouwen in de periode na de vesting hebben eveneens invloed gehad op de bovenste lagen van het bodemarchief, maar ook hieronder zijn naar verwachting nog intacte archeologische sporen aanwezig.    
Deze conclusies resulteren in een specifiek archeologisch beleid voor het projectgebied. Het gedeelte van het projectgebied langs de Raamstraat wordt vrijgegeven voor archeologie. Het gedeelte van het projectgebied onder de Bergsingel en tussen de Bergsingel en de gracht behoud de waarde 4. Deze waarden zijn overgenomen in het bestemmingsplan.
 
Selectieadvies archeologie op de kaart
 
Het selectieadvies is geborgd in de regels van het bestemmingsplan (zie paragraaf 7.2.4).
 
Meldingsplicht
In die gevallen waar de aanwezigheid van archeologische resten niet kan worden uitgesloten maar de informatiedichtheid en –waarde ten opzichte van de inspanning van een volledig archeologisch onderzoek echter te klein uitvallen, kan aan de omgevingsvergunning een meldingsplicht worden gekoppeld. Hierbij moet de start van de grondwerkzaamheden worden gemeld bij de gemeentelijk archeoloog. Er kan op deze manier een afspraak gemaakt worden voor een bezoek tijdens de werkzaamheden, een archeologische waarneming. Tijdens de archeologische waarneming zullen de resten in grote lijnen worden gedocumenteerd. Aan de waarneming zijn voor de aanvrager geen kosten verbonden. Wel dient hiervoor in overleg met de gemeentelijk archeoloog enige tijd te worden ingepland.
5.2.1.4 Conclusie
Het aspect 'archeologie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Beoordelingskader
Volgens artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in de ontwikkelingslocatie en moeten aangeven welke conclusies ze daar aan verbinden en op welke wijze ze deze waarden borgen in het bestemmingsplan.
5.2.2.2 Onderzoek
Het projectgebied is geen onderdeel van het aangewezen beschermde stadsgezicht van Deventer. De in het projectgebied aanwezige bebouwing is niet aangewezen als een rijks- of gemeentelijk monument. In de directe omgeving van het plangebied komen geen aangewezen rijks- of gemeentelijke monumenten voor.
 
Gezien de ligging van het projectgebied in de nabijheid van het historische centrum van Deventer binnen de grachten van de stad zijn er wel cultuurhistorische waarden aanwezig in en in de directe nabijheid van het projectgebied. In paragraaf 2.2 is de historische context van het plangebied beschreven. Deze context vormt het uitgangspunt voor de ontwikkelprincipes die in het masterplan (zie paragraaf 3.2) zijn verwoord en concreet zijn gemaakt in het raamwerkplan. Het leidende thema in het raamwerkplan is 'erfgoed als basis'. Dit thema is verder uit gewerkt in het inrichtingsplan (zie paragraaf 3.3) en beeldkwaliteitsplan (zie paragraaf 3.4). Het masterplan is vastgesteld door de gemeenteraad van Deventer en vormt daarmee het uitgangspunt voor verdere uitwerking, onder meer in dit bestemmingsplan. Het beeldkwaliteitsplan wordt vastgesteld als onderdeel van het gemeentelijke welstandsbeleid. Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt getoetst aan het beeldkwaliteitsplan. Ondanks dat het plangebied niet is aangewezen als beschermd stadsgezicht of dat de te handhaven gebouwen zijn aangewezen als monumenten worden de cultuurhistorische waarden van het plangebied en omgeving geborgd.
5.2.2.3 Conclusie
Het aspect 'cultuurhistorie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3 Ecologie

5.3.1 Beoordelingskader
Met ingang van 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze wet vervangt de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. De wet regelt soortenbescherming en gebiedsbescherming. Verder zijn in de Omgevingsverordening van de provincie Overijssel regels opgenomen ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland.
 
Zorgplicht
Het eerste artikel in de Wnb heeft betrekking op de zorgplicht en heeft betrekking op het voorkomen of beperken van schade aan soorten en gebieden, voor zover deze niet middels overige verbodsbepalingen zijn gereguleerd. Het gaat daarbij in de praktijk vooral om minder streng beschermde soorten, waarbij het onnodig doden, verwonden of beschadigen dient te worden vermeden.
5.3.2 Onderzoek
In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan voor de herontwikkeling van het Senzora-terrein tot een onderscheidende nieuwe woonbuurt met maximaal 130 woningen in een stedelijk woonmilieu aan de rand van de historische binnenstad van Deventer is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Het doel van het onderzoek om de gevolgen voor beschermde gebieden en soorten in en rondom het plangebied in beeld te brengen.
 
Het ecologisch onderzoek is opgenomen als bijlage 8 van de bijlagen bij toelichting.
   
Gebiedsbescherming
 
Natura 2000
Het plangebied ligt buitende begrenzing van Natura 2000-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Rijntakken, op een afstand van circa 250 meter ten zuidwesten van het plangebied. Op basis van de aard en omvang van het plan en de afstand tot habitattypen en leefgebieden van soorten worden negatieve effecten op Natura 2000-gebieden op voorhand uitgesloten, met uitzondering van effecten als gevolg van stikstofdepositie, gezien de reikwijdte van stikstofdepositie.
 
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Het plangebied ligt op circa 125 meter afstand van de begrenzing van het NNN. Het plan is getoetst in het kader van goede ruimtelijke ordening, omdat provincie Overijssel geen externe werking hanteert ten aanzien van bescherming van het NNN. Vanwege de ligging, de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkelingen worden negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN uitgesloten.
 
Soortbescherming
Tijdens een veldbezoek is het plangebied en de directe omgeving in een zone van circa 50 meter rondom het plangebied onderzocht. Daarbij is de bebouwing binnen het plangebied zowel van binnen als van buiten onderzocht. Tijdens het veldbezoek zijn de volgende waarnemingen gedaan:
  • In de bebouwing in het plangebied zijn in totaal vijf zomerverblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis aangetroffen, waarvan er twee ook in gebruik zijn als paarverblijfplaats . Hoewel tijdens het nachtelijke veldonderzoek geen aanwijzingen zijn gevonden dat de bebouwing in gebruik is als (belangrijke) winterverblijfplaats door gewone dwergvleermuis, is op basis van de gevonden sporen en de bouwkundige constructie deze functie momenteel niet met zekerheid uit te sluiten. Van aantasting van vliegroutes of onmisbare foerageergebieden is geen sprake.
  • In het plangebied is een vaste verblijfplaats van steenmarter aangetroffen.
  • In het plangebied zijn geen nesten of onmisbaar foerageergebied van vogels met jaarrond beschermde nesten aangetroffen. Wel zijn enkele algemeen voorkomende vogels broedend en foeragerend aangetroffen en te verwachten.
  • In het plangebied zijn geen groei-, voortplantings- of andere vaste verblijfplaatsen van bij de Wet natuurbescherming beschermde flora, overige grondgebonden zoogdieren (waaronder kleine marterachtigen en egel), amfibieën, reptielen, vissen of ongewervelden aangetroffen of te verwachten, uitgezonderd de soorten waarvoor een vrijstelling van ontheffingsplicht geldt in de provincie Overijssel.
Houtopstanden
Het projectgebied bevindt zich binnen de bebouwde kom. Daarmee is het onderdeel Houtopstanden van de Wet natuurbescherming niet van toepassing op het plangebied.
 
Ontheffing Wet natuurbescherming
Op grond van het ecologisch onderzoek is een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming aangevraagd bij de provincie Overijssel voor het opzettelijk verstoren en beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van de gewone dwergvleermuis en vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van de steenmarter te beschadigen of te vernielen. Op 13 juli 2022 heeft de provincie de noodzakelijk beschikking afgegeven.
 
De beschikking van de provincie Overijssel is opgenomen als bijlage 10 van de bijlagen bij toelichting.
5.3.3 Conclusie
Het aspect 'ecologie' vormt, met uitzondering van het aspect 'stikstof', geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het aspect 'stikstof' is nader onderzocht, de resultaten daarvan zijn opgenomen paragraaf 5.4.

5.4 Stikstof

5.4.1 Beoordelingskader
Wanneer een activiteit start of wijzigt waarbij ammoniak en/of stikstofoxide wordt uitgestoten en dit op Natura 2000-gebieden neerkomt, is deze activiteit of de wijziging daarvan volgens de Wet natuurbescherming mogelijk vergunning plichtig. Om te bepalen hoeveel de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden is, wordt dit berekend met het instrument AERIUS Calculator.
5.4.2 Onderzoek
AERIUS-berekening
Om de stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden te kunnen bepalen is voor de aanlegfase en de gebruiksfase een AERIUS-berekening uitgevoerd.
 
De AERIUS-berekening is opgenomen als bijlage 10 van de bijlagen bij toelichting.
 
De aanlegfase wordt in AERIUS per 12 aaneengesloten maanden met de hoogste depositie berekent. Als rekenjaar voor de aanlegfase wordt het jaar genomen waarin de meeste bouw maanden vallen, in dit geval 2024. Voor de werkzaamheden is uitgegaan dat alle werkzaamheden over twee jaar evenredig plaatsvinden. Voor de gebruiksfase is het rekenjaar in AERIUS, het jaar waarin de vergunning wordt verleend. In dit geval 2025.
 
Uit de berekening volgens de AERIUS Calculator is gebleken dat er een toename is van stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol N/ha/jaar op Natura 2000-gebieden (stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden). De realisatiefase resulteert in een maximale toename van 0,01 mol N/ha/jr op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. De gebruiksfase resulteert in een maximale toename van 0,00 mol N/ha/jr op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Hiermee is een significant negatief effect op Natura 2000-gebieden niet uitgesloten.
 
Voortoets Stikstof
Uit de AERIUS-berekening is gebleken dat de realisatiefase leidt tot een toename van de stikstofdepositie groter dan 0,00 mol N/ha/jaar op Natura 2000-gebieden en dat dit mogelijk leidt tot negatieve effecten hebben op het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen van omliggende Natura 2000-gebieden. In deze ecologische Voortoets stikstof wordt gekeken of er significant negatieve effecten zijn voor de instandhoudingsdoelstellingen als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen.
 
De Voortoets Stikstof is opgenomen als bijlage 11 van de bijlagen bij toelichting.
 
Onderzoeksmethode
Bij de Voortoets draait het om de vraag of significant negatieve effecten op voorhand kunnen worden uitgesloten. Wanneer bij een plan of project met stikstofuitstoot op voorhand significant negatieve effecten kunnen worden uitgesloten, hoeft de initiatiefnemer geen Passende Beoordeling te maken en is het plan of project niet vergunningsplichtig.
 
Volgends de onderstaande methodiek zal de belasting op de getroffen habitattypes en leefgebieden beoordeeld worden en per onderdeel gekeken worden waar significante effecten op voorhand kunnen worden uitgesloten. Deze beoordeling wordt gedaan in de voorliggende Voortoets aan de hand van de volgende vragen:
  • Is er sprake van een (naderende) overschrijding van de Kritische depositiewaarde (KDW) van getroffen habitattypen en leefgebieden?
  • Vormt stikstofdepositie een knelpunt voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen?
  • Heeft de toename aan stikstofdepositie op de getroffen hexagonen significant negatieve effecten?
  • Is er sprake van significante gevolgen van cumulatie met andere plannen en projecten?
Overschrijding KDW
Er zijn geen habitattypes of leefgebieden waar er geen sprake is van een (naderende) overschrijding van de KDW. Significant negatieve effecten op deze habitattypen en leefgebieden kunnen aan de hand van de toetsing aan de KDW niet worden uitgesloten.
 
Instandhoudingsdoelstellingen
Het project geeft een tijdelijke kleine depositie van maximaal 0,01 mol N/ha/jr op de zoekleefgebieden ZGLg11 en ZGLg08 als gevolg van de realisatiefase. Er is geen sprake van een permanente toename als gevolg van de gebruiksfase.
Dit is een geringe bijdrage, die niet tot aantasting van de (natuurlijke) kenmerken leidt, tijdelijk van aard is en door lage depositie niet voor een meet- of merkbaar gevolg gaat lijden voor de vegetatie. Hiermee zijn negatieve effecten van het project op voorhand niet uitgesloten, maar de effecten zijn niet significant. Dit betekent dat de activiteiten het behalen van de instandhoudingsdoelen niet schaden.
 
Significant negatieve effecten
Een significant negatief effect op de leefgebieden waar de habitatrichtlijnsoorten bittervoorn en kamsalamander voorkomen is uitgesloten aangezien ZGLg11 en ZGLg08 niet behoren tot de leefgebieden waarvan deze soorten afhankelijk zijn.
Een significant negatief effect op de leefgebieden waar de vogelrichtlijnsoorten kwartelkoning en watersnip zijn aangewezen als broedvogel is uitgesloten. De geringe en tijdelijke toename van maximaal 0,01 mol N/ha/jr leidt niet tot een significant negatief effect op de aangewezen broedvogels van het Natura 2000-gebied de Rijntakken. Ook is in de natuurdoelanalyse van 2023 geconcludeerd dat stikstof geen drukfactor van betekenis is voor deze soorten.
 
Cumulatie
De depositie van de voorgenomen ontwikkeling aan het Senzora terrein slaat alleen neer op (zoek)leefgebieden van soorten waarbij uit de natuurdoelanalyse naar voren is gekomen dat deze niet stikstofgevoelig zijn (Arcadis, 2023). Aangezien stikstof geen knelpunt vormt voor de kwartelkoning en watersnip zullen er, ook in cumulatie, geen sprake zijn van significante gevolgen.
 
Er wordt geconcludeerd dat de toename van de stikstofdepositie geen negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van de stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van aangewezen habitatrichtlijn- of vogelrichtlijnsoorten. In dat geval is er geen vergunning in het kader van de Wet natuurbeheer noodzakelijk.
5.4.3 Conclusie
Het aspect 'stikstof' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.5 Bodem

5.5.1 Beoordelingskader
In verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dient onderzoek verricht te worden naar de (te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens. Een nieuwe bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming.
 
Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem benodigd. Het bouwen is alleen toelaatbaar als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. De bodemonderzoeken voor eventuele nieuwe (vervangende) bouwactiviteiten mogen niet te oud zijn en moeten een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd.
5.5.2 Onderzoek
Op de locatie zijn door de jaren heen diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn zowel verricht bij locaties waar in het verleden of destijds bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden als op het gehele bedrijfsterrein.
 
Uitgevoerde onderzoeken
De meest recente onderzoeken betreffen:
  • Eind- en actualisatie bodemonderzoek Senzora, Sluisstraat 23-25 te Deventer, Antea Group, 420324, juni 2018;
  • Afperkend en actualiserend grondwateronderzoek VOCl pluim, voormalig Senzora-terrein te Deventer, Antea Group, 0472318.100, december 2021.
De bodemonderzoeken zijn respectievelijk opgenomen als bijlage 12 en bijlage 13 van de bijlagen bij toelichting.
 
Het doel van het bodemonderzoek van juni 2018 was: 
  • het actualiseren van de bekende bodemverontreinigingen;
  • het vaststellen van de bodemkwaliteit na beëindiging bedrijfsactiviteiten (eindsituatie);
  • controle bodemkwaliteit ter plaatse van terreingrens Watergasfabriek; dit om na te gaan of er sprake is van een restverontreiniging op het bedrijfsterrein van Senzora die afkomstig is van de voormalige gasfabriek;
  • het inzichtelijk maken van de bodemkwaliteit ter plaatse van het gehele bedrijfsterrein in verband met de toekomstige ontwikkelingen, inclusief de aanwezigheid van asbest in de bodem.
Resultaten per deellocatie
Naast het gehele bedrijfsterrein zijn verschillende deellocaties vastgesteld op basis van eerder bodemonderzoek en/of voormalige activiteiten ter plaatse. Hieronder zijn de resultaten van het bedrijfsterrein en de deellocaties samengevat:
   
Overall beeld bodemkwaliteit bedrijfsterrein (exclusief verdachte locaties)
  • De boven- en ondergrond is licht verontreinigd met enkele zware metalen, minerale olie en PAK. Lokaal is de grond ook licht verontreinigd met PCB’s.
  • Heterogeen verspreid zijn bodemvreemde lagen in de bovengrond aanwezig bestaande uit sintels, slakken, kolengruis, bakstenen, glas en puin. Buiten de verdachte locaties is deze licht verontreinigd.
  • Het grondwater is licht verontreinigd met minerale olie, barium en enkele VOCl-componenten.
  • Ter plaatse van de sodaproductie en werkplaats is asbest in de bovengrond aangetoond. Aanzien het asbestonderzoek vanwege de gesloten verhardingen een indicatief karakter heeft, kan geen uitspraak worden gedaan over de hoeveelheden c.q. gehaltes aan asbest in de bodem.
  • In de ondergrond van de blikloods is ter plaatse van één boring op een diepte van 1,6-2,0 m –mv een asbesthoudend plaatje opgeboord. Aangezien deze boring dicht bij de waterkant staat, is het mogelijk dat dit stukje plaatmateriaal te relateren is aan de waterkantbeschoeiing. Een relatie met de bedrijfsactiviteiten is niet te maken. 
1) Per-recycling
  • De omvang van de grondverontreiniging met Per is vergelijkbaar met zoals die in voorgaande onderzoeken is vastgesteld en strekt zich uit tot onder de werkplaats van de technische dienst en een klein deel van de sodaproductie.
  • De grondwaterverontreiniging met VOCl componenten is in horizontale richting afgeperkt. In verticale richting is deze tot 6,0 m –mv. afgeperkt.
  • De pluim strekt zich uit tot buiten de noordwestelijke terreingrens van Senzora. De begrenzing bevindt zich onder de gracht.
  • Eind 2010 is door ProMonitoring binnenlucht onderzoek uitgevoerd. Uit de metingen blijkt dat de TCL-waarde niet wordt overschreden. Uit de vervolgens uitgevoerde toetsing in Sanscrit komt naar voren dat geen sprake is van humane, ecologische en verspreidingsrisico’s. Eveneens is geen sprake van een spoedeisend geval van ernstige bodemverontreiniging.
  • De omvang van de bodemverontreiniging met VOCl wordt ingeschat op:
    • Grond: 5.600 m³, waarvan 1.500 m³ > interventiewaarde
    • Grondwater tot 6,0 m –mv. (uitgaande van 2,0 meter water): 30.000 m³ bodemvolume met concentraties > interventiewaarde. De streefwaardecontour is vanwege de achtergrondruis aan VOCl componenten over het gehele bedrijfsterrein en daarbuiten niet te bepalen. 
  • In de bovengrond van de volgende deellocaties zijn aanzienlijke hoeveelheden bodemvreemde bijmengingen aangetroffen in de vorm van sintels, slakken, kolengruis, bakstenen, glas en puin:
    • 3) Werkplaats technische dienst
    • 7) Metalenverontreiniging werkplaats en olieopslag en sintelverharding
    • 8) Metalenverontreiniging voormalige vetzuur- en zwavelzuurtanks
    • 16) Opslag milieu gevaarlijke stoffen
  • De aangetoonde grondverontreinigingen met zware metalen, PAK, PCB’s en minerale olie zijn te relateren aan de bodemvreemde bijmengingen en niet direct aan de historische bedrijfsactiviteit. Wellicht zijn deze bijmengingen toe te schrijven een aan algehele historische stedelijke ophooglaag die heterogeen op de locatie aanwezig is.
  • Onder de laag met bodemvreemde bijmengingen is de grond maximaal licht verontreinigd.  
13) Terrein voormalige watergasfabriek
  • De grond die grenst aan het terrein van de voormalige watergasfabriek is licht tot matig verontreinigd met PCB’s. Daarnaast is de grond licht verontreinigd met enkele zware metalen en PAK.
  • De aangetoonde PCB verontreiniging is niet direct te relateren aan voormalige gasfabriek of de voormalige suikerwerkfabriek. Aangezien elders op het bedrijfsterrein ook verhoogde gehaltes aan PCB’s zijn gemeten, zijn deze wellicht te relateren aan de historische ophooglaag. 
15) Sodaproductie
  • Ten tijde van het veldwerk, was de sodaproductie nog in bedrijf.
  • Alleen het grondwater is onderzocht. Hierin zijn de concentraties aan bicarbonaat en carbonaat gemeten.
  • De concentraties aan carbonaat zijn in de periode 2009-2011 ook gemeten. Ten opzichte hiervan zijn de concentraties aan carbonaat niet aangetoond (1031A) of afgenomen (3053).
  • Soda behoort tot de natuurlijke mineralen en wordt toegepast in levens- en schoonmaakmiddelen en wordt daarom niet als gevaarlijk beschouwd.  
16) Opslag milieugevaarlijke stoffen
  • Voor het vastleggen van de eindsituatie, zijn op een aantal tracer stoffen geanalyseerd. Geen van deze stoffen is de grond of het grondwater aangetoond.
  • Bodemverontreiniging door opslag van milieugevaarlijke stoffen is niet aangetoond. 
17, 18, 19) Bovengrondse opslag olie,  bovengrondse olietank en oliekachel
  • Bodemverontreiniging door bovengrondse opslag van olie, gebruik van de olietank en/of de oliekachel is niet aangetoond.  
Afperken verontreiniging
Het onderzoek van december 2021 had betrekking op het volledig afperken van de VOCl-verontreiniging in het grondwater. In de zuidwesthoek nabij de IJssel zat nog een leemte qua afperking. Door dit onderzoek is de VOCl-pluim volledig in beeld gebracht. Geconcludeerd is dat de betreffende verontreiniging niet met spoed gesaneerd hoeft te worden.
 
Op 10 maart 2022 is een beschikking vaststelling ernst en spoedeisendheid voor de locatie Sluisstraat 23-25 te Deventer afgegeven (zaaknummer: Z2021-00014231). Daarin is opgenomen dat sprake is van twee gevallen van ernstige bodemverontreiniging waarbij in de huidige situatie geen humane, ecologische of verspreidingsrisico’s bestaan. In de periode tot aan de saneringswerkzaamheden geldt een verbod op graven en verbod op het onttrekken van grondwater.
 
De beschikking is opgenomen als bijlage 14 van de bijlagen bij toelichting.
 
Sanering
Geconcludeerd wordt dat de bodem in de huidige situatie een belemmering vormt voor het beoogde doel. Om de belemmering weg te nemen dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden ter plaatse van de twee gevallen van bodemverontreiniging een saneringsplan te worden opgesteld en een beschikking te worden verkregen voor het uitvoeren van een bodemsanering om de bodem wel geschikt te maken.
5.5.3 Conclusie
Het aspect 'bodem' vormt op dit moment nog een belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Door sanering van de aangetoonde verontreinigingen kan deze belemmering worden weggenomen. Hiertoe wordt ten behoeve van het verkrijgen van een beschikking voor de bodemsanering een saneringsplan opgesteld.

5.6 Ontplofbare oorlogsresten

5.6.1 Onderzoek
Het doel van het vooronderzoek Ontplofbare Oorlogsresten (OO) is om middels het raadplegen van diverse bronnen vast te stellen of er indicaties zijn dat er vanwege oorlogshandelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog OO in/op de (water)bodem in het onderzoeksgebied kunnen zijn achtergebleven. In het geval dat deze indicaties er zijn, is het onderzoeksgebied verdacht op OO.
 
Het vooronderzoek Ontplofbare Oorlogsresten is opgenomen als bijlage 15 van de bijlagen bij toelichting.
   
Op basis van de resultaten van het vooronderzoek OO is vastgesteld dat er indicaties zijn dat door oorlogshandelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog OO zijn achtergebleven in/op de (water)bodem binnen de grenzen van het onderzoeksgebied. Het onderzoeksgebied is deels verdacht op OO. Dit betekent dat er tijdens de uitvoering van de geplande bodemingrepen een risico is op het aantreffen van OO en een mogelijke ongecontroleerde werking hiervan. Het soort OO dat binnen de grenzen van het onderzoeksgebied aangetroffen kan worden betreft afwerpmunitie (brisant), KKM, handgranaten, geweergranaten, munitie voor granaatwerpers en munitietoebehoren.
Met de bovenstaande gegevens is er een horizontale en verticale afbakening vastgesteld die het risicogebied en de diepteligging van de mogelijke OO weergeeft. De mogelijke aan te treffen OO zijn afwerpmunitie (brisant), tot een maximale diepte van 7,30 meter minus maaiveld ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Dit staat gelijk aan een maximale diepte tussen 1,10 meter -NAP tot 0,60 meter +NAP. Ook kunnen er mogelijk KKM, handgranaten, geweergranaten, munitie voor granaatwerpers en munitietoebehoren worden aangetroffen tot een maximale diepte van 1,50 meter minus maaiveld ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Dit staat gelijk aan een maximale diepte tussen 4,70 tot 6,40 meter +NAP.
 
Aangezien er tijdens de uitvoering van het vooronderzoek OO-indicaties van oorlogshandelingen zijn aangetroffen en het onderzoeksgebied (deels) verdacht is, wordt geadviseerd om voorafgaand aan de voorgenomen bodemingrepen in het verdachte deel van het onderzoeksgebied vervolgstappen te nemen. Deze vervolgstappen in de zin van opsporing van OO betreffen het laten uitvoeren van een Vooronderzoek Na-conflictperiode (VNC), een risicoanalyse (RA) en/of een geotechnisch bodemonderzoek in de vorm van een sonderingsonderzoek.
5.6.2 Conclusie
Het plangebied is verdacht voor het voorkomen van ontplofbare oorlogsresten. Voorafgaand aan het uitvoeren van de noodzakelijk werkzaamheden dient nader onderzoek uitgevoerd te worden. Voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan vormt het aspect 'ontplofbare oorlogsresten' geen belemmering.

5.7 Water

5.7.1 Watertoets
De digitale watertoets is een wettelijk verplicht instrument dat waterhuishoudkundige belangen laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en nieuwe ontwikkelingen. Deze watertoets dient op voorhand altijd te worden aangevraagd. Aan de hand van deze watertoets kan de initiatiefnemer met de waterbeheerder in gesprek. Aan de hand van deze digitale watertoets is gebleken dat de normale procedure gevolgd dient te worden en daarmee de belangen van het waterschap geraakt worden. Op basis van deze gegevens zijn in de onderstaande paragrafen de eisen van het waterschap meegenomen.
5.7.2 Waterparagraaf
Om de waterhuishoudkundige belangen mee te wegen is in overleg met de gemeente Deventer en het waterschap Drents Overijsselse Delta de Memo onderbouwing waterparagraaf opgesteld. Het waterschap heeft hiertoe een uitgangspuntennotitie opgesteld, die als basis dient voor de waterparagraaf. De uitgangspuntennotitie en de memo onderbouwing waterparagraaf zijn opgenomen als bijlage 16 en bijlage 17 van de bijlagen bij toelichting
 
In de uitgangspuntennotitie zijn onderwerpen beschreven ten aanzien van het aspect. Deze onderwerpen worden hieronder beknopt besproken en de voorgenomen ontwikkeling wordt getoetst aan de uitgangspunten. In de memo wordt op onderdelen dieper ingegaan op de onderbouwing van de onderwerpen uit de uitgangspuntennotitie.
 
Watersysteem
Binnen het plangebied ligt (een beschermingszone van) een A-watergang en/of B-watergang van het waterschap. Het is noodzakelijk dat de functie van deze watergang(en) altijd is gegarandeerd, rekening houdend met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur beschreven en gevisualiseerd in de Legger. Voor deze watergangen gelden de binnen de Keur opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor activiteiten in of nabij een watergang of binnen de beschermingszone van een watergang dient afhankelijk van wat voor activiteit wordt uitgevoerd een melding te worden gedaan of een aanvraag voor een watervergunning aangevraagd te worden.
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
Het zuidwestelijke deel van het plangebied ligt binnen de 'beschermingszone deel B'. Deze zone en de bijbehorende voorschriften zijn overgenomen op de verbeelding en in de regels van dit bestemmingsplan. Het gebruik van de gronden binnen deze zone wijzigt niet en het bestemmingsplan voorziet niet in bouwmogelijkheden binnen deze zone.
Binnen de beschermingszone van de A-watergang (de gracht) voorziet het bestemmingsplan in bouwmogelijkheden. Deze bouwmogelijkheden zijn voorzien op de locaties waar in de bestaande situatie ook al bebouwing is toegelaten. Mogelijk is het noodzakelijk voor deze activiteiten een melding of een vergunning aan te vragen.
  
Waterveiligheid
 
Waterkeringen
Ten zuidwesten van het plangebied ligt een primaire waterkering. Voor waterkeringen wordt een kernzone en verschillende beschermingszones gehanteerd. Op grond van het Barro dienen primaire waterkeringen in het bestemmingsplan beschermd te worden.
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
Het gebruik van de gronden binnen deze zone wijzigt niet en het bestemmingsplan voorziet niet in bouwmogelijkheden binnen deze zone. Deze zone en de bijbehorende voorschriften zijn overgenomen op de verbeelding en in de regels van dit bestemmingsplan.
 
Overstromingsrisico
Het plangebied ligt in een dijkringgebied. Als er wordt gebouwd in dijkringgebieden (gebieden met een risico op overstromingen) verplicht de provincie Overijssel om in bestemmingsplannen een overstromingsrisicoparagraaf op te nemen.
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
In de memo is het overstromingsrisico nader beschouwd. Geconcludeerd is dat het plangebied in een gebied ligt met een kleine overstromingskans. Dit betekent een kans van overstroming van 1 op de 1.000 jaar. Bij een overstroming van het plangebied zal volgens de klimaateffectatlas een maximale waterdiepte van 0,5 m tot 1,0 m ontstaan.
   
Wateroverlast
Bij kortstondige buien van geringe of enige intensiteit mag hemelwater, dat niet lokaal kan worden verwerkt, afgevoerd, zonder dat dit leidt tot wateroverlast benedenstrooms van het plangebied. Bij extreme kortstondige buien, verblijft hemelwater voor korte tijd op het maaiveld, zonder dat dit tot overlast leidt. In de planvorming dient rekening gehouden te worden met de volgende randvoorwaarden:
  • Vasthouden-bergen-afvoeren;
  • Benutten, lokaal verwerken of vertraagd afvoer van hemelwater op percelen en in de openbare ruimte;
  • Gescheiden houden van hemelwater en rioolwater;
  • Capaciteitseisen voor de afvoer van hemelwater;
  • Eisen die aan woningen, andere kwetsbare functies en openbare ruimte worden gesteld ter voorkoming van wateroverlast.
Compensatie bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen of herstructurering
Bij een herstructurering neemt vaak het verharde oppervlak niet toe of af. Toch moet het toekomstige gebied voldoen aan het watersysteem, waarin rekening is gehouden met klimaatverandering. Het waterschap hanteert het volgende stappenplan bij nieuwe stedelijke ontwikkeling of herstructurering:
  • toon kwantitatief aan hoeveel hemelwater er binnen het plangebied vrijkomt bij een gebeurtenis die minimaal eenmaal in de 100 jaar (111 mm in 48 uur) voor komt;
  • geef aan hoe in de huidige situatie met het hemelwater in het plangebied om gaat;
  • geef aan of er in de huidige situatie knelpunten in het plangebied voorkomen met de afvoer van hemelwater;
  • geef aan hoe in de nieuwe situatie hemelwater lokaal benut, verwerkt en/of afvoert en beschrijf hoe hierbij aan de door gemeente en waterschap gestelde eisen voldoet (zie hierna onder compensatie grote plannen);
  • beschrijf hoe de aanvoer van hemelwater op het watersysteem door de ontwikkeling wijzigt en stem met ons af of dit mogelijk is.
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
In de memo zijn de uitgangspunten en randvoorwaarden beschreven over hoe om te gaan met het hemelwater. De planvorming voor herinrichting van het Senzora-terrein bevindt zich nog in de fase van het schetsontwerp. Om die reden is nu nog geen keuze gemaakt op welke wijze concreet wordt omgegaan met het vasthouden, bergen en afvoeren van hemelwater. Op grond van deze basisgegevens zijn enkele voorstellen gedaan  op welke wijze in het inrichtingsplan kan worden voldaan aan de eisen die het waterschap en de gemeente stellen aan de berging en infiltratie van hemelwater binnen het plangebied. Hierbij valt te denken aan waterberging op het dak van de nieuwe woongebouwen, het toepassen van infitratiekratten op de uit te geven kavels, het toepassen van waterbergende fundatie onder verhardingen in het toekomstige openbare terrein al dan niet in combinatie met een IT-riool of het toepassen van ondergrondse waterberging in de vorm van waterbergende tafels. Om de hoeveelheid waterberging binnen het plangebied te kunnen beperken wordt voorgesteld daar waar mogelijk infiltrerende/waterdoorlatende halfverharding toe te passen en/of berging in groen mogelijk te maken.
 
Toetsbui voor extreme neerslagsituatie
Het waterschap toetst het watersysteem op basis van een hoeveelheid neerslag die eens in de 100 jaar wordt overschreden. Hierbij wordt rekening gehouden met een bui van 111 mm in 48 uur. De toegestane afvoer in deze neerslagsituatie is 1,6 L/s/ha. Het is belangrijk dat bij deze buien geen regenwater in woningen komen en belangrijke ontsluitingswegen blijven vrij van water.
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
Om het plangebied te kunnen ontwikkelen is het noodzakelijk om te voldoen aan waterbergingsopgave van de gemeente en het waterschap. Dit betekent dat voor de gemeente op de kavels 20 mm berging gerealiseerd dient te worden, 20 mm berging in een voorziening in openbaar gebied en totaal 62mm/uur in het plangebied. Daarnaast zegt het waterschap dat 80mm (statische) berging dient te worden gerealiseerd, voordat dit water tot afstroming komt. Om de waterbergingsopgave binnen het plan te kunnen oplossen, dient in het inrichtingsontwerp rekening te worden gehouden dat zoveel mogelijk gebruik gemaakt van half verharding met infiltrerende fundatie. Om aan te tonen hoe aan de bergingsopgave wordt voldaan binnen het plan wordt een waterhuishoudkundig plan gerealiseerd. Het waterhuishoudkundig plan kan pas opgesteld worden wanneer het inrichtingsplan gemaakt is, zodat bekend is waar waterberging op het dak gerealiseerd kan worden. Om deze reden is in de regels bij het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting waterberging opgenomen.
 
Grondwateroverlast en kwel
Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem adviseert het waterschap om een grondwateronderzoek uitvoeren. Dit kan in eerste instantie op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied.
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
In de memo is de grondwatersituatie binnen het plangebied nader beschouwd. Hiervoor is een peilbuis in de directe omgeving van het plangebied gebruikt. Uit de gegevens van deze peilbuis blijkt dat de grondwaterstanden in het plangebied fluctueren met de waterstanden in de IJssel.
 
Waterkwaliteit
Het watersysteem en de waterketen wordt zo ontworpen dat het geen risico’s voor de volksgezondheid veroorzaakt en zorgt dat het voldoende schoon is voor mensen, planten en dieren. Voor de borging van waterkwaliteit zijn maatregelen geldend. Voor bepaalde stoffen zijn Europese normen vastgesteld, bijvoorbeeld voor gevaarlijke stoffen zoals lood, cadmium, oplosmiddelen en bestrijdingsmiddelen. Het waterschap meet deze stoffen en zorgt ervoor dat ze binnen de normen blijven.
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
In de uitwerking van het stedenbouwkundig plan in een concreet inrichting en bouwplan worden de volgende toepassingen zo veel mogelijk beperkt:
  • uitloogbare materialen (zoals bijvoorbeeld koper, lood of zink) die een verontreiniging van het oppervlaktewater kunnen veroorzaken;
  • chemische onkruidbestrijdingsmiddelen;
  • verduurzaamd hout als oeverbeschoeiing. 
Riolering
Het waterschap heeft als doel de waterkwaliteit te beschermen door onder andere een doelmatige werking van de rioolwaterzuivering na te streven en de vuillast vanuit riolering naar oppervlaktewater te beperken. Hiervoor is een goede afstemming over aanvoer naar de rioolwaterzuivering en een juiste werking van de riolering noodzakelijk. afvoer vanuit riolering. Dit willen we bereiken door aandacht te hebben voor de volgende onderwerpen.
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
In de bestaande situatie ligt in het plangebied een gemengd vrij verval rioolstelsel. Uitgangspunt is dat in het plangebied het hemelwater wordt afgekoppeld van het gemengde riool en enkel het vuilwater van het plangebied op wordt aangesloten. De planvorming voor herinrichting van het Senzora-terrein bevindt zich echter nog in de fase van het schetsontwerp. Om die reden is nu nog geen concreet ontwerp voor de toekomstige riolering gemaakt. Uitgangspunt bij het maken van een rioleringsplan is dat wordt aangesloten bij het beleid en de regelgeving van de gemeente en het waterschap.
  
Drinkwatervoorziening
Het plangebied ligt (deels) in een grondwaterbeschermingsgebied of intrekgebied van een drinkwaterwinning. De provincie is bevoegd gezag om deze gebieden te beschermen. In deze gebieden is het beleid gericht op het verminderen van de risico's op verontreiniging van het grondwater. Drinkwatervriendelijke functies worden gestimuleerd en aan de overige functies worden specifieke voorwaarden gesteld. Het provinciale grondwaterbeschermingsbeleid voor de drinkwaterwinning is terug te vinden in de Omgevingsvisie van de provincie.
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
De herontwikkeling van het Senzora-terrein voorziet in de herbestemming van een voormalig bedrijventerrein in een woongebied. Daarmee verdwijnt in een functie die mogelijk leidt tot verontreiniging van het grondwater. Tevens is de paragraaf 5.5 beschreven bodemverontreiniging in relatie tot de waterhuishoudkundige situatie beschreven.
 
Beheer en onderhoud
Het beheer en onderhoud is erop gericht om de waterhuishouding op orde te houden. Het betreft zowel waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterbeleving. Het is nodig dat de inrichting van het gebied zo is, dat het efficiënt en effectief beheer en onderhoud van het watersysteem mogelijk is.
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
De herontwikkeling van het Senzora-terrein leidt niet tot knelpunten in het beheer en onderhoud van de bij het waterschap in beheer zijnde watergangen. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe watergangen binnen het plangebied en niet tot aanpassingen aan de bij het waterschap in beheer zijnde watergangen.
 
Energiewinning
Door de energietransitie doen zich verschillende ontwikkelingen voor op het gebied van duurzame energiewinning die mogelijk ook impact hebben op de waterhuishouding. Algemeen uitgangspunt is dat ontwikkelingen niet mogen leiden tot een verslechtering van het watersysteem (inclusief het onderhoud ervan).
 
Toetsing herontwikkeling Senzora-terrein
De planvorming voor herinrichting van het Senzora-terrein bevindt zich nog in de fase van het schetsontwerp. Om die reden is nu nog geen concreet besluit genomen over de wijze waarop wordt voorzien in de toekomstige energiebehoefte. Uitgangspunt bij het maken van concrete keuzes hieromtrent is dat wordt aangesloten bij het beleid en de regelgeving van de gemeente en het waterschap.
5.7.3 Conclusie
Binnen de grenzen van het plangebied moet worden voldaan de bergings- en infiltratie-eisen van het waterschap en de gemeente. Op basis van het inrichtingsplan zal met een waterhuishoudkundig plan moeten worden aangetoond dat kan worden voldaan aan deze eisen. Het waterhuishoudkundig plan zal in nauw overleg met waterschap en de gemeente worden opgesteld.

5.8 Hittestress

5.8.1 Onderzoek
Met als doel de effecten van het ontwerp op hitte in het plangebied en de directe omgeving en de hittebestendigheid van het ontwerp toetsten is een onderzoek uitgevoerd. Het hittestressonderzoek is opgenomen als bijlage 18 van de bijlagen bij toelichting.
   
Dit onderzoek toetst het huidige ontwerp op de effecten van de inrichting op de gevoelstemperatuur in het plangebied en de directe omgeving. Daarnaast is gekeken naar de hittebestendigheid van het ontwerp door deze te toetsen aan twee ontwerprichtlijnen voor een hittebestendige stad: loopafstand tot koelte en percentage schaduw.
 
Het stedenbouwkundig plan van Senzora heeft een positief effect op de gevoelstemperatuur binnen het plangebied ten opzichte van de huidige situatie. Kijkend naar de directe omgeving treedt een licht negatief effect op, de gevoelstemperatuur loopt hier iets op. Dit komt met name door de afnemende werking van de wind die op de hittedag uit oostelijke richting komt. Voor de locatie waar de gevoelstemperatuur toeneemt is reeds een nieuwe ontwikkeling gepland.
 
Voor de loopafstand tot koelte is het effect positief. De nieuwe aangename koele verblijfsplek zorgt niet alleen voor kortere loopafstanden tot koelte binnen de Raambuurt maar ook voor kortere loopafstanden in de aangrenzende buurt(en). Hiermee neemt het Senzora plan ook knelpunten uit de directe omgeving weg. De nieuwe plek is bovendien gesitueerd aan het water. Uit praktijkonderzoek naar de hitte richtlijnen blijkt dat mensen de aanwezigheid van (het uitzicht op) water zeer positief waarderen. Voor de inrichting van de koele plek is het aanbevelingswaardig zowel schaduw als zonplekken en voldoende zitgelegenheid te creëren. Ook dit draagt bij aan een positieve waardering van koelte plekken
 
Het plan voorziet in veel meer schaduw ten opzichte van de huidige situatie. Met een gemiddeld van 64,5% op loopgebieden is dit zelfs aan de hoge kant. Vanuit de richtlijnen wordt een waarde van 30-40% geadviseerd omdat op deze manier ook voldoende delen niet in de schaduw gelegen zijn. Zo hebben mensen gedurende het jaar de keuze of ze in de zon of schaduw willen lopen. Het percentage dat door bomen of gebouwen veroorzaakt worden is vergelijkbaar. Waar bomen in de winter wanneer zon wel gewenst is) minder schaduw geven (door bladverlies), geven bouwblokken door de lagere zonnestand juist meer schaduw. Voor de bomen wordt geadviseerd om de hoogte te differentiëren en in plaats van alleen 2e orde grootte bomen (aanname voor analyse) ook 3e orde grootte bomen toe te passen. In plaats van bomen kan ook gekozen worden voor heesters of gras. Dit heeft wel een verkoelende effect maar geeft geen schaduw en vergroot ook de windwerking. Bij de uitwerking van het definitief ontwerp kan dit met een aanvullende modelanalyse meer in detail worden getoetst.
5.8.2 Conclusie
Het aspect 'hitte' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.9 Windklimaat

5.9.1 Beoordelingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het windklimaat op straatniveau voor de beoogde ontwikkeling inzichtelijk gemaakt aan de hand van de NEN8100. Aan de hand van de NEN8100 wordt inzicht verschaft in het windklimaat op straatniveau. Een goed windklimaat wordt door verschillende gemeenten in Nederland gezien indien ten minste wordt voldaan aan de NEN8100-classificatie ‘matig’ voor de betreffende activiteit. Voor doorgaande wegen, wandelpaden en fietspaden betreft dit de classificatie ‘doorlopen’. Voor onder andere winkelgebieden, horeca en bezienswaardigheden de classificatie ‘slenteren’. Slechts voor uitzonderlijke situaties betreft dit ‘langdurig zitten’. Voor wat betreft windgevaar dient de categorie ‘gevaarlijk’ te worden voorkomen.
Het windklimaat wordt berekend met Computational Fluid Dynamics (CFD) simulaties en inzichtelijk gemaakt met de in de NEN8100 (NEN 8100 Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving, 2006) omschreven methodiek, samengevat in 1.1.
5.9.2 Onderzoek
Met als doel het windklimaat als gevolg van de voorgenomen herontwikkeling van het Senzora-terrein te kunnen beoordelen is een windklimaatonderzoek uitgevoerd. Het windklimaatonderzoek is opgenomen als bijlage 19 van de bijlagen bij toelichting.
 
De beoogde nieuwe gebouwen zijn in het windklimaatonderzoek modelmatig onderzocht hinder als gevolg van wind. Dit onderzoek heeft zich zowel op de bebouwing binnen het plangebied als op de effecten van het beoogde bebouwing op de omgeving gericht.
 
Met het onderzoek is aangetoond dat de herontwikkeling van het Senzora-terrein geen windhinder en windgevaar zal veroorzaken op de omliggende paden en wegen. Het windklimaat is op alle paden in en rondom de beoogde gebouwen het bouwplan vrij van de classificatie ‘oncomfortabel’. Het windklimaat is op alle paden in en rondom de beoogde gebouwen vrij van de categorie ‘gevaarlijk’.
5.9.3 Conclusie
Het aspect 'windhinder' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.10 Bezonning

5.10.1 Onderzoek
Het bezonningsonderzoek biedt inzicht in hoeveel bezonning er op maatgevende dagen in de Raambuurt en binnen het plangebied valt. Aangenomen dat minimaal 2 mogelijke bezonningsuren1 per dag in de periode van 19 februari – 21 oktober (gedurende 8 maanden) maatgevend is (‘lichte TNO-norm), of minimaal 3 mogelijke bezonningsuren per dag in de periode 21 januari – 22 november (gedurende 10 maanden) maatgevend is (‘strenge’ TNO-norm) kun je zien welke delen van het plangebied minder of meer bezonning nodig hebben. Deze normen worden alleen toegepast op gevels die zon kunnen ontvangen. Noordgevels ontvangen immers, hoogbouw of niet, nooit direct zonlicht.
 
Het bezonningsonderzoek is opgenomen als bijlage 20 van de bijlagen bij toelichting.
5.10.2 Conclusie
Het aspect 'bezonning' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.11 Bedrijven en milieuzonering

5.11.1 Beoordelingskader
Het bestemmingsplan voorziet in een onderscheidende nieuwe woonbuurt met maximaal 130 woningen in een stedelijk woonmilieu aan de rand van de historische binnenstad van Deventer. Het is gebruikelijk om voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bedrijvigheid gebruik te maken van de afstanden uit de publicatie Bedrijven en milieuzonering (VNG-uitgeverij, 2009). Andersom is deze publicatie te gebruiken voor het verantwoord inpassen van bedrijvigheid in een woon- of werkomgeving. De publicatie geeft informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle voorkomende bedrijfstypen. Het biedt daarmee een hulpmiddel om ruimtelijke ordening en milieu op elkaar af te stemmen.
 
Uitgangspunt is dat de in de bedrijvenlijst genoemde afstanden gelden tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van de woning. De richtafstanden gelden ten opzichte van rustige woongebieden. Dit kan zowel een rustige woonwijk als een rustig buitengebied zijn. Daarnaast worden gemengde gebieden onderscheiden. In de gebieden komen diverse functies naast elkaar voor, zoals 'wonen', 'bedrijven' en/of centrumfuncties als 'detailhandel' en 'horeca'. Vanwege deze menging van functies wordt enige mate van hinder acceptabel geacht. Indien sprake is van een gemengd gebied, dan kunnen de richtafstanden die gelden voor een rustige woonwijk of rustig buitengebied met één stap verkleind worden. Een richtafstand van bijvoorbeeld 30 meter wordt dan verkleind tot 10 meter.
 
Het kan zo zijn dat specifieke wet- en regelgeving andere afstanden voorschrijft. Deze gaan dan voor de afstanden uit de VNG-publicatie. Te denken valt aan de Wet geurhinder en veehouderij, het Activiteitenbesluit of het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
5.11.2 Onderzoek
In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan is een onderzoek naar de in de omgeving van het plangebied voorkomende vormen van bedrijvigheid uitgevoerd. Het doel hiervan is na te gaan of er in de omgeving bedrijfsmatige activiteiten voorkomen die een belemmering vormen voor het woon- en leefklimaat en of de voorgenomen ontwikkelingen deze bedrijven belemmeren in de uitvoering van hun activiteiten. In de quickscan wordt ingegaan op het gebiedstype, de aard en omvang van de aanwezige bedrijvigheid, de functies mogelijk worden gemaakt binnen het plangebied en de gevolgen daarvan voor het woon- en leefklimaat.
 
Gebiedstype
Het plangebied ligt in een omgeving met overwegend de functie wonen. Door de gewenste functiewijziging en als je verder uitzoomt, de diversiteit aan functies aan de rand van de binnenstad, rechtvaardigen een gebiedstypering als gemengd gebied. Dit betekent dat de richtafstanden met één stap verkleind kunnen worden.
 
Aanwezige bedrijven in de omgeving
In de directe omgeving van het plangebied komt in beperkte mate bedrijvigheid voor. Aan de Sluisstraat 8 is een advocatenkantoor gevestigd. Op grond van het bestemmingsplan Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel B is het pand is bestemd als 'Kantoor'. Voor deze functie geldt een richtafstand van 10 meter als gevolg van geluid. De feitelijke afstand tussen de bestemming 'Kantoor' en de meest nabij gelegen woning op het Senzora-terrein bedraagt circa 65 meter. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstand voor de functie kantoor.
 
Aan de Sluisstraat 6 is DAVO Bieren gevestigd. Op grond van het bestemmingsplan Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel B kent het perceel diverse functies:
  • horeca in de categorie 2a
  • bierbrouwerij
  • bedrijf in de categorie 2
  • beroepsonderwijs
  • maatschappelijk
Voor de herontwikkeling van het Senzora-terrein zijn de functies horeca in de categorie 2a, bierbrouwerij en bedrijf in de categorie 2 relevant. De mogelijke invloed op het woon- en leefklimaat binnen het plangebied van deze functies wordt hieronder besproken.
 
Horeca in de categorie 2a
Op grond van het bestemmingsplan Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel B zijn binnen deze functie horecabedrijven toegestaan die zich qua exploitatie richten op drankenverstrekking (café, bars, besloten feestzaal) welke doorgaans minder druk op de omgeving veroorzaken. Op grond van de VNG-publicatie geldt voor deze functie een richtafstand van 10 meter als gevolg van geluid. De feitelijke afstand tussen de functie 'horeca in de categorie 2a' en de meest nabij gelegen woning op het Senzora-terrein bedraagt circa 110 meter. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstand voor deze functie.
 
Bierbrouwerij
De activiteit brouwen van bier valt op grond van de VNG-publicatie in milieucategorie 4.2. Hiervoor geldt een richtafstand voor geur van 300 meter (200 meter in gemengd gebied). Voor de vestiging van de DAVO is er in 2015 een beroepsprocedure bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State doorlopen (Uitspraak 202004962/1/R3). De gemeente heeft in de ruimtelijke afweging voor de vestiging van de DAVO de brouwerij beschouwd als een 'microbrouwerij'. Hiervoor is de milieucategorie 2 toegekend aan deze functie met maximale richtafstand van 30 meter in een rustige woonwijk en 10 meter in gemengd gebied). In de beroepsprocedure is deze afweging overeind gebleven. De feitelijke afstand tussen de functie 'bierbrouwerij' en de meest nabij gelegen woning op het Senzora-terrein bedraagt circa 110 meter. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstand voor deze functie.
 
Deze situatie is opnieuw vastgelegd in het bestemmingsplan 'Sluiskwartier'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 13 juli 2022. In dit bestemmingsplan zijn geen uitbreidingsmogelijkheden opgenomen voor de DAVO. Voor zover bekend zijn er geen uitbreidingsplannen voor de DAVO. Mochten er in de toekomst uitbreidingsplannen voor de DAVO worden ontwikkeld, dan dienen deze worden afgewogen binnen de huidige omgeving.
 
Bedrijf in de categorie 2
Op grond van de VNG-publicatie geldt voor deze vormen van bedrijvigheid een richtafstand van 30 meter voor een rustig woongebied en 10 meter voor een gemengd gebied. De feitelijke afstand tussen de functie 'bierbrouwerij' en de meest nabij gelegen woning op het Senzora-terrein bedraagt circa 110 meter. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstand voor deze functie.
 
Bedrijventerrein Bergweide
Het plangebied ligt op circa 320 meter van het bedrijventerrein Bergweide. Planologisch zijn op Bergweide bedrijven tot en met milieucategorie 5.2 toegestaan, waarbij het bedrijventerrein inwaards is gezoneerd. Dit betekent dat lichte vormen van bedrijvigheid langs de randen zijn gesitueerd en de zwaardere vormen van bedrijvigheid meer centraal op het bedrijventerrein. Langs de meest nabijgelegen randen van het bedrijventerrein zijn bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 toegestaan. Voor deze categorie geldt een richtafstand van 100 meter voor een rustige woonwijk en 50 meter voor gemengd gebied. Gezien de afstand van het plangebied tot deze bedrijvigheid wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstand. 
Voor de milieucategorie 5.2 geldt een richtafstand van 700 meter voor een rustige woonwijk en 500 meter voor gemengd gebied. De afstand van het plangebied tot de locatie waar deze vormen van bedrijvigheid zijn toegestaan zijn groter dan 1.000 meter. Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstanden voor deze milieucategorie.
 
Aanwezige bedrijvigheid binnen het plangebied
Het bestemmingsplan voor het Senzora-terrein maakt naast de functie 'wonen' tevens de functies 'kantoor' en 'maatschappelijk' mogelijk. Op grond van de VNG-publicatie geldt voor deze activiteiten een richtafstand van 10 meter voor een rustig woongebied en 0 meter voor een gemengd gebied. Het toelaten van deze functies heeft geen gevolgen voor het woon- en leefklimaat in het plangebied en de directe omgeving. Er wordt aan de richtafstanden uit de VNG-publicatie voldaan.
 
Parkeergarage
Het bestemmingsplan maakt een parkeergarage onder een deel van de nieuw te realiseren woning langs de Raamstraat mogelijk. De in- en uitrit van de parkeergarage is gesitueerd op de hoek van de Sluisstraat en de Raamstraat. Hiervoor geldt een richtafstand van 10 meter als gevolg van het geluid voor een gemengd gebied. Binnen deze afstand worden woningen gerealiseerd. De afstand tot de bestaande woningen aan de Raamstraat bedraagt minimaal 18 meter. Daarmee wordt voldaan aan de richtafstand. Voor de nieuw te bouwen woningen dient met een akoestisch onderzoek aangetoond te worden dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.
5.11.3 Conclusie
De nieuwe woningen worden gerealiseerd binnen de richtafstand van de in- en uitrit van de parkeergarage die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Met een akoestisch onderzoek dient te worden onderzocht of dit leidt tot belemmeringen in het woon- en leefklimaat. De overige activiteiten in en rondom het plangebied leiden niet tot belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.12 Geurhinder

5.12.1 Beoordelingskader
In paragraaf 5.10.2 is beschreven dat het plangebied ligt in de nabijheid van de bierbrouwerij DAVO. Op grond van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering en een uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (Uitspraak 202004962/1/R3) vormt dat geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen. Maar, ondanks dat voldaan kan worden aan de richtafstanden, dient onderbouwt te worden of sprake is van een aanvaardbaar geurniveau. Bij het bepalen van een aanvaardbaar niveau van geurhinder wordt, conform artikel 2.7a 3e lid van het Activiteitenbesluit, onder meer rekening gehouden met de bestaande toetsingskaders, waaronder lokaal geurbeleid. Gemeente Deventer heeft geen eigen geurbeleid. Voor het vaststellen van een aanvaardbaar geurhinderniveau wordt het geurbeleid van Overijssel voor DAVO als richtinggevend gehanteerd. De geursituatie in het plangebied dient te worden getoetst aan de streefwaarden uit de Beleidsregel geur bedrijven (niet-veehouderijen) Overijssel 2018, omdat het gaat om een nieuwe situatie.
5.12.2 Onderzoek
Voor het beoordelen van de geursituatie wordt gebruik gemaakt van het geuronderzoek DAVO. Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan voor de vestiging van DAVO aan de Sluisstraat 6. Op grond van dit onderzoek voldoet de geurbelasting ter hoogte van de woningen in het plangebied aan de voor deze objecten van toepassing zijnde streefwaarden uit de Beleidsregel geur bedrijven (niet-veehouderijen) Overijssel 2018 (categorie A geurgevoelige objecten en een standaard ‘hinderlijke geur’. De geurbelasting voldoet daarmee aan een aanvaardbaar geurhinderniveau voor nieuwe situaties, waarmee het aspect geur geen belemmering is voor realisatie van het plan. Deze uitgangspunten zijn vastgelegd in een omgevingsvergunning die door de gemeente Deventer is verleend aan DAVO op 4 november 2015.
 
Op het bedrijventerrein Bergweide zijn bedrijven gevestigd die zijn aangemerkt als individuele geurbronnen. Het betreft de bedrijven AsfaltNu, ForFarmers en Continental Bakeries. Voor deze bedrijven geldt een richtafstand voor het aspect geur van respectievelijk 200 meter, 300 meter en 100 meter. AsfaltNU ligt op circa 1.000 meter van het plangebied, ForFarmers op circa 1.480 meter en Continental Bakeries op circa 840 meter. Gelet op de afstanden tot geurrelevante bronnen op industrieterrein Bergweide kan de conclusie getrokken worden dat er in het plangebied sprake zal zijn van een aanvaardbaar geurhinderniveau.
5.12.3 Conclusie
Het aspect 'geurhinder' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.13 Geluid

5.13.1 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
5.13.1.1 Beoordelingskader
Met de voorgenomen ontwikkelingen worden er geluidsgevoelige functies toegevoegd aan de omgeving. In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat langs wegen geluidszones liggen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen stedelijk en buitenstedelijk gebied. Het plangebied ligt in stedelijk gebied. De breedte van de geluidszones is als volgt:
  • één of twee rijstroken: 200 meter;
  • drie of vier rijstroken: 350 meter;
  • vijf of meer rijstroken: 350 meter.
De afstand wordt gemeten vanaf de buitenste begrenzing van de buitenste rijstrook van de weg tot de gevel van het gebouw.
 
Een akoestisch onderzoek is op grond van de Wet geluidhinder noodzakelijk wanneer voor bewoning bestemde bebouwing geprojecteerd worden binnen een door deze Wet aangewezen geluidzone van een weg. Het onderzoek is noodzakelijk omdat de geprojecteerde bouwlocatie is gelegen binnen de geluidzone van een aantal zone plichtige wegen, waaronder de Pothoofd, Emmastraat, Wilhelminabrug en de Bokkingshang.
De geluidsbelasting afkomstig van 30-kilometer wegen en woonerven, welke eveneens in de directe omgeving van het plangebied aanwezig zijn, zijn bij de toetsing aan de gestelde grenswaarden in het kader van de Wet geluidhinder uitgesloten van beoordeling, dit betreffen onder anderen de wegen Sluisstraat en de Raamstraat. Uit vaste jurisprudentie blijkt echter dat ten behoeve van een goede ruimtelijke inpassing bij een aanpassing van het ter plaatse vigerende bestemmingsplan, ook de geluidsbelasting afkomstig van de niet-zoneplichtige wegen en woonerven dient te worden mee beschouwd bij het bepalen van de cumulatieve geluidbelasting afkomstig van het wegverkeer.
 
5.13.1.2 Onderzoek
Doelstelling van het uit te voeren akoestische onderzoek is het bepalen van de optredende geluidsbelastingen afkomstig van het wegverkeerslawaai op de ter plaatse van het plangebied geprojecteerde voor bewoning bestemde bebouwing in de toekomstige situatie (over ten minste 10 jaar, tot minimaal 2033). Het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is opgenomen als bijlage 21 van de bijlagen bij toelichting.
 
Uit het onderzoek blijkt dat de te verwachten geluidsbelastingen [Lden] vanwege het wegverkeer op de gevels van de binnen het plangebied geprojecteerde woonbestemmingen, bedraagt 49 dB of minder. Hieruit blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten gevolge van het wegverkeer op de nabijgelegen gemeentelijke weg Pothoofd wordt overschreden. Deze weg vormt overeenkomstig het gestelde in de Wet geluidhinder, zonder dat hiervoor gepaste voorzieningen zouden worden getroffen, een belemmering voor de realisatie van het voorliggende bouwplan. Bij de uitwerking van mogelijke aanvullende akoestische voorzieningen, dient in eerste instantie te worden gekeken naar bronmaatregelen, daarna naar voorzieningen in de overdracht en ten slotte naar voorzieningen ter plaatse van de ontvanger (gevelmaatregelen).
 
Voor een goede ruimtelijke inpassing (beoordeling van een goed woon- en leefklimaat) van de voor bewoning bestemde bebouwing in haar directe omgeving, zijn naast de zone plichtige wegen ook de niet-zone plichtige wegen (30 km/uur wegen) in het akoestisch onderzoek betrokken. De optredende geluidsbelastingen als gevolg van deze secundaire wegen behoeven volgens de Wet geluidhinder niet te worden getoetst aan de gestelde grenswaarde, maar zouden wel kunnen leiden tot (aanvullende) geluidoverlast. Dit geldt dan met name als gevolg van het verkeer over klinkerverharde wegen in keperverband.
Om na te kunnen gaan of er als gevolg van het wegverkeer over alle in de directe omgeving van het plangebied aanwezige wegen, sprake is van een goed woon- en leefklimaat, zijn de optredende geluidbelastingen afkomstig van zowel de gezoneerde als van de niet-gezoneerde wegen in kaart gebracht. De gecumuleerde geluidbelasting afkomstig van alle wegen gezamenlijk bedraagt maximaal 57 dB.
 
Omdat er sprake is van een overschrijding van de voorkeurswaarde afkomstig van het wegverkeer over de Pothoofd, dienen er geluidbeperkende maatregelen aan de bron, in de overdracht en bij de ontvanger te worden onderzocht. Maatregelen aan de bron en in de overdracht stuiten op financiële en stedenbouwkundige bezwaren die de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan belemmeren. Om die reden wordt voorgesteld een hogere waarde vast te stellen voor de gevels waar de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten gevolge van het wegverkeerslawaai wordt overschreden.
 
Besluit provincie Overijssel algemene ontheffing
In 1997 hebben Gedeputeerde Staten van Overijssel voor een aantal gebieden binnen de gemeente Deventer een algemene ontheffing verleend tot 55 dB(A) LAeq. Conform de overgangsregels van de Wet geluidhinder met betrekking tot de dosismaat Lden komt 55 dB(A) LAeq overeen met 53 dB Lden. Praktisch gezien betekent deze gebiedsgerichte algemene ontheffing dat bij (planologisch) nieuwe situaties binnen de aangewezen gebieden er tot een geluidbelasting van 53 dB Lden (inclusief aftrek artikel 110g van de Wgh) er geen hogere grenswaardenbesluit genomen hoeft te worden.
 
Gelet op bovenstaande is voor de ontwikkeling van het genoemde bouwplan, derhalve geen verzoek hogere grenswaarde noodzakelijk.
 
Aanbeveling
Als de optredende geluidbelastingen op de gevels van de geprojecteerde woonbestemmingen niet tot de voorkeurswaarde van 48 dB kunnen worden gereduceerd, zoals in het onderhavige geval, dan dient bij de aanvraag Omgevingsvergunning een aanvullend akoestisch onderzoek naar de geluidwerende kwaliteit van de gevels te worden toegevoegd. Hierbij dient te worden aangetoond dat de karakteristieke geluidswering van de uitwendige scheidingsconstructies ter plaatse van geluidsgevoelige ruimten als gevolg van het cumulatieve optreden van het wegverkeerslawaai voldoet aan de hiervoor gestelde grenswaarden uit het Bouwbesluit.
De geluidswering van de uitwendige scheidingsconstructies van het geprojecteerde woonbestemmingen dienen ten minste gelijk te zijn aan het verschil tussen de cumulatieve geluidsbelasting zoals opgenomen in bijlage 08 bij dit rapport en de grenswaarde voor het geluidsniveau in geluidsgevoelige ruimten van 33 dB. Een en ander zoals vermeld in afd. 3.1 van het Bouwbesluit. De karakteristieke geluidswering dient in alle situaties echter ten minste 20 dB te bedragen.
5.13.1.3 Conclusie
De voorkeursgrenswaarde ten gevolge van het wegverkeerslawaai wordt overschreden. Maatregelen ten aanzien van de bron en in de overdracht stuiten op financiële en stedenbouwkundige bezwaren. Voor het plangebied geldt een gebiedsgerichte algemene ontheffing dat bij nieuwe situaties er tot een geluidbelasting van 53 dB Lden (inclusief aftrek artikel 110g van de Wgh) er geen hogere grenswaardenbesluit genomen hoeft te worden. Het aspect 'wegverkeerslawaai' vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
5.13.2 Akoestisch onderzoek planologische inpassing
5.13.2.1 Beoordelingskader
Bij uitwaartse zoneren worden beschermende bufferzones gecreëerd rondom de bedrijfsbestemmingen in de directe omgeving van het geprojecteerde plangebied. Deze hebben tot doel om de aanwezige bestaande inrichtingen, ook na het doorvoeren van de voorgenomen functiewijziging, voldoende zekerheid te bieden om hun activiteiten op een duurzame wijze binnen aanvaardbare voorwaarden uit te kunnen blijven voeren.
Hoewel er inmiddels een nieuwe VNG-publicatie ‘Milieuzonering nieuwe stijl’ van kracht is voor de nadere uitwerking van de ruimtelijke inpassing, wordt momenteel in de regel de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ hiervoor nog als basisdocument toegepast.
 
Vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik verdient het, volgens de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’, de voorkeur om functiescheidingen niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is. Het toetsingskader voor geluid bestaat volgens de VNG-Handreiking uit vier stappen waarbij per stap de geluidsbelasting groter wordt en daarmee de onderzoeks- en motiveringsplicht. De primaire intentie is maatregelen te treffen om de geluidsgrenswaarden (zoals gesteld in stap 2) niet te overschrijden.
 
Stap 1
Voor het plangebied geldt het omgevingstype 'Gemengd gebied' (zie paragraaf 5.10) aangezien er in de directe omgeving sprake is van in meerdere verschillende bestemmingen in een binnenstedelijk gebied. De perceelsgrens c.q. bestemmingsvlakken van de dichtst bij het geprojecteerde plangebied gelegen inrichtingen c.q. bedrijfsbestemmingen, liggen allen op een grotere afstand dan 10 meter van de geprojecteerde woonbestemming.
 
Stap 2
Mocht stap 1 niet toereikend zijn, dan dient te worden getoetst of bij de gevels van de geprojecteerde voor bewoning bestemde bebouwing de volgende grenswaarden niet overschreden zullen worden, zijnde:
  • 50 dB(A) langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT (etmaalwaarde);
  • 70 dB(A) maximale geluidsniveaus LAmax (etmaalwaarde);
  • 50 dB(A) verkeer aantrekkende werking (etmaalwaarde).
Stap 3
Indien stap 2 niet toereikend is bij een geluidbelasting op de geprojecteerde voor bewoning bestemde bebouwing en andere geluidgevoelige bestemmingen in gebiedstype ‘Gemengd gebied’ van maximaal:
  • 55 dB(A) langtijdgemiddeld beoordelingsniveau;
  • 70 dB(A) maximaal (piekgeluiden) exclusief piekgeluiden door aan- en afrijdend verkeer;
  • 65 dB(A) ten gevolge van verkeer aantrekkende werking.
Onderzocht wordt of de bedrijfsactiviteiten na het treffen van geluid beperkende maatregelen in de representatieve bedrijfssituatie aan de geluidsgrenswaarden zoals gesteld in Stap 3 kan worden voldaan.
 
Stap 4
Bij een hogere geluidbelasting dan aangegeven in stap 3 zal buitenplanse inpassing doorgaans niet mogelijk zijn. Indien het bevoegd gezag niettemin tot inpassing wil overgaan, dient het dit grondig te onderzoeken, onderbouwen en motiveren waarbij tevens de cumulatie met eventueel reeds aanwezige geluidbelasting moet worden betrokken.
5.13.2.2 Onderzoek
Het doel van dit ingestelde akoestische onderzoek is om enerzijds een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te creëren ter plaatse van de in de directe omgeving van de bedrijfsbestemmingen geprojecteerde voor geluidgevoelige bestemmingen en anderzijds ruimte voor inrichtingen te creëren om op een representatieve wijze hun bedrijfsactiviteiten uit te kunnen blijven oefenen. Een en ander gebaseerd op de criteria uit
de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (Ruimtelijk spoor).
Verder dient er te worden beoordeeld in hoeverre er als gevolg van de voorgenomen realisatie van de geprojecteerde woonbestemmingen ter plaatse, door de in de directe omgeving aanwezige dan wel te realiseren inrichtingen, nog kan worden voldaan aan het gestelde in het kader van het Activiteitenbesluit (Milieu spoor). Het akoestisch onderzoek ruimtelijke inpassing is opgenomen als bijlage 22 van de bijlagen bij toelichting.
 
Geconcludeerd kan worden dat er aan de doelstelling van dit ingestelde akoestische onderzoek, om enerzijds een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te creëren ter plaatse van de in de directe omgeving van de parkeerinrichtingen geprojecteerde voor geluidgevoelige bestemmingen en anderzijds ruimte voor inrichtingen te creëren om op een representatieve wijze hun bedrijfsactiviteiten uit te kunnen blijven oefenen, kan middels het treffen van voorzieningen, worden voldaan. Een voorziening die kan worden getroffen kan bijvoorbeeld bestaan uit het geheel of gedeeltelijk overkappen of anderszins afschermen van de in- en uitrit van de parkeergarage. Verder kan worden gesteld dat er als gevolg van de voorgenomen realisatie van de geprojecteerde woonbestemmingen in de directe nabijheid van de te realiseren parkeerinrichtingen, mede door het treffen van aanvullende voorzieningen, kan worden voldaan aan het gestelde in het Activiteitenbesluit.
5.13.2.3 Conclusie
De voorkeursgrenswaarde ten gevolge van het in gebruik zijn van inrichtingen wordt overschreden. Maatregelen ten aanzien van de bron en in de overdracht stuiten met name op bezwaren ten aanzien van het gebruik en stedenbouwkundige bezwaren. Gevelmaatregelen kunnen de geluidsbelasting verlagen tot de voorkeursgrenswaarde het aspect 'ruimtelijke inpassing akoestiek' geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan vormt.

5.14 Luchtkwaliteit

5.14.1 Beoordelingskader
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
  • Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate' bijdragen (Luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (Luchtkwaliteitseisen);
  • Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.
Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate' bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
Het Besluit 'niet in betekenende mate' bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
 
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
  • woningen: 1.500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3.000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m² bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIMB kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden. Met grenswaarden voor beide stoffen van 40 µg/m³ komt dit neer op een bijdrage van 1,2 µg/m³.
 
Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerzijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
 
Regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007
In deze regeling staat staan criteria en eisen vastgelegd waaraan de berekeningen en de rekenmodellen moeten voldoen. Hieronder een overzicht van de rekenmodellen:
  • CARII: berekening van emissies voor binnenstedelijk verkeer;
  • NIBM-tool: eenvoudige berekening van emissies van verkeer volgens worst case benadering;
  • ISL2: berekening van emissies voor buitenstedelijk verkeer;
  • ISL3a: berekening van emissies van industrie (onder meer veehouderijen).
5.14.2 Onderzoek
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in een onderscheidende nieuwe woonbuurt met maximaal 130 woningen in een stedelijk woonmilieu aan de rand van de historische binnenstad van Deventer. Deze ontwikkeling is op grond van de aantallen woningen en de ontsluiting aan te merken als 'niet in betekende mate'. In dat geval is toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit niet noodzakelijk.
5.14.3 Conclusie
Het aspect 'luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.15 Externe veiligheid

5.15.1 Beoordelingskader
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
 
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) gehanteerd.
 
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt. Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
 
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen en Regeling externe veiligheid inrichtingen (Bevi en Revi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
 
Circulaire effectafstanden LPG-tankstations
In de circulaire is de effectbenadering uitgewerkt voor LPG-tankstations. In beginsel zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 60 meter en geen zeer kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 160 meter toegestaan. Naast de circulaire blijft ook de toetsing aan het Bevi noodzakelijk.
 
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico’s vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt en basisnet), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
 
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico’s van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb en Revb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.
5.15.2 Onderzoek
Risicobronnen
 
Inrichtingen
In de omgeving van het plangebied komen geen inrichtingen voor die vallen onder het BEVI.
 
Transportroutes gevaarlijke stoffen
De IJssel is onderdeel van het basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water. De afstand van het plangebied tot de IJssel bedraagt circa 126 meter. Het plangebied ligt in het explosieaandachtsgebied van de IJssel. 
 
Van het plangebied ten opzichte van de IJssel en het explosieaandachtsgebied (bron: www.atlasvoordeleefomgeving.nl)
 
Plaatsgebonden risico
Conform het basisnet worden over de IJssel alleen (zeer) brandbare vloeistoffen (LF1 en LF2) vervoerd. In de handleiding risicoanalyse transport (HART) is voor deze stofcategorie een invloedgebied voor het plaatsgebonden risico van 35 meter van toepassing. Het plangebied valt daarmee buiten het invloedsgebied van de IJssel.
 
Groepsrisico
De IJssel heeft een bevaarbaarheidsklasse 5. Op basis van de HART heeft een vaarweg met een bevaarbaarheidsklasse 5 geen overschrijding van de oriëntatiewaarde noch een overschrijding van 10% van de oriëntatiewaarde. In de Omgevingsvisie externe veiligheid Deventer 2015 is opgenomen dat het groepsrisico lager is dan 10% van de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de IJssel hoeft dan ook niet nader onderbouwd te worden. Een advies van de Veiligheidsregio is niet noodzakelijk.
 
Buisleidingen
In de omgeving van het plangebied komen geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen voor.
5.15.3 Conclusie
Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.16 Gezondheid

In de hiervoor beschreven paragraven zijn diverse aspecten afzonderlijk belicht die mogelijk gevolgen hebben voor de gezondheid van de toekomstige bewoners van het Senzora-terrein. Het betreft onder meer de aspecten bodem, hitte, wind, bedrijven en milieuzonering, geurhinder, geluid en luchtkwaliteit. Uit de onderzoeken naar de afzonderlijke aspecten blijkt dat deze niet leiden tot een ongezond woon- en leefklimaat.
Een uitzondering wordt gevormd door de aspect bodem en wegverkeerslawaai. Uit de uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat er sprake is van een bodemverontreiniging. Deze verontreiniging is gelokaliseerd en afgeperkt en wordt mede in verband met het grondwater gemonitord. In het kader van de herontwikkeling van het Senzora-terrein wordt de verontreiniging gesaneerd, waardoor er geen negatieve gevolgen zijn voor de gezondheid.
Voor het aspect wegverkeerslawaai geldt dat de cumulatie van het geluid van verkeersbewegingen over alle relevante wegen in de omgeving van het plangebied leidt op een aantal plekken tot een geluidsbelasting op de gevel van 57 dB. Dit is een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai. Door in de verdere planvorming rekening te houden met het situeren van slaapkamers aan de geluidsluwe zijde van de belaste gebouwen, wordt voorkomen dat de deze overschrijding van de voorkeursgrenswaarde negatieve gezondheidsgevolgen heeft. Verder dienen de belaste gevels voldoende geluidwerend te zijn, zodat het in het Bouwbesluit vastgelegde geluidsniveau gehaald wordt.
 
Het plangebied ligt op een binnenstedelijke locatie, nabij de binnenstad van Deventer en de dagelijkse voorzieningen. Via bestaande doorgaande langzaamverkeersroutes is het plangebied verbonden met deze voorzieningen. De Raambuurt heeft als wijk een autoluw karakter in de zin dat veel straatjes zijn ingericht als éénrichtingsstraat of doodlopend zijn. Op deze manier wordt het lopen of fietsen naar de dagelijkse voorzieningen makkelijker gemaakt dan hiervoor de auto te gebruiken. Dit heeft een positief effect op de gezondheid van de bewoners. 

6 Besluit M.e.r.

6.1 Inleiding

De voorgenomen ontwikkeling past niet binnen de geldende bestemmingsplan ‘ Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel B’. Om de voorgenomen ontwikkelingen mogelijk te kunnen maken is een besluit in het kader van artikel 3.1, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) noodzakelijk, in casu een bestemmingsplan. Op dergelijke besluiten is het Besluit milieueffectenrapportage (Besluit m.e.r.) van toepassing.

6.2 Beoordelingskader

Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. De wijziging van het Besluit m.e.r. volgt uit de implementatie van artikel 1, vierde lid, onder a en b, van Richtlijn 2014/52/EU van de Europese Unie. De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van de Wet milieubeheer (Wm) zijn in de nieuwe wetgeving voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing, waarbij het niet uitmaakt of het een activiteit betreft boven of onder de D-drempel.
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn, is vastgelegd in het Besluit m.e.r. De activiteiten zijn onderverdeeld in:
  • activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  • activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).
Voor het merendeel van de activiteiten van de onderdelen C en D gelden drempelwaarden.
Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van die bijlage geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Als door de activiteit de drempelwaarde wordt overschreden is het verplicht een m.e.r.-beoordeling te maken. Wanneer de drempelwaarde niet wordt overschreden door de activiteit is het verplicht een m.e.r.-beoordeling te maken, maar is deze vormvrij.

6.3 Procedure

In het gewijzigde Besluit m.e.r. is de procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling beschreven. Voor elke aanvraag, waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is, dienen de volgende stappen genomen te worden:
  1. de initiatiefnemer stelt een aanmeldnotitie op.
  2. het bevoegd gezag neemt binnen 6 weken een m.e.r.-beoordelingsbesluit. Dit besluit hoeft niet in de Staatscourant gepubliceerd te worden.
  3. de initiatiefnemer voegt het (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsbesluit bij de vergunningaanvraag (Artikel 7.28 Wet milieubeheer).
Wanneer ingevolge de Wet natuurbescherming voor een (bestemmings)plan een passende beoordeling moet worden gemaakt, moet op grond van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer ook een milieueffectrapport worden opgesteld.

6.4 Aanmeldnotitie

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkelingen is een Aanmeldnotitie Besluit m.e.r. opgesteld. In de Aanmeldnotitie zijn de belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu beschreven, waarbij is ingegaan op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten. Op basis hiervan is in de Aanmeldnotitie geconcludeerd dat er geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Om die reden wordt volstaan met een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
 
De Aanmeldnotitie is als bijlage 23 opgenomen in de bijlagen bij toelichting.

6.5 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Het besluit tot het vaststellen van een bestemmingsplan heeft betrekking op activiteiten die voorkomen op de D-lijst (D11.2: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen) uit het Besluit m.e.r. Voor deze activiteit zijn drempelwaarden opgenomen voor de omvang het stedelijke ontwikkelingsproject. Deze drempelwaarden betreffen stedelijke ontwikkelingsprojecten met een omvang van:
  1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  2. een aaneengesloten gebied dat 2.000 of meer woningen omvat of
  3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer.
Beoordeling
De concrete omstandigheden in dit geval betreft het slopen van diverse verouderde bedrijfspanden en en de bouw van maximaal 130 woningen met bijhorende verkeers-, groen- en watervoorzieningen. Het plangebied is onderdeel van het bestaand stedelijk gebied van Deventer. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 11.845 m² en blijft hiermee onder de drempelwaarde van 100 hectare. De voorgenomen ontwikkeling maakt maximaal 130 woningen mogelijk en blijft daarmee onder de drempelwaarde van 2.000 woningen. Omdat de ontwikkeling niet voorziet in bedrijfsmatige activiteiten wordt de drempelwaarde voor bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² niet overschreden.
Het project is kleinschalig van karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. en de locatie ligt niet in of bij beschermde natuurgebieden. Uit het onderzoek naar de gevolgen van de stikstofdepositie blijkt dat er geen sprake is van significant negatieve effecten. Ten aanzien van de overige relevante milieu- en omgevingsaspecten is er als gevolg van het project geen sprake van nadelige effecten op de leefomgeving. Om deze redenen kan worden volstaan met deze vormvrije m.e.r.-beoordeling.

6.6 Conclusie

De voorgenomen activiteit blijft onder de genoemde drempelwaarden voor stedelijke ontwikkelingsprojecten die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r. Om die reden kan worden volstaan met een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
 
Op grond van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het voornemen niet leidt tot significante nadelige gevolgen voor het milieu zoals bedoeld in artikel 7.17 Wet milieubeheer. Er is daarom geen aanleiding om een m.e.r.-procedure te doorlopen, omdat dit geen aanvullende informatie verschaft voor het beoordelen van de milieueffecten.
 
Het Besluit m.e.r. vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

7 Planopzet en juridische aspecten

7.1 Algemeen

 
7.1.1 Een bestemmingsplan op basis van de Wet ruimtelijke ordening
Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. De Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder et cetera.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:
  1. De grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
  2. De grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (het overgangsrecht is hierbij mede van belang)
Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing en regels voor het verrichten van 'werken'.
 
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Erfgoedwet, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet Milieubeheer en de bouwverordening zijn ook belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijke beleid.
7.1.2 Een bestemmingsplan op basis van de Crisis- en herstelwet
De gemeente Deventer doet vooruitlopend op de komst van de Omgevingswet mee met een landelijk experiment onder de Crisis- en herstelwet om alvast te oefenen met het instrument omgevingsplan. Daarom is een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte opgesteld voor het stedelijk gebied, het 'Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen'. Hiermee is ervaring opgedaan voor het later vormgeven van een 'echt' omgevingsplan. De Crisis- en herstelwet kan nog niet de mogelijkheden bieden die de Omgevingswet straks voor het omgevingsplan open stelt. Het bestemmingsplan 'Deventer, Stad en Dorpen' blijft een bestemmingsplan onder de huidige regelgeving. Later wordt samen met het bestaande bestemmingsplan voor het gehele gebied één omgevingsplan gemaakt voor het hele grondgebied.
 
De gemeente Deventer is in de 8e tranche van de Crisis en herstelwet opgenomen, waarbij de mogelijkheid is geboden om te kunnen gaan experimenteren met het opstellen van een bestemmingsplan met een bredere reikwijdte voor het gehele (gemeentelijke) grondgebied. Van toepassing zijn de artikelen 7c en 7g van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.
 
In de Deventer Chw bestemmingsplannen zijn de regels voor de bestemmingen gekoppeld aan vlakken op de verbeelding. Hierbij is niet de standaard indeling van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) aangehouden, maar is gekozen voor een andere indeling. De regels zijn direct gekoppeld aan vlakken op de digitale verbeelding. Door in de digitale verbeelding van het plan te klikken op een locatie is hierdoor meteen duidelijk welke regels van toepassing zijn. De vlakken zijn onderverdeeld in de volgende hoofdstukken:
  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels
  • Hoofdstuk 2 Functieregels
  • Hoofdstuk 3 Bouwregels
  • Hoofdstuk 4 Wijzigingsgebieden
  • Hoofdstuk 5 Dubbelbestemmingen
  • Hoofdstuk 6 Gebiedsaanduidingen
  • Hoofdstuk 7 Algemene regels
  • Hoofdstuk 8 Overgangs- en slotregels
De Bijlagen bij de regels zijn niet gekoppeld aan de verbeelding, maar zijn gekoppeld aan artikelen in de regels. Hieronder is per hoofdstuk omschreven wat de regels zijn en zijn de uitgangspunten voor die regels benoemd.

7.2 Planopzet

In deze paragraaf wordt opzet van de regels van dit bestemmingsplan beschreven.
7.2.1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen. Hierin zijn twee artikelen opgenomen: artikel 1 Begrippen en artikel 2 Wijze van meten. Deze regels dienen ter verduidelijking van de in de andere regels opgenomen begrippen en op welke manier gemeten dient te worden.
7.2.2 Functieregels
Hoofdstuk 2 bevat de planregels in verband met de bepalingen met betrekking tot de toegelaten functies, oftewel, waar mag je de locatie voor gebruiken. Per op de verbeelding aangegeven functie bevat dit hoofdstuk planregels, welke specifiek voor die functie gelden. In dit bestemmingsplan zijn de volgende functies opgenomen:
Aan locaties kunnen verschillende functies worden toegekend, waarvoor afzonderlijke regels gelden. Op deze manier maakt het bestemmingsplan een flexibel en toekomst gericht gebruik van locaties mogelijk. Een gebouw kan worden gebruikt ten behoeve van het wonen, waarbij de eerste bouwlaag tevens gebruikt kan worden voor kantoor of maatschappelijke functies. Voor het gebouw gelden dan drie functies op dezelfde plek.
 
Nadere toelichting op de functies
De functie 'Groen' is in hoofdzaak gericht op het gebruik van gronden als openbaar park en/of plantsoen met de daarbij behorende voorzieningen als fiets- en voetpaden, verhardingen en waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen. Deze gronden liggen voornamelijk in het zuidelijke deel van het plangebied langs de gracht. Binnen deze gronden is de aanduiding 'specifieke vorm van groen - medegebruik wonen toegestaan' opgenomen. De gronden binnen deze aanduiding mogen tevens gebruikt worden als voortuin ten behoeve van het wonen in aan deze gronden grenzende woningen. In de regels voor deze aanduiding is opgenomen dat deze gronden niet mogen worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent het binnen deze gronden niet is toegestaan vergunningsvrije bouwwerken te realiseren. Hiermee wordt beoogd het groene karakter van de ruimte tussen de voorgevels van de woningen binnen de functie 'Wonen' en de gracht te behouden en vrij te houden van bebouwing, zoals is opgenomen in het beeldkwaliteitsplan.
De functies 'Kantoor' en 'Kantoor - Begane grond' zijn opgenomen om in het te handhaven Senzora-gebouw aan de Sluisstraat en op de begane grondverdieping van gebouwen binnen op de verbeelding aangegeven bouwvlakken kantoren mogelijk te maken.
De functies 'Maatschappelijk' en 'Maatschappelijk - Begane grond' zijn opgenomen om in het te handhaven Senzora-gebouw aan de Sluisstraat en op de begane grondverdieping van gebouwen binnen op de verbeelding aangegeven bouwvlakken maatschappelijke voorzieningen mogelijk te maken. Onder maatschappelijke voorzieningen worden voorzieningen ten behoeve van onder meer welzijn, gezondheidszorg, openbare dienstverlening en sociaal-culturele voorzieningen verstaan.
De functie 'Verkeer' is toegekend aan het noordelijke en westelijke deel van het plangebied. Het noordelijke deel van het plangebied maakt deel uit van de Raamstraat. Het westelijke deel van het plangebied geeft toegang tot de binnenstraat van het toekomstige woongebied. Binnen deze functie is de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - inrit parkeergarage' opgenomen. Deze aanduiding is opgenomen om locatie van de inrit tot de ondergrondse parkeergarage aan te duiden.
Aan de delen van het plangebied waar volgens het stedenbouwkundig plan woningen zijn geprojecteerd is de functie 'Wonen - Senzora' toegekend. Binnen deze functie zijn gestapelde en niet-gestapelde woningen toegestaan. In de regels is opgenomen dat het maximum aantal woonheden niet meer dan 130 woningen bedraagt, waarvan 20% moeten voldoen aan de Verordening doelgroepen sociale woningbouw van de gemeente Deventer. Binnen de functie 'Wonen - Senzora' zijn parkeervoorzieningen toegestaan. Deze worden op verschillende wijze vormgegeven. Op het maaiveld binnen de woningbouwblokken langs de Raamstraat worden overdekte parkeervoorzieningen gerealiseerd. Deze voorzieningen zijn of via een aangeduide onderdoorgang of via een onbebouwde ruimte tussen de woningen direct vanaf de straat/openbare ruimte bereikbaar. Onder het zuidelijk blok met woningen langs de Raamstraat wordt een ondergrondse parkeergarage gerealiseerd. Hiervoor is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - parkeergarage' op de verbeelding opgenomen. De inrit tot de parkeergarage is voorzien op hoek van de Sluisstraat en de Raamstraat. Binnen de functie 'Wonen - Senzora' is in het noordelijkste deel van het plangebied de bouwaanduiding 'bijgebouwen' opgenomen. Deze gronden behoren aan de bewoners van de Raamstraat 12 en de Raamdwarsstraat 2 tot en met 14. Conform het bestemmingsplan Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel B kennen deze gronden de functie 'Bedrijf - categorie 2'. In de huidige situatie zijn bijgebouwen en erfafscheidingen gerealiseerd. Het gebruik van deze gronden ten behoeve van het wonen is volgens het geldende bestemmingsplan niet toegestaan. Met het toekennen van de functie 'Wonen - Senzora' is het bestaande gebruik mogelijk gemaakt.
7.2.3 Bouwregels
Hoofdstuk 3 bevat de bouwregels. In bestemmingsplannen op basis van de Wet ruimtelijke ordening waren de functieregels en bouwregels opgenomen in één bestemming. Aangezien op een locatie wel meerdere functies aanwezig kunnen zijn, maar niet meerdere bouwregels, zijn de bouwregels in een apart hoofdstuk opgenomen. Dit bestemmingsplan kent de volgende bouwregels:
  • Bouwregel-16
  • Bouwregel-25
  • Bouwregel-26
In de bouwregels zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van de positionering, maatvoering en/of aantallen van hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. In de bouwregels zijn ook afwijkingsmogelijkheden opgenomen en de voorwaarden waaronder deze afwijkingsmogelijkheden kunnen worden gebruik beschreven.
7.2.4 Dubbelbestemmingen
Hoofdstuk 4 bevat de dubbelbestemmingen. In dit bestemmingsplan zij de volgende dubbelbestemmingen opgenomen:
Nadere toelichting op de dubbelbestemming
In het kader van de voorbereiding van dit bestemmingsplan is archeologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van het onderzoek is een selectieadvies uitgebracht. Dit heeft ertoe geleid dat het deel van het plangebied parallel aan de Raamstraat, met uitzondering van de te behouden gebouwen van Senzora, is vrij gegeven voor archeologie. De gronden langs de gracht hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4'. Deze bestemming is opgenomen om eventueel in de grond aanwezige archeologische waarden te beschermen.
In de bocht van de gracht staan zeven waardevolle bomen, die beeld- en sfeerbepalend zijn voor het plangebied. Het stedenbouwkundig plan is zo opgezet dat deze bomen ook in de toekomstige situatie gehandhaafd blijven. Om die reden is de dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats boom' opgenomen. In de regels van de dubbelbestemming is opgenomen dat het kappen van deze bomen slechts is toegestaan indien deze bomen in een zodanige staat verkeert dat het voortbestaan niet mogelijk is en/of het (historisch) ruimtelijk beeld van het betreffende gebied niet onevenredig wordt aangetast.

8 Economische uitvoerbaarheid

8.1 Algemeen

Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij de voorbereiding van een ruimtelijke procedure onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een plan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid. Bij maatschappelijke uitvoerbaarheid gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een ruimtelijk plan voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is.

8.2 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan. De zogenaamde 'aangewezen bouwplannen' waarbij een exploitatieplan verplicht is en welke zijn opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn:
  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m² of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden, mits De cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.000 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1.000 m²;
  • geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de exploitatiekosten over de gronden anderszins verzekerd is. Inmiddels is een ministeriële regeling van kracht waarbij wordt gesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen als hiervoor bedoeld maar sprake is van onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan de plankosten op nul gesteld mogen worden.
Dit bestemmingsplan betreft een ontwikkelingsgericht plan waarmee maximaal 130 woningen mogelijk worden gemaakt. Concluderend kan gesteld worden dat binnen het Chw Bestemmingsplan Senzora-terrein sprake is van aangewezen bouwplannen, waardoor de gemeente verplicht is om eventuele kosten te verhalen. Daarom is in het kader van voorliggend plan een anterieure overeenkomst gesloten tussen de ontwikkelaar en de gemeente. Hiermee is het kostenverhaal verzekerd.

8.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.3.1 Algemeen
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening. Aangegeven is dat tussen de gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpbestemmingsplan ter visie kan worden gelegd. Bovendien is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard (zienswijzenprocedure).
8.3.2 Participatie
Om te komen tot een door de omgeving gedragen transformatie van het Senzora-terrein tot een gewilde, stedelijke woonomgeving is veelvuldig overleg gevoerd et omwonenden. Vanaf september 2022 zijn omwonenden betrokken bij de planvorming. Om het participatieproces enigszins te structureren zijn in overleg met omwonenden twee focusgroepen in het leven geroepen. Focusgroep 1 richtte zich met name op de stedenbouwkundige en architectonische aspecten van de planvorming en Focusgroep 2 op de verkeerskundige aspecten.
Om omwonenden goed te kunnen informeren over de voortgang is een website (www.senzora-raambuurt.nl) gelanceerd. De website geeft inzicht in de voortgang van de planvorming, de planning in de tijd om van een stedenbouwkundig plan, via een bestemmingsplanprocedure tot de uitvoering en verkoop van woningen te komen. De website biedt tevens de mogelijkheid om relevante documenten, zoals het masterplan en verslagen van overleggen met de focusgroepen, in te zien.
Als onderdeel van het participatieproces is de gemeenteraad steeds betrokken geweest bij de planvorming. De raad bood daarbij ruimte aan omwonenden om hun visie op de toekomstige inrichting van het Senzora-terrein over te brengen.
 
Op basis van het gevoerde overleg met omwonenden is het masterplan verder uitgewerkt. Dit heeft geleid tot een aantal aanpassingen van de opzet van het plan. De belangrijkste aanpassingen zijn:
  • inpassing van bestaande bomen op het Bolwerk;
  • van zeven naar vier bouwlagen op het Bolwerk;
  • geen reconstructie van de waterlijn langs het Bolwerk;
  • terugliggende bouwlagen bij hoogte-accenten;
  • hoogte-accent Raamdwarsstraat is verplaatst;
  • voorzieningen zijn omgezet in woningen;
  • parkeerkelder is gewijzigd;
  • geen horeca.
Een onderdeel van het masterplan is niet gewijzigd, dit betreft de bouwhoogte van het Industriële Bolwerk. De belangrijkste reden hiervoor is dat een dergelijk bouwvolume noodzakelijk is om programmatisch gezien het noodzakelijk aantal woningen te kunnen realiseren. Dit aantal is ook voor de financiëleuitvoerbaarheid van het plan nodig. 
Als bijlage 24 van de bijlagen bij toelichting is een overzicht van het participatieproces vanaf september 2022 tot heden opgenomen.
8.3.3 Vooroverleg
Conform artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is het ontwerpbestemmingsplan toegestuurd aan de vaste overlegpartners. Het ontwerpbestemmingsplan is voorgelegd aan de provincie Overijssel en het waterschap Drents Overijsselse Delta. Zowel de provincie als het waterschap hebben laten weten in te stemmen met het ontwerpbestemmingsplan.
8.3.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan ligt voor een periode van zes weken ter inzage. Gedurende deze periode kan éénieder een zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan indienen. De eventuele zienswijzen en de beantwoording daarvan worden opgenomen in deze paragraaf.