Plan: | Spijkvoorderenk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0150.D126-VG01 |
Historische activiteiten
In het plangebied bevinden zich ter plaatse van de Oerdijk 114 (voormalige boerderij) bovengrondse en ondergrondse brandstoftanks. De opslag van brandstof is verdacht voor verontreiniging.
Voor de locatie Oerdijk 114a is in 1986 een vergunning afgegeven voor de opslag van droge mestsoorten (maximaal 500 m3). In 2001 is een melding “Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer” ingediend. Uit de melding blijkt dat op de locatie een bovengrondse tank voor de opslag van afgewerkte olie is. De tank bevindt zich in de schuur die is gelegen binnen het plangebied.
Nabij de Willem Witsenstraat is een gronddepot ingericht. In het depot wordt grond opgeslagen die binnen het gebied “Vijfhoek” mag worden toegepast. Vanwege het mogen toepassen van de grond in het gebied is deze locatie niet verdacht voor een bodemverontreiniging.
Bodemonderzoeken
Op de locatie Oerdijk 114 is een bodemonderzoek uitgevoerd. Bij dit onderzoek is aandacht besteed aan de bovengrondse en voormalige ondergrondse tanks. Hierbij is zintuiglijk en analytisch geen olie aangetroffen.
In het gebied Spijkvoorderenk is ter plaatse van een beperkt aantal locaties een bodemonderzoek uitgevoerd. Lokaal zijn in de bovengrond lichte bijmengingen met puin aangetroffen. Analytisch is in de bovengrond lokaal een licht verhoogd gehalte aan koper aangetoond. In de ondergrond zijn, van de geanalyseerde parameters, geen gehalten aangetoond boven de streefwaarden. In het grondwater is lokaal een matig verhoogd gehalte aan nikkel aangetoond en zijn lokaal licht verhoogde gehalten aan zware metalen arseen, chroom, nikkel, koper en/of zink aangetoond. Het aangetoonde gehalte aan nikkel is naar verwachting van nature aanwezig. De aangetoonde gehalten vormen geen aanleiding voor nader onderzoek en/of (sanerings)maatregelen.
Vervolg
Op de locatie Oerdijk 114a vindt opslag plaats van afgewerkte olie in een bovengrondse tank. De tank bevindt zich in de schuur binnen het plangebied Spijkvoorderenk. Ter plaatse van de tank is een onderzoek nodig.
De verdachte activiteiten op de locatie Oerdijk 114 hebben, op basis van bodemonderzoek, geen verontreiniging veroorzaakt.
Het overige deel van het plangebied is niet verdacht voor verontreiniging. Op de locaties die niet verdacht zijn voor bodemverontreiniging, is op basis van de handreiking voor ruimtelijke plannen van de provincie geen bodemonderzoek nodig.
Voor de nieuwbouw van woningen is op basis van het Bouwbesluit een bodemonderzoek conform de NEN-5740 nodig. Deze onderzoeken zullen in de toekomst uitgevoerd worden op het moment dat er een aanvraag voor een bouwvergunning wordt ingediend.
Voor de geprojecteerde woningen (gevoelige bestemmingen) in het plangebied heeft Goudappel Coffeng een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd getiteld: 'actualisatie akoestisch onderzoek Spijkvoorder Enk' (nr. DVT352/dtd/1542, d.d. 31 augustus 2009)'. Goudappel Coffeng heeft dit onderzoek opnieuw geactualiseerd op basis van het geactualiseerde stedenbouwkundig plan: 'actualisering akoestisch onderzoek Spijkvoorderenk (nr. DVT383/Kzj/1606, d.d. 12 mei 2010)'.
Volgens de Wet geluidhinder dient bij nieuwe of gewijzigde situaties onderzoek te worden gedaan naar de effecten op verkeerslawaai. In het geval van Spijkvoorderenk is in het verleden akoestisch onderzoek uitgevoerd voor wegverkeerslawaai. Sindsdien zijn enkele wijzigingen in het plan doorgevoerd en zijn er nieuwe inzichten ten aanzien van de verkeersprognoses. Dit is aanleiding voor een gewenste actualisering van het akoestische deel van de eerder uitgevoerde onderzoeken.
De conclusies van het laatste akoestische onderzoek zijn als volgt:
In het kader van goede ruimtelijke ordening zijn de geluidseffecten van de ontsluitingsweg (30 km/h-weg) beschouwd. Uit de berekeningen blijkt dat de voorkeursgrenswaarde waaraan gerefereerd wordt als zijnde ‘in elk geval acceptabel’, van 48 dB op 2 waarneempunten overschreden wordt, beide gesitueerd op de gebouwen van de basisschool (en de bijbehorende aanvullende voorzieningen). De maximale geluidsbelasting bedraagt 54 dB.
De verkeerssituatie op de Oerdijk en op de Leonard Springerlaan heeft tot gevolg dat de geluidsbelastingen op geluidgevoelige bestemmingen worden overschreden. De geluidsbelasting op de nieuwe woningen bedraagt voor de Leonard Springerlaan maximaal 56 dB en voor de Oerdijk maximaal 51 dB. Deze waarden blijven wel onder de maximale ontheffingswaarde.
De geluidsbelastingen kunnen worden gereduceerd door het treffen van maatregelen. Na toepassing van een geluidreducerende asfaltsoort uit de categorie dunne deklagen B (conform CROW-publicatie 200) komen langs de Oerdijk geen overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde meer voor. Langs de Leonard Springerlaan wordt het aantal waarneempunten met een overschrijding gereduceerd tot 8 punten. Geluidswering tussen bron en ontvanger is vanuit landschappelijk/stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk.
Afhankelijk van de afweging van de gemeente om wel of geen geluidreducerende maatregelen te treffen, dan wel het uitvoeren van gevels als zijnde dove gevels, moet(en) voor de basisschool (en de bijbehorende aanvullende voorzieningen) en/ of enkele woningen binnen de geluidszone van de Oerdijk ontheffing naar hogere grenswaarden worden aangevraagd bij het college van B&W.
Wet milieubeheer
Het op te richten schoolgebouw vormt geen beperking voor bestaande inrichtingen in de omgeving van het plangebied.
De school zelf is ook een inrichting en heeft een richtafstand van 30 m voor geluid zoals vermeld in de publicatie Bedrijven en Milieuzonering van de VNG. In de voorkeursvariant vallen enkele woningen binnen deze richtafstand. Uitgaande van deze geluidsruimte, ligt de 50 dB(A) contour op 18 m. De dichtstbijzijnde woningen liggen binnen deze contour.
In het wijzigingsbesluit van het Activiteitenbesluit van 2 maart 2009 is thans opgenomen dat het stemgeluid van kinderen op het open terrein van een gebouw voor primair onderwijs, in de periode vanaf een uur voor aanvang van het onderwijs tot een uur na beëindiging van het onderwijs, niet wordt beoordeeld. Dat wil zeggen dat stemgeluid alleen in de ruimtelijke afweging een aandachtpunt is.
In het kader van goede ruimtelijke ordening is desondanks ook de geluidsuitstraling ten gevolge van stemgeluid van spelende kinderen onderzocht. Er wordt vanuit gegaan dat er circa 500 kinderen op de speelplaats aanwezig zijn in de pauzes. Hierbij wordt uitgegaan van 1 uur in de dagperiode. Uitgebreide geluidsmetingen van de Milieudienst Zuidoost Utrecht hebben aangetoond dat voor spelende kinderen een bronvermogen van 115 dB(A) kan worden aangehouden. De contour is berekend op 1,5 m hoogte voor de dagperiode. Uit de contouren blijkt dat de geluidsbelasting zonder maatregel op de dichtstbijzijnde woningen meer dan 60 dB(A) bedraagt en met akoestische maatregelen maximaal 55 dB(A).
Een aanvullend ruimtelijk argument voor het plan is het sociale aspect; de school kan door omwonenden in de gaten worden gehouden. Daarnaast is de school open in dagperiode wanneer de meeste bewoners aan het werk zijn (starterswoningen). In de avondperiode is de binnenplaats dan een 'rustige plek' aangezien deze is afgeschermd van de omgeving.
In de regels van dit bestemmingsplan is door middel van een voorwaardelijke verplichting geregeld dat de bouwvergunning voor de woningen naast de school eerst mag worden verleend indien uit dezelfde aanvraag om bouwvergunning blijkt dat de geluidwerende muur (die op de verbeelding is aangeduid) wordt gerealiseerd.
Door middel van deze regeling kan er een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd en is er mitsdien sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Goudappel Coffeng heeft voor het plangebied onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit (nr. DVT352/Cps/1543, d.d. 31 augustus 2009). Het betreft een actualisatie van een eerder uitgevoerd onderzoek naar de luchtkwaliteit in Spijkvoorderenk.
De luchtkwaliteit is berekend met gebruikmaking van het rekenmodel CAR II, versie 8.0 op basis van de verkeersintensiteiten voor het jaar 2011 en 2015 (ontleend aan het verkeersmodel voor 2020), de emissieparameters en achtergrondprognoses voor 2004 en 2010. De resultaten zijn vervolgens getoetst aan de grenswaarden zoals die nu en vanaf 2010 gelden. Het onderzoek naar de luchtkwaliteit richt zich met name op de grenswaarden van stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In de berekeningen zijn tevens de concentraties van benzeen (C6H6), koolmonoxide (CO) en zwaveldioxide (SO2) bepaald.
Resultaten stikstofdioxide (NO2)
Uit de rekenresultaten blijkt ten eerste dat de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie van 200 µg/m3 niet wordt overschreden. Toetsing aan de grenswaarden leert dat in het planjaar 2011 de concentraties langs de Leonard Springerlaan met maximaal 22,6 µg/m3 onder de grenswaarde van 40 µg/m3 blijven. Ook voor het onderzoeksjaar 2015 blijven de concentraties onder de grenswaarde van 40 µg/m3.
Resultaten fijn stof (PM10)
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat in het planjaar 2011 de concentratie langs de Leonard Springerlaan maximaal 20,6 µg/m3 bedraagt. In het planjaar 2015 is de jaargemiddeldeconcentratie maximaal 20,1 µg/m3.
Het aantal dagen dat sprake is van een overschrijding van de grenswaarde voor het uurgemiddelde van 50 µg/m3 blijft beneden de grenswaarde van 35 dagen per jaar. In het planjaar 2011 bedraagt het aantal overschrijdingsdagen maximaal 9. In 2015 bedraagt het aantal overschrijdingsdagen maximaal 6.
De grenswaarden zoals deze gesteld zijn voor het aspect luchtkwaliteit worden niet overschreden. Hiermee wordt voldaan aan de normen ten aanzien van de lokale luchtkwaliteit.
Er bevindt zich in de directe omgeving van het plangebied twee veehouderijen met een geurhindercontour op basis van het Besluit Landbouw die zich uitstrekt tot in het plangebied, de boerderijen aan de Oerdijk 87a. Door een verbouwing zijn de emissiepunten van de stal naar achteren verplaatst waardoor de geurhindercontouren niet meer over de bouwvlakken in het plangebied heen liggen.
De risiconormen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in het “Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen” (Bevi). In dit besluit zijn milieukwaliteitseisen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. De bij het besluit behorende ministeriële regeling “Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen” (Revi) werkt de afstanden, de referentiepunten en de wijze van berekenen van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico verder uit ter uitvoering van het Bevi. Op 3 april 2007 is de Regeling tot wijziging van de Revi gepubliceerd. De wijziging is op 1 juli 2007 in werking getreden en heeft onder andere betrekking op de gewijzigde afstanden voor bestaande LPG tankstations. Daarnaast zijn de Handreiking Verantwoording Groepsrisico van VROM en de Handleiding externe veiligheid inrichtingen hulpmiddelen voor de wijze waarop volgens het Bevi met externe veiligheidsrisico's moet worden omgegaan relevant.
Het Bevi verplicht het bevoegd gezag op basis van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening om veiligheidsafstanden aan te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. In het besluit zijn gevoelige objecten gedefinieerd als kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.
Plaatsgebonden risico (PR)
In het Bevi zijn normen opgenomen voor de kans dat één persoon buiten het inrichtingsterrein overlijdt als gevolg van een calamiteit bij het bedrijf (plaatsgebonden risico).
Groepsrisico (GR)
In het Bevi zijn normen opgenomen voor de kans dat meerdere personen buiten het inrichtingsterrein overlijden als gevolg van een calamiteit bij het bedrijf (groepsrisico). Voor het groepsrisico wordt een oriëntatiewaarde gegeven en geldt voor nieuwe situaties een verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag.
Om de risico's ter plaatse van het plangebied te achterhalen is de provinciale risicokaart geraadpleegd. Het plangebied is gelegen in een bestaande woonomgeving. Op onderstaande uitsnede van de risicokaart zijn geen risicovolle inrichtingen te zien in de directe nabijheid van het plangebied.
Bron: www.risicokaart.nl (alle rode symbolen zijn relevant in het kader van de externe veiligheid. Alle groene symbolen zijn gevoelige objecten).
Tevens is de Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen (Ministerie van Verkeer en Waterstaat - Adviesdienst Verkeer en Vervoer (RWS – Avv), Aviv, d.d. maart 2003) geraadpleegd. Aan de westzijde van het plangebied bevindt zich op de provinciale weg N348 waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De afstand tot de eerste woning binnen de plangrens bevindt zich op meer dan 200 m vanaf de N348. Daarom hoeft niet aan de circulaire Risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen te worden getoetst. Ook is de Risicoatlas spoor (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rws-Avv, DHV Milieu & Infrastructuur, d.d. 13 juni 2001) geraadpleegd. Het plangebied ligt niet aan een transportroute voor gevaarlijke stoffen.
Ten noorden en ten westen van het plangebied lopen hoogspanninglijnen. Op 3 oktober 2005 heeft VROM schriftelijk de gemeenten geadviseerd over het te voeren beleid met betrekking tot gezondheidsrisico's afkomstig van hoogspanningslijnen. Het advies luidt om bij de vaststelling van bestemmingsplannen, dan wel bij wijzigingen in bestaande plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen (0 tot 15 jaar) langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbij het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla (µT). Er wordt bij gemeentelijke planvorming rekening gehouden met dit VROM-advies.
Het oprichten van woningen betreft in relatie tot het VROM-advies een nieuwe situatie. De nieuwe woningen worden niet binnen de 'indicatieve zone' volgens de netkaart van VROM (50 m) opgericht. Daarom hoeft niet de 'specifieke zone' te worden berekend.
Er zijn geen buisleidingen in en in de directe omgeving om het plangebied aanwezig.
Omdat het plangebied slechts via één route ontsloten is, wordt een 2e (calamiteiten-) ontsluitingsroute aangelegd via een bestaand erf van Oerdijk 114a.
Het aspect externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.
Van oorsprong is Spijkvoorderenk een overwegend agrarisch gebied met de gebruikelijke buitengebiedactiviteiten. In de nieuwe situatie wordt Spijkvoorderenk een woongebied; de bedrijfsmatige activiteiten in het plangebied zijn of worden opgeheven.
In de omgeving van het plangebied zijn op basis van het milieuvergunningensysteem de volgende bedrijven geïnventariseerd:
Uit het bovenstaande blijkt dat er geen milieuhindercontouren meer zijn die over het plangebied heen lopen. Derhalve vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor de voorgenomen realisatie van de woonwijk Spijkvoorderenk.