direct naar inhoud van 3.4 Gemeentelijk beleid
Plan: Bergweide, Kloosterlanden - Hanzepark, Veenoord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D119-VG04

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurplan Deventer 2025

Algemeen
In het structuurplan Deventer 2025 (april 2004) zijn de toekomstige ruimtelijke opgaven voor Deventer en de gewenste ontwikkelingsrichting in beeld gebracht. Deventer kenmerkt zich door het volgende economische profiel.

De ligging van Deventer aan de A1 is een gunstige factor in het vestigingsklimaat. De A1-corridor verbindt de stad met de Randstad en het Duitse achterland. Daarnaast ligt Deventer aan een kruising van spoorlijnen, waarvan één internationaal. Ook is de stad via de IJssel bereikbaar over water. Deventer heeft een aantrekkelijk productiemilieu. De omgeving, de voorzieningen en de kwaliteit van het woningaanbod dragen hieraan bij. De groei van de werkgelegenheid van de laatste jaren is met name toe te schrijven aan de toename van de dienstensector.

Deventer heeft niet één echt dominante sector (meer). Voor wat betreft de productiesector van Deventer valt een aantal clusters op: de grafische en de chemische/kunststofverwerkende industrie, de metaalnijverheid, de gezondheidszorg en de zakelijke en niet-commerciële dienstverlening. Minder sterk aan de productiesector is de afhankelijkheid van een klein aantal bedrijven.

Deventer heeft voor de ontwikkeling van de bedrijvigheid een economisch businessplan (2001) opgesteld. Hierin wordt het beleid gericht op het actief ondersteunen van een zich verbredende productiestructuur en voor het bewerkstelligen van een verdere kwaliteitsslag in het productiemilieu. De gemeente zet zich ter verbetering van de productiestructuur in voor:

  • grotere binding van bedrijven aan Deventer;
  • verbetering arbeidspotentieel;
  • groter aandeel van de zakelijke dienstverlening in de economie van Deventer;
  • vernieuwing van de productiestructuur door toepassing van nieuwe technologieën en door kennisontwikkeling;
  • toename van toeristische en recreatieve bedrijvigheid en verbeterde toeristische uitrusting van Deventer;
  • optimale kwaliteit van bestaande werklocaties;
  • tijdig en kwalitatief goed aanbod van nieuwe werklocaties;
  • goede bereikbaarheid van de stad en werklocaties met een daarop afgestemde infrastructuur.


Het plangebied in het structuurplan
De bedrijventerreinen van Deventer zijn in het structuurplan opgenomen als revitalisatiegebied. Vanaf 1997 is de gemeente bezig met de revitalisatie. Als algemene doelen van het revitalisatieproject gelden:

  • behoud en versterking van de werkgelegenheid en bedrijvigheid;
  • optimalisatie van de kwaliteit van het bedrijventerrein;
  • verbetering van de uiterlijke verschijning van het bedrijventerrein;
  • vergroting van het milieurendement (verbetering milieusituatie);
  • het gaat om een combinatie van verbetering van de kwaliteit van het bedrijventerrein en (her)ontwikkelingsinitiatieven.

Deventer heeft daarover met Rijk en provincie afspraken gemaakt in het kader van het grotestedenbeleid. De herstructurering is per deelgebied aangepakt. Zware herstructurering heeft onder andere plaatsgevonden in het gebied rond de Schonenvaardersstraat en de Westfalenstraat. Her en der is ook de infrastructuur aangepakt en zijn nieuwe locaties ontwikkeling (gedeeltelijke demping Kieftenbeltkolk). Op Bergweide als geheel, los van de genoemde gebieden, was sprake van lichte herstructurering, bestaande uit aanpak van de openbare ruimte. De werkzaamheden zijn in 2008 afgerond. De herstructurering van het Havenkwartier loopt nog.

Ecologische verbindingszone
Ten aanzien van de ecologische verbindingszones langs de grenzen van het plangebied geldt dat de Schipbeek deel uitmaakt van een zone waarvan de gebruikswaarde hoog is. De Schipbeek vormt met de Dortherbeek en Oxe een stedelijke randzone voor natuur, recreatie en water. Door natuurontwikkeling te combineren met nieuwe waterberging kan een kwaliteitsimpuls aan de beken worden gegeven.

3.4.2 Economisch businessplan (2005)

Dit plan geeft het kader van het economisch beleid voor de gemeente Deventer. Centraal staat dat kennis en kwaliteit zorgen voor voldoende en gevarieerde werkgelegenheid. Dit wordt bereikt door een aantrekkelijk vestigingsklimaat, ondernemersklimaat en arbeidsmarkt te creëren, Om dit te realiseren wordt langs drie sporen financiële middelen ingezet. Deze sporen zijn: 1) advisering economisch beleid, 2) bijdragen aan projecten en 3) indirecte stimulering door de overheid geïnitieerde investeringen.

3.4.3 Bedrijventerreinvisie Deventer (2011)

In april 2011 is de bedrijventerreinenvisie gemeente Deventer vastgesteld door het college van B&W. De bedrijventerreinenvisie is opgesteld op verzoek van de provincie Overijssel. De provincie zet versterkt in op de herstructurering van verouderde terreinen en een zorgvuldige planning en programmering van eventuele nieuwe terreinen. Naast het verzoek van de provincie waren er voor Deventer nog een aantal redenen om de bedrijventerreinenvisie op te stellen. Deze zijn:

  • de ontwikkeling van bedrijvenpark A1;
  • de planontwikkeling voor herstructurering van het Havengebied;
  • het Economische Programmerings- en Ontwikkelings document (in Stedendriehoek verband) waarin afspraken zijn vastgelegd, die verder uitgewerkt dienen te worden;
  • de uitkomsten uit de kwaliteitsscans Kloosterlanden en het Havenkwartier (inclusief Essentlocatie), waarin een aantal verbeterpunten is benoemd, maar die ook van toepassing zouden kunnen zijn op de overige bedrijventerreinen;
  • het blijven faciliteren van bedrijven om zorg te dragen voor een stabiele, lokale economie en daarmee een goede werkgelegenheid;
  • de toekomstvisie Deventer 2030.

De bedrijventerreinenvisie onderbouwt de behoefte aan bedrijventerreinen zowel kwantitatief als kwalitatief en geeft de ambitie op het gebied van de bedrijventerreinen kort samengevat als volgt weer:
'Het is de ambitie van Deventer om ook de komende jaren, ondanks de economische crisis en de veranderingen die daarmee gepaard gaan, de diversiteit aan bedrijvigheid en de toegevoegde waarde te behouden en waar mogelijk te vergroten. Het behoud van de waarden van de bestaande bedrijventerreinen en de ontwikkeling van een nieuw bedrijvenpark A1 bieden de mogelijkheid deze ambitie te realiseren. Belangrijk hierbij is een nauwe samenwerking tussen de gemeente en Bedrijven Parkmanagement Deventer.'

Voor het behoud en verbetering van de kwaliteit van de bedrijventerreinen zijn in de visie de ambities, conclusies en aanbevelingen geformuleerd voor de periode 2011 - 2015. Een aantal noodzakelijke acties en werkzaamheden, die de kwaliteit van de bedrijventerreinen mede bepaalt, is al gepland voor eind 2010 en 2011. Dit betreft onder andere het opstellen van een strategische economische visie, de uitwerking van het ontwikkelingsplan Havenkwartier, het opstellen van uitgiftevoorwaarden voor het bedrijvenpark A1, regionale afstemming en de promotie van de Deventer bedrijventerreinen.

Daarnaast volgen uit de analyse van het bestaand beleid en de geconstateerde knelpunten 'actiepunten bedrijventerreinen', die de komende jaren uitgewerkt worden.

Het betreft de volgende vijf actiepunten:

1. Kwaliteitsimpuls Hanzepark; het opstellen van een verbeterplan voor het kantorengebied Hanzepark (op bedrijventerrein Kloosterlanden) met aandacht voor onder andere. stedenbouw, bereikbaarheid, openbare ruimte.

2. Monitoring: drie-jaarlijkse monitoring gebruik en gebruikers bedrijventerreinen

3. Onderzoek stadsas; onderzoek naar gemeentelijk vervolg op pilotproject stadsas Deventer met aandacht voor de bedrijventerreinen.

4. Onderzoek naar mogelijke herontwikkeling private kavels.

5. Mogelijkheid van fondsvorming onderzoeken als voorbeeld voor meer verzakelijking op de Deventer bedrijventerreinenmarkt. Hoe meer private partijen betrekken bij het op orde houden of brengen van bedrijventerreinen in Deventer?

3.4.4 Structuurvisie Detailhandel (2010)

Op 1 april 2010 is de nieuwe structuurvisie Detailhandel in werking getreden. Aanleiding voor deze nieuwe visie waren de vele ontwikkelingen die zich in de dynamische sector van de detailhandel voordeden. Het oude detailhandelsbeleid uit 2004 bood tot op zekere hoogte nog wel de mogelijkheid op ontwikkelingen in te spelen, maar was toch niet compleet. Zo ontbrak een visie op detailhandel op de bedrijventerreinen.

Met het nieuwe detailhandelsbeleid is hier verandering in gekomen. Ten behoeve van een gezonde detailhandelstructuur is het algemene uitgangspunt van de gemeente Deventer dat de grootschalige perifere detailhandel binnen het gebied dient te worden geconcentreerd op enkele locaties. Deze locaties en de daarvoor geldende uitgangspunten worden hieronder verwoord.

De bestaande solitaire detailhandelsvestigingen, die veelal in strijd met het bestemmingsplan gevestigd zijn, worden niet gelegaliseerd en vallen onder het overgangsrecht. Waar mogelijk kunnen deze vestigingen zich verplaatsen naar de hieronder beschreven concentratiegebieden. Indien deze solitaire vestigingen niet tot verplaatsing of beëindiging overgaan, treedt de gemeente uiteindelijk handhavend op.

Bepaalde vormen van volumineuze detailhandel zijn toegestaan in zones langs (gedeeltes van) enkele hoofdontsluitingswegen. De betreffende wegen zijn de Hanzeweg, Gotlandstraat, Zweedsestraat, Industrieweg en de Snipperlingsdijk. In deze zones zijn daarnaast toegestaan horeca in categorieën 2b en 3 en aan het bedrijventerrein ondersteunende faciliteiten. Op de verbeelding en in de planregels wordt dit verder uitgewerkt.

Op het runshopping center De Snippeling, tenslotte, wordt grootschalige detailhandel toegestaan. Op dit gebied wordt branchering toegepast, waarbij de nadruk ligt op de branche 'in en om het huis'. Per vestiging mag branchevreemd nevenassortiment ter waarde van 15% van de omzet verkocht worden, voor zover het nevenassortiment niet behoort tot branches die expliciet uitgesloten zijn. De bestaande branches in het gebied, bruin- en witgoed en fietsen, blijven gehandhaafd maar, net als in de huidige situatie, beperkt van omvang.

Daarnaast maakt het detailhandelsbeleid op het runshopping center twee specifieke detailhandelsvestigingen mogelijk, het zogenaamde 'bijzondere concept' en een 'outdoorconcept'.

Het bijzondere concept is bedoeld als mogelijkheid voor de invulling van het voormalige Morres-pand. Binnen dit concept dient minimaal 70% van het winkelvloeroppervlak te behoren tot de op het runshopping center toegelaten branches. Maximaal 30% van het winkelvloeroppervlak mag behoren tot maximaal vier andere branches, voor zover deze branches niet expliciet zijn uitgesloten en met een maximum van 300 m2 per branche. Van deze laatste twee beperkingen kan afgeweken worden door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Er kan slechts één detailhandelsvestiging gebruik maken van het bijzonder concept; het is niet de bedoeling dat dit wordt onderverdeeld in afzonderlijke winkels. Er moet met andere woorden sprake zijn van één detailhandelsformule en niet de bundeling van verschillende formules tot een fysiek geheel.

Outdoor behoort eveneens tot de toegelaten branches. Het outdoorconcept kan zich vestigen in de bestaande bebouwing op het runshopping center en kan onder voorwaarden de invulling vormen van het hiervoor genoeme bijzondere concept. Onder outdoor worden verstaan de branches buitensport, ruitersport, hengelsport en watersport. De branche buitensport is veelomvattend en betreft vele sportieve vrijetijdsbestedingen buitenshuis, zoals (berg)wandelen, mountainbiking, kanovaart, wintersport en kamperen.

De structuurvisie Detailhandel acht het denkbaar dat het outdoorconcept wordt gevestigd op (een deel van) het parkeerterrein van het runshopping center. De mogelijkheid hiertoe is echter niet opgenomen in het bestemmingsplan, aangezien hier geen concrete plannen voor zijn. Indien dit aan de orde is kan dit door middel van een afzonderlijke bestemmingsplanprocedure mogelijk gemaakt worden.

3.4.5 Visie Duurzaam Deventer (2009)

In het Milieubeleidsplan 2003-2008 staat een integrale benadering van milieu, ruimtelijke ordening, bouwen en wonen en verkeers- en vervoersbeleid centraal. Het plan is daarom gebaseerd op de drie pijlers van het gemeentelijke beleid, zoals vastgelegd in de Stadsvisie. Vanuit milieuperspectief zijn per pijler de volgende milieu-uitgangspunten opgesteld:

  • ruimtelijke ontwikkeling en milieu: behoud van bestaande milieukwaliteiten, verantwoord gebruik van natuurlijke hulpbronnen;
  • economische ontwikkeling en milieu: een duurzame ontwikkeling en betrokkenheid en verantwoordelijkheid van ondernemers staat centraal;
  • maatschappelijke ontwikkeling en milieu: de betrokkenheid van de burger.

In juni 2009 is de Visie Duurzaam Deventer 2009 bestuurlijk vastgesteld. Deze visie bevat de kaders en beleidsrichtingen op hoofdlijnen voor een nieuw milieuprogramma. De maatschappelijke ontwikkelingen vragen om een nieuwe aanpak van ons milieubeleid. En om daadwerkelijk bij te dragen aan de kwaliteit en toekomstbestendigheid van ons leefmilieu, zal Deventer zich ontwikkelen tot een vitale, duurzame en innovatieve gemeente.

Het milieubeleid raakt de woon- en leefkwaliteit van inwoners en de economische basis van het bedrijfsleven. De gemeente heeft daarom drie speerpunten benoemd waarvoor extra inzet nodig is:

  • klimaat;
  • ecologie;
  • afval.

Het vraagstuk rond de klimaatverandering en de eindigheid van de fossiele energievoorraad raakt ons allemaal. De gemeentelijke ambitie is dat Deventer in 2030 klimaatneutraal is.

Vanuit ecologisch perspectief profiteert de mens van de natuurlijke omgeving met al zijn variaties. Het behouden en verbeteren van deze omgeving is een ambitie van de gemeente, waarvoor verschillende ecologieprojecten zijn ontwikkeld voor de komende jaren. Zo worden ecologische waarden in nieuwe en gewijzigde bestemmingsplannen gerespecteerd en eventueel gecompenseerd.

Veel afval dat vrijkomt is eigenlijk geen afval, maar grondstof voor nieuwe producten. In het nieuwe milieubeleid worden voorstellen gedaan om de hoeveelheid restafval terug te brengen en hergebruik van afvalstromen te bevorderen. Van bedrijven en organisaties wordt verwacht dat zij de wijze van produceren, hun producten en diensten meer en meer baseren op het cradle-to-cradle principe. Voor zover van toepassing zullen ook gebiedsontwikkelingen volgens dit principe plaatsvinden.

Bij een grotendeels beheersgericht bestemmingsplan als het onderhavige spelen de hierboven genoemde speerpunten een minder grote rol. Het is ook niet mogelijk om bijvoorbeeld duurzaam materiaalgebruik in een bestemmingsplan af te dwingen. Wel kunnen de hier genoemde speerpunten als aandachtspunt meegegeven worden aan degenen die in het plangebied ontwikkelingen gaan uitvoeren.

3.4.6 Beleidsplan windenergie Deventer

In het Milieubeleidsplan 2003-2008 staat als ambitie dat in 2020 circa 10% van het energieverbruik in de gemeente op duurzame wijze wordt opgewekt. Naast toepassing van biomassa, zonne-energie en koude-warmteopslag is windenergie een belangrijke optie voor duurzame energieopwekking. In het voorjaar van 2004 heeft de raad het Beleidsplan windenergie Deventer vastgesteld. Hoofddoelstelling is de realisatie van 6 MW windvermogen in 2010 op gemeentelijk grondgebied. Deze doelstelling is in lijn met het rijks- en provinciaal beleid.

In het Beleidsplan windenergie Deventer zijn zoeklocaties genoemd waarbij (bestaande) bedrijventerreinen als meest geschikt zijn aangemerkt. In de afgelopen jaren hebben zich diverse bedrijven gemeld die kansen zien om windturbines langs de A1 te realiseren.

Stedenbouwkundige en landschappelijke effecten zijn onmiskenbaar verbonden aan de realisering van windturbines, maar zijn in wezen voor een belangrijk deel afgewogen in het Beleidsplan Windenergie. Vormgeving en inpassing ter plaatse worden beoordeeld in de uitwerkingsfase. In dit bestemmingsplan worden geen planologische mogelijkheden gecreëerd voor de realisatie van windmolens, anders dan die in de bestaande bestemmingsplannen via een vrijstelling-/wijzigingsprocedure waren toegestaan. In de algemene afwijkingsregels is een artikel opgenomen waarbij middels een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van de planregels voor de bouw van windmolens. Door de huidige wet- en regelgeving zijn de voorwaarden waaronder afgeweken kan worden wel aangepast aan de huidige normen. Een goed voorbeeld hiervan is externe veiligheid, waardoor de rotor een maximum oppervlakte heeft gekregen.

Via een zelfstandige planologische procedure wordt bekeken of de gemeentelijke doelstellingen, zoals boven genoemd, gerealiseerd kunnen worden. In die procedure komen de effecten aan bod van gevaar, schade, geluid-, schaduw- of andere hinder voor de omgeving.

3.4.7 Omgevingsvisie Externe Veiligheid (2007)

Het externe veiligheidsbeleid is vastgelegd in de Omgevingsvisie externe veiligheid (2007). Deze Omgevingsvisie fungeert als beleidskader bij ruimtelijke plannen, waarbij de vestiging van kwetsbare objecten of risicovolle bedrijven wordt toegelaten. Op die manier wordt duidelijk wat de (on)mogelijkheden zijn bij de situering van kwetsbare objecten en risicovolle bedrijven ten opzichte van elkaar in de gebieden die in de Omgevingsvisie onderscheiden worden, te weten woonwijken, het buitengebied, de transportzones (spoor, A1 en N348), bedrijventerreinen en bijzondere locaties zoals het Havenkwartier.

Op basis van een uitgevoerde risico-inventarisatie is bekend geworden wat de huidige knelpunten zijn op het gebied van externe veiligheid. Wat dit bestemmingsplan betreft bevinden zich nog twee knelpunten op het gebied van externe veiligheid. De plaatsgebonden risicocontouren van de LPG tankstations aan de Zutphenseweg 20 en de Hanzeweg 36 doorsnijden beide een kantoorgebouw die als kwetsbaar object aangemerkt moet worden. Deze situatie wordt vastgelegd in het bestemmingsplan met de restrictie dat binnen de contour de omvang van het kwetsbare object niet mag toenemen. De situatie wordt op termijn opgelost door kleinere risicocontouren, veroorzaakt door aanvullende veiligheidsmaatregelen bij de LPG tankstations en de vervoerders van LPG.

In dit bestemmingsplan worden bestaande Bevi-inrichtingen (de risicobedrijven) positief bestemd; de vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen kan mogelijk worden gemaakt door middel van een bestemmingsplanwijziging. Een ander gevolg van de omgevingsvisie is dat er altijd een groepsrisicoverantwoording zal plaatsvinden indien een besluit wordt genomen, waarbij (beperkt) kwetsbare objecten zijn gelegen binnen het invloedsgebied van gevaarlijke bedrijven of transportroutes.

3.4.8 Gemeentelijk waterbeleid

Het gemeentelijk beleid is vastgelegd in het Waterplan Deventer (2007) en het Gemeentelijk Rioleringsplan 2009.

Het Waterplan is een gezamenlijk plan van de waterschappen Groot Salland, Rijn en IJssel en Veluwe, het waterbedrijf Vitens en de gemeente Deventer. Er staat in welke knelpunten deze organisaties zien in de waterhuishouding en hoe ze die denken op te lossen. In het Waterplan staan de belangrijkste maatregelen die de waterorganisaties de komende jaren samen willen treffen. Ieder jaar wordt een uitvoeringsprogramma vastgesteld.

Eén van de te nemen maatregelen is bijvoorbeeld: indien mogelijk schoon regenwater niet af te voeren naar de riolering, maar te infiltreren, dan te bergen en vervolgens pas af te voeren naar het oppervlaktewater door middel van een bodempassage volgens de landelijke afvoer. Om mogelijkheden tot afkoppeling en infiltratie ter plaatse van het plangebied te onderzoeken moet een infiltratieonderzoek worden uitgevoerd.

In het Gemeentelijk Rioleringsplan Deventer (GRP) 2009-2014 wordt het gemeentelijk beleid van de uit te voeren programma's in de planperiode en de investeringen beschreven. Het plan staat niet op zichzelf. Zowel letterlijk als figuurlijk worden grenzen overschreden. De wetgeving waarmee men in het Gemeentelijk Rioolplan te maken heeft speelt op Europees, rijks-, provinciaal en lokaal niveau. Eenmaal per vijf jaar wordt het GRP geactualiseerd.

Met voorgaand beleid dient met name bij nieuwe ontwikkelingen in het onderhavige plangebied rekening te worden gehouden.

3.4.9 Groenbeleidsplan

Het groenbeleidsplan geeft richtlijnen voor de inrichting en het beheer van openbaar groen, inclusief bomen en waterpartijen. Deventer ligt op de grens van het rivierenlandschap van de IJssel en het Sallandse dekzandlandschap. Deze ligging zorgt voor een enorme biodiversiteit. Allerlei dieren en (zeldzame) planten vinden hun weg in en om de stad. Het groenbeleidsplan zorgt ervoor dat deze kenmerken en haar biodiversiteit behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden.

Om in de komende jaren verantwoorde keuzes te kunnen maken is in het groenbeleidsplan een visie op het groen verwoord en zijn concrete ambities gedefinieerd. De gemeente Deventer streeft naar een gevarieerd aanbod van betekenisvol en aantrekkelijk groen. De gemeente doet dit door in te spelen op de verschillen in ligging, omvang, functie, historische betekenis en gebruikswensen. Dit leidt tot omgevingsbewust ontwerpen en vervolgens tot ontwerpbewust beheren.

De ambities uit het Groenbeleidsplan zijn:

  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor de toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • inspringen op nieuwe stedelijke ontwikkelingen;
  • een handleiding bieden voor de praktische invoering van de groenvisie in de praktijk.


In het voorliggende overwegend beheersgerichte bestemmingsplan wordt de huidige situatie min of meer vastgelegd. De groenstructuur zal door vaststelling van dit bestemmingplan niet ingrijpend wijzigen. Door de kleinere openbare groengebieden op te nemen in de verkeerbestemming kan beter ingespeeld worden op de beheersbaarheid, de beleving en het gebruiksgemak van het groen. Het bestemmingsplan past daarmee binnen het groenbeleidsplan.

3.4.10 Nota Horecabeleid (2009)

Het in 2009 vastgestelde horecabeleid geeft voor de bedrijventerreinen aan dat in bepaalde zones langs hoofdontsluitingswegen horecabedrijven (categorie 2b en 3a) kunnen worden ontwikkeld, die qua activiteiten zijn gerelateerd aan de hoofdfunctie bedrijventerrein. Bij het runshopping center de Snippeling is er de mogelijkheid voor het ontwikkelen van een aan het runshopping center ondersteunende horecagelegenheid.

De Nota geeft verder aan dat het bedrijventerrein mogelijkheden biedt voor het ontwikkelen van een grootschalige horecagelegenheid, mits dit op basis van milieuwetgeving niet belemmerend is voor omliggende bedrijven. Andere locaties in de stad zijn hiervoor vaak niet geschikt door het ontbreken van voldoende ruimte en parkeergelegenheid. Bij een grootschalige horecagelegenheid kan worden gedacht aan een grote discotheeklocatie of de ontwikkeling van een zalencentrum.

Het is op dit moment nog niet mogelijk om aan de westzijde van de Zutphenseweg in de omgeving van het Postillionhotel en het McDonald's restaurant een grote uitgaansgelegenheid te creëren, omdat het Besluit externe veiligheid inrichtingen daar een belemmering vormt. Andere zoeklocaties langs de invalswegen van de stad kunnen binnen het plangebied zijn de oostzijde van de Zutphenseweg, de Zweedsestraat en de Hanzeweg en buiten het plangebied de Sportzone Holterweg.

Uitgangspunt blijft dat op het bedrijventerrein het primaat blijft liggen bij bedrijven. Horecaontwikkelingen mogen niet onevenredig belemmerend werken voor de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende of potentiële bedrijven.

Nu een eventuele grootschalige horecagelegenheid (categorie 1) nog op diverse plaatsen, ook buiten dit plangebied, zou kunnen komen, is de vestigingsmogelijkheid daarvan niet bij recht in dit plan opgenomen. Wel kan via een wijzigingsbevoegdheid in dit plan aan een dergelijke vestiging medewerking worden verleend, onder specifieke voorwaarden, indien zich een initiatief daartoe aandient.

Uit de Nota blijkt dat nieuwe hotelontwikkeling (eventueel in combinatie met een vergadercentrum) niet mogelijk wordt gemaakt in het plangebied.

3.4.11 Beeldkwaliteitplan woonschepen

In het verleden is enkele malen een voorzet gedaan om beleid op te stellen betreffende de vraagstukken die spelen omtrent de woonschepen die in Deventer aanwezig zijn. Voortvloeiend uit deze verschillende notities en beleidstukken uit het verleden is een (ontwerp) 'Beeldkwaliteitplan woonschepen' opgesteld. In dit plan is aandacht besteed aan de ruimtelijk gewenste situatie.

Een aantal richtlijnen zijn algemeen voor de woonschepen opgesteld. Daarnaast zijn ook locatiegebonden richtlijnen in het beeldkwaliteitplan verwoord.

Algemene aandachtspunten

  • wat zijn de karakteristieken van de omgeving en past het woonschip daarin;
  • het water dient van openheid en zichtlijnen voorzien te worden;
  • juiste toepassing van materiaal- en kleurgebruik;
  • welk type woonboot past bij de locatie.


Richtlijnen voor de locatie Overijssels Kanaal
Aan de noordrand van het plangebied liggen in het Overijsselse Kanaal aan de zijde van de Hunneperkade en de Snipperlingsdijk woonschepen. De omgeving aan de zuidzijde van het Overijssels Kanaal vereist geen hele hoge beeldkwalitatieve eisen maar vraagt om eenvoud in het beeld. De kantoren en bedrijven aan de zuidzijde van de Hunneperkade vormen door hun massa, haaks op de weg georiënteerde voorgevels, voorterreinen met parkeerplaatsen en groen een stevige wand.

Aan de zijde van de Snipperlingsdijk wordt van het totaalbeeld op het Overijssels Kanaal wel een hoge beeldkwaliteit vereist. Het kanaal, de woonschepen en hun ontsluitingsweg vormen onderdeel van de groene as centrum-Colmschate. De woonschepen en hun omgeving dienen hier te passen in het gewenste groene beeld.

Richtlijnen vanuit de omgeving

  • Streven naar voldoende doorkijken naar het water;
  • Streven naar een groene en parkachtige uitstraling;
  • Streven naar gebruik van gedekte kleuren;
  • Streven naar eenvoud zonder saaiheid;
  • Streven naar een rustig beeld door ritme en herhaling;
  • Aantal ligplaatsen mag niet meer bedragen dan het aantal toegestane ligplaatsen in het aanwijzingsbesluit in de APV;
  • Indien aan twee zijden van de oevers woonschepen liggen dient minimaal 35% van de waterbreedte tussen de woonschepen open te blijven;
  • De zeven ligplaatsen (inclusief zone voor in- of uitvaren van woonschip en bereik van oever) in het eerste deel van de Hunneperkade zijn gesitueerd aan de kant van het bedrijventerrein.


Richtlijnen voor de woonschepen

  • Lengte van de ligplaats is maximaal 25 meter;
  • Lengte van het woonschip is maximaal 20 meter;
  • De minimale afstand tussen de woonschepen bedraagt 5 meter (zowel in lengte als in breedte);
  • De nokhoogte voor een woonschip is maximaal 5 meter vanaf de waterspiegel;
  • Goothoogte van een woonschip vanaf de waterspiegel is maximaal 3,5 meter;
  • De breedte van een woonschip is maximaal 5 meter;
  • Het volume van het woonschip is maximaal 450 m3;
  • Per woonschip is slechts één bouwlaag mogelijk.

Richtlijnen voor het gebruik van de oevers

  • De ruimte op de oever dient een groen aanzicht te krijgen;
  • Bebouwing dient beperkt te blijven tot 30 m2, bestaande uit 20 m2 voor een garage en 10 m2 voor een berging;
  • De bijgebouwen mogen maximaal 3 meter hoog zijn;
  • Om het mobiele karakter te benadrukken dienen de bijgebouwen uitgevoerd te worden in hout;
  • De gronden op de wal mogen maximaal met 50% worden verhard (inclusief bergingen of garages etc.);
  • De overgang tussen de gronden op de wal en de openbare ruimte dient uitgevoerd te worden met hagen met een maximale hoogte van 1 meter;
  • De verbinding tussen woonschip en oever mag maximaal 3 meter breedte hebben en dient losgekoppeld te zijn van het talud. Het talud dient zichtbaar onder de verbinding door te lopen;
  • De overgang tussen de gronden op de wal en de openbare ruimte en de ligplaatsen onderling dient uitgevoerd te worden met hagen met een maximale hoogte van 1 meter;
  • Afscheiding tussen ligplaats en openbare ruimte kunnen door middel van 1 meter hoge hagen worden gerealiseerd.