direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Bergweidedijk-Zuid
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P209-OH01

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteitenzijn aangeduid als milieucategorie 1, 2 of 3.1, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1'.

met de daarbij behorende

  • b. groenvoorzieningen in de vorm van erven, plantsoenen, groenstroken, e.d.;
  • c. verkeersvoorzieningen in de vorm van wegen, voet- en of rijwielpaden, inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen, e.d.;
  • d. watergangen en andere waterpartijen met de daarbij behorende voorzieningen;
  • e. overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de tot 'Bedrijf' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd op een afstand van ten minste 3 m tot één zijdelingse bouwperceelgrens, met dien verstande dat aan de zijde van de Bergweidedijk een beperkte overschrijding van het bouwvlak is toegestaan met een diepte van maximaal 7,5 meter over 30% van de voorgevel;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid, met dien verstande dat voor bebouwing die het bouwvlak overschrijdt conform het bepaalde onder a, dan wel het bepaalde in artikel 3.4.1 onder b, de maximale bouwhoogte geldt die grenst aan die overschrijding;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – representatief' zijn uitsluitend toegestaan gebouwen ten behoeve van bij het bedrijf behorende kantoren, toonzalen, ateliers en daarmee gelijk te stellen bedrijfsonderdelen met een representatieve, administratieve of artistieke functie.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van licht- en andere masten en technische installaties mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overkappingen en pergola's mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het bepalen van de zijdelingse perceelsgrens als bedoeld in artikel 3.2.2 onder a ter bewerkstelliging van een goede ruimtelijke inpassing en toegankelijkheid van de bebouwing op het perceel, ook in relatie tot de bebouwing en gebruiksmogelijkheden op aangrenzende percelen.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.2.1 ten behoeve van het (be)bouwen van gronden en bouwwerken voor andere bedrijven, mits het betreft bedrijven die gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving redelijkerwijs kunnen worden gelijkgesteld met bedrijven die ter plaatse zijn toegestaan krachtens artikel 3.1 onder a;
  • b. artikel 3.2.2 onder a ten behoeve van een overschrijding van het bouwvlak met een diepte van meer dan 7,5 m, met dien verstande dat voor het overige aan dat artikel onder a en onder b wordt voldaan.
3.4.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de parkeersituatie;
  • h. de groenstructuur dan wel de groeimogelijkheden voor opgaande beplanting.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. opslag buiten bouwwerken voor zover het betreft:
    • 1. gronden voor de voorgevels van gebouwen en het verlengde daarvan en naast de zijgevels van de gebouwen die het dichtst bij de weg zijn gesitueerd;
    • 2. opslag buiten bouwwerken, vanaf een hoogte die meer bedraagt dan de grootste hoogte van bij het betreffende bedrijf behorende bouwwerken, en in ieder geval vanaf een hoogte van meer dan 10 m;
  • b. detailhandel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan;
  • c. bedrijven, die inrichtingen zijn als vermeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningen besluit Milieubeheer, welke inrichtingen als zodanig zijn genoemd in de van deze regels deel uitmakende bijlage 2 Inrichtingen Wet geluidhinder;
  • d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met LPG.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in artikel 3.1 onder a ten behoeve van het gebruik van gronden en bouwwerken voor andere bedrijven, mits het betreft bedrijven die gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving redelijkerwijs kunnen worden gelijkgesteld met bedrijven die ter plaatse zijn toegestaan krachtens artikel 3.1 onder a.

3.6.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de parkeersituatie.