direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Chw bestemmingsplan snippergroen 2023 deel 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.Chw053-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

In de raadsvergadering van 22 juni 2011 heeft de raad een aantal bezuinigingsdoelen vastgesteld. Eén daarvan betreft de verkoop/verhuur van openbaar groen, oftewel Snippergroen. Dit bezuinigingsvoorstel vloeit voort uit het 'Groenbeleidsplan 2007'. In het groenbeleidsplan is aangegeven dat er gekeken moet worden naar de verkoop van Snippergroen. Het wordt belangrijk gevonden dat alle burgers in de gemeente Deventer onder dezelfde condities Snippergroen kunnen kopen of huren. Hiervoor is het 'Uitgifteregelement Snippergroen 2012' vastgesteld. Aan de hand van dit uitgifteregelement is een pilot uitgevoerd in de buurten Het Oostrik, Blauwenoord en Groot Douwel. Vervolgens is deze pilot door het projectteam Deventer geëvalueerd, waarna een aangepast uitgifteregelement met bijbehorende uitgifteprijzen is vastgesteld door B&W. Uitgangspunt voor deze prijsaanpassing is kostendekkendheid in relatie tot de nodige bestemmingsplanherziening. Bovendien komt uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden van Snippergroen tegemoet aan de wensen van de kopers/huurders.

Het doel van het project Snippergroen is het behalen van de bezuinigingsopgave. Bezuiniging wordt bewerkstelligd door de verkoop en de verhuur van openbare ruimte en de besparing op het onderhoud van openbaar groen. De incidentele koopopbrengsten worden benut om de incidentele kosten van de projectuitvoering af te dekken. Met de structurele huuropbrengsten (90%) en onderhoudsbesparing (10%) wordt de jaarlijkse bezuinigingsopgave gerealiseerd. Andere doelen van het project Snippergroen zijn: opheffen illegale situaties van openbaar groen, meer rechtsgelijkheid en rechtszekerheid voor burgers, vergroten van het woongenot van burgers, waardestijging van vastgoed en het verhogen van de beeldkwaliteit.

Aan de hand van het aangepaste uitgifteregelement vindt er een projectmatige uitrol over de hele gemeente plaatst. Hierbij wordt uitgegaan van een organisch groeimodel.

Om de verkoop/huur van Snippergroen juridisch planologisch te regelen is in 2015 het eerste bestemmingsplan Snippergroen vastgesteld. In de jaren erna zijn er middels meerdere bestemmingsplannen tientallen percelen voorzien van een andere bestemming.

De afgelopen tijd zijn er opnieuw percelen verkocht of verhuurd. In dit bestemmingsplan is voor 10 afzonderlijke percelen de uitgifte van Snippergroen juridisch planologisch geregeld.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied bestaat uit 10 percelen die verspreid liggen over het hele grondgebied van de gemeente. In onderstaande tabel is een overzicht van de betreffende adressen opgenomen. Ook is vermeld of het een huurovereenkomst of koopovereenkomst betreft. De voorwaarden, waaronder percelen verkocht of verhuurd worden, zijn opgenomen in het Uitgiftereglement Snippergroen.

Adres   Postcode   Overeenkomst  
Anna Reynvaanstraat 1   7421 LW Deventer   Koopovereenkomst  
Beugelskamp 47   7414 CS Deventer   Koopovereenkomst  
Floris van Wevelinghovenstraat 1   7415 XT Deventer   Koopovereenkomst  
Haagbeukweg 3   7421 BE Deventer   Koopovereenkomst  
Marsmangaarde 116   7414 XE Deventer   Koopovereenkomst  
Mina Krusemanstraat 34   7421 LK Deventer   Koopovereenkomst  
Prinses Christinalaan 10   7437 XZ Bathmen   Koopovereenkomst  
Reelaar 14   7414 BV Deventer   Koopovereenkomst  
Stegemanskamp 20   7437 CS Bathmen   Koopovereenkomst  
Suze Groenewegstraat 3   7421 LV Deventer   Koopovereenkomst  

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Voor de percelen uit tabel 1 gelden meerdere bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan Chw bestemmingsplan Snippergroen 2023 deel 2 vervangt partieel de volgende bestemmingsplannen:

  • Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel A
  • Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel C
  • Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel D
  • Chw bestemmingsplan Snippergroen 2021
  • Buitengebied, 1e herziening
  • Parapluherziening parkeereisen
  • Parapluherziening particuliere zonnepanelen Buitengebied

1.4 Chw bestemmingsplan

De gemeente Deventer doet vooruitlopend op de komst van de Omgevingswet mee met een landelijk experiment onder de Crisis- en herstelwet om vast te oefenen met dit instrument omgevingsplan. Daarom heeft de gemeente Deventer een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte voor het gehele stedelijk gebied opgesteld, namelijk Het Chw bestemmingsplan 'Deventer, Stad en Dorpen'.

De Crisis- en herstelwet kan nog niet de mogelijkheden bieden die de Omgevingswet straks voor het Omgevingsplan open stelt. Het Chw bestemmingsplan 'Deventer, Stad en Dorpen' blijft een bestemmingsplan onder de huidige regelgeving.

Er wordt een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte opgesteld waarmee van een aantal aspecten van de huidige wet- en regelgeving kan worden afgeweken, de formele naam is Chw bestemmingsplan. Op een aantal punten wordt van de mogelijkheden van artikel 7c Besluit Chw gebruik gemaakt, namelijk de looptijd van het plan van 20 jaar in plaats van 10 jaar, het nemen van een delegatiebesluit door de raad op basis waarvan het college later het plan kan wijzigen, een regeling voor het hebben van een uitweg (wordt normaal gesproken in de Algemene Plaatselijke Verordening geregeld) en een regeling voor natuurinclusief bouwen.

Voor het Chw bestemmingsplan Snippergroen 2023 deel 2 is daarom ook geen regulier bestemmingsplan opgesteld, maar een Chw bestemmingsplan met dezelfde systematiek als het Chw bestemmingsplan 'Deventer, Stad en Dorpen'.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van dit Chw bestemmingsplan is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan. In hoofdstuk 3 komt het beleidskader aan bod. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van het van toepassing zijnde rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid. De randvoorwaarden die hieruit volgen, worden getoetst aan het plan. Hoofdstuk 4 bevat een waardentoets. Hieruit blijkt welke waarden er in het plangebied aanwezig zijn en of deze worden aangetast door de ontwikkeling. In hoofdstuk 5 wordt Archeologie beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 een korte toelichting gegeven op de juridische aspecten en op planverantwoording. In hoofdstuk 7 wordt tot slot ingegaan op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

De percelen die verkocht worden, zijn in de huidige situatie met name in gebruik als openbaar groen en verkeer. Het gaat om percelen die gezien kunnen worden als snippers groen. De percelen zijn geen onderdeel van de hoofdgroenstructuur en kunnen om die reden verkocht of verhuurd worden.

2.2 Toekomstige bestemming

In de nieuwe situatie is onderscheid te maken in percelen die bebouwd mogen worden en percelen die slechts deels of helemaal niet bebouwd mogen worden. Ook wordt onderscheid gemaakt in de percelen die worden verkocht of worden verhuurd in de wijze van bestemmen. In onderhavig geval worden alle percelen verkocht.

2.3 Juridische Plantoelichting

In de planopzet is gekozen om niet alleen de aangekochte of gehuurde percelen in dit bestemmingsplan op te nemen, maar om het bijbehorende (woon)perceel ook mee te bestemmen. Door er één bestemming van te maken (nieuwe perceel betrekken bij de woning), ontstaat er meer duidelijkheid in de situatie. Dit vergemakkelijkt de toetsing bij vergunningverlening.

Onderscheid is gemaakt in de manier van bestemmen van de verhuurde en de verkochte percelen. De (delen van) percelen die verkocht zijn en waar op gebouwd mag worden krijgen de bestemming 'Wonen' al dan niet met de aanduiding bijgebouw. De (delen van) percelen die verkocht zijn en waar niet op gebouwd mag worden krijgen de bestemming 'Wonen' echter zonder de aanduiding bijgebouw.

Hoe de bestemmingen verdeeld zijn, is per kavel zichtbaar op de verbeelding (plankaart).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het voor dit Chw bestemmingsplan relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.

3.2 Rijks en provinciaal beleid


Bij het vaststellen van dit bestemmingsplan zijn geen rechtstreekse Europese, nationale of provinciale ruimtelijke belangen betrokken. Het gaat om het herbestemmen van zeer kleine percelen behorend bij woningen. Alle percelen zijn gelegen in het stedelijk gebied.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Uitgiftereglement Snippergroen

In het 'Uitgifteregelement Snippergroen' zijn de spelregels opgenomen die gelden voor het al dan niet kunnen uitgeven van gronden.

Per perceel worden aan de hand van de criteria en aandachtspunten beoordeeld of de gronden bestempeld kunnen worden als 'Snippergroen'. Vervolgens wordt de uitkomst hiervan verbeeld op een uitgiftekaart. Deze kaart geeft aan welke percelen openbaar gebied in aanmerking komen om te worden uitgegeven.

Een van de criteria heeft betrekking op de vraag of sprake is van structuurgroen. Structuurgroen is groen dat een belangrijke functie heeft in onder andere de stedenbouwkundige structuur van de gemeente. Denk hierbij aan het groen als begeleiding van de hoofdwegen, parken, groen langs waterlopen en als accent op diverse pleinen. Dit groen komt niet voor uitgifte in aanmerking, tenzij het structuurgroen overgedimensioneerd is.

Het overige groen, vaak op buurtniveau, komt veelal wel in aanmerking om te worden uitgegeven.

Andere voorwaarden voor de uitgeefbaarheid van gronden zijn;

  • de aangrenzendheid aan het particulier eigendom;
  • de verdeling van de groenstrook zonder dat versnippering ontstaat;
  • het beperken van kantelen (Een kantelenstructuur wordt gekenmerkt door allerlei inkepingen die ontstaan als sommige bewoners wel en andere bewoners niet tot koop/huur overgaan), dit is ook afhankelijk van of er onderhoud gepleegdt kan worden;
  • voorkomen van ingesloten groen, zodat onderhoud altijd uitgevoerd kan worden;
  • over uitgifte van gronden met bestaande bomen worden specifieke afspraken gemaakt.
3.3.2 Groenbeleidsplan 2007

Het groenbeleidsplan (april 2007) geeft richtlijnen voor de inrichting en het beheer van openbaar groen, inclusief bomen en waterpartijen. De gemeente Deventer ligt op de grens van het rivierenlandschap van de IJssel en het Sallandse dekzandlandschap. Deze ligging zorgt voor een enorme biodiversiteit. Allerlei dieren en (zeldzame) planten vinden hun weg in en om de stad. Het Groenbeleidsplan zorgt ervoor dat deze kenmerken en haar biodiversiteit behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden.

Om in de komende jaren verantwoorde keuzes te kunnen maken, is in het groenbeleidsplan een visie op het groen (wat willen we bereiken) verwoord en zijn concrete ambities gedefinieerd.

De groenvisie is: "De gemeente Deventer streeft naar een gevarieerd aanbod van betekenisvol en aantrekkelijk groen. Ze doet dit door in te spelen op de verschillen in ligging, omvang, functie, historische betekenis en gebruikswensen. Dit leidt tot omgevingsbewust ontwerpen en vervolgens tot ontwerpbewust beheren".

De ambities uit het Groenbeleidsplan zijn:

  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor de toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • inspringen op nieuwe stedelijke ontwikkelingen;
  • een handleiding bieden voor de praktische invoering van de groenvisie in de praktijk.

De verkochte en verhuurde stukjes 'Snippergroen' zijn geen onderdeel van de groene hoofdstructuur. De groenstructuur zal door vaststelling van dit Chw bestemmingsplan dan ook niet ingrijpend wijzigen. Het groenbeleidsplan vormt geen belemmering voor de uitvoering van het Chw bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Waardentoets

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de waardentoets beschreven. Hieronder vallen milieukwaliteitseisen, natuurwaarden en water. Er wordt beschreven wat er is onderzocht en welke resultaten hieruit zijn gekomen. Vervolgens wordt hier een conclusie uit getrokken met betrekking tot de ontwikkeling.

4.2 Milieukwaliteitseisen

Ten behoeve van dit Chw bestemmingsplan zijn de volgende milieukundige aspecten van belang, te weten:

  • bedrijven en milieuzonering;
  • bodemkwaliteit;
  • geluid;
  • luchtkwaliteit;
  • externe veiligheid;
  • ecologie.
4.2.1 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. Dit bestemmingsplan regelt de herbestemming van openbaar groen naar gronden behorende bij een bestaande woonbestemming. Het plan biedt geen mogelijkheid tot het vestigen van nieuwe bedrijfsmatige activiteiten of het oprichten van nieuwe gevoelige functies. Dit plan heeft daarmee geen invloed op de ontwikkelingsmogelijkheden van eventueel bestaande omliggende bedrijven en dus ook niet voor nieuwe, hinderveroorzakende bedrijfsactiviteiten. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.2.2 Bodem

Voor zover bekend zijn de locaties niet verdacht voor een ernstig geval van bodemverontreiniging. Op een aantal locaties is voorafgaand aan de ontwikkeling van het gebied een bodemonderzoek uitgevoerd. De meeste onderzoeken zijn uitgevoerd in de periode tussen 1984 en 1991. Bij de onderzoeken zijn in de grond lokaal enkele licht verhoogde gehalten aangetoond. Voor de ruimtelijke procedure is geen aanvullend bodemonderzoek nodig. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.2.3 Geluid

De voorgenomen planologische wijzigingen maken geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk. In dit kader is het uitvoeren van een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.2.4 Luchtkwaliteit

De voorgenomen planologische wijzigingen hebben geen invloed op het aantal verkeersbewegingen en is daarmee niet van nadelige invloed op de luchtkwaliteit. Het uitvoeren van luchtkwaliteit onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Om vanuit een goede ruimtelijke ordening ook iets te kunnen zeggen over de mate van blootstelling aan luchtverontreinigingen, is de lokale situatie beoordeeld in de Verkeersmilieukaart. Op basis van de Verkeersmilieukaart blijkt ter plaatse van de percelen in het plangebied ruimschoots aan de normstelling voor luchtkwaliteit wordt voldaan. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.2.5 Externe veiligheid

De regelgeving op het gebied van externe veiligheid beoogt een minimaal veiligheidsniveau te garanderen voor de burger voor wat betreft risico's van opslag en transport van gevaarlijke stoffen. Hiervoor zijn normen en richtwaarden opgenomen in de wetgeving in de vorm van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Plaatsgebonden risico is de plaatsgebonden kans per jaar dat een onbeschermd persoon komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De kans van éénmaal in de miljoen jaar op een dergelijk ongeval is als norm in de regelgeving opgenomen. Het plaatsgebonden risico (PR) is weer te geven met een contour rondom een activiteit.

Het groepsrisico geeft de kans per jaar aan dat een groep personen van een bepaalde grootte (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico (GR) wordt weergegeven in een curve waarin het aantal personen is afgezet tegen de kans per jaar op (tegelijk) overlijden. Het groepsrisico is echter geen harde norm, maar een oriënterende waarde.

Op de percelen Snippergroen worden geen nieuwe bouwvlakken opgenomen. Door het ontbreken van een bouwvlak kunnen hier geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden opgericht en is het plan daarmee niet van invloed op de hoogte van het groepsrisico. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan. 

4.3 Ecologie

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Wet natuurbescherming en de NNN. Bij soortenbescherming heeft men te maken met de Wet natuurbescherming.

4.3.1 Soortenbescherming

De Wet natuurbescherming ( 2017) richt zich op de bescherming van soorten.

In de percelen komen géén beschermde soorten planten voor. Wel komen her en der karakteristieke soorten voor als Maarts Viooltje, Pinksterbloem, Look zonder Look, Gewoon Nagelkruid, etc. Dit zijn soorten die weliswaar van belang kunnen zijn voor wilde bijen en vlinders maar niet beschermd zijn. In de struiken en bomen, die in enkele percelen groeien, komen parkvogels tot broeden zoals Roodborst, Winterkoning, Zwartkopje, Tuinfluiter, Vink, Groenling etc. Soorten met jaarrond beschermde nesten zoals uilen, roofvogels en Roek komen niet in deze percelen tot broeden. De nesten van de aanwezige broedvogels zijn in de broedtijd (indicatie: 15 maart – 15 juli) beschermd. Kap- en snoeiactiviteiten moeten daarom buiten deze periode uitgevoerd worden. Bomen die dikker zijn dan een halve meter moeten bij een kapaanvraag eerst geïnspecteerd worden op de aanwezigheid van holtes en spleten in verband met een eventuele geschiktheid voor vleermuizen. Voor overige beschermde fauna zijn deze percelen niet van belang.

Kortom er zijn geen ecologische belemmeringen voor de nieuwe bestemming.

4.3.2 Gebiedsbescherming

Natura 2000

Natura 2000 bestaat uit natuurgebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/43/EEG) en de gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). De percelen in onderhavig bestemmingsplan zijn allemaal gelegen binnen de bebouwde kom. Binnen de verschillende percelen van het plangebied zijn geen Natura 2000 gebieden aanwezig. Het plangebied bestaat uit meerdere kleinschalige percelen waardoor effecten op Natura 2000 gebieden kunnen worden uitgesloten. Er is van directe aantasting van de Natura 2000 gebieden dan ook geen sprake.

Natuur Netwerk Nederland

Voor wat betreft het NNN (Natuur Netwerk Nederland) is er alleen bij directe aantasting sprake van vervolgstappen in de vorm van compensatie. Binnen de verschillende percelen van het plangebied is geen NNN-gebied aanwezig. Er is van directe aantasting van de NNN dan ook geen sprake.

4.4 Cultuurhistorie en monumenten

Op grond van de wet Modernisering Monumentenzorg (de MoMo), die per 1 januari 2012 van kracht is geworden, moet een goede ruimtelijke onderbouwing een beschrijving bevatten van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Gemeentelijke en/of Rijksmonumenten

Binnen het plangebied zijn geen gemeentelijke en/of rijksmonumenten aanwezig. Een nadere beoordeling van dit aspect kan buiten beschouwing worden gelaten.

Cultuurhistorische waarden

Het plangebied kent geen cultuurhistorische waarden. Dit aspect vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.5 Water

De watertoets is een wettelijke verplichting voor plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij (herziene) ruimtelijke plannen en besluiten met als doel negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor watersystemen te benutten.

Relevant beleid

Algemeen

In voorliggend geval liggen de deelgebieden aan de Prinses Christinalaan 10 en Stegemanskamp 20 in Bathmen binnen het gebied van het waterschap Rijn en IJssel. Voor de overige deelgebieden betreft dat het waterschap Drents Overijsselse Delta.

Waterschap Drents Overijsselse Delta

Het waterschap Drents Overijsselse Delta heeft het waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheerplan. In het waterbeheerplan zijn taken van het waterschap wettelijk vastgelegd. Deze taken zijn onder andere: een goede bescherming tegen hoog water, een goed functionerend regionaal watersysteem en het zuiveren van afvalwater. In het waterbeheerprogramma wordt voor de periode 2022-2027 beschreven hoe dit wordt gedaan. Het waterbeheerprogramma geeft voornamelijk de koers aan voor de komende jaren. Doelen van het waterbeheerprogramma:

  • Overstromingen, wateroverlast of droogte te voorkomen of beperken. Inwoners kunnen hierdoor op een goede manier wonen en werken. Boeren en natuurbeheerders kunnen goed gebruik maken van de grond.
  • Beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het water in de volle breedte. Een goede ecologische en chemische kwaliteit van het (oppervlakte)water is belangrijk. Het water is schoon en gezond en inwoners kunnen hiervan genieten. Ook de doelen voor waterkwaliteit die voortvloeien uit Europese wetgeving; de Kaderrichtlijn Water (KRW) maken onderdeel uit van het plan.
  • Afvalwater in de afvalwaterzuiveringsinstallaties effectief en efficiënt behandelen. We proberen niet alleen schadelijke stoffen uit het water te halen. Ook willen we van deze stoffen nieuwe producten maken en nieuwe toepassingen zoeken.

Waterschap Rijn en IJssel

Het waterschap Rijn en IJssel zorgt voor het water in deze omgeving. Vanuit het leidend principe 'Water en mens in hun element' draagt het waterschap bij aan ruimtelijke kwaliteit en een duurzame leefomgeving. De zorg voor waterveiligheid, schoon water en voldoende water vraagt structureel aandacht en is continu in beweging. Dat doet het waterschap door het (grond)waterpeil te beheren, rioolwater te zuiveren en te zorgen voor schoon water in beken, sloten en rivieren en te zorgen voor stevige dijken.

Als belangrijkste speerpunt voor de periode 2022-2027 ziet het waterschap de opgave om zijn gebied veerkrachtiger te maken tegen klimaatverandering. Hiervoor werkt het waterschap toe naar een andere balans van vasthouden-bergen-afvoeren (voorraadbeheer), rekening houdend met de meest recente inzichten over de snelheid van klimaatverandering.

In het waterbeheerprogramma 2022-2027 heeft het waterschap zijn doelen en werkzaamheden weergegeven in vier thema's

Klimaatrobuust gebied

Het doel is het beheer, het onderhoud en de inrichting van het regionaal watersysteem zodanig te invullen, dat jaarrond een optimale balans tussen te nat en te droog wordt bereikt en tegelijkertijd inwoners, bedrijven en medeoverheden voldoende weerbaar zijn tegen de onvermijdelijke gevolgen van extreem weer.

Veilig gebied

Het waterschap zorgt voor veilige dijken, nu en in de toekomst. De ambitie is dat in 2050 de waterkeringen voldoen aan de nieuwe normen voor waterveiligheid, en dat het waterschap daarbij wendbaar inspeelt op ontwikkelingen. Het waterschap voert het beheer op een duurzame wijze uit en werkt aan behoud en verhoging van de biodiversiteit van de dijken.

Circulaire Economie en Energietransitie

Het waterschap wil in het uitvoeren van zijn primaire taak zoveel mogelijk bijdragen aan het beperken van klimaatverandering. Daarbij wil het waterschap in 2050 onderdeel zijn van een 100% circulaire economie waarin het waterschap de taken klimaatneutraal uitvoeren.

Gezonde leefomgeving

Het waterschap zorgt voor een schoon en gezond watersysteem voor de mensen en de natuur in het gebied. Het waterschap streeft ernaar dat het water in de leefomgeving geschikt is voor verschillende maatschappelijke functies en dat het geen risico's oplevert voor de volksgezondheid. Het doel is een oppervlaktewatersysteem te bereiken dat optimaal is voor ecologisch functioneren en biodiversiteit en natuurwaarden daarbinnen en -buiten bevordert.

De samenhang van de wateropgaven met andere opgaven in het gebied vraagt om nauwe samenwerking met gemeenten, provincies, inwoners en bedrijven. Om de waterbelangen bij ruimtelijke ontwikkelingen tijdig en goed in beeld te krijgen en mee te kunnen wegen, gebruikt het waterschap de (digitale) watertoets.

Watertoetsproces

Omdat het gaat om verschillende percelen verspreid over de gemeente is het plan niet kenbaar gemaakt via de digitale watertoets. Beide waterschappen zijn via een e-mailbericht op de hoogte gebracht van het plan.

Voor alle percelen geldt dat er geen sprake is van een waterbelang. Het plan voorziet in het gebruiken van kleine voormalige openbare gebieden als tuin of erf. Het gebruik van de gronden heeft geen invloed op de waterhuishouding.

Overstromingsrisico

In de omgevingsverordening heeft de provincie Overijssel aangegeven dat voor gebieden met het risico op overstroming een onderbouwing in het bestemmingsplan moet worden opgenomen in de vorm van een overstromingsrisicoparagraaf. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen minder snel en ondiep onderlopende gebieden en snel diep onderlopende gebieden.

Het bestemmingsplangebied ligt (deels) binnen de dijkring 53: Salland. Dit is een wettelijk vastgelegd dijkringgebied, waarbinnen alleen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk zijn indien in het bestemmingsplan voorwaarden worden opgenomen om de veiligheid ook op lange termijn voldoende te waarborgen. Door klimaatveranderingen moet rekening gehouden worden met de gevolgen van een overstroming. Inzet is het voorkomen van slachtoffers (rampenbeheersing) en van economische schade (gevolgenbeperking). In deze overstromingsrisico paragraaf wordt ingegaan op de risico's bij overstroming en de stand van zaken van maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken

De dijkring betreft een gebied met een risico op overstroming (minder snel en ondiep onderlopende gebieden) en heeft volgens de Waterwet een gemiddeld overschrijdingskans van 1/1250 per jaar. De primaire keringen worden op veiligheid beoordeeld door de beheerders. De Europese richtlijn overstromingsrisico's (2007) verplicht tot het inzetten van drie instrumenten voor een betere bescherming tegen overstromingen: een voorlopige risicobeoordeling (2011), kaarten (2014) en risicobeheersplannen (2015). De richtlijn geldt voor de binnendijkse (dijkringen) en buitendijkse gebieden van de IJssel. Voor woon- en werkgebieden dienen rampenplannen opgesteld te worden.

De gemeente Deventer zal de komende jaren samen met de Waterschappen en Rijkswaterstaat de overstromingsrisico's in het dijkringgebied onderzoeken en hiervoor beleid opstellen.

In het kader van het rijksprogramma Ruimte voor de Rivier zijn maatregelen bij Deventer uitgevoerd, die bij hoogwater een dalend effect hebben op de waterstand.

Conclusie 

Er zijn geen beperkingen voor die percelen in dit bestemmingsplan.

4.6 Leidingen en kabels

Er bevinden zich in en nabij het plangebied ondergrondse kabels en leidingen. Dit betreffen rioleringsbuizen, telecomkabels, gasleidingen en waterleidingen. Deze kabels en leidingen bevinden zich meestal in (voor)tuinen.

De ondergrondse kabels en leidingen zijn in beeld gebracht ten behoeve van de verkoop/verhuur van de gronden. Deze ondergrondse kabels en leidingen nabij het plangebied leveren geen gevaar op voor personen en goederen in de directe omgeving.

In de nabijheid van het plangebied zijn geen bovengrondse kabels en leidingen aanwezig.

Conclusie

Leidingen en kabels vormen geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Archeologie

5.1 Inleiding

De archeologische verwachting voor de gemeente Deventer is gebaseerd op de landschappelijke en bodemkundige kenmerken van bekende archeologische vindplaatsen. Een uitgebreide onderbouwing van de fysisch geografische bouwstenen van de archeologische verwachtingswaarden is te vinden in: Willemse, N.W., L.J. Keunen, L.M.P. van Meijel & T. Bouma, 2013. Die plaatsen, welke in de Douwelerkolk verdronken zijn. Fysisch- en historisch-geografische bouwstenen voor een archeologische verwachtingskaart van de gemeente Deventer (RAAP Rapport 2571), Weesp. Vanaf de late middeleeuwen is het verband tussen landschappelijke mogelijkheden en locatiekeuze minder goed puur fysisch geografisch te verklaren, omdat de mens er steeds meer in slaagt de natuur naar zijn hand te zetten. Vanaf deze periode zijn historische bronnen zoals kaarten en geschriften beschikbaar, waardoor veel elementen goed kunnen worden gelokaliseerd. Op de archeologische verwachtingskaart zijn recente archeologische en historische onderzoeksgegevens gecombineerd met de fysisch geografische verwachting ter plekke. Ook bekende verstoringen zijn weergegeven op de archeologische verwachtingskaart. De archeologische verwachtingen van de locaties in dit chw bestemmingsplan zijn opgenomen in Bijlage 1.

5.2 Het archeologiebeleid en de regels in dit bestemmingsplan

De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente Deventer. De gemeenteraad heeft de beleidsvrijheid om de beleidsgrenzen te bepalen. Voorwaarde is dat deze grenzen voldoende zijn onderbouwd. Het archeologiebeleid is op 28 januari 2015 door de raad vastgesteld in de vorm van een beleidskaart en een onderbouwing, zie hiervoor: Vermeulen, B., 2015. Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie. Van verwachting naar beleid (Interne Rapportages Archeologie Deventer 74), Deventer. Archeologisch onderzoek kan leiden tot aanpassing van de beleidswaarden van een gebied. De beleidskaart wordt zo nodig tussentijds geactualiseerd, op basis van de selectiebesluiten van het bevoegd gezag.

Dit bestemmingsplan regelt de bestemming van een tiental kleine percelen die door de gemeente aan de bewoners zijn verkocht. Door middel van dit bestemmingsplan worden deze veelal kleine strookjes aan de bouwkavel toegevoegd. Hiertoe wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld dat het vigerende bestemmingsplan ter plaatse zal gaan vervangen. In het nieuwe bestemmingsplan worden zowel de nieuwe strook als het bestaande bouwkavel meegenomen.

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is gebruikt gemaakt van het in januari 2015 vastgestelde archeologiebeleid. De archeologische beleidskaart vormt de basis voor de dubbelbestemmingen Waarde – Archeologie, zoals die in het bestemmingsplan zijn gehanteerd. In dit bestemmingsplan gelden de beleidswaarden ‘1’, ‘2’ en ‘3’’. De beleidswaarden zijn vertaald in de regels van dit bestemmingsplan. In het bestemmingsplan zijn dubbelbestemmingen Waarde Archeologie opgenomen voor de gebieden die op de beleidskaart een beleidswaarde 2 of hoger kennen. Er is voor gekozen om aan gebieden met beleidswaarde 'Archeologie 1' geen dubbelbestemming toe te kennen.

5.2.1 Waarde-archeologie 1

Voor de gebieden met een lage verwachtingswaarde (beleidswaarde '1') is de kans dat een bodemingreep het bodemarchief verstoort door de lage dichtheid aan vindplaatsen en de veelal relatief kleine oppervlakte van die vindplaatsen, zeer klein. Eigenlijk komt dit type resten vooral aan het licht bij archeologische begeleiding van grootschalige werkzaamheden. Daarom is voor deze beleidswaarde een vrijstellingsoppervlakte van 10.000 m² gehanteerd. Boven de 10.000 m² geldt een meldingsplicht. Dit type omvangrijke werkzaamheden is over het algemeen op ruim op tijd bekend bij de gemeente. Een dubbelbestemming is daarmee een relatief zwaar middel dat voor deze groep leidt tot onnodige administratieve last. Er wordt daarom voor deze ingrepen actief contact gezocht met de initiatiefnemer met het verzoek om medewerking te verlenen aan een archeologische waarneming tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. Op deze manier kan de archeologische verwachting steekproefsgewijs gecontroleerd worden.

5.2.2 Waarde-archeologie 2

Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 1.000 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 1000 m² en 2.500 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,5 m dient bij de aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

5.2.3 Waarde - Archeologie 3

Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 3' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 200 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 200 m² en 500 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 m dient bij de aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.Chw053-VG01_0001.png"

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten en planverantwoording

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling (de regels en de verbeelding) van dit Chw bestemmingsplan is vormgegeven. Hierbij is waar mogelijk aangesloten op de systematiek en regels van het Chw bestemmingsplan 'Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen'.

Verbrede reikwijdte binnen een consoliderend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan betreft een experiment op grond van de Crisis en herstelwet en heeft een verbrede reikwijdte. Deze verbreding van reikwijdte is in het voorliggend bestemmingsplan nog enigszins bescheiden.

De verbreding is te vinden in het afwijken van de standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen (SVBP). Door het zogenaamde stapelen van functies wordt het voor een burger en de professional duidelijker welke functies op een locatie zijn toegestaan.

Uitgangspunt bij het opstellen van het bestemmingsplan is dat nieuwe ontwikkelingen in principe niet worden meegenomen. Nieuwe ontwikkelingen zijn ontwikkelingen waarvoor het nodig is om een planologische procedure te doorlopen.

6.2 Opzet van de regels

De indeling van het plan is als volgt:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels:

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen. Hierin zijn twee artikelen opgenomen: Artikel 1 Begrippen en Artikel 2 Wijze van meten. Deze regels dienen ter verduidelijking van de in de andere regels opgenomen begrippen en op welke manier gemeten dient te worden.

Hoofdstuk 2 Functieregels:

Hoofdstuk 2 bevat de planregels in verband met de bepalingen met betrekking tot de toegelaten functies, oftewel, waar mag je de locatie voor gebruiken. Per op de verbeelding aangegeven functie bevat dit hoofdstuk planregels, welke specifiek voor die functie gelden. In dit hoofdstuk is artikel 3 opgenomen.

Hoofdstuk 3 Bouwregels:

Hoofdstuk 3 bevat de planregels in verband met de bepalingen met betrekking tot het bouwen. De bouwregels geven een antwoord op de vraag wat op de locatie gebouwd mag worden met bijbehorende maatvoering. In dit Chw bestemmingsplan is alleen Bouwregel-16 van toepassing.

Hoofdstuk 4 Dubbelbestemmingen

Hoofdstuk 4 bevat dubbelbestemmingen. De in dit plan opgenomen dubbelbestemming overlappen de functieregels en bouwregels en geven eigen regels, waarbij sprake is van een rangorde tussen de functie- en en bouwregels en de dubbelbestemmingen. De dubbelbestemmingen hoeven het gehele plangebied niet te bedekken. Met de dubbelbestemming wordt een zone op de verbeelding aangegeven waar beperkingen gelden voor bijvoorbeeld het gebruik of de bouwmogelijkheden. Het gaat hierbij om de bescherming van Leidingen, Archeologische waarden, Beschermde stads- en dorpsgezichten, Groeiplaatsen van bomen, Waardevolle binnentuinen, Natuurwaarden en diverse waterkundige belangen.

Hoofdstuk 5 Gebiedsaanduidingen

Hoofdstuk 5 bevat gebiedsaanduidingen. Deze gebiedsaanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een functieregel, bouwregel of dubbelbestemming nader of specifieker te regelen. Het gaat om de aanduiding van vrijwarringszone - dijk.

Hoofdstuk 6 Algemene regels

Hoofdstuk 6 bevat de algemene regels. Hierbij gaat het om planregels die op nagenoeg het hele plangebied betrekking hebben en die vooral om praktische redenen zijn ondergebracht in dit hoofdstuk, alsmede een aantal specifieke planregels. Het gaat om dalgemene bouwregels, gebruiksregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels en de anti-dubbeltelregel.

Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotregels:

Tenslotte bevat hoofdstuk 7 de overgangs- en slotregels. Deze planregels bevatten onder meer het overgangsrecht en de titel.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

In artikel art. 3.1.6 lid 1, Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is en beschreven moet worden hoe burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Beoordeeld is dat dit Chw bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

Provincie Overijssel

Dit plan valt binnen de provinciale vrijstellingslijst van Gedeputeerde Staten van Overijssel, aangezien het hier slechts gaat om het in gebruik nemen van kleine stukjes grond als tuin of erf, allen binnen bestaand stedelijk gebied. Er zijn geen provinciale belangen in het geding. Vooroverleg met de provincie is dan ook niet noodzakelijk. Hiermee is voldaan aan het ambtelijke vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening

Waterschap Drents Overijsselse Delta / Waterschap Rijn en IJssel

Het plan is afgestemd met de waterschappen. De resultaten van deze afstemming zijn weergegeven in paragraaf 4.5

Zienswijzen

Het ontwerp 'Chw bestemmingsplan Snippergroen 2023 deel 2' heeft van 7 december 2023 tot en met 17 januari 2024 ter inzage gelegen. In deze is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

7.3 Economische uitvoerbaarheid

Voor de gemeente Deventer zijn aan de uitvoering van dit Chw bestemmingsplan geen kosten verbonden. De enige kosten voor de gemeente Deventer zijn de begrote kosten voor de planvorming. Deze kosten worden betaald vanuit het project 'Snippergroen'

Gelet op artikel 6.12, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening hoeft ten behoeve van dit bestemmingsplan geen exploitatieplan te worden vastgesteld. In het voorliggende plan is geen sprake is van aangewezen bouwplannen op grond van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Er zijn hiermee geen omstandigheden die duiden op financiële onhaalbaarheid van het plan. De economische uitvoerbaarheid van deze ontwikkeling kan derhalve worden geacht te zijn aangetoond.