Plan: | Buitengracht-Oost |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0150.D114-OH01 |
Zoals in § 3.2.3 is aangegeven is sinds 1 november 2003 de watertoets wettelijk verplicht voor plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Ruimtelijke plannen en besluiten kunnen gevolgen hebben op de waterhuishouding. Voorbeelden hiervan zijn een achteruitgaande waterkwaliteit, verdroging van natuurgebieden, etc. De watertoets heeft als doel deze negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor het watersysteem te benutten. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij ruimtelijke plannen en besluiten. In deze paragraaf wordt hierop nader ingegaan.
Het plangebied ligt aan de rand van het IJsseldal. De bovenlaag bestaat voornamelijk uit zeer fijn tot grof zand en daaronder bevindt zich een kleilaag (circa 1 m) met verstorende veenlaagjes. Het watervoerend pakket ligt onder de kleilaag en bestaat uit matig fijn tot grof zand en is hier en daar grindhoudend en het maaiveld in het plangebied varieert van ca. NAP +6,50 m tot +7,50 m.
In het gebied geldt een verbod op diepe boringen. Koude Warmteopslag kan in dit pakket alleen tot een bepaalde diepte plaatsvinden
Binnen het plangebied varieert de gemiddelde hoogste grondwaterstand van + 4,90 m tot + 5,60 m NAP en varieert de gemiddelde laagste grondwaterstand van + 2,85 m tot + 4,00 m NAP. De variatie is het grootst nabij IJssel en de variatie neemt af naarmate de afstand tot de IJssel groter is.
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (bovenkant vloer) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 100 centimeter ten opzichte van de gemiddeld hoogste grondwaterstand. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 cm boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lagere, beneden het maaiveld gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. De ontwateringsdiepte moet voldoende zijn.
Het belangrijkste oppervlaktewater in het plangebied is de Buitengracht, die centraal in het plangebied ligt. De Buitengracht heeft met name een bergende en sierfunctie. Het waterpeil in de Buitengracht heeft verschillende peilgebieden. In het plangebied wordt een peil gehanteerd tussen NAP +5,60 en +5,80 m, wat dus aanmerkelijk hoger is dan de heersende grondwaterstand. Hierdoor zal dus water infiltreren in de bodem. Om de gracht op peil te houden wordt water ingelaten van het Overijssels Kanaal, die ten oosten van het plangebied ligt. Dit betreft IJsselwater dat via de havens binnenkomt.
Ten zuidwesten van het plangebied ligt de IJssel, die onder normale omstandigheden een drainerende werking heeft.
In de huidige situatie wordt het hemelwater dat afkomstig is van de verharde oppervlakken afgevoerd via het gemengde rioolstelsel naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
In het kader van de nota Waterbeheer 21e eeuw, wordt gestreefd naar afkoppeling van het hemelwater dat afkomstig is van verharde oppervlakken. Centraal hierbij staat dat afwenteling moet worden voorkomen door het hanteren van de drietrapsstrategie "vasthouden - bergen - afvoeren".
Op het moment dat er nieuwe ontwikkelingen plaats vinden is uitgangspunt van de gemeente en het waterschap dat zo mogelijk het huishoudelijk afvalwater wordt afgevoerd via het rioolstelsel en het regenwater van schone verharde oppervlakken wordt geïnfiltreerd of geborgen in bijvoorbeeld een vijver of watergang. Bij nieuwbouw en/of herstructurering moet ten behoeve van de berging en infiltratie van hemelwater voldoende berging worden gerealiseerd. Hierdoor vermindert het aantal overstorten en de afvoer van schoon regenwater naar de zuivering wordt beperkt.
Om vervuiling van water en bodem te voorkomen, moet het gebruik van uitlogende materialen vermeden worden. Onderzocht moet worden of en hoeveel schoon hemelwater kan worden geïnfiltreerd in de bodem, hoeveel kan worden geborgen in bergingsvijvers of ander oppervlaktewater.
Het oorspronkelijk rioolstelsel in het gebied is een zogenaamd gemengd stelsel, dat wil zeggen dat het huishoudelijk afvalwater en het regenwater van de verharde oppervlakken, daken en wegen, in één buizenstelsel, worden afgevoerd naar de aan de Roland Holstlaan gelegen zuiveringsinstallatie (via gemalen en een persleidingensysteem). Bij zeer hevige regenval kan het riool dit niet verwerken, waardoor water via riooloverstorten wordt geloosd op oppervlaktewater. In uitzonderlijke situatie zal er ook water op straat komen te staan.
In het plangebied bevindt zich een zone primaire waterkering (dijkring 53) langs de IJssel en een beschermingszone overige keringen (Snippelingsdijk –mr. H.F. de Boerlaan-Kazernestraat-Emmastraat). Deze beschermingszone is door middel van een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' aangeduid.
De primaire waterkering heeft als doel het voorkomen van dijkdoorbraken en overstromingen. De waterveiligheid is kaderstellend voor het beheer, de inrichting en de verdere gebiedsontwikkeling. Het doel van de overige keringen is ook het beschermen tegen overstroming en wateroverlast.
Het plangebied grenst bij het oostelijk deel van het Pothoofd aan een essentiële watergang, de toegang tot de haven. Binnen een zone van 100 meter aan weerszijden van een essentiële waterloop dient bij nieuwbouw of bij uitbreiding van bestaande bebouwing rekening te worden gehouden met de huidige en toekomstige functie van waterafvoer en waterberging. Deze strook wordt gevrijwaard van ontwikkelingen die de functie van deze waterlopen belemmeren of toekomstige vergroting voor afvoer of berging onmogelijk maken.
Het bestemmingsplangebied ligt binnen de dijkring 53: Salland, een gebied dat minder snel en ondiep onderloopt. Dit houdt in dat het een gebied betreft met risico op overstroming. Door klimaatveranderingen moeten we meer rekening houden met de gevolgen van een overstroming. Inzet is het voorkomen van slachtoffers (rampenbeheersing) en van economische schade (gevolgenbeperking). In deze overstromingsrisicoparagraaf wordt ingegaan op de risico's bij overstroming en de stand van zaken van maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken.
De dijkring heeft volgens de Waterwet een gemiddeld overschrijdingskans van 1/1250 per jaar. De primaire keringen worden op veiligheid beoordeeld door de beheerders. De Europese richtlijn overstromingsrisico's (2007) verplicht tot het inzetten van drie instrumenten voor een betere bescherming tegen overstromingen: een voorlopige risicobeoordeling (gereed in 2011), kaarten (gereed 2014) en risicobeheersplannen (in werking per 22 december 2015). De richtlijn geldt voor de binnendijkse (dijkringen) en buitendijkse gebieden van de IJssel. Voor woon- en werkgebieden dienen rampenplannen opgesteld te worden. De gemeente Deventer zal de komende jaren samen met de Waterschappen en Rijkswaterstaat de overstromingsrisico's in het plangebied onderzoeken en hiervoor beleid opstellen. Voor 2015 zullen in het kader van het rijksprogramma Ruimte voor de Rivier maatregelen bij Deventer worden uitgevoerd, die bij hoogwater een waterstandsdalend effect hebben.
In de omgevingsverordening van de provincie Overijssel is bepaald dat binnen een dijkringgebied alleen grootschalige ontwikkelingen mogen plaatsvinden als in het bestemmingsplan zodanige voorwaarden worden gesteld dat de veiligheid ook op lange termijn voldoende is gewaarborgd.
In dit specifieke geval is geen sprake van een grootschalige ontwikkeling. Ten opzichte van de reeds bestaande situatie verandert er weinig. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Het plan heeft dan ook geen gevolgen ten aanzien van de waterveiligheid.
Het waterschap Groot Salland is in dit geval de relevante waterbeheerder. Met het betreffende waterschap is overleg gevoerd tijdens de voorbereiding op dit bestemmingsplan. Het waterschap kan instemmen met het voorliggende bestemmingsplan.