Plan: | Buitengebied Deventer |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0150.D125-VG02 |
In 2002 is de Wet ammoniak en veehouderij aangenomen door de Tweede Kamer.
In deze wet zijn regels neergelegd betreffende de ammoniakemissie voor veehouderijen met bijbehorende dierenverblijven. Op grond van de Wet ammoniak en veehouderij worden specifiek de voor verzuring gevoelige gebieden, die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur, beschermd.
Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden.
De nieuwe wet bepaalt op welke manier geur (stank) van veehouderijen in de milieuvergunning moet worden beoordeeld. Het is mogelijk dat de gemeente een geurverordening vaststelt om van de wettelijke geurnormen af te wijken.
In de Wet geurhinder en veehouderij is een geurgevoelig object een gebouw dat bestemd is voor permanent wonen of verblijf (ongeacht of dat door dezelfde personen wordt gebruikt of door verschillende, zoals bij recreatiewoningen).
Het beoordelingskader is als volgt:
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom.
Voor geurgevoelige objecten die onderdeel uitmaken van een andere veehouderij (zoals bijvoorbeeld een bedrijfswoning of nevenactiviteit) gelden niet de in de tabel genoemde maximale geurbelastingen, maar de minimale afstanden van 100 m binnen de bebouwde kom en 50 m buiten de bebouwde kom.
Tabel 13.4 Geldende waarden/afstanden intensieve veehouderij
concentratie- gebied |
niet- concentratie- gebied |
afstand buitenzijde dierenverblijf tot buitenzijde geurgevoelig object | ||
binnen bebouwde kom | diercategorieën Rgv | max. 3 ouE/m³ |
max. 2 ouE/m³ | min. 50 m |
andere diercategorieën | min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | ||
buiten bebouwde kom |
diercategorieën Rgv | max. 14 ouE/m³ | max. 8 ouE/m³ | min. 25 m |
andere diercategorieën | min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object | min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object |
Landbouwbedrijven
Het Besluit landbouw milieubeheer (Blm) is van toepassing op melkrundveehouderijen, akkerbouw- en tuinbouwbedrijven met open grondteelt, gemechaniseerde loonbedrijven, paardenhouderijen, kinderboerderijen, kleinschalige veehouderijen, witloftrekkerijen, teeltbedrijven met eetbare paddenstoelen, spoelbassins en opslagen van vaste mest.
Het Blm bevat voorwaarden die bepalen of een inrichting wel of niet onder het Blm valt. Deze voorwaarden hebben onder andere betrekking op het aantal dieren, de afstand tot een kwetsbaar gebied, de afstand tot gevoelige objecten en de aard en capaciteit van stoffen die worden op- en overgeslagen. Indien niet aan de minimale afstanden wordt voldaan, is het bedrijf Wm-vergunningplichtig. De minimale afstanden zijn weergegeven in de onderstaande tabel. Naast de in de tabel genoemde afstanden gelden minimale afstanden tot opslagen van mest, afgedragen gewassen en dergelijke.
Tabel 13.5 Minimale afstanden landbouwbedrijven
inrichting waar landbouwhuisdieren worden gehouden | inrichting waar geen landbouwhuisdieren worden gehouden | |
min. afstand tot objecten cat. I en II | 100 m | 50 m |
min. afstand tot objecten cat. III, IV en V | 50 m | 25 m |
Dit besluit vervalt naar verwachting medio 2011 en zal opgaan in het zogenaamde Activiteitenbesluit. Van de voorgenomen wijziging van het Activiteitenbesluit is op 31 december 2010 een voorpublicatie verschenen. Met deze wijziging zal qua geur aansluiting gezocht worden bij de Wet geurhinder en veehouderij. De in de tekst aangehaald geurindeling, zoals aangegeven in tabel 13.5 op basis van 'oude' geurrichtlijnen, komt dan te vervallen.
Om deze reden is in dit bestemmingsplan aansluiting gezocht bij de normen uit de Wet geurhinder en veehouderijen. Binnen de bebouwde kom moet 100 m worden aangehouden. Buiten de bebouwde kom 50 m voor geurgevoelige objecten.
Agrarische bestemmingen waarvan uit toetsing door de gemeente is gebleken dat sprake is van een bedrijfsomvang van minder dan 10 Nederlandse grootte-eenheden (Nge) hebben een woonbestemming gekregen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' (sw-vbb). Deze 'nieuwe' woonbestemmingen worden ingevolge artikel 14, lid 2 van de Wet geurhinder en veehouderij, in het kader van de VAB-regeling, qua geurbescherming gelijkgesteld aan een agrarische bedrijfswoning.
Voor nieuwe geurgevoelige bestemmingen (nieuwe woningen), dient minimaal een afstand van 50 m buiten de bebouwde kom in acht genomen te worden ten opzichte van agrarische bedrijven van derden.
Onderzoek en conclusie
In de bestemmingsregeling zijn afstandseisen en voorwaarden opgenomen ten behoeve van de afstemming tussen agrarische bedrijven en omliggende gevoelige functies (zoals woningen). Op die manier wordt voorkomen dat:
Gemeentelijk geurbeleid
Ten aanzien van het opstellen van gemeentelijk geurbeleid is in opdracht van de provincie Overijssel door Alterra Wageningen een 'Quick Scan geurbelasting provincie Overijssel' uitgevoerd. Het onderzoek is bedoeld om antwoorden te kunnen geven of het opstellen van een gebiedsvisie en afwijken van de landelijke geurnormen gewenst is. De hoofdconclusies uit het Alterra-onderzoek zijn:
Voor het planMER-traject voor het bestemmingsplan Buitengebied zijn tevens geuremissiemodellen opgezet op basis van vergunde dieraantallen. Ook dit onderzoek geeft niet direct aanleiding te veronderstellen dat aangepast geurbeleid noodzakelijk is.
Gelet op de uitkomst van deze onderzoeken, er weinig geurklachten bekend zijn, de landbouwbedrijven nog ontwikkelruimte hebben en het eenzijdig aanpassen van normen voor enkel gemeentelijke ontwikkelingen niet opportuun is, is door de gemeente geen geurverordening opgesteld.
Onderzoek en conclusie
In de bestemmingsregeling zijn afstandseisen en voorwaarden opgenomen ten behoeve van de afstemming tussen agrarische bedrijven en omliggende gevoelige functies (zoals woningen) door als criterium op te nemen dat nieuwe ontwikkelingen milieuhygiënisch inpasbaar moeten zijn. Op die manier wordt voorkomen dat: