3.2 Zonering op basis van inventarisatie, analyse en vigerend plan
De eerste invalshoek levert een viertal zones op, die in belangrijke mate overeenkomen met de zonering van het vigerende plan:
-
1. Agrarisch gebied (A);
-
2. Agrarisch gebied met landschappelijke waarden (Al);
-
3. Agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarden (Anl);
-
4. Natuur (N).
Vanwege hun specifieke kenmerken en (landschappelijke) kwaliteiten, wordt hier een nuance aan toegevoegd: de essen.
De ontwikkelingsmogelijkheden binnen de bovengenoemde zonering zijn als volgt.
- Binnen de zone 'Agrarisch gebied' krijgt de landbouw in beginsel de ruimte om zich in de door haar gewenste richting te ontwikkelen, zonder dat daarbij een voorkeur geldt voor bepaalde vormen van landbouw. Binnen deze zone komen gebieden voor met lokale waarden, die om een zekere mate van bescherming vragen.
- De zone 'Agrarisch gebied met landschappelijke waarden' bevat de gronden met hoofdzakelijk agrarisch gebruik, die tevens landschappelijke waarden bezitten. Het betreft hier onder meer gebieden met veel reliƫf, zoals de essen in het plangebied. Daarnaast vallen ook de gebieden met een karakteristieke openheid binnen deze zone. Hier dient het agrarische gebruik mede afgestemd te worden op de aanwezige landschapswaarden. De aanwezige natuur- en landschapswaarden maken het agrarische hoofdgebruik echter niet onmogelijk, ze zijn zelfs mede afhankelijk van de instandhouding van dit gebruik, maar kunnen wel extra beperkingen aan het agrarische gebruik opleggen. Bescherming van deze waarden wordt via een aantal gebruiksverboden en omgevingsvergunningen voor werken gewaarborgd. Tevens zal bij ontwikkelingen getoetst worden aan behoud en ontwikkeling van de hier voorkomende landschappelijke kwaliteiten.
- In de zone 'Agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarden' zijn naast agrarische belangen ook duidelijke landschappelijke en natuurwetenschappelijke belangen aanwezig. Het betreft de gebieden met een grote afwisseling van landbouwgronden met beplantingselementen en bosgebiedjes. Kenmerkende landschapselementen in deze gebieden zijn veel voorkomende houtwallen en -singels, steilranden en zandwegen. De natuurlijke waarde van deze gebieden hangt voor een groot deel samen met deze landschapselementen. Ook waterlopen, met de daarbij horende landschapselementen en vegetatiesoorten, zijn karakteristiek voor deze gebieden. Ook binnen deze gebieden geldt dat bescherming van de aanwezige waarden via een aantal gebruiksverboden en omgevingsvergunningen voor werken gewaarborgd wordt en dat die kwaliteiten betrokken worden in de toetsing.
- Binnen de zone 'Natuur' vallen de bestaande bos- en natuurgebieden. Ook gronden die onlangs in bezit zijn gekomen bij een natuurbeherende organisatie hebben de bestemming 'Natuur' gekregen, voor zover er geen sprake is van langlopende pachtcontracten en wanneer tevens voorzien kan worden dat de natuurontwikkeling op korte termijn gerealiseerd wordt. Het beleid is hier zoveel mogelijk gericht op behoud en herstel van natuurlijke, landschappelijke en aardkundige waarden, desgewenst in combinatie met extensief agrarisch gebruik, houtproductie en -oogst en recreatief medegebruik.
Ook realisatie van nieuwe natuur wordt mogelijk gemaakt. Zolang gronden nog niet zijn verworven en/of de nieuwe natuur nog niet is gerealiseerd, geldt hier een agrarische bestemming met landschaps- of natuur- en landschapswaarden. Er is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee op vrijwillige basis de agrarische gronden kunnen worden omgezet in de bestemming 'Natuur'.
De essen vormen een bijzondere landschappelijke verschijningsvorm binnen de verschillende zones, waarvan de kenmerken zoveel mogelijk behouden moeten blijven. Met name het behoud van de landschappelijke openheid vraagt om extra sturing in het bestemmingsplan. Bij ontwikkelingen wordt extra aandacht gevraagd voor behoud van deze landschappelijke kenmerken.
Niet alleen zijn de ontwikkelingsmogelijkheden afhankelijk van de zonering, ook de kwaliteitseisen die aan ontwikkelingen worden gesteld verschillen per zone; hoe kwetsbaarder het gebied, des te belangrijker compensatie van kwaliteit is. De mate waarin kwaliteitsverbetering moet plaatsvinden, wordt getoetst aan het Landschapsontwikkelingsplan.