direct naar inhoud van 5.2 Milieu-aspecten
Plan: Actualisering overige bestemmingsplannen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D137-0001

5.2 Milieu-aspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de volgende milieukundige aspecten van belang, te weten:

  • bedrijven en milieuzonering;
  • geluid;
  • bodemkwaliteit;
  • luchtkwaliteit;
  • risico/veiligheid;
  • ecologie;
  • duurzaamheid.
5.2.1 Bedrijven en milieuzonering
5.2.1.1 Inleiding

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Deventer de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Dit bestemmingsplan bevat op basis van deze uitgave een Staat van bedrijfsactiviteiten, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. Onderstaande tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

milieucategorie   richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk   richtafstand tot omgevingstype gemengd  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3   50 m   30 m  
4   200 m   100 m  
5   500 m   300 m  
6   1.500 m   1.000 m  

Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen gebieden met functiemenging zijn er milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn of worden gesitueerd. Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Hiernaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, deze Wet en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder.

5.2.1.2 Bestaande situatie

In geval van een conserveren van de bestaande plansituatie is actualisatie en verantwoording van de categorie-indeling niet noodzakelijk. Bestaande situaties hoeven bij het vaststellen van een bestemmingsplan niet getoetst te worden.

De in dit bestemmingsplan opgenomen bedrijven worden conserverend bestemd. Ook de horeca en detailhandensbedrijven krijgen een passende bestemming. Er wordt planologisch geen nieuwvestiging mogelijk gemaakt. De bedrijven zijn veelal ingedeeld in milieucategorie 1 en 2, waarbij een beperkte invloed geldt voor de directe woonomgeving. Mogelijke overlast wordt voldoende beperkt door de voorschriften op grond van de Wet milieubeheer.

5.2.1.3 Nieuwe ontwikkelingen

Indien er spake zal zijn van nieuwe ontwikkelingen zal milieuzonering plaatsvinden om voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds te garanderen. Dat is in dit bestemmingsplan niet aan de orde.

5.2.2 Geluid
5.2.2.1 Inleiding

Geluid kan hinderlijk zijn en de gezondheid schaden. De Wet geluidhinder stelt daartoe voorkeursgrenswaarde en een maximale grenswaarde voor wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai.

5.2.2.2 Wettelijk kader

De gewijzigde Wet geluidhinder is op 1 januari 2007 van kracht geworden. Eén van de belangrijkste wijzigingen is dat in plaats van op basis van een maatgevende periode van het etmaal (dag of nacht, de LAeq), nu een berekening van de geluidsbelasting wordt bepaald als gemiddelde over de dag, avond en nacht, de Lden.

In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat alle wegen een geluidszone hebben. Dit is de zone langs een weg waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd.

Uitzondering hierop zijn de wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/h.

De breedte van de zone hangt af van het aantal rijstroken en de ligging van de weg in stedelijk dan wel buitenstedelijk gebied.

Bestaande situaties

Bestaande situaties hoeven niet getoetst te worden bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De feitelijke of toekomstige geluidbelasting speelt juridisch geen rol bij het opnieuw vaststellen van bestaande situaties binnen het plangebied. De regels voor geluid in de woning zijn opgenomen in het Bouwbesluit. Voor bestaande woningen met een te hoge geluidbelasting bestaat er een saneringsregeling. Hiervoor komen alleen woningen in aanmerking die in 1986 vanwege het geluidsaspect wegverkeer een te hoge geluidbelasting ondervonden.

Nieuwe ontwikkelingen

Volgens de Wet geluidhinder dient bij de realisatie van een nieuwe weg en/of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszones van de wegen, onderzoek plaats te vinden naar de geluidsbelasting op de geluidsgevoelige bestemmingen.

5.2.2.3 Conclusie

Wegverkeerslawaai

Gezien het feit dat dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen (i.c. nieuwe woningen, scholen, etc.) mogelijk maakt die binnen de wettelijke onderzoekszone van gezoneerde wegen zijn geprojecteerd, zijn op dit punt geen akoestisch relevante zaken te melden.

Railverkeerslawaai

Delen van het plangebied liggen binnen de geluidszones van de spoorlijnen Deventer - Almelo, Deventer - Zwolle en Deventer - Zutphen. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk die binnen de wettelijke onderzoekszone zijn geprojecteerd. Akoestisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

5.2.3 Bodem
5.2.3.1 Inleiding

In het kader van een bestemmingsplan is inzicht nodig in de algemene milieukwaliteit van bodem en grondwater. Daarbij gaat het om:

  • Verdachte activiteiten die in het plangebied hebben plaatsgevonden (vergunningen die zijn verleend, informatie over historische gegevens, te raadplegen via de milieuatlas van de gemeente Deventer (http://www.deventer.nl/bewoners/leefomgeving/milieu/milieuatlas-1).
  • Nieuwe ontwikkelingen waarvoor minimaal een historisch onderzoek nodig is. Indien een locatie van functie wijzigt en ter plaatse een voor bodemverontreiniging verdachte activiteit is uitgevoerd, is een bodemonderzoek conform de NEN-5740 nodig. Uit het onderzoek blijkt of de locatie geschikt is voor het toekomstige gebruik of aanvullende bodemwerkzaamheden (onderzoek en/of sanering) nodig zijn. Voorafgaand aan nieuwbouw kan in het kader van het Bouwbesluit nodig zijn om een onderzoek conform de NEN-5740 uit te voeren.

Voor conserverende bestemmingsplannen dient, op grond van het provinciaal beleid en programmering voor de ondergrond, minimaal een historisch onderzoek te worden uitgevoerd. Dit betekent controle van het bodeminformatiesysteem en het geven van een samenvatting van de bodemgegevens.

5.2.3.2 Rivierenwijk

Voor het plandeelgebied Rivierenwijk is een historisch onderzoek (Acorius, projectcode AD507RE01, d.d. 10 maart 2008, BIScode 1683-01) uitgevoerd. In het kader van de toekomstige herinrichtingsplannen is geadviseerd om op een aantal voor bodemverontreiniging verdachte locaties een bodemonderzoek uit te voeren. De locaties zijn benoemd in het historisch onderzoek. Bij een conserverende bestemming is geen bodemonderzoek nodig.

5.2.3.3 Park Zandweerd

De locatie van de voormalige ijsbaan is ingericht als speelterrein en moestuin (Transition Town). Vanwege dit gebruik is een bodemonderzoek uitgevoerd (Hunneman Milieu-Advies, projectnummer 2011318, mei 2011). Bij dit onderzoek en overige onderzoeken binnen dit gebied zijn in de grond en in het grondwater maximaal licht verhoogde gehalten aangetoond. De aangetoonde gehalten vormen geen belemmering en/of risico's met betrekking tot het geplande gebruik van de locatie.

5.2.3.4 Brinkgreven

Binnen dit gebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd voor bouwvergunningen, milieuvergunningen en bij verdachte locaties. Econsultancy heeft in opdracht van Dimence een vooronderzoek (project 11015032) uitgevoerd op het terrein van Dimence, locatie "Brinkgreven". Het terrein is het werkgebied van verschillende diensten op het gebied van geestelijke gezondheidszorg. Hiertoe bevinden zich verspreid over het terrein diverse gebouwen en voorzieningen.

Er is sprake van twee deellocaties waar op basis van onderzoek is gebleken dat de bodemkwaliteit een belemmering kan betekenen voor toekomstige herontwikkeling op het terrein:

  • voormalige tanklocatie L nabij gebouw 19 (lichte minerale olie-verontreiniging);
  • waterbodem van twee vijverpartijen (slib van klasse 2 en 3-kwaliteit).

In het kader van de toekomstige herinrichtingsplannen is geadviseerd om op een aantal voor bodemverontreiniging verdachte locaties een bodemonderzoek uit te voeren. De locaties zijn weergegeven in het historisch onderzoek. Voor dit conserverende bestemmingsplan is geen onderzoek nodig.

5.2.3.5 Driebergenbuurt en Rode Dorp

Verspreid over het hele plandeelgebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd voor bouwvergunningen, grondtransacties, milieuvergunningen en bij verdachte locaties. Hierbij zijn in de grond licht verhoogde gehalten aangetoond en lokaal matig verhoogde gehalten aan koper, lood, zink en/of PAK en op een enkele locatie een sterk verhoogd gehalte met arseen aangetoond. Het verhoogde gehalte aan arseen is naar verwachting van nature aanwezig. De overig verhoogde gehalten zijn naar verwachting het gevolg van historische activiteiten in het plandeelgebied.

Voor dit conserverende bestemmingsplan is geen verder onderzoek nodig.

5.2.3.6 Dortherbeek

Ter plaatse van deze delen nabij de Dortherbeek zijn geen bodemonderzoeken uitgevoerd.

5.2.3.7 Gebied ten zuiden van de Sportvelden Diepenveen

In de periode 2006/2007 zijn op de locatie een aantal bodemonderzoeken uitgevoerd. Bij de onderzoeken zijn in de grond geen gehalten aangetoond boven de streefwaarden. Wel is een verhoogd EOX-gehalte aangetroffen. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan zware metalen aangetoond. De aangetoonde gehalten overschrijden de streefwaarden en vormen geen aanleiding voor aanvullend onderzoek en/of maatregelen. De locatie is geschikt voor de huidige bestemming.

5.2.3.8 Tankstation Texaco

Op de locatie bevindt zich een tankstation. In 2004 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd en de afgelopen jaren zijn grondwatermonitoringen uitgevoerd. Hierbij zijn in grond/grondwater licht tot lokaal een matig verhoogde gehalten aan zware metalen, minerale olie en/of vluchtige aromaten aangetoond.

Voor dit conserverende bestemmingsplan is geen verder onderzoek nodig.

5.2.3.9 Westenberg

Verspreid over het hele plandeelgebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd voor bouwvergunningen, grondtransacties, milieuvergunningen en bij verdachte locaties. Hierbij zijn in de grond licht verhoogde gehalten aangetoond en lokaal matig verhoogde gehalten aan koper, lood, zink en/of PAK en op een enkele locatie een sterk verhoogd gehalte met arseen aangetoond. Het verhoogde gehalte aan arseen is naar verwachting van nature aanwezig. De overig verhoogde gehalten zijn naar verwachting het gevolg van historische activiteiten in het plandeelgebied.

Voor dit conserverende bestemmingsplan is geen verder onderzoek nodig.

5.2.3.10 T&D terrein

Op de locatie zijn meerdere bodemonderzoeken en een bodemsanering uitgevoerd. De grondsanering is uitgevoerd in de periode van juni 2009 tot en met februari 2010. De saneringswerkzaamheden zijn samengevat in een saneringsverslag. In een beschikking Wet bodembescherming (kenmerk 313001) is ingestemd met de resultaten van de uitgevoerde sanering. De beschikking is als bijlage opgenomen.

Fase 2 van de sanering (in-situ / grondwater) is in uitvoering (voorjaar 2012). In de tussenliggende periode is nog een bodemlaag op diepte verwijderd middels ontgraving. Bij een conserverende bestemming zijn geen extra maatregelen nodig. Bij wijziging van de beschikking is het nodig te toetsen of de locatie voldoende is gesaneerd en geschikt voor de toekomstige functie.

5.2.3.11 Conclusie

Voor de bestemmingen zoals opgenomen in dit bestemmingsplan zijn geen (aanvullende) bodemonderzoeken nodig. De locaties zijn geschikt voor de beoogde bestemmingen.

5.2.4 Luchtkwaliteit
5.2.4.1 Inleiding

In het kader van goede ruimtelijke ordening en gezien de gevoeligheden van luchtkwaliteit op de gezondheid is voor een bestemmingsplan inzicht nodig in de mate van de luchtkwalatieit c.q. blootstelling aan luchtverontreinigingen, te weten concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof PM10) van toename van verkeersaantrekkende werking en eventuele andere activiteiten.

5.2.4.2 Wettelijk kader

Op 15 november 2007 is titel 5.2: luchtkwaliteitseisen van de gewijzigde Wet milieubeheer (de 'Wet luchtkwaliteit') in werking getreden (Stb. 2007, 414). De regelgeving is uitgewerkt in de onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en ministeriële regelingen. Het 'Besluit luchtkwaliteit 2005' , de Regeling Saldering luchtkwaliteit, het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit 2005 en de Meetregeling luchtkwaliteit zijn hiermee vervangen.

Langs de wegen in Nederland vinden geen overschrijdingen plaats van de richtwaarden en grenswaarden van de zware metalen (lood, arseen, cadmium en nikkel) en ozon. Om deze reden zijn deze stoffen niet opgenomen in de rekenmodellen.

Te beschouwen grenswaarden met betrekking tot luchtkwaliteit

Voor de stoffen NO2 en PM10 zijn in de Wet luchtkwaliteit grenswaarden gesteld voor de jaargemiddeldeconcentratie van 40 ìg/m3. Daarnaast geldt een grenswaarde van de uurgemiddelde concentratie voor NO2 van 200 ìg/m3 die maximaal 18 keer per jaar mag worden overschreden en een grenswaarde voor de 24-uursgemiddelde concentratie voor PM10 (50 ìg/m3) die maximaal 35 dagen per jaar mag worden overschreden.

Voor de toetsing van het plan aan de luchtkwaliteitsnormen zijn in de praktijk de volgende normen van toepassing:

  • jaargemiddelde concentratie NO2 (40 ìg/m3);
  • jaargemiddelde concentratie PM10 (40 ìg/m3);
  • plandrempel jaargemiddelde concentratie NO2 (44 ìg/m3);
  • aantal dagen overschrijding van de grenswaarde van de 24-uursgemiddelde concentratie PM10 van 50 ìg/m3 (maximaal 35 dagen per jaar).

Bestaande situaties

In geval sprake is van een conserveren van de bestaande plansituatie, is actualisatie van de luchtgegevens niet noodzakelijk.

Nieuwe ontwikkelingen

Bij planvorming voor nieuwe ontwikkelingen dient te worden onderzocht of deze ontwikkelingen nadelige gevolgen voor de luchtkwaliteit kunnen hebben. Hierbij kan gedacht worden aan ontwikkelingen/activiteiten met een extra verkeersaantrekkende werking.

5.2.4.3 Onderzoek

Om te kunnen vaststellen of wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet luchtkwaliteit wordt de Verkeersmilieukaart (VMK) geraadpleegd. Met dit rekeninstrument worden de effecten van het gemotoriseerd verkeer op de geluids- en luchtkwaliteit langs de wegen vastgesteld.

De luchtkwaliteit wordt berekend op basis van de verkeersintensiteiten voor het jaar 2012 en 2020, de emissieparameters en achtergrondprognoses zoals opgenomen in het CAR II-model. De resultaten worden vervolgens getoetst aan de grenswaarden zoals die nu en vanaf 2010 gelden.

De berekeningen naar de concentratie van stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) worden uitgevoerd op 10 meter uit de kant van de weg. In de resultaten van het onderzoek worden de concentraties - verdeeld in verschillende klassen - opgenomen. Voor het planjaar 2020 worden de concentraties eveneens in beeld gebracht.

Naar aanleiding van de rekenresultaten kan voor alle deelgebieden het volgende worden opgemerkt: Resultaten stikstofdioxide (NO2): Uit de rekenresultaten blijkt dat de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie van 200 ìg/m3 niet wordt overschreden. Daarnaast blijkt dat de jaargemiddelde concentratie in de onderzochte prognosejaren beneden de grenswaarde van 40 ìg/m3 blijft.

Resultaten fijn stof(PM10): Uit de berekeningsresultaten blijkt dat langs geen van de onderzochte wegen de grenswaarde voor het jaargemiddelde van de concentratie van 40 ìg/m3 wordt overschreden. Het aantal dagen dat sprake is van een overschrijding van de grenswaarde voor het uurgemiddelde van 50 ìg/m3 blijft ruim beneden de grenswaarde van 35 dagen per jaar.

5.2.4.4 Conclusie

In het kader van het actualiseren van het bestemmingsplan 'Actualisering overige bestemmingsplannen' heeft een inventariserend onderzoek plaatsgevonden naar de concentraties van twee, in de 'Wet luchtkwaliteit' opgenomen stoffen, te weten stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).

De concentraties van voornoemde stoffen in dit conserverend bestemmingsplan blijven ruim beneden de grenswaarden zoals die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen.

Voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit wordt voldaan aan de normen.

5.2.5 Externe veiligheid
5.2.5.1 LPG tankstation Texaco

Beschrijving van de relevante risicobron

In het plandeelgebied bevindt zich een brandstoffenverkooppunt met LPG voor het wegverkeer. LPG wordt opgeslagen in een ondergrondse opslagtank. De relevante risicobronnen voor dit plan zijn de ondergrondse LPG tank, het vulpunt van die tank en de afleverzuil voor LPG aan het wegverkeer. De doorzet van het tankstation voor LPG is door middel van een beperking in de omgevingsvergunning milieu van 19 maart 2012 begrensd tot maximaal 500 m3 op jaarbasis.

Plaatsgebonden risico

De 10-6 plaatsgebonden risicocontouren ten gevolge van dit LPG tankstation worden veroorzaakt door het vulpunt van de ondergrondse LPG tank, de LPG tank zelf en de afleverzuilen voor LPG. Bij een doorzet van 500 m3 LPG op jaarbasis behoort een 10-6 plaatsgebonden risicocontour van 45 meter vanaf het vulpunt. De ondergrondse LPG tank bezit een 10-6 plaatsgebonden risicocontour van 25 meter. De LPG afleverzuilen beschikken over een risicocontour met een afmeting van 15 meter.

Binnen de risicocontouren bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten, uitgezonderd het tankstation zelf. Deze risicocontouren zijn op het aangrenzende plan “Colmschate Zuid” weergegeven.

Binnen het plandeelgebied zijn de drie risicobronnen, LPG vulpunt, LPG tank en de LPG afleverzuil, gefixeerd op de plankaart. Dit om de ligging van de plaatsgebonden risicocontour ten opzichte van de omgeving te waarborgen.

Groepsrisico

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen schrijft voor dat binnen een afstand van 150 meter van het vulpunt voor de LPG tank het groepsrisico dient te worden verantwoord. Binnen die afstand liggen geen woningen. Er is wel sprake van bedrijfsbestemmingen binnen die afstand.

In de Omgevingsvergunning milieu van het LPG tankstation d.d. 19 maart 2012 zijn drie maatregelen voorgeschreven om de veiligheid te verhogen en daarmee het groepsrisico te verlagen. De maatregelen zijn de verplichting om buiten kantooruren LPG te lossen, een beperking van de opslag van LPG tot maximaal 20 m3 en een maximale doorzet van 500 m3LPG per jaar.

Het groepsrisico is berekend in het rapport “Kwantitatieve risicoanalyse van LPG-tankstation Siemelinksweg 25 te Deventer” opgesteld door Oranjewoud d.d. 21 oktober 2010. Deze berekening is gebaseerd op een doorzet van 1000 m3 LPG op jaarbasis en een maximale invulling van bestemmingsplan Colmschate Zuid. Aanvullend is er een risicoberekening uitgevoerd met behulp van de LPG rekentool om de effecten van de lagere doorzet van maximaal 500 m3 LPG op jaarbasis te berekenen. De uiteindelijk verleende omgevingsvergunning milieu is namelijk een lagere doorzet vergund dan in eerste instantie werd aangenomen.

De groepsrisicoberekeningen zijn uitgevoerd zonder rekening te houden met de veiligheidsverhogende maatregelen die zijn afgesproken tussen het ministerie van I&M en de LPG branche. Dit omdat deze veiligheidsmaatregelen nog niet in de wet zijn verankerd. De veiligheidsmaatregelen zijn een verbeterde vulslang voor de LPG tank en een brandwerend beklede LPG tankauto. Deze maatregelen zijn al wel bij dit tankstation toegepast.

Bij de volledige benutting van de bestemmingsplancapaciteiten in de omgeving van dit plan kunnen 1440 mensen binnen het invloedsgebied van het LPG tankstation aanwezig zijn. Dit aantal mensen levert in alle berekeningsvarianten van het groepsrisico een overschrijding van de oriënterende waarde op. Wel wordt uit de berekeningen duidelijk dat het reduceren van de vullingsgraad van de ondergrondse tank met 50% van 40 tot maximaal 20 m3 LPG het groepsrisico substantieel verlaagt. Er blijft echter sprake van een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico. Het Deventer externe veiligheidsbeleid, de “Omgevingsvisie externe veiligheid” van juli 2007 laat overschrijding van de oriënterende waarde toe.

Enige nuancering bij deze berekeningen is echter wel op zijn plaats. In figuur 3.3 van het voornoemde rapport is een luchtfoto opgenomen van de huidige situatie met daarop weergegeven het invloedsgebied. Op die foto is zichtbaar dat uitsluitend één autobedrijf binnen het invloedsgebied is gevestigd. Het kavel ten zuiden van het autobedrijf is nog onbebouwd. De rest van het invloedsgebied bestaat uit groenbestemmingen en wegen. Bij invoering van een realistische bevolking in de berekeningen, waarbij ook het onbebouwde kavel als benut is meegenomen, en de getroffen veiligheidsmaatregelen levert een groepsrisico onder de oriënterende waarde op.

De berekeningsmethodiek schrijft echter voor dat uitgegaan moet worden van een volledig benut bestemmingsplan. In dit geval mag hier binnen de bestemming “Bedrijven” 5 tot 7 lagen hoog kantoorgebouw gebouwd worden. Ook in die gevallen blijft een volgens de rekenvoorschriften voorgeschreven aanname van 1440 aanwezige mensen binnen dat kleine gebied een onwaarschijnlijk hoge aanname waar echter wel mee moet worden gerekend.

Bestrijdbaarheid

Het bepalende scenario is explosie van een tankauto die door brand verhit wordt. Voor wat betreft bestijding wordt de tankauto gekoeld. Hiertoe is er een goed bereikbare en werkbare opstelplaats voor hulpdiensten aanwezig. Wat betreft bluswater en koelwater is er naast de brandkranen in de omgeving als secundair bluswater de Schipbeek op 100 meter ten zuiden van de locatie aanwezig.

Bereikbaarheid

De locatie ligt nabij de A1 en aan de provinciale weg N348 en is daardoor goed bereikbaar. De locatie bevindt zich op 3,5 kilometer van de brandweerkazerne. De locatie wordt vanuit het noorden aangereden. De locatie is ook vanuit het zuiden via de A1 bereikbaar. De afstand bedraagt dan 5,5 kilometer vanaf de kazerne.

Zelfredzaamheid

Wat betreft de zelfredzaamheid is de nabijgelegen woonwijk en het industrieterrein Handelspark de Weteringen deels voorzien van sirenedekking. De bewoners van die wijk kunnen van de risicobron af vluchten via de hoofdontsluitingen van die wijk via “De Braam” Er kan gevlucht worden via het hoofdstructuurwegennet waarbij zowel de Siemelinksweg als de Holterweg gebruikt kan worden. De aanwezigen op het industrieterrein Handelspark de Weteringen kunnen in noordelijke en oostelijke richting van de risicobron af vluchten. Daarbij kan echter uitsluitend gebruik worden gemaakt van ontsluitingen voor langzaam verkeer zoals fietspaden.

Bestrijdbaarheid

Het bepalende scenario is explosie van een tankauto die door brand verhit wordt. Voor wat betreft bestijding wordt de tankauto gekoeld. Hiertoe is er een goed bereikbare en werkbare opstelplaats voor hulpdiensten aanwezig. Wat betreft bluswater en koelwater is er naast de brandkranen in de omgeving als secundair bluswater de Schipbeek op 100 meter ten zuiden van de locatie aanwezig.

Eindafweging externe veiligheid

Voor het LPG tankstation zijn veiligheidsverhogende maatregelen voorgeschreven in de omgevingsvergunning milieu van 19 maart 2012. De doorzet voor wat betreft LPG is begrensd tot 500 m3 op jaarbasis. De vullingsgraad van de ondergrondse LPG tank is beperkt tot maximaal 20 m3 LPG. Er mag uitsluitend buiten de kantooruren worden gelost. Daarnaast is de lossende LPG tankauto voorzien van brandwerende bekleding en is de vulslang verbeterd wat minder kans op ongevallen betekend.

Het groepsrisico ligt bij volledige benutting van bestemmingsplan Colmschate Zuid boven de oriënterende waarde. Er is echter een reeks van veiligheidsmaatregelen genomen bij dit bestaande tankstation wat de veiligheidssituatie verbetert. De sirenedekking is matig. Dit verbetert op termijn door het toekomstige waarschuwingssysteem per SMS Alert. De tijd dat de hulpdiensten kunnen ingrijpen verbetert doordat de LPG tankauto's zijn voorzien van brandwerende bekleding wat de ingrijptijd verhoogt van 20 naar 75 minuten. Deze maatregel moet nog in de wet worden verankerd en ligt nu voor ter goedkeuring bij de desbetreffende Europese instantie.

Binnen de mogelijkheden van het voorliggende bestemmingsplan zijn de risicobronnen op de plankaart gefixeerd. Ten opzichte van de bestaande situatie is door aanscherping van de omgevingsvergunning milieu en de mogelijkheden van dit bestemmingsplan en de nieuwe landelijke veiligheidsmaatregelen de situatie verbeterd. De nieuwe situatie past binnen het ambitieniveau voor dit gebied dat is vastgelegd in de Omgevingsvisie externe veiligheid van de gemeente Deventer.

5.2.5.2 T&D terrein en Rivierenwijk

Beschrijving van de relevante risicobronnen

Grenzend aan het plandeelgebied bevindt zich twee relevante risicobronnen. Het betreft het spoorwegemplacement waarop met gevaarlijke stoffen wordt gerangeerd en het doorgaande spoor Apeldoorn – Almelo waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Het rangeren op het emplacement Deventer betreft treinen die vanuit Zutphen richting Deventer rijden en op het emplacement van rijrichting veranderen, om vervolgens richting Almelo te vertrekken. Dit keren van rijrichting wordt aangeduid als “kopmaken”.

Het doorgaand spoor en het spoorwegemplacement worden in het kader van het aspect externe veiligheid gezien als twee aparte risicobronnen.

Plaatsgebonden risico

De risico's ten gevolge van het doorgaand spoor en het spoorwegemplacement zijn berekend in het rapport “Risico inventarisatie spoor gemeente Deventer“ van maart 2007. Deze berekeningen zijn gebaseerd op het vervoersprognose voor het jaar 2010 en in een aanvullende notitie voor de vervoersprognose voor het jaar 2020. Er wordt geen 10-6 PR contour berekend.

Groepsrisico

Op basis van de vervoersprognose 2020 wordt overschrijding van en de oriënterende waarde van het groepsrisico berekend.

Voor het rangeren met gevaarlijke stoffen op het emplacement is in de milieuvergunning bepaald dat de oriënterende waarde van het groepsrisico niet mag worden overschreden uitgaande van de bebouwingssituatie in 1993. Deze situatie komt voor wat betreft bestemming overeen met wat in dit veegplan is aangegeven, daarbij opmerkend dat de zwaarste categorie bedrijven die mogelijk werd gemaakt is weggelaten. ProRail is binnen de vergunde risicoruimte vrij om te bepalen welke stoffen gerangeerd worden. In de berekeningen is uitgegaan van het rangeren van ketelwagens met LPG, samen met ketelwagens met brandbare vloeistoffen, wat een worst case situatie weergeeft.

Momenteel worden het landelijke Basisnet spoor voorbereid. Het Basisnet dient ertoe om een duurzaam evenwicht te creëren tussen vervoer, veiligheid en ruimtelijke ontwikkelingen. Hiertoe worden vervoersplafonds gesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Naar verwachting worden de Basisnetten water en spoor in 2012 vastgesteld. Het Basisnet spoor laat een sterke afname van spoorvervoer van gevaarlijke stoffen zien op dit spoor. In de berekeningen van de eindrapportage voor het Basisnet spoor blijft op dit traject het groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde.

Bestrijdbaarheid

Ten behoeve van het rangeren met gevaarlijke stoffen op het spoorwegemplacement en het doorgaande vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor is een Rampenbestrijdingsplan spoor opgesteld. Het plan beschrijft specifiek hoe bij een zwaar ongeval op het spoor of het emplacement met gevaarlijke stoffen welke organisatorische maatregelen worden getroffen en welke middelen worden ingezet om het ongeval te bestrijden en het gebied te ontruimen.

Bereikbaarheid

De hoofdwegenstructuur en het onderliggende wegennet maakt mogelijk dat het emplacement en het doorgaand spoor vanuit verschillende windrichtingen bereikbaar is. Daartoe is bij het spoorwegemplacement een tweede ontsluiting gerealiseerd vanaf de Oude Bathmenseweg.

Het doorgaand spoor is echter niet op elk denkbare locatie vanaf meerdere zijden te bereiken. Dat is inherent aan het spoorvervoer in ons land.

Zelfredzaamheid

Bij lekkage van een giftig gas vanuit een spoorketelwagon is schuilen binnen de woning of een gebouw de beste optie. Een tijdige alarmering dat men moet binnenblijven met de deuren en ramen gesloten is belangrijk. Het plandeelgebied beschikt over een voldoende sirenedekking.

Bij een scenario waarbij kans is op een explosie van een spoorketelwagon is tijdig ontruimen de beste optie. Dit is beschreven in het voornoemde rampenbestrijdingsplan spoor. Op 180 meter van het spoorwegemplacement bevinden zich aan de Merwedestraat 2 een basisschool en aan de Merwedestraat 4 een kinderopvang.

5.2.5.3 Park Zandweerd

Dit plandeelgebied ligt buiten de invloedsgebieden van de meest nabijgelegen risicobronnen. Het aspect externe veiligheid is niet van belang voor dit plan.

5.2.5.4 Dortherbeek

Aan dit plandeelgebied grenst het spoor Deventer – Zutphen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In het plandeelgebied bevinden zich geen (geprojecteerd) (beperkt) kwetsbare objecten waaraan volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen getoetst dient te worden. Het aspect externe veiligheid is niet van belang voor dit plan.

5.2.5.5 Westenberg

Beschrijving van de relevante risicobron

Ten zuiden van het plandeelgebied bevinden zich meerdere hogedrukaardgasbuisleidingen. Het betreft 5 leidingen waarvan het grootste invloedsgebied 170 meter vanaf de leiding tot over het plandeelgebied reikt. In het rapport “Kwantitatieve risicoanalyse hogedruk aardgasleidingen Douwelerleide” van 14 maart 2012 zijn de risico's van de 5 leidingen berekend met het voorgeschreven rekenprogramma Carola.

Plaatsgebonden risico

Eén van de vijf leidingen (blauw in de onderstaande afbeelding) bezit een voor een klein een PR 10-6 contour die overigens ruim buiten de plangrenzen ligt. Zie hiervoor de aanduiding van de contour met een rode ovaal in de onderstaande afbeelding. In de twee paars omkaderde vlakken is de aanwezige bevolking van dit plandeelgebied ingevoerd.

PR 10-6 contour (rood) en ingevoerde bevolking van het plandeelgebied (paars omkaderd)

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D137-0001_0008.png"

Groepsrisico

Het berekende groepsrisico van de vijf leidingen bevindt zich ruim onder de oriënterende waarde, waarbij bij enkele leidingen geen groepsrisico berekend wordt vanwege de laagte van de risico's.

Bestrijdbaarheid

Bij een gaslekkage of een fakkelbrand bij een leidingbreuk wordt geen bluswater ingezet. Het leidingstuk wordt afgesloten. De omgeving wordt ontruimd van minstens 50 meter tot op maximaal 200 meter afstand van de leiding afhankelijk van het soort incident.

Bereikbaarheid

Het plandeelgebied kan via de Spanjaardsdijk vanuit twee richtingen, komend van Schalkhaar of van de N348 bereikt worden. Voor de leidingen die parallel liggen aan de Spanjaardsdijk is de bereikbaarheid redelijk. Voor zover de leidingen door weilanden lopen is dat beduidend minder. De noodzaak tot snel ingrijpen is in die gevallen ook kleiner dan nabij een woonwijk.

Zelfredzaamheid

De ontsluiting van de woningen gelegen langs de Spanjaardsdijk richt zich naar de risicobron toe. Dit is geen optimale situatie. Wel kan in de wijk voldoende afstand tot de leiding gehouden worden indien zich een calamiteit voordoet. Voor het plandeelgebied waar zich het asielzoekerscentrum bevindt kan via de Frieswijkerweg van de risicobron af worden gevlucht.

5.2.5.6 Brinkgreven

Beschrijving van de relevante risicobron

Op meer dan 300 meter afstand van de eerste bebouwing binnen dit plandeelgebied bevindt zich het spoorwegemplacement waar met gevaarlijke stoffen wordt gerangeerd.

Plaatsgebonden risico

De risico's ten gevolge van het doorgaand spoor en het spoorwegemplacement zijn berekend in het rapport “Risico inventarisatie spoor gemeente Deventer“ van maart 2007 met het rekenprogramma SAFETI-NL. Het emplacement beschikt niet over een PR 10-6 plaatsgebonden risicocontour. Het plaatsgebonden risico is dan ook niet relevant voor dit plandeelgebied.

Groepsrisico

Voor het rangeren met gevaarlijke stoffen op het emplacement is in de omgevingsvergunning milieu bepaald dat de oriënterende waarde van het groepsrisico niet mag worden overschreden, uitgaande van de bebouwingsituatie van het jaar 1993. Dit deelplan was in 1993 reeds gerealiseerd. ProRail is daarbij vrij om te bepalen welke stoffen gerangeerd worden. In de berekeningen is uitgegaan van het rangeren van ketelwagens met LPG, samen met ketelwagens met brandbare vloeistoffen, wat een worst case situatie weergeeft. In de berekeningen wordt de oriënterende waarde van het groepsrisico niet overschreden.

Bestrijdbaarheid

Gezien de afstand tot het emplacement zijn voor dit plandeelgebied de ongevallen met giftig gas van belang. De ongevallen met brandbare vloeistoffen en gassen worden gezien de afstand buiten beschouwing gelaten. Om de bestrijdbaarheid op het emplacement te verbeteren is het spoorwegemplacement voorzien van twee opritten die benadering van het ongeval met giftig gas bij verschillende windrichtingen mogelijk maakt.

Bereikbaarheid

Het plandeelgebied zelf is vanuit verschillende windrichtingen bereikbaar. Aan de noordkant van het terrein bevinden zich twee toegangen. Aan de zuidkant bevindt zich één toegang.

Zelfredzaamheid

Er moet vanuit gegaan worden dat zich binnen het plandeelgebied veel mensen bevinden die beschikken over een lage zelfredzaamheid. Bij lekkage van giftig gas is schuilen in de gebouwen en de ramen en deuren gesloten houden de aangewezen wijze om op een dergelijk ongeval te reageren. Dat is ook de handelswijze als de sirene's afgaan. Het plandeelgebied ligt echter buiten het sirenedekkingsgebied. Het toekomstige SMS Alert moet hierin verbetering brengen.

5.2.5.7 Driebergenbuurt en Rode Dorp

Beschrijving van de relevante risicobron

Het plandeelgebied grenst aan het doorgaande spoor Deventer – Zwolle. Hierover worden in beperkte mate gevaarlijke stoffen getransporteerd. Op 100 meter afstand tot de eerste bebouwing in het plandeelgebied ligt het doorgaande spoor Apeldoorn – Deventer. Ook hierover worden gevaarlijke stoffen getransporteerd.

Plaatsgebonden risico

De risico's ten gevolge van het doorgaand spoor en het spoorwegemplacement zijn berekend in het rapport “Risico inventarisatie spoor gemeente Deventer“ van maart 2007 met het rekenprogramma SAFETI-NL. Deze berekeningen zijn gebaseerd op het vervoersprognose voor het jaar 2010. In een aanvullende notitie is de vervoersprognose voor het jaar 2020 uitgerekend. Deze prognose laat hoge vervoersaantallen zien op het traject Apeldoorn - Deventer. Bij deze berekeningen worden geen 10-6 PR contouren berekend voor beide sporen.

Momenteel worden het landelijke Basisnet spoor voorbereid. Het Basisnet dient ertoe om een duurzaam evenwicht te creëren tussen vervoer, veiligheid en ruimtelijke ontwikkelingen. Hiertoe worden vervoersplafonds gesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Naar verwachting worden de Basisnetten water en spoor in 2012 vastgesteld. De vervoerscijfers waarmee in het Basisnet spoor wordt gerekend laat een forse afname zien voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor Apeldoorn – Deventer. Het vervoer over het spoor Deventer – Zwolle blijft ongewijzigd.

Voor wat betreft het plaatsgebonden risico kan worden vermeld dat in geen enkele berekening er een PR 10-6 contour vanwege het spoorvervoer wordt berekend.

Groepsrisico

Voor wat betreft het spoor Deventer – Zwolle wordt er een zeer laag groepsrisico berekend. Dit vervoersprognose is voor dit spoor gesteld op 500 wagons met brandbare vloeistoffen op jaarbasis. Het invloedsgebied van deze stoffen blijft beperkt tot 30 meter buiten het spoor. Binnen dit gebied bevinden zich maar een klein aantal woningen wat een zeer laag groepsrisico oplevert. Dit geldt voor zowel de vervoersprognose voor het jaar 2020 als de nieuwe cijfers van het Basisnet spoor.

Voor wat betreft het spoor Apeldoorn – Deventer overschrijdt het groepsrisico de oriënterende waarde indien gebruik gemaakt wordt van de vervoersprognose voor 2020. Het Basisnet spoor laat een sterke afname van spoorvervoer van gevaarlijke stoffen zien op dit spoor. In de berekeningen voor het Basisnet spoor blijft op dit traject het groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde. De vervoerscijfers worden bij vaststelling van het Basisnet spoor teruggebracht naar 10 ketelwagons LPG per jaar en 400 ketelwagons brandbare vloeistoffen.

Bestrijdbaarheid

Over het spoor grenzend aan het plandeelgebied worden nu en in de toekomst uitsluitend brandbare vloeistoffen vervoerd. De effecten daarvan bij een calamiteit zijn beperkter dan bij andere gevaarlijke stoffen die over het spoor worden vervoerd. De inzet van de hulpdiensten is beschreven in het rampenbestrijdingsplan spoor.

Bereikbaarheid

Het doorgaande spoor is voor de hulpdiensten in het algemeen gesteld slecht bereikbaar. In dit geval is het spoor relatief goed bereikbaar omdat in het plandeelgebied parallel aan het spoor de Middelweg en de Schurenstraat loopt.

Zelfredzaamheid

Binnen dit deelplan kan van de risicobron af worden gevlucht volgens een fijnmazig net van wijkontsluitingswegen. Daarnaast loopt door het plandeelgebied en door middel van een onderdoorgang dwars op de risicobron de Boxbergerweg die goed aansluit op de hoofdwegenstructuur van Deventer. Op 40 meter afstand van het spoor bevindt zich een basisschool aan de Enkdwarsstraat 2 waar beperkt zelfredzame kinderen verblijven. Het invloedsgebied van ketelwagons met brandbare vloeistoffen blijft beperkt tot 30 meter. De bestemming is toelaatbaar. Binnen 30 meter van het spoor bevinden zich verder geen kwetsbare bestemmingen met mensen met een lage zelfredzaamheid.

Nieuwe ontwikkelingen
Zeer waarschijnlijk wordt in 2012 het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen vastgesteld. Het Basisnet voor weg, water en spoor zal vervoersplafonds voor gevaarlijke stoffen gaan vaststellen waarmee in de ruimtelijke ordening rekening mee gehouden zal moeten worden. Uit de berekeningen bij de eindrapportage Basisnet spoor blijkt dat invoering van het Basisnet spoor de risico's voor de plandelen nabij het spoor beduidend verlagen.

5.2.5.8 Eindafweging externe veiligheid

Het groepsrisico ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor ligt in een aantal stadsdelen boven de oriënterende waarde. Indien het Basisnet spoor in 2012 wordt vastgelegd, waardoor het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor wordt gereguleerd neemt het groepsrisico sterk af. Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor Deventer – Apeldoorn zal nauwelijks meer plaatsvinden. Er zal wel blijvend worden gerangeerd op het emplacement met gevaarlijke stoffen komend uit de richting Zutphen en vertrekkend richting Almelo. Door het ministerie van IM zal overigens wel een Milieueffectrapportage opgesteld worden voor het “Programma Hoogfrequent Spoorvervoer Goederenroutering Oost Nederland”. De uitkomsten van die studie en de bijbehorende investeringen kunnen leiden tot verdere verbetering van de risicosituatie voor deze plandelen.

Het plan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden en is conserverend van aard. Het plangebied is voor wat betreft de aspecten bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid niet optimaal. Bij wijzigingen in de plandelen waarbij een omgevingsvergunning benodigd is of waarbij de nota bluswatervoorziening en bereikbaarheid van toepassing is, zal de situatie verbeteren.

Aangezien dit bestemmingsplan conserverend van aard is en de nabijgelegen risicobron op termijn veiliger wordt vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor dit plan.

5.2.6 Ecologie
5.2.6.1 Algemeen

Vanuit het oogpunt van natuurwetgeving is een aantal wettelijke regelingen relevant in het kader van dit bestemmingsplan. Het gebied is niet gelegen binnen de begrenzing van een Speciale Beschermingszone in het kader van de Vogel- en /of Habitatrichtlijn. Ook ligt het plangebied, afgezien van de Dortherbeek, niet binnen de Ecologische Hoofdstructuur of een beschermd natuurmonument (Natuurbeschermingswet).

Van toepassing is wel de sinds 1 april 2002 van kracht zijnde Flora- en faunawet. Deze wet voorziet in de bescherming van planten en dieren in heel Nederland. Onbekend is welke beschermde dier- en plantensoorten momenteel voorkomen in het plangebied. Het plangebied heeft een overwegend bebouwd karakter. In het plangebied kunnen natuurwaarden voorkomen zoals vleermuizen en de dier- en plantensoorten die voorkomen in groene deelgebieden.

Bestaande situatie

In geval van een conserverend bestemmingsplan is actualisatie en opname van flora en faunagegevens niet noodzakelijk. In dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van bestaande gegevens om zo een beeld te krijgen van de ecologische waaden in de diverse deelgebieden.

Nieuwe ontwikkelingen

In de Woonvisie en de Visie Duurzaam Deventer (Koersdocument Milieubeleidsplan 2009-2014) zijn de ecologische ambities vastgelegd, met criteria voor een beeldkwaliteitsplan, of het equivalent daarvan bij bouw, renovatie en/of nieuwbouw.

Groen is mede bepalend voor de beleving van mensen. Het toevoegen van groene structuren en elementen kan dan ook een kwaliteitsimpuls geven aan het plangebied en tevens de biodiversiteit bevorderen. Bij de verdere planuitwerking van nieuwe ontwikkelingen krijgt groen en ecologie een prominente rol. Daarbij moet onder andere gedacht worden aan een kwaliteitsimpuls door middel van concrete maatregelen als broedgelegenheid voor Gierzwaluw en Huismus (overigens een verplichte maatregel indien bij reconstructie nestplaatsen verloren zouden gaan) en het zoveel mogelijk toepassen van inheemse streekeigen bomen, heesters en vaste planten waarbij de nadruk op de bevordering van vogels, vlinders en wilde bijen ligt.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet een inventarisatie van beschermde dier- en plantensoorten plaatsvinden om duidelijkheid te verkrijgen in het voorkomen van de beschermde soorten. Indien relevant dient tevens verantwoording te worden gegeven over eventuele invloed op speciale beschermde gebieden/ - beschermingszones.

In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen.

5.2.6.2 Park Zandweerd

Gebiedsbescherming

Het gebied Park Zandweerd grenst aan de westzijde voor ongeveer één kwart aan het Natura 2000 gebied “Uiterwaarden van de IJssel”. Dit Natura 2000 gebied bestaat voornamelijk uit grasland en hanken. De ecologische connectie van het Natura 2000 gebied met het gebied Park Zandweerd is gezien de aard van het park niet relevant voor het functioneren van de uiterwaarden.

Soortbescherming

De groenstroken en vijverpartijen van het Park Zandweerd zijn van belang als foerageergebied en migratieroute voor diverse soorten vleermuizen die zwaar beschermd zijn. Tevens komt de Steenmarter hier voor. In de vijverpartijen komt de beschermde Kleine modderkruiper voor. In het terrein zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen. De vaststelling van het bestemmingsplan heeft geen invloed op het voortbestaan van genoemde soorten.

5.2.6.3 Rivierenwijk

Gebiedsbescherming

Het terrein van de Rivierenwijk ligt op grote afstand van de Ecologische Hoofdstructuur en heeft daar geen connectie mee.

Soortbescherming

In het deelgebied komen veel verschillende vleermuissoorten voor, maar ook de Steenmarter en de Huismus. Overige beschermde soorten zijn niet aangetroffen. De nabijgelegen spoorbermen en sloten en de Douwelerkolk herbergen verscheidene beschermde soorten planten en dieren doch hebben geen connectie met de Rivierenwijk. De vaststelling van het bestemmingsplan heeft geen invloed op het voortbestaan van genoemde soorten.

5.2.6.4 Brinkgreven

Gebiedsbescherming

Het terrein Brinkgreven ligt op grote afstand van de Ecologische Hoofdstructuur in de Bannink en het Wechelerveld. De bossen van Brinkgreven, in samenhang met het bos van de Douwelerkolk, Park Brabant en oude bomenlanen vormen een belangrijke schakel tussen beide genoemde gebieden die wel in de Ecologische Hoofdstructuur liggen. Op de ambitiekaart voor het Groenbeleidsplan staat het gebied aangegeven als “versterken groenstructuur”.

Soortbescherming

In het terrein komen verschillende soorten vleermuizen en de Steenmarter voor. Overige beschermde soorten zijn niet aangetroffen. Indien de bossen in tact blijven heeft de vaststelling van het bestemmingsplan geen invloed op het voortbestaan van genoemde soorten.

5.2.6.5 Driebergenbuurt en Rode Dorp

Gebiedsbescherming

Het gebied Boxbergergerweg e.o. heeft geen functionele samenhang met de ver weg gelegen beschermde gebieden.

Soortbescherming

Binnen het gebied zijn Huismus en Gierzwaluw aanwezig die jaarrond beschermde nesten hebben. Diverse vleermuissoorten hebben zomer- en winterverblijven in de wat oudere en hoge panden. Er zijn geen andere beschermde soorten aangetroffen.

5.2.6.6 Dortherbeek

Gebiedsbescherming

De Dortherbeek maakt als Ecologische Verbindingszone (niet exact begrensd) onderdeel uit van de Gelders-Overijsselse Ecologische Hoofdstructuur en is daarmee een beschermd gebied. Via de Schipbeek staat de Dortherbeek in verbinding met het Natura 2000-gebied “De Uiterwaarden van de IJssel”. Van belang is dat er bij ruimtelijke plannen geen onevenredige aantasting van natuur en landschap mag optreden. Daartoe is het van belang dat dergelijke plannen getoetst worden.

Soortbescherming

Het gebied is van groot belang voor diverse soorten vleermuizen, Das, Steenmarter, Grote gele kwikstaart, Ringslang, Kamsalamander, Rugstreeppad, Poelkikker, diverse vissoorten en libellensoorten en vele plantensoorten.

5.2.6.7 Gebied ten zuiden van sportvelden Diepenveen

Gebiedsbescherming

Deze locatie grenst aan de Ecologische Hoofdstructuur ten oosten van de Boxbergerweg. De Ecologische Hoofdstructuur herbergt daar voornamelijk aan bos gebonden soorten. Het ecologisch functioneren van dit bos wordt niet nadelig beïnvloed door de bestemming van het deelgebied.

Soortbescherming

Ter plaatse van de uitbreidingslocatie zijn geen beschermde planten of dieren aangetroffen.

5.2.6.8 Texaco

Gebiedbescherming

Het terrein ligt op grote afstand van de Ecologische Hoofdstructuur en heeft daar geen connectie mee.

Soortbescherming

Van het terrein zijn geen beschermde planten en dieren bekend.

5.2.6.9 Westenberg

Gebiedsbescherming

Het gebied Westenberg grenst in de noordwesthoek aan het gebied Wechelerveld dat onderdeel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur. Het Wechelerveld bestaat uit bos en heide en bevat vele beschermde en bijzondere soorten. Het ecologisch functioneren hiervan wordt niet nadelig beïnvloed door Westenberg.

Soortbescherming

Ter plaatse van dit bestemmingsplan komen diverse beschermde soorten voor zoals Gierzwaluw en Huismus (met jaarrond beschermde nestplaatsen), diverse vleermuissoorten waarvan zowel het individu als de verblijfplaats strikt is beschermd, Eekhoorn en Steenmarter. Beschermde plantensoorten zijn niet in het bestemmingsplan vastgesteld. De vaststelling van dit bestemmingsplan heeft geen nadelige gevolgen voor genoemde soorten.

5.2.6.10 T&D

Gebiedsbescherming

Het terrein T&D ligt op grote afstand van de Ecologische Hoofdstructuur en heeft daar geen connectie mee.

Soortbescherming

Van het terrein zijn geen beschermde planten en dieren bekend.

5.2.6.11 Conclusie

Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan is het niet nodig een ecologisch onderzoek uit te voeren.

5.2.7 Duurzaamheid

Duurzaamheidthema's zoals energie- en waterbesparing, aandacht voor langzaam verkeer en groenvoorzieningen, zuinig grondstoffengebruik, efficiënt ruimtegebruik en duurzaam bouwen, zullen met name bij nieuwbouwplannen en herinrichting een belangrijke plaats toegekend krijgen.

Ontwikkeling van duurzaamheid past in de ontwikkeling die het 'duurzaamheids' denken nu ook landelijk doormaakt en waarbij ook steeds meer het eisen als negatieve prikkel omgezet wordt in een positieve benadering in de vorm van wijzen op de kwaliteit van het gebouw, op (woon-)comfort, het binnenmilieu in het algemeen, op gezond wonen en leven. In het Milieubeleidsplan 2003-2008 presenteert de gemeente Deventer haar ambitie op het gebied van duurzaam bouwen en energiebeleid.

Het thema duurzaamheid heeft met name betrekking op nieuwe ontwikkelingen. Aangezien in het plangebied 'Actualisering overige bestemmingsplannen' geen ontwikkelingen plaatsvinden, hoeft er in het bestemmingsplan geen extra aandacht aan duurzaamheid te worden besteed.