direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bedrijvenpark A1, herziening west
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D124b-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

De gemeenteraad van Deventer heeft op 18 november 2009 het bestemmingsplan Bedrijvenpark A1 vastgesteld. Vervolgens is het bestemmingsplan op 11 januari 2012 door een uitspraak van de Raad van State grotendeels onherroepelijk geworden. De Raad van State heeft een beperkt gedeelte in het oostelijk gedeelte van het plangebied vernietigd. Deze gronden hadden een kantoorbestemming. Ter uitvoering van deze uitspraak is een nieuw bestemmingsplan in procedure gebracht, t.w. bestemmingsplan Bedrijvenpark A1, 1e partiële herziening. Dit bestemmingsplan is op 18 juli 2012 vastgesteld en heeft betrekking op het oostelijk deel van het plangebied. Door een uitspraak van de Raad van State op 22 mei 2013 is dit bestemmingsplan integraal onherroepelijk geworden.

In het bestemmingsplan Bedrijvenpark A1 is de hoofdinfrastructuur specifiek vastgelegd en heeft de bestemming Verkeer. Voor het gebied Bedrijvenpark A1 geldt ook een exploitatieplan, t.w. exploitatieplan Bedrijvenpark A1. Dit exploitatieplan moet op grond van een wettelijke verplichting jaarlijks worden herzien. Vanwege de herziening van het exploitatieplan die momenteel voorligt, is het gewenst om de hoofdinfrastructuur (zoals die in bestemmingsplan Bedrijvenpark A1 is vastgelegd) te actualiseren. In de voorliggende herziening wordt de hoodinfrastructuur vastgelegd zoals die in de huidige bestekken zijn opgenomen. Alleen de feitelijke wijzigingen tussen de bestemmingen Bedrijventerrein en Verkeer zijn op de plankaart weergegeven. Deze herziening heeft alleen betrekking op een aanpassing van de verbeelding. De bestemmingsregels zijn gelijk gebleven.

De gemeente gaat eerst over tot onwikkeling van het oostelijk deel. Tegelijkertijd met deze herziening van het westelijk is een aparte integrale herziening van het oostelijk deel in procedure gebracht. Hierin zijn meer inhoudelijke wijzigingen opgenomen. Als de gemeente overgaat tot de daadwerkelijke ontwikkeling van het westelijk deel, zal hiervoor te zijner tijd eveneens een integrale herziening in procedure worden gebracht. Nu beperkt deze herziening zich tot de actualisering van de hoofdwegenstructuur.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt ten zuiden van de stad Deventer en rijksweg A1 en ten oosten van de weg Zutphen-Deventer. Aan de zuidzijde ligt het dorp Epse. Het plangebied wordt aan de oostzijde begrensd door de Molbergsteeg (zie paars vierkant hieronder).

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D124b-VG01_0001.png"

Hoofdstuk 2 Planopzet en uitvoerbaarheid

2.1 Planopzet

Deze partiële herziening bestaat uit een toelichting, planregels en een verbeelding. Met deze partiële herziening worden de meest recente en actuele wegprofielen juridisch-planologisch vastgelegd. Er vindt een beperkte wijziging van en uitwisseling plaats tussen de gronden met de bestemmingen Verkeer en Bedrijventerrein. Het uitgeefbaar bedrijventerrein neemt hierdoor beperkt toe.

Alleen de verbeelding is naar aanleiding van deze aanpassing van de wegprofielen aangepast. De toelichting en regels van het (moeder)bestemmingsplan Bedrijvenpark A1 zijn op deze herziening van toepassing. Er zijn geen veranderingen aangebracht in de planregels. Deze partiële herziening moet daarom in samenhang met het bestemmingsplan Bedrijvenpark A1 worden gelezen.

2.2 Ruimtelijke onderbouwing

Deze herziening ziet op een aantal aanpassingen waarbij geen nationale, provinciale, dan wel waterschapsbelangen in het geding zijn. Aangezien het een beperkte aanpassing betreft van de verbeelding door het vastleggen van de actuele hoofdverkeerstructuur, is geen sprake van een grootschalige ontwikkeling. Het effect van deze ontwikkeling op voornoemde aspecten is dan ook minimaal. Kortheidshalve wordt daarom verwezen naar de toelichting op het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark A1'. Hierin is uitvoerig ingegaan op de van toepassing zijnde beleidskaders, behoefte-onderzoeken, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie en archeologie, mobiliteit, water en milieu-aspecten. Hierna wordt wel specifiek ingegaan op de consequenties van deze planherziening voor de waterhuishouding.

2.3 Waterhuishouding

De watertoets is een wettelijke verplichting voor plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij (herziene) ruimtelijke plannen en besluiten met als doel negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor watersystemen te benutten. Relevant beleid Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema Watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "Vasthouden-Bergen-Afvoeren". Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt “stand still - step forward”. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd. Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.

Watertoetstabel

Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces doorlopen dient te worden.

Thema   Toetsvraag   Relevant   Intensiteit  
Veiligheid   1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  
Ja


Nee  
2

2  
Riolering en
Afvalwaterketen  
1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?  
Ja

Ja
Nee  
2
1
1  
Wateroverlast
(oppervlaktewater)  
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden,
beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Ja

Ja

Nee

Ja
 
2
1
1
1  
Oppervlaktewater- kwaliteit   1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?   Ja   1  
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?  
Nee

Ja
Nee  
1
1
1  
Grondwaterkwaliteit   1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee   1  
Inrichting en
beheer  
1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Ja

Ja  
1

2  
Volksgezondheid   1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die
milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen,
spelen, tuinen aan water)?  
Nee

Nee
 
1
1  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Nee
Nee
Nee

Nee  
2
2
1
1  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee   1  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee
 
2  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee   1  

Watertoetsproces

Op basis van de watertoetstabel wordt de conclusie getrokken dat er wel waterbelangen in of nabij het plangebied spelen. Om deze reden is er nader wateradvies ingewonnen bij het waterschap.

Door de inpassing van de actuele hoofdverkeersstructuur krijgt een zeer beperkt gedeelte met de bestemming 'Verkeer' een bedrijfsbestemming. De benodigde waterretentie conform het Waterhuishoudingsplan is gepland op gronden met bestemming 'Groen'. Binnen de bestemming 'Groen' zijn onder meer waterhuishoudkundige voorzieningen, watergangen en waterpartijen toegestaan. Deze gronden met een groenbestemming zijn buiten de hoofdinfrastructuur gelegen en worden door deze planherziening ongemoeid gelaten. De benodigde waterretentie blijft hierdoor gewaarborgd. Geconcludeerd kan worden dat door deze planontwikkeling geen nadelige gevolgen zijn te verwachten voor de waterhuishouding.

Op 4 augustus 2014 heeft vooroverleg plaatsgevonden met het waterschap Rijn en IJssel en het waterschap geeft aan dat er geen waterbelangen in het geding zijn, omdat het om een uitwisseling van verhard oppervlak gaat. Het waterschap kan dus instemmen met dit bestemmingsplan.

Overstromingsrisicoparagraaf 

Het plangebied ligt binnen de dijkring 51: Gorssel. Dit is een wettelijk vastgelegd dijkringgebied, waarbinnen alleen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk zijn indien in het plan voorwaarden worden opgenomen om de veiligheid ook op lange termijn voldoende te waarborgen. Door klimaatveranderingen moeten meer rekening gehouden worden met de gevolgen van een overstroming. Inzet is het voorkomen van slachtoffers (rampenbeheersing) en van economische schade (gevolgenbeperking). In deze overstromingsrisicoparagraaf wordt ingegaan op de risico's bij overstroming en de stand van zaken van maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken. De dijkring betreft een gebied met een risico op overstroming (minder snel en ondiep onderlopende gebieden) en heeft volgens de Waterwet een gemiddeld overschrijdingskans van 1/1250 per jaar. De primaire keringen worden op veiligheid beoordeeld door de beheerders. De Europese richtlijn overstromingsrisico's (2007) verplicht tot het inzetten van drie instrumenten voor een betere bescherming tegen overstromingen: een voorlopige risicobeoordeling (gereed in 2011), kaarten (gereed 2014) en risicobeheersplannen (in werking per 22 december 2015). De richtlijn geldt voor de binnendijkse (dijkringen) en buitendijkse gebieden van de IJssel. Voor woon- en werkgebieden dienen rampenplannen opgesteld te worden. De gemeente Deventer zal de komende jaren samen met de Waterschappen en Rijkswaterstaat de overstromingsrisico's in het dijkringgebied onderzoeken en hiervoor beleid opstellen. Voor 2015 zullen in het kader van het rijksprogramma Ruimte voor de Rivier maatregelen bij Deventer worden uitgevoerd, die bij hoogwater een dalend effect hebben op de waterstand.

Deze bestemmingsplanherziening betreft geen grootschalige ontwikkeling. Het effect van deze ontwikkeling, die een zeer beperkte toename in de verharding tot gevolg kan hebben (Verkeer wordt Bedrijventerrein), op het overstromingsrisico is dan ook minimaal.

2.4 Economische uitvoerbaarheid

Voor het bedrijvenpark A1 is een exploitatieplan opgesteld. Reden hiervoor is dat de grond deels in eigendom van derden is en er niet met alle eigenaren een overeenkomst is gesloten over het verhalen van de kosten en de eisen die de gemeente stelt aan het ontwikkelen van het bedrijventerrein.

In het exploitatieplan is onder andere aangegeven wat de kosten voor het ontwikkelen van het gebied zijn en hoe deze kosten worden gedekt. In het geval van Bedrijvenpark A1 is dit vooral door verkoop van grond en het verhalen van kosten op de grondeigenaren. Daarnaast zijn er subsidies, waaronder de bijdrage Spoorse Doorsnijdingen, en gemeentelijke bijdragen. Hiermee wordt het bestemmingsplan financieel uitvoerbaar. De onderbouwing hiervan is opgenomen in het exploitatieplan.

2.5 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder e van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat een beschrijving dient te worden opgenomen van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Inspraak

Deze herziening is niet voor inspraak ter inzage gelegd. Het plan is overeenkomstig het vastgesteld ruimtelijk beleid. Uiteraard blijft de mogelijkheid bestaan om een zienswijze in te dienen op het ontwerpbestemmingsplan.

Vooroverleg

Het zogenaamde "moederplan", bestemmingsplan Bedrijvenpark A1, is in het kader van het verplichte vooroverleg conform artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening onder andere voorgelegd aan provincie Overijssel en Waterschap Rijn en IJssel. Genoemde instanties konden instemmen met het moederplan. Daarbij valt deze actualisatie binnen de provinciale vrijstellingslijst van Gedeputeerde Staten van Overijssel en kan nieuw vooroverleg achterwege blijven. Op 4 augustus 2014 heeft vooroverleg plaatsgevonden met het waterschap Rijn en IJssel.

Omtrent het vooroverleg met het Rijk kan gemeld worden dat voor het onderhavige plan geen nationale belangen in het geding zijn. Op 1 januari 2012 is de VROM-Inspectie samengevoegd met de Inspectie V&W tot de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT heeft geen adviserende en coördinerende rol met betrekking tot de advisering op voorontwerp ruimtelijke plannen. Dit heeft als gevolg dat gemeenten na 1 januari 2012 geen gecoördineerd rijksadvies op een voorontwerpplan meer ontvangen. De VROM-Inspectie reageert vanaf januari inhoudelijk niet meer op nieuw toegezonden plannen.