De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. spoorwegen en de daarbij behorende bermen, bruggen, taluds en spoorwegovergangen;
b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, (ontsluitings)wegen en water.
19.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen uitsluitend seinhuisjes, transformatorstations, onderstations, schakelstations, relaishuisjes, wachtruimtes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
b. de oppervlakte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 150 m² per gebouw;
c. de goothoogte bedraagt ten hoogste 4,5 m;
d. de bouwhoogte van masten en portalen bedraagt ten hoogste 10 m;
e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.