Plan: | Chw Wechelerweg 38a |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0150.Chw045-VG01 |
Aan de Wechelerweg 38a te Diepenveen bevindt zich een bedrijfswoning en maakt deel uit van eveneens op dit adres gevestigde tuincentrum en kwekerij G. Gooiker (verder het tuincentrum). Initiatiefnemers zijn voornemens de huidige bedrijfswoning af te splitsen van het tuincentrum.
Hiervoor is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin waarin wordt aangetoond dat het gewenste plan vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt verantwoord is.
De gemeente Deventer doet vooruitlopend op de komst van de Omgevingswet mee met een landelijk experiment onder de Crisis- en herstelwet om vast te oefenen met het instrument omgevingsplan (zie hiervoor het "Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen", vastgesteld op 1 juli 2020). Daarom wordt voor de onderhavige locatie een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte opgesteld, zodat de gemeente ervaring opdoet voor het later vormgeven van een 'echt' Omgevingsplan.
Het Bestemmingsplan 'Chw Wechelerweg 38a' blijft een bestemmingsplan onder de huidige regelgeving. Later maakt de gemeente samen met het bestaande bestemmingsplan voor het hele grondgebied één Omgevingsplan.
Het plangebied is gelegen aan de Wechelerweg 38a te Diepenveen, kadastraal bekend gemeente Diepenveen, sectie B, nummer 1642. In onderstaande figuur is het plangebied (in rood kader) indicatief weergeven.
Afbeelding 1: Ligging plangebied
Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel A" van de gemeente Deventer. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad op 1 juli 2020. Hierna wordt via een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan de planologische situatie weergegeven.
Afbeelding 2: Bestemmingsgebied tuincentrum met daarin de locatie van de bedrijfswoning (bron: ruimtelijkeplannen.nl).
Het plangebied heeft op basis van het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel A" de enkelbestemming c.q. functie 'Kwekerij' en Bedrijfswoning' met de bijbehorende bouwregels vervat in de enkelbestemming 'Bouwregel-07'. Hierna wordt nader op de deze bestemmingen ingegaan.
Ter plaatse van de functie 'Kwekerij' is een kwekerij met ondergeschikte detailhandel met de daarbij behorende voorzieningen toegestaan. Op gronden die zijn voorzien van bouwregels vervat in de enkelbestemming 'Bouwregel-07' mogen gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd. Er geldt een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter. Het gehele bouwvlak mag worden bebouwd.
Ter plaatse van de functie 'Bedrijfswoning' is één bedrijfswoning van maximaal 750 m³ al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis en kleinschalige kinderopvang met de daarbij behorende voorzieningen.
Het gebruik van de woning als een reguliere woning is in strijd met het geldende bestemmingsplan, omdat de functie 'bedrijfswoning' regulier wonen niet toelaat.
Om het gewenste plan mogelijk te maken dient het bestemmingsplan te worden herzien. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het gewenste juridische planologisch kader om de voorgenomen ontwikkeling te kunnen realiseren.
De gemeente Deventer is in de 8e tranche van de Crisis en herstelwet opgenomen, waarbij de mogelijkheid is geboden om te experimenteren met het opstellen van een bestemmingsplan met een bredere reikwijdte voor het gehele (gemeentelijke) grondgebied. Van toepassing zijn de artikelen 7c en 7g van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.
Voor dit bestemmingsplan is het van belang dat kan worden afgeweken van een aantal artikelen uit het Besluit ruimtelijke ordening, waardoor het bestemmingsplan niet hoeft te voldoen aan de landelijke standaarden zoals opgenomen in de SVBP.
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een zestal hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in Hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied. In Hoofdstuk 3 is het beleidskader opgenomen dat van toepassing is op dit bestemmingsplan. In Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de zogenaamde randvoorwaarden zoals milieuaspecten. In Hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de wijze van bestemmen. Ten slotte wordt in Hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Het plangebied ligt ten zuidoosten van de kern van Diepenveen en noordwestelijk van 'Steenbrugge'. De bedrijfswoning is gelegen in een lint dat verder uit reguliere woningen bestaat. Binnen het plangebied is op dit moment een vrijstaande woning met bijbehorende bijgebouwen aanwezig (gelegen op beide kadastrale percelen) met daarnaast (en achter) het tuincentrum met bedrijfsgebouwen. In afbeelding 3 is een luchtfoto opgenomen van de huidige situatie. Afbeelding 4 is een foto van de huidige situatie opgenomen gezien van de Wechelerweg 38a.
Afbeelding 3: Luchtfoto huidige situatie (bron: Cyclomedia).
Afbeelding 4: Foto huidige situatie vanaf de Wechelerweg (bron: Cyclomedia).
De eigenaren van het tuincentrum aan de Wechelerweg 38a willen de huidige bedrijfswoning inclusief de 'bijbehorende bijgebouwen' afsplitsen van het tuincentrum. Er zullen verder geen (bouwkundige) wijzigingen worden doorgevoerd. De beoogde situatie omvat dan ook enkel de planologische wijziging van de bestemming van de betreffende woning.
Aard en omvang van deze planherziening is dusdanig dat de op 11 september 2020 vastgestelde Nationale Omgevingsvisie geen betekenis heeft. Ook is de ladder voor duurzame verstedelijking, zoals opgenomen in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening, niet aan de orde. De ladder is van toepassing bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De planherziening maakt zo'n stedelijke ontwikkeling, zoals gedefinieerd in artikel 1.1.1 van het Bro, niet mogelijk.
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel
De Omgevingsvisie Overijssel geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer.
De ambitie van de provincie Overijssel is dat elk project bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving en dat nieuwe initiatieven worden verbonden met bestaande kwaliteiten. De Catalogus Gebiedskenmerken, die per gebiedstype beschrijft welke kwaliteiten behouden, versterkt en ontwikkeld moeten worden, is daarbij een instrument om te sturen op ruimtelijke kwaliteit.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn.
Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Toetsing van het initiatief aan de omgevingsvisie en omgevingsverordening
De planherziening ziet niet op een stedelijke, nieuwe ontwikkeling. Er is geen sprake van nieuwvestiging of een (grootschalige) uitbreiding van een bestaande functie. Er is slechts sprake van een planologische functiewijziging van één woningen van bedrijfswoning naar burgerwoning. Er is sprake van een dusdanige beperkte wijziging van het ter plaatse geldende planologische regime dat het provinciaal beleid en regelgeving zich hierover niet uitspreekt.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging niet in strijd is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
In het Structuurplan Deventer 2025 (april 2004) zijn de toekomstige ruimtelijke opgaven voor Deventer en de gewenste ontwikkelingsrichting in beeld gebracht. Het Structuurplan Deventer 2025 is echter door allerlei ontwikkelingen binnen en buiten Deventer inmiddels deels verouderd. Daarom is in samenspraak met een groot aantal betrokkenen een Omgevingsvisie gemaakt. In de Omgevingsvisie legt de gemeente Deventer haar ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving voor de lange termijn vast. Dit is een stap in het proces richting de invoering van de Omgevingswet.
In de Omgevingsvisie is aangegeven dat de klimaatverandering zorgt voor meer extremen in neerslag, hitte, droogte en water door de grote rivieren, waaronder de IJssel. Daarnaast speelt de eindigheid van natuurlijke hulpbronnen en grondstoffen. Dat vraagt om maatregelen. Zoals grote inzet op energiebesparing, het klimaatbestendig maken van de leefomgeving, het overschakelen van fossiele op duurzame energiebronnen en het zuiniger en duurzamer omgaan met energie, water, grondstoffen en voedsel. De gemeente zoekt duurzame, klimaatbestendige en circulaire oplossingen op alle plekken die zich daarvoor lenen: in woningen, bedrijven, in de stad en op het platteland.
Belangrijke uitdagingen zijn:
Om in te kunnen spelen op de dynamiek van de economie en de (internationale) markt moet er ruimte voor ondernemerschap zijn. Ruimte om waardevast te investeren, te groeien en samen te werken. De opgave is de veerkracht en inventiviteit van de ondernemers optimaal te blijven faciliteren en in te spelen op ontwikkelingen in de markt. Minder regels mogen overigens niet leiden tot onduidelijkheid voor alle betrokken partijen, willekeur of een onzeker vestigingsklimaat.
De opgaven zijn in ambities omgezet en van mogelijke ontwikkelrichtingen per deelgebied voorzien. Het plangebied ligt in het deelgebied 'Diepenveen'. De ambities gericht op dit deelgebied zijn dan ook met name relevant.
Diepenveen
Diepenveen heeft een sterke identiteit en die willen we, net als de Diepenveners, behouden. Belangrijk is onder andere dat Diepenveen als zelfstandig dorp herkenbaar blijft. Belangrijke onderdelen van die ‘eigenheid’ zijn de dorpsranden die rondom grenzen aan het oude cultuurlandschap met landgoederen en de Zandwetering. Maar ook de historische dorpskern, de Dorpsstraat als historische route en drager van de voorzieningen. Net als de historische bomenlanen en bebouwingslinten en de ruim opgezette groene woongebieden (boswonen), afgewisseld door de parkachtige ruimtes in het dorp. Nieuwe ontwikkelingen moeten die kwaliteiten ondersteunen.
Afbeelding 5: Uitsnede omgevingsvisiekaart
In afbeelding 5 is de ligging van het plangebied binnen het 'Rustig wonen' weergegeven met een zwarte ster.
Toetsing
Het voornemen voorziet in het omzetten van een bedrijfswoning naar een burgerwoning. Dit is als passend te achten voor de locatie dat als 'Rustig wonen' wordt aangemerkt.
Geconcludeerd wordt dat er sprake is van overeenstemming met het beleid zoals verwoord in de Omgevingsvisie Deventer.
In de Woonvisie Deventer 2018 'Meer dan geWOON' zijn drie centrale ambities vastgelegd:
De drie centrale ambities zijn uitgewerkt in de vier hoofdopgaven die voor de gehele gemeente gelden: 'betaalbaar, compleet en divers', 'goed wonen in wijken en dorpen', 'duurzaam wonen' en 'vitaliteit en vernieuwing'. Uitgangspunt bij de uitwerking van woningbouwplannen zijn de specifieke opgaven in de wijk of het dorp en de uitgangspunten van de Woonvisie. Voor elke hoofdopgave zijn speerpunten geformuleerd.
Toetsing
Het voornemen voorziet in het omzetten van een bedrijfswoning naar een burgerwoning in het dorp Diepenveen. In de directe omgeving van het plangebied staan over het algemeen vrijstaande burgerwoningen.
Geconcludeerd wordt dat voorliggend voornemen in overeenstemming is met de gemeentelijke woonvisie.
De beleidsnota 'Beroep en Bedrijf' aan huis biedt duidelijkheid over wanneer het wel en wanneer het niet mogelijk is een bedrijf of beroep aan huis te hebben. Het uitoefenen van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten thuis kan een positieve uitstraling hebben op de woonomgeving; het kan de wijk of buurt verlevendigen. In sommige gevallen kan het echter ook ongewenste situaties met zich meebrengen. Zo kan een bepaalde activiteit bijvoorbeeld een ongewenste verkeersaantrekkende werking hebben of voor anderen overlast met zich mee brengen. Onderstaande criteria zijn ter voorkoming van deze ongewenste situaties.
Een beroep of bedrijf aan huis is toegestaan indien:
In afwijking van het verbod op horeca mag binnen de woonbestemming onder bepaalde voorwaarden wel een Bed & Breakfast voorziening worden gerealiseerd. Naast bovenstaande criteria geldt dat er sprake moet zijn van een toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid, waarbij het zelfstandig functioneren als wooneenheid dient te worden uitgesloten, het authentieke uiterlijke of de verschijningsvorm van de woningen dient te worden gehandhaafd en het maximaal aantal bedden ten dienste van de toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid is 4.
Toetsing
Binnen voorliggend bestemmingsplan is sprake van functieregels, waarbij de mogelijkheid wordt geboden voor een beroep of bedrijf aan huis. Onderhavig bestemmingsplan sluit hiermee aan op het beleid uit bovengenoemde nota.
Het omzetten van de bedrijfsbestemming naar woonbestemming kan belemmerend werken op de bedrijfsvoering van het tuincemtrum. Een burgerwoning is immers gevoelig voor milieuhinder, waar een bedrijfswoning behorend tot de inrichting niet gevoelig is voor milieuhinder van die inrichting. Bij de burgerwoning dient dus ook sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat. Een goede ruimtelijke ordening houdt in dit geval dus onder andere in dat:
Om te bepalen of sprake is/kan zijn van een goede ruimtelijke ordening wordt onder andere gebruikt gemaakt van de VNG richtlijn 'bedrijven en milieuzonering'.
De VNG heeft in samenwerking met de Ministeries van VROM en Economische Zaken in 2009 de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" opgesteld. In deze handreiking zijn richtafstanden voor verschillende bedrijfstypen opgesteld welke aanvaardbaar worden geacht ten opzichte van milieuhinder gevoelige bestemmingen (zoals woningen), waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van milieubelastende (bedrijfs)activiteiten betreffende geluid, geur, stof en gevaar redelijkerwijs kan worden uitgesloten.
In de handreiking zijn bedrijven ingedeeld in verschillende milieucategorieën, waarbij geldt: hoe hoger de milieucategorie, hoe zwaarder de milieubelasting. De richtafstanden tussen bedrijven en milieuhinder gevoelige bestemmingen nemen dus toe naarmate een bedrijf in een hogere milieucategorie wordt ingedeeld.
De richtafstanden uit de VNG-handreiking zijn indicatief voor een goede ruimtelijke ordening. Dat wil zeggen dat er van kan worden afgeweken mits zorgvuldig voorbereid en onderbouwd.
De richtafstanden worden per milieucategorie weergegeven, waarbij opvalt dat onderscheid wordt gemaakt in twee gebiedstypes: de rustige woonwijk/buitengebied en gemengd gebied. Verondersteld wordt dat in een gemengd gebied al een hogere milieubelasting aanwezig is waardoor een kleinere richtafstand gerechtvaardigd wordt.
De VNG-richtafstanden zijn in beginsel gebaseerd op woningen in een zogenoemde 'rustige woonomgeving'. In omgeving waar sprake is van een matige tot sterke functie menging, een zogenoemd 'gemengd gebied', kan worden uitgegaan van minder grote afstanden. Van een zogenoemd 'gemengd gebied' is bijvoorbeeld sprake als het gebied direct naast hoofdinfrastructuur of bedrijven is gelegen. In casu is het plangebied (Wechelerweg 38a) gelegen aansluitend aan het tuincentrum. Voor de woning is één van de ontsluitingsroutes van het dorp Diepenveen gelegen, namelijk de Wechelerweg. Op basis van deze kenmerken van het gebied valt het gebied als een 'gemengd gebied' te typeren.
Onderhavig plan voorziet in een planologische functiewijziging van een bestaande bedrijfswoning in een reguliere burgerwoning. Een reguliere burgerwoning wordt niet aangemerkt als een milieubelastende functie. Er wordt derhalve geen nieuwe milieubelastende functie opgericht. Een reguliere burgerwoning betreft echter wel een milieugevoelige functie. Om een goede ruimtelijke ordening en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen is de ontwikkeling getoetst aan de omliggende bedrijven (in casu het eigen bedrijf).
Conform de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' gelden de volgende richtafstanden voor een tuincentrum:
Bedrijf | Milieucategorie | Aspect | Richtafstand voor 'rustig gebied' | Richtafstand voor 'gemengd gebied' |
Bouwmarkten, tuincentra, hypermarkten | 2 | Geur | 0 | 0 |
Stof | 0 | 0 | ||
Geluid | 30 | 10 | ||
Gevaar | 10 | 0 |
De afstand tussen de woning aan de Wechelerweg 38a en het tuincentrum bedraagt minder dan 10 meter.
Er kan niet wordt voldaan aan de richtafstand voor het milieu aspect geluid. Op basis van bovenstaande is het aannemelijk dat hinder door geluid kan ontstaan bij de woning op nummer 38a als gevolg van het bedrijf. In paragraaf 4.1.3 wordt aan de hand van een akoestische onderbouwing nader ingegaan op dit aspect.
Voor de beoordeling van het onderdeel geluid moet in algemene zin aan de volgende punten worden voldaan:
In de Wet geluidhinder (Wgh) staat dat inzichtelijk moet worden gemaakt welke geluidsbronnen in het gebied aanwezig zijn en wat de geluidsbelasting is voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen zoals onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij nieuwe ruimtelijke plannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeer-, railverkeer- en industrielawaai. Artikel 76 Wgh verplicht er toe om bij ruimtelijke ontwikkelingen die betrekking hebben op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Op onderhavige locatie is sprake van een bestaande woning (Wechelerweg 38a) en wordt feitelijk geen nieuwe geluidgevoelige bestemming mogelijk gemaakt. Desalniettemin is nader ingegaan op het aspect geluid.
Wegverkeerslawaai
Op grond van het artikel 74 van de Wet geluidhinder bevindt zich langs een weg een geluidszone, die aan weerszijde een breedte heeft van
in stedelijk gebied:
in buitenstedelijk gebied:
Deze zonering geldt niet:
Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder bevindt zich langs de Wechelerweg (ter hoogte van het plangebied) geen geluidszone. Immers de maximaalsnelheid ter hoogte van het plangebied bedraagt 30 kilometer per uur.
Railverkeerslawaai
De dichtstbijzijnde spoorweg bevindt zich op meer dan 1 kilometer afstand van het plangebied. Op basis van de Geluidskaart spoorwegen is het plangebied op voldoende afstand van de spoorweg gelegen. Ten aanzien van spoorweglawaai is ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Industrielawaai
Er is geen sprake van industrielawaai vanuit de bestaande woning.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient te worden beoordeeld of de functiewijziging belemmerend werkt voor omliggende bedrijven (in casu het tuincentrum). In de bestaande situatie maakt het plangebied (Wechelerweg 38a) deel uit van het tuincentrum. Aan zowel de west- als oostzijde van de ingang van het tuincentrum zijn reguliere burgerwoningen gelegen. De woning aan de westzijde (de woning met nummer 38) bevindt zicht op gelijke afstand van het tuincentrum als de 'toekomstige' regulier burgerwoning (nummer 38a). De woning aan de oostzijde van het tuincentrum (de woning met nummer 38b) is op grotere afstand van de ingang van het tuincentrum gelegen echter grenst aan de achterzijde aan het tuincentrum. In dit kader zij opgemerkt dat dit voor alle woningen met de even nummers 30 -50 aan de Wechelerweg het geval is. Uit vorenstaande volgt dat de functiewijziging van de bestaande woning aan de Wechelerweg 38a het tuincentrum niet aanvullend belemmerd in haar bedrijfsvoering.
Algemeen
Bij het realiseren van een geluidsgevoelige bestemming (genoemd in de Wgh) nabij een bedrijf (niet gelegen op een gezoneerd industrieterrein) is de Wgh niet van toepassing. Ter hoogte van de nieuwe geluidgevoelige bestemming dient er sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Bij de bepaling of er ter hoogte van de woning aan de Wechelerweg 38a sprake is van een aanvaardbaar woon en leefklimaat zijn de 'Handreiking industrie lawaai' en het Activiteitenbesluit als uitgangspunt gehanteerd. Hierbij zijn de volgende geluidrelevante geluidbronnen nader beschouwd:
Voor de overige geluidbronnen is op voorhand duidelijk dat deze geen relevante bijdrage zullen leveren en zijn daarom niet beschreven. Dit betreft bijvoorbeeld het gebruik van een bosmaaier, grasmaaier of minifrees op het achter terrein van het tuincentrum.
Het tuincentrum valt onder de werkingssfeer van het "Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer", verder te noemen het Activiteitenbesluit. In dit besluit zijn regels opgenomen om geluidhinder te voorkomen. De geluidbelasting mag niet meer bedragen dan 50 dB(A) etmaalwaarde bij een gevoelig gebouw van derden.
Piekgeluiden mogen niet hoger zijn dan 70 dB(A). Bij de toetsing van piekgeluiden blijft het geluid van het komen en gaan van voertuigen en de laad- en losactiviteiten in de dagperiode buiten beschouwing.
In artikel 2.17 lid 1 van het Activiteitenbesluit zijn de volgende eisen opgenomen:
Parkeren
Bezoekers van het tuincentrum parkeren op het eigen terrein van het tuincentrum. Het tuincentrum is enkel in de dagperiode geopend. In figuur 4.1 zijn de parkeerplaatsen weergeven (huidige situatie). In de beoogde situatie komen de parkeerplaaten ten noorden van de gevel van de woning te vervallen.
Afbeelding 6: Parkeerplaatsen tuincentrum (bron: cyclomedia)
In casu is er sprake van een functiewijzing van 'bedrijfswoning' naar de functie 'wonen'. Feitelijk wijzigt de situatie of afstand tussen de parkeerplaats en de woning niet ten opzichte van de bestaande situatie.
Op grond van het Activiteitenbesluit geldt er ter hoogte van een reguliere woning een grenswaarde van 50 dB(a) als etmaalwaarde. In beginsel mag het parkeren van voertuigen op terrein van het tuincentrum er niet toe leiden dat deze voorkeursgrenswaarde wordt overschreden.
Gezien de beperkte afstand tussen de woning aan de Wechelerweg 38a is het niet ondenkbaar dat de grenswaarde wordt overschreden. Echter op grond van de Wet geluidhinder wordt de zijgevel van de woning aan de Wechelerweg 38a aangemerkt als 'dove gevel'.
In afbeelding 7 is de zijgevel van de woning aan de Wechelerweg 38a weergegeven.
Afbeelding 7: Zijgevel woning Wechelerweg 38a
Daarom gelden de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit niet en is deze gevel uitgesloten van toetsing. Op grond van dit gegeven kan worden geconcludeerd dat er met betrekking tot het parkeren van auto's op het terrein van het tuincentrum sprake is van een aanvaardbare geluidssituatie.
Laden en lossen vrachtwagens
In het voorjaar tot en met in de zomerperiode (april tot en met juli) is er circa 1 x per maand sprake van het lossen van vrachtwagens met tuinaarde, potgrond, planten, potten enz. Deze vrachtwagens doen het tuincentrum aan via de oostelijk gelegen inrit en lossen ter hoogte van de opslag van tuinaarde. Tijdens het lossen is de motor van de vrachtwagen uitgeschakeld. Het lossen gebeurd vervolgens doormiddel van elektrische pompwagen. In onderstaande afbeelding is de rijroute inclusief de losplaats weergeven.
Afbeelding 8: rijroute lossen vrachtwagens (rood), losplaats (blauw), woning Wechelerweg 38a (groen) (bron: Cyclomedia)
Gezien de afstand tussen woning Wechelwerweg 38a en de losplaats van de vrachtwagens (> 50 meter), het gegeven dat tijdens het lossen van de vrachtwagen de motor van de vrachtwagen is uitgeschakeld en er gebruik wordt gemaakt van een elektrisch aangedreven pompwagen is het niet aannemelijk dat het maximaal toelaatbare geluidniveau (70 db(A)) ter hoogte van de woning aan de Wechelerweg 38a wordt overschreden.
Werkzaamheden met een tractor
Binnen het tuincentrum wordt gebruik gemaakt van een tractor. Deze tractor wordt, behoudens incidentele werkzaamheden (maximaal 12 keer per jaar) enkel in de dagperiode gebruikt ten behoeve van grondwerkzaamheden (spitten, bemesten, rooien). In afbeelding 9 is de 'stalling' van de tractor weergegeven en de locatie waar 'grondwerkzaamheden' hoofdzakelijk worden uitgevoerd.
Afbeelding 9: stalling tractor (blauw) en percelen met grondwerkzaamheden (rood) (bron: Cyclomedia)
De grondwerkzaamheden worden hoofdzakelijk in het najaar en vroege voorjaar uitgevoerd. De werkzaamheden duren maximaal enkele uren in de dagperiode. Naast de hoofdwerkzaamheden wordt de tractor ook gebruikt voor het uitvoeren van 'hand en spandiensten' binnen het tuincentrum. Hierbij kan gedacht worden aan het verplaatsen van 'zware' pallets met planten en tuinaarde. Echter ook hier zij opgemerkt dat planten, potten, tuinaarde enz. in de meest voorkomende gevallen worden verplaatst met een elektrisch aangedreven pompwagen, kruiwagens en 'steekwagens'.
Gezien de aard en omvang van de werkzaamheden alsmede de locatie en de periode waarin de werkzaamheden worden uitgevoerd is het niet aannemelijk dat voorkeursgrenswaarde als opgenomen in het Activiteitenbesluit als gevolg van het gebruik van de tractor worden overschreden.
Uit de paragraven 4.1.3.2 tot en met 4.1.3.4 volgt in voldoende mate dat:
Er is sprake van een acceptabele geluidskwaliteit en er is geen sprake van hinder die ‘onevenredig belastend’ zou zijn.
Bij vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de gewenste ontwikkeling. De bedrijfswoning aan de Wechelerweg 38a wordt in de huidige situatie gebruikt om te wonen. In de beoogde situatie wijzigt enkel de bestemming van deze woning. Er is geen sprake van nieuwbouw, verbouw of sloopwerkzaamheden. Het uitvoeren van een bodemonderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
De belangrijkste wet- en regelgeving voor het milieuaspect luchtkwaliteit is vastgelegd in 'Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen' van de Wet milieubeheer (Wm). In samenhang met Titel 5.2 zijn de grenswaarden voor luchtkwaliteit in bijlage 2 van de Wm opgenomen. In Titel 5.2 Wm is bepaald dat bestuursorganen een besluit, dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen nemen wanneer aannemelijk is dat aan één of meer van onderstaande grondslagen wordt voldaan:
Bij Titel 5.2 Wm horen uitvoeringsregels die zijn vastgelegd in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en ministeriële regelingen. Het gaat daarbij onder andere om het Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen, de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 en het Besluit gevoelige bestemmingen.
De (Europese) grenswaarden voor de concentraties van luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht zijn vastgelegd in bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Deze grenswaarden zijn gericht op de bescherming van de gezondheid van mensen en dienen op voorgeschreven data te zijn bereikt.
In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is vastgelegd wanneer een plan/project niet in betekenende mate bijdraagt aan de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10. Een plan/project draagt niet in betekenende mate bij als de toename van de jaargemiddelde concentraties in de buitenlucht van zowel NO2 als PM10 niet meer bedraagt dan 3% van de grenswaarde voor die stoffen. Dit komt voor beide stoffen overeen met een maximale toename van de jaargemiddelde concentraties met 1,2 µg/m3 . Plannen of projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer.
In de Regeling niet in betekenende mate bijdragen, die onder het gelijknamige Besluit hangt, zijn categorieën van gevallen opgenomen die per definitie 'niet in betekenende mate' zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een woningbouwontwikkeling van minder dan 1.500 woningen of een kantoorontwikkeling van minder dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlak. Deze ontwikkelingen hoeven dan niet nader onderzocht te worden op een eventuele bijdrage aan de luchtkwaliteit en hiervoor hoeft geen toetsing aan de grenswaarden plaats te vinden.
Het voorgenomen plan betreft een functiewijziging van een bestaande woning. Deze ontwikkeling dient te worden aangemerkt als een situatie die standaard niet in betekenende mate bijdraagt. Hierdoor kan een onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit achterwege blijven en staat de luchtkwaliteit op grond van artikel 5.16, lid 1, onder c Wet milieubeheer verdere besluitvorming niet in de weg.
Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening is eveneens gekeken naar de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (zowel PM10 als PM2.5) ter plaatse van de voorgenomen ontwikkeling. Om een goed beeld te krijgen van deze concentraties is gebruik gemaakt van de resultaten uit de NSL Monitoringstool (monitoringsronde 2020). Met deze Monitoringstool wordt de luchtkwaliteit jaarlijks in beeld gebracht langs de drukste wegen in Nederland, zowel voor het gepasseerde jaar als voor de toekomst. De Monitoringstool wordt jaarlijks geactualiseerd op basis van de generieke invoergegevens van het ministerie van Infrastructuur en Milieu en de verkeersgegevens van het Rijk, provincies en gemeenten. De (maximale) concentraties in de directe nabijheid van de voorgenomen ontwikkeling zijn in onderstaande tabel in beeld gebracht voor de meest kritische stoffen in Nederland:
Op basis van de resultaten uit de NSL Monitoringstool kan worden geconcludeerd dat de concentraties ruim onder de maatgevende grenswaarden voor deze stoffen liggen en naar de toekomst toe steeds verder dalen.
Uit de risicokaart blijkt dat de woning aan de Wechelerweg 38a is gelegen op een afstand van circa 159 meter tot een hogedruk gasleiding van de Gasunie transport services. In onderstaande afbeelding is dat weergegeven.
Afbeelding 10: Afstand woning Wechelerweg 38a tot aardgashogedrukleiding Gasunie (bron: risicokaart.nl)
Er is sprake van een bestaande situatie. Enkel de bestemming van de woning aan de Wechelerweg 38a wordt gewijzigd van 'bedrijfswoning' naar 'reguliere' woning. Rekenkundig zal het 'toevoegen' van een woning geen verandering van de hoogte van het groepsrisico tot gevolg hebben in relatie tot de nabij gelegen hoge druk aardgastransportleiding. Het plangebied ligt verder niet binnen het invloedsgebied voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het onderdeel externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de planrealisatie.
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming is vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd. De woning aan de Wechelerweg 38a is niet gelegen in de directe nabijheid van een Natura2000-gebied.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. Het NNN is in de provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. Het plangebied ligt niet in het NNN.
Met betrekking tot stikstofdepositie wordt opgemerkt dat er geen sprake is van nieuwbouw, verbouw of sloopwerkzaamheden. Daarnaast blijft de gebruiksfase ongewijzigd. Gelet op de aard en omvang van het initiatief zijn negatieve effecten niet te verwachten.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd. In voorliggend geval vinden geen sloop- of bouwactiviteiten plaats.
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor deze ontwikkeling.
Wet geurhinder en veehouderij
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor milieuactiviteiten van veehouderijen met dierenverblijven. De Wgv kent twee categorieën: dieren met een geuremissiefactor, waarvoor een maximale geurbelasting op een geurgevoelig object geldt, en dieren waarvoor een minimale afstand geldt.
De Wgv biedt aan gemeenten de mogelijkheid om af te wijken van de in de wet gestelde geurnormen. Met een eigen geurbeleid kan de gemeente maatwerk per gebied leveren. De gemeente Deventer heeft geen afwijkende normen vastgesteld.
Activiteitenbesluit
Vanaf 1 januari 2013 is het Activiteitenbesluit ook van toepassing op agrarische activiteiten. Het Besluit landbouw milieubeheer is tegelijkertijd komen te vervallen. Agrarische bedrijven hebben geen vergunning meer nodig als al hun activiteiten onder de reikwijdte van het Activiteitenbesluit vallen. Dit zijn type B-bedrijven, zoals veehouderijen, kinderboerderijen (en andere bedrijven die kleinschalig dieren houden), glastuinbouwbedrijven, bedrijven met teelt in gebouwen, bedrijven met open teelt, agrarische loonwerkers en losse opslagen (bijvoorbeeld mest).
Voor geurhinder is in het Activiteitenbesluit een soortgelijk beoordelingskader opgenomen als in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Zo gelden binnen en buiten de bebouwde kom dezelfde normen als in de Wgv. Ook de geurbelasting wordt bepaald volgens het bepaalde in de Wgv. Hetzelfde geldt voor het meten van de afstanden.
De bedrijfswoning aan de Wechelerweg 38a wordt in de huidige situatie gebruikt om te wonen. In de beoogde situatie wijzigt enkel de bestemming van deze woning naar een burgerwoning. Er is sprake van een vergelijkbare situatie in beide gevallen is er sprake van wonen.
Het aspect 'Geur' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
De functiewijziging van een bedrijfswoning naar een reguliere woning brengt geen toename in verkeersbewegingen met zich mee. In de beoogde situatie komen de parkeerplaaten ten noorden van de gevel van de woning te vervallen. Immers maakt het woonperceel geen onderdeel meer uit van het bedrijfsperceel. Er blijven voldoende parkeerplaatsen over voor het tuincentrum.
Een bestemmingsplan op basis van de Wet ruimtelijke ordening
Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. De Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:
Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (bouwvergunning) en regels voor het verrichten van 'werken' (aanlegvergunning).
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Erfgoedwet, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet Milieubeheer en de bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijke beleid.
Een bestemmingsplan op basis van de Crisis- en herstelwet
De gemeente Deventer doet vooruitlopend op de komst van de Omgevingswet mee met een landelijk experiment onder de Crisis- en herstelwet om vast te oefenen met het instrument omgevingsplan. Daarom is een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte opgesteld voor het stedelijk gebied, het 'Chw bestemmingpsplan Deventer, stad en dorpen'. Hiermee hebben we ervaring opgedaan voor het later vormgeven van een 'echt' omgevingsplan. De Crisis- en herstelwet kan nog niet de mogelijkheden bieden die de Omgevingswet straks voor het omgevingsplan open stelt. Het bestemmingsplan 'Deventer, Stad en Dorpen' blijft een bestemmingsplan onder de huidige regelgeving. Later maken we samen met het bestaande bestemmingsplan voor het gehele buitengebied één omgevingsplan voor ons hele grondgebied.
De gemeente Deventer is in de 8e tranche van de Crisis en herstelwet opgenomen, waarbij de mogelijkheid is geboden om te kunnen gaan experimenteren met het opstellen van een bestemmingsplan met een bredere reikwijdte voor het gehele (gemeentelijke) grondgebied. Van toepassing zijn de artikelen 7c en 7g van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.
In de Deventer Chw bestemmingsplannen zijn de regels voor de bestemmingen gekoppeld aan vlakken op de verbeelding. Hierbij is niet de standaard indeling van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) aangehouden, maar is gekozen voor een andere indeling. De regels zijn direct gekoppeld aan vlakken op de digitale verbeelding. Door in de digitale verbeelding van het plan te klikken op een locatie is hierdoor meteen duidelijk welke regels van toepassing zijn. De vlakken zijn onderverdeeld in de volgende hoofdstukken:
Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotregels
De Bijlagen bij de regels zijn niet gekoppeld aan de verbeelding, maar zijn gekoppeld aan artikelen in de regels.
Hieronder is per hoofdstuk omschreven wat de regels zijn en zijn de uitgangspunten voor die regels benoemd.
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen. Hierin zijn twee artikelen opgenomen: Artikel 1 Begrippen en Artikel 2 Wijze van meten. Deze regels dienen ter verduidelijking van de in de andere regels opgenomen begrippen en op welke manier gemeten dient te worden.
Hoofdstuk 2 bevat de planregels in verband met de bepalingen met betrekking tot de toegelaten functies, oftewel, waar mag je de locatie voor gebruiken. Per op de verbeelding aangegeven functie bevat dit hoofdstuk planregels, welke specifiek voor die functie gelden. Hierna volgt een korte toelichting en beschrijving van de verschillende functieregels in dit bestemmingsplan per hoofdgroep.
Ter plaatse van de functie Wonen is het toegestaan om te wonen, in niet gestapelde vorm, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis en kleinschalige kinderopvang. Daarnaast zijn met een omgevingsvergunning zorgwoningen toegestaan.
Beroep en bedrijf aan huis en kleinschalige kinderopvang
Binnen alle genoemde vormen van wonen is ook de mogelijkheid tot het uitoefenen van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis opgenomen. Dit is een beroeps- of bedrijfsactiviteit die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. In de Algemene regels zijn de voorwaarden opgenomen waar een beroep- of bedrijf aan huis moet voldoen.
Naast de mogelijkheden voor een beroep- of bedrijf aan huis geldt dat binnen de woonfuncties ook een kleinschalige kinderopvang gerealiseerd kan worden. Dit betreft onder andere gastouderopvang. Hiertoe zijn in de Algemene regels regels voorwaarden opgenomen.
Zorgwoningen
Ook is het mogelijk om, met een omgevingsvergunning, een zorgwoning vestigen. Deze mogelijkheid is opgenomen om woonvormen mogelijk te maken die door de mate van zorg en ondersteuning die wordt geboden aan de bewoners niet meer kunnen worden geschaard onder zelfstandige bewoning, maar gezien de maatschappelijke ontwikkelingen en hun geringe ruimtelijke impact wel aanvaardbaar zijn in de woonomgeving. Te denken valt aan gezinsvervangende tehuizen, vormen van begeleid wonen e.d. Van belang is dat de bestemming in hoofdzaak is en blijft gericht op het wonen, waarbij de bewoners ondersteuning en begeleiding krijgen, omdat ze gezien hun beperking en/of jonge leeftijd niet geheel zelfstandig kunnen wonen.
Hoofdstuk 3 bevat de planregels in verband met de bepalingen met betrekking tot het bouwen. De bouwregels geven een antwoord op de vraag wat op de locatie gebouwd mag worden met bijbehorende maatvoering. In onderhavig bestemmingsplan gaat het om Bouwregel-07.
Voorheen waren de functionele regels en de bouwregels opgenomen in één bestemming. Doordat in dit bestemmingsplan de keuze is gemaakt om de functies op locaties te 'stapelen', is er geen sprake meer van een gemengde bestemming. Aangezien op een locatie wel meerdere functies aanwezig kunnen zijn, maar niet meerdere bouwregels, is ervoor gekozen om de bouwregels in aparte regels op te nemen.
Hoofdstuk 4 bevat de algemene regels. Hierbij gaat het om planregels die op nagenoeg het hele plangebied betrekking hebben en die vooral om praktische redenen zijn ondergebracht in dit hoofdstuk, alsmede een aantal specifieke planregels. Het gaat om algemene bouwregels, gebruiksregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels en de anti-dubbeltelregel.
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel: Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik mogelijk is gemaakt, na realisatie daarvan, door feitelijke gebruiksverandering opnieuw (voor een tweede keer) gebruik zou kunnen worden gemaakt. Grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van een bouwplan, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere bouwplannen. De anti-dubbeltelregel is een standaard regel, die is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.
Artikel 8 Algemene bouwregels: De bepaling 'Bestaande afstanden en maten' dient om maten en percentages die in het verleden legaal zijn gerealiseerd, maar die op het tijdstip van de ontwerp-terinzagelegging van het plan blijken af te wijken van dat plan, als recht in het nieuwe plan toe staan. Zonder deze bepaling zouden die situaties (mogelijk) onder het overgangsrecht gaan vallen en dan niet als recht zijn toegelaten, maar slechts worden gedoogd. Deze bepaling versterkt de rechtszekerheid. Het gaat hierbij om maatvoering betreffende de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en inhoud, alsmede om de locatie of afstand van bouwwerken. Dit zijn onder andere ook bouwwerken die buiten het bouwvlak vallen of buiten een zone bijgebouwen. Ook de afstand tot zijdelingse perceelsgrens en dergelijke valt onder deze bepaling. Indien er sprake is van nieuwbouw dan mogen ook de bestaande afstanden en maten worden aangehouden.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels: In dit artikel zijn meerdere bepalingen opgenomen met betrekking tot algemene regels voor het gebruik van gronden en bouwwerken.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels: Deze bepaling voorziet in de mogelijkheid af te wijken van de in het plan genoemde maten met maximaal 10% en om het profiel van wegen of bouwgrenzen in geringe mate aan te passen.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotregels: Dit hoofdstuk bevat de overgangs- en slotregels.
Het overgangsrecht bestaat uit drie delen, namelijk overgangsrecht voor bouwwerken, ten aanzien van het gebruik en het persoonsgebonden overgangsrecht.
Het overgangsrecht is een regeling die erin voorziet dat oude situaties, die ten tijde van een vorige bestemmingsplan al bestonden en mochten bestaan, maar die in strijd zijn met het daarop volgende bestemmingsplan, mogen blijven bestaan. Het overgangsrecht heeft als doel bij de invoering van nieuwe bestemmingsregels, bescherming te bieden aan gevestigde belangen of verkregen rechten.
Het overgangsrecht is in principe bedoeld als uitsterfconstructie. De gedachte daarachter is dat een ongewenste situatie in beginsel tijdens de periode waarvoor het bestemmingsplan geldt, wordt beëindigd. Overgangsbepalingen in een bestemmingsplan zijn meestal gesplitst in twee zaken, namelijk die ten aanzien van het bouwen en die betreffende het gebruik.
In artikel art. 3.1.6 lid 1, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is. Allereerst wordt in paragraaf 6.2 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Vervolgens wordt in paragraaf 6.3 ingegaan op de 'maatschappelijke uitvoerbaarheid'.
In het voorliggende geval is een overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente Deventer. Hierin wordt tevens het risico van planschade opgenomen zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd.
Voor de gemeente Deventer zijn aan zowel de opstelling als de uitvoering van dit bestemmingsplan, met uitzondering van de begrote kosten voor de planvorming, geen kosten verbonden. De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan kan daarmee worden aangetoond.
In het kader van een omgevingsdialoog heeft de initiatiefnemer overleg gevoerd met beide directe buren. Beide buren hebben geen bezwaar tegen de bestemmingsplanherziening.
Het ontwerpbestemmingsplan is voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. In deze periode kan een ieder zijn of haar zienswijze kenbaar maken. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Met het plan worden geen nationale-, provinciale- of het omgevingsaspect 'water' belangen geschaad. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg conform artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening.
In reactie op de kennisgeving van het ontwerpbestemmingsplan heeft provincie Overijssel laten weten dat het ontwerpplan past in het provinciaal ruimtelijk beleid. Er is dan ook geen aanleiding voor een zienswijze.