direct naar inhoud van 7.4 Resultaten vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro
Plan: Buitengracht-Oost
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D114-OH01

7.4 Resultaten vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met betrokken waterschappen en diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

De provincie Overijssel komt niet voor in onderstaande lijst. Vooroverleg met de provincie vindt alleen plaats als sprake is van provinciaal belang. Dit plan betreft de actualisering van de bestaande situatie. Daarnaast gaat het om een binnenstedelijke locatie. Dit houdt in dat de locatie geheel moet zijn omsloten door óf (binnenstedelijke) bebouwing(sranden) óf bebouwing aan drie zijden en een vierde zijde die wordt gevormd door wegen met een stroomfunctie (bijvoorbeeld een randweg) of een spoorlijn. Voor het plangebied Buitengracht-Oost is dit het geval.

Het plan is toegestuurd aan:

  • Brandweer Deventer;
  • TenneT TSO B.V.;
  • Deventer Bomenstichting;
  • Waterschap Groot Salland;
  • Het Oversticht;
  • KPN W&O N&S;
  • N.V. Nederlandse Gasunie;
  • VROM-Inspectie;
  • Veiligheidsregio IJsselland;
  • Vitens.

De Brandweer, TenneT TSO BV, Het Oversticht, KPN W&O N&S, NV Nederlandse Gasunie en het Waterschap Groot Salland hebben aangegeven geen opmerkingen te hebben over het plan.

Van de volgende instanties is een reactie ontvangen.

VROM-inspectie, Directie Uitvoering Regioafdeling Oost, Postbus 136, 6800 AC Arnhem

Samenvatting

Het westelijk talud van de dijk fungeert niet alleen als waterkering maar is tevens onderdeel van het winterbed van de IJssel. Hierop dient een dubbelbestemming 'Waterstaat- Waterstaatkundige doeleinden' te worden toegevoegd.

Beantwoording

Op de verbeelding zal het talud van de dijk alsnog bestemd worden voor 'Waterstaat- Waterstaatkundige functies'.

Conclusie

De binnen het plangebied gelegen dijk heeft tevens de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterstaatkundige functies' gekregen.

Vitens, ing. J.A. Vogd, Postbus 1090, 8200 BB Lelystad

Samenvatting

In het bestemmingsplan is de ligging van de drinkwatertransportleiding niet aangegeven. Verzocht wordt deze alsnog op de plankaart op te nemen.

Beantwoording

Op de verbeelding hebben de hoofdwatertransportleidingen de dubbelbestemming Leiding-Water gekregen.

Conclusie

De binnen het plangebied gelegen hoofdwatertransportleidingen hebben de dubbelbestemming Leiding-Water gekregen.

Veiligheidsregio IJsselland, Team Risicobeheersing, G.B.J. Oosterik, Postbus 1453, 8001 BL Zwolle

Samenvatting

  • 1. Verzocht wordt om een nadere omschrijving te geven van de overstromingsrisico's in het binnen- en buitendijksgebied. Uit de Provinciale risicokaart blijkt dat het overstromingsgebied gedeeltelijk over het plangebied is gelegen. Het plangebied ligt binnen de Dijkring 53.
  • 2. Verzocht wordt om aan te geven of zich Bevi inrichtingen binnen het plangebied bevinden en of deze zijn toegestaan. Als er Bevi bedrijven in het plan gebied zitten moet hiervan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico worden bepaald.
  • 3. Het is wettelijke verplichting (Bevi: art 12 lid 3 en art 13, lid 3) om bij besluiten in kader van de Wm en RO advies te vragen aan de Regionale brandweer en het groepsrisico te verantwoorden.
  • 4. Er is geen rekening gehouden met (Bevi) bedrijven uit omliggende bestemmingsplannen waarvan de ev-contouren over het onderhavige plan gebied liggen. Ik adviseer deze gebieden (contouren) op de verbeelding te vermelden. Dit geldt ook voor eventuele Bevi bedrijven uit het onderhavige plan waarvan de contouren over de omliggende bestemmingsplannen zijn gelegen.
  • 5. Bij de beoordeling van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor moet gebruik te worden gemaakt van de meest actuele gegevens. Daarvoor moet gebruik te worden gemaakt van het rapport “Marktverwachting Vervoer Gevaarlijke Stoffen per spoor (Pro Rail 2007)”.
  • 6. Volgens bijlage 5 van de brief van minister Eurlings (18 februari 2010) moet aan weerszijden van het spoor een veiligheidszone van 30 meter van het hart van het spoor worden aangehouden. Binnen deze veiligheidszone mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden gerealiseerd. Verzocht wordt deze zone op de verbeelding aan te geven.
  • 7. De wegen en bluswatervoorziening rond de inrichtingen moeten zijn uitgevoerd volgens de handleiding Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid (NVBR, 2003).
  • 8. Gezien het hiervoor vermelde moet worden nagegaan of er planregels moeten worden opgenomen met betrekking tot de externe veiligheidsaspecten. Ook in verband met de ev- contouren van bedrijven die onder het naast gelegen bestemmingsplan vallen.


Beantwoording

  • 1. In de waterparagraaf (5.5.8) is aandacht besteed aan het overstromingsrisico. De paragraaf is aangevuld. Het waterschap Groot Salland is akkoord met de waterparagraaf.
  • 2. Binnen het plangebied bevindt zich voor een deel het spoorwegemplacement waarop met gevaarlijke stoffen wordt gerangeerd.
  • 3. Dat adviesverzoek hebt u ontvangen per brief d.d. 28 mei 2010. Wij beschouwen uw reactie, per brief van 7 juli 2010, als uw advies. Het groepsrisico is verantwoord in paragraaf 5.3.5 van de toelichting. Een aantal aspecten ontbreken door het ontbreken van het regionaal brandweeradvies op het moment van opstellen van het voorontwerp. Het voorliggende advies is echter niet volledig als deze getoetst wordt aan het document “Brandweeradvisering” van de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen. Formeel is echter niet vastgelegd waaruit het regionaal brandweeradvies moet bestaan. Een volledig advies is echter nodig om de verantwoordingsplicht adequaat te kunnen opstellen. De verantwoordingsplicht is voor de relevante risicobronnen in afwachting hiervan reeds opgenomen in de bijgestelde tekst van het ontwerp bestemmingsplan.
  • 4. Op bestemmingsplankaarten worden uitsluitend plaatsgebonden risicocontouren opgenomen voor zover het de contour van de kans op overlijden ten gevolge van een incident van 1 per miljoen jaar betreft. (PR 10-6 contouren). Deze contouren hebben namelijk een juridisch gevolg. Er bevinden zich geen PR 10-6 contouren in het plangebied.
    De overige contouren zoals invloedsgebieden of alarmeringsgrenswaarden worden niet op de plankaart opgenomen aangezien deze niet relevant zijn in het kaartbeeld.
    Invloedsgebieden van bedrijven, vervoersassen of installaties met gevaarlijke stoffen worden op interne signaleringskaarten opgenomen, waarmee bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening wordt gehouden.
  • 5. Dit rapport is beschikbaar en zal bij de stukken worden gevoegd (bijlage 4 bij de toelichting).
  • 6. Dit is onjuist. Met de veiligheidszone wordt in die brief bedoeld de 10-6 plaatsgebonden risicocontour. Die is voor de Betuwelijn 30 meter, zoals vermeld in de aangehaalde brief. Zowel het doorgaand spoor als het spoorwegemplacement in Deventer bezit geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour. De gevraagde zone zal niet worden aangegeven op de plankaart.
  • 7. Dit ruimtelijke besluit heeft uitsluitend betrekking op het plangebied. Binnen het plangebied ligt de toegangsweg tot het emplacement voor onder andere hulpdiensten, de Berkelweg. Een tweede ontsluiting voor de hulpdiensten is gerealiseerd aan de Oude Bathmenseweg. Deze ligt echter buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.
    Het bluswater benodigd bij het doorgaand spoor en het emplacement is niet optimaal. Een conserverend bestemmingsplan biedt echter niet het kader om de bluswatervoorziening verder te verbeteren.
  • 8. Er is geen aanleiding om speciale planregels op te nemen in het kader van de externe veiligheidsaspecten.

Conclusie

Het onderdeel overstromingsrisico in de waterparagraaf en de paragraaf externe veiligheid in het bestemmingsplan zijn aangevuld.

Deventer Bomenstichting

Samenvatting

Een aantal beschermwaardige- en monumentale bomen binnen het plangebied ontbreken op de voorliggende plankaart. Het gaat hierbij om de moeraseiken op de hoek Handelskade-Verzetslaan. Aan de Pothoofdzijde betreft het een karakteristiek hoekje groen aan de Buitengracht en om de beeldbepalende esdoorns langs de Bergsingel.

Een manier om schade door aanleg- en bouwactiviteiten te voorkomen is de verplichting op te nemen om bij voorgenomen werkzaamheden in de directe omgeving van bomen de door de landelijke Bomenstichting opgestelde Bomen Effect Analyse (BEA) te doorlopen. Deze methode beoordeelt vooraf de gevolgen van bouw of aanleg voor de bomen. Mocht uit de BEA blijken, dat het behoud van de boom niet goed mogelijk is, dan kunnen alternatieven van het ontwerp overwogen worden, vóórdat het ontwerp vastligt en procedures in gang zijn gezet.

In de praktijk blijkt, dat de bescherming van waardevolle bomen onvoldoende geborgd wordt door de kapverordening. De aan de raad voorliggende nieuwe boomverordening, welke aanzienlijk afgeslankt zal zijn ten opzichte van de bestaande regeling vanwege de wet op de regelgeving, zal nog minder bescherming bieden voor de “groene parels” van onze groen(st)e gemeente.

Beantwoording

De moeraseiken aan de Handelskade zijn niet geïnventariseerd als Beschermwaardige Bomen. De bomen maken onderdeel uit van een groter groengebied rondom de Buitengracht. De bestemming groen is hier voldoende. Deze bomen hoeven niet de bestemming groeiplaats boom te krijgen. Bescherming van deze bomen is geregeld in de APV artikel bescherming van houtopstanden.

De bomen op de hoek Pothoofdzijde maken geen deel uit van de hoofdbomenstructuur en zijn ook geen beschermwaardige bomen of accentbomen. Deze bomen hoeven niet de bestemming groeiplaats boom te krijgen. Bescherming van deze bomen is geregeld in de APV artikel bescherming van houtopstanden.

De esdoorns aan de Bergsingel komen wel in aanmerking voor de dubbelbestemming groeiplaats boom, gelet op bomenbeleidsplan, en hebben deze ook al gekregen. De bomen hebben de beschermwaardige status en zijn accentbomen langs de buitengracht.

Indien een plan tot ontwikkeling komt kan bij de project start-up, en het bepalen van het programma van eisen, de verplichting tot het opstellen van een Boom Effect Analyse (BEA) worden gegeven. De BEA kan dan gebruikt worden als uitgangspunt bij het ontwerp. Bij een bestemmingsplan is een BEA niet aan de orde.

Conclusie

De vooroverlegreactie vormt geen aanleiding tot bijstelling van het plan.