Plan: | Bedrijvenpark A1 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0150.D124-OH01 |
Waterhuishouding
Ten behoeve van de waterhuishouding is voor het Bedrijvenpark A1 een waterhuishoudingsplan opgesteld (Arcadis, 2008). In deze paragraaf wordt de uitgangssituatie aangaande water weergegeven.
Grondwaterhuishouding
De grondwaterstand varieert tussen 5,8 m +NAP in het westen van het plangebied tot 6,9 m +NAP ten noordoosten van het plangebied (aan de noordzijde van de Schipbeek). De regionale grondwaterstroming is in noordwestelijk richting. De grondwaterstroming is sterk afhankelijk van de oppervlaktewaterpeilen op de IJssel en de Schipbeek. Als de oppervlaktewaterstand op de IJssel laag staat vindt wegzijging plaats vanuit het plangebied naar de IJssel. Bij hoge oppervlaktewaterstanden op de IJssel kan de stromingsrichting tijdelijk omdraaien (noordoostelijk).
Er is dan sprake van een kwelstroom vanuit de IJssel en de Schipbeek richting het plangebied. Deze kwelstroom is zeer sterk en resulteert in hogere grondwaterstanden in het plangebied. Delen van het plangebied kunnen blank komen te staan door deze kwel.
Oppervlaktewaterhuishouding
Het plangebied staat onder invloed van de volgende oppervlaktewateren:
Het plangebied watert af op de Schipbeek. De Schipbeek mondt uit in de IJssel die ongeveer 1 kilometer ten westen van het plangebied ligt. De relatie tussen het plangebied en de IJssel en de Schipbeek is hierboven bij het onderdeel "grondwaterhuishouding" reeds toegelicht.
Het plangebied maakt deel uit van het stroomgebied van de Dortherbeek. De Dortherbeek draagt zorg voor de afwatering van het gehele plangebied. Onder normale omstandigheden kan de Dortherbeek afwateren op de Schipbeek. Bij hoogwater op de Schipbeek treedt het gemaal Ter Hunnepe in werking.
De Pessinkwatergang loopt in het midden van het plangebied en voert water vanuit het gebied tussen de winterdijk van de IJssel en de Deventerweg af naar de Dortherbeek. Onder normale omstandigheden is echter sprake van een zeer geringe waterafvoer. De Pessinkwatergang kan dan droogvallen. Als er sprake is van hoogwater op de IJssel, treedt er in het stroomgebied van de Pessinkwatergang veel kwel op. Deze kwel wordt gedeeltelijk geborgen in het gebied ten westen van de Deventerweg, maar ook in het plangebied. Op de Pessinkwatergang is de enige gemengde overstort van het dorp Epse gesitueerd.
In de huidige situatie watert het plangebied richting het noordwesten, via de Pessinkwatergang (in het centrum van het plangebied) en de Dortherbeek-west (langs de oostkant van het plangebied) af. Onder normale omstandigheden kunnen de Pessinkwatergang en de Dortherbeek onder vrij verval lozen op de Schipbeek. Indien er sprake is van hoge oppervlaktewaterstanden op de IJssel en de Schipbeek kan het stroomgebied van de Dortherbeek, waar het plangebied onderdeel van uitmaakt, niet meer onder vrij verval lozen op de Schipbeek. Er treedt dan een gemaal in werking (gemaal ter Hunnepe). Het gemaal moet de neerslag uit het gehele stroomgebied afvoeren (het gemaal wordt bij een waterstand hoger dan 5,20 m +NAP ter plaatse van de Schipbeek in bedrijf gesteld). De capaciteit van het gemaal is bij extremere neerslaggebeurtenissen onvoldoende, waardoor een deel van het plangebied kan inunderen als gevolg van gestremde afvoer.
Een beschrijving van het secundaire watersysteem (sloten) nabij de oostelijke ontsluiting is relevant, aangezien hier effecten zijn te verwachten als gevolg van de voorgenomen activiteit (aanleg tunnel onder het spoor).
Langs het spoor ligt een aantal sloten, die het hemelwater van het spoor bergen. De sloten hebben geen afvoerfunctie. De zuidelijke oksel van de afslag Deventer-Oost op de rijksweg A1 is als bergingsgebied in gebruik. Via een duiker onder het spoor en een watergang wordt het water uit dit bergingsgebied vertraagd afgevoerd naar de Dortherbeek.
Grondwaterstanden en oppervlaktewaterpeilen
In het plangebied komen de grondwatertrappen III, IV en VII. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) varieert van 0,4 m tot 0,8 m -mv. De gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) varieert van 0,8 m tot 1,2 m -mv tot wel 1,6 m -mv. In de omgeving van het plangebied ligt de GHG tussen 1,5 m en 2,5 m -mv; de GLG ligt hier tussen 2,0 m en 3,5 m -mv. Met een veldonderzoek is de hydromorfe GHG vastgesteld. De GHG varieert tussen 0,3 m en 1,2 m -mv.
Hieronder zijn de oppervlaktewaterpeilen van een aantal situaties weergegeven:
Bron: MER 2008, Arcadis
Waterkwaliteit
In de huidige situatie wordt de (grond)waterkwaliteit beïnvloed door agrarisch gebruik, afstromend water van (rijks)wegen en de riooloverstort. Hierdoor is sprake van emissie van meststoffen vanuit de landbouw en verontreinigde stoffen vanaf onder andere de rijksweg A1 naar grond- en oppervlaktewater.