Plan: | Bergweidedijk-Zuid |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0150.P209-OH01 |
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met betrokken waterschappen en diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
Het plan is toegestuurd aan de VROM-Inspectie, de provincie Overijssel, het waterschap Groot Salland en de Gasunie. Hieronder wordt ingegaan op de verschillende reacties.
De VROM-Inspectie verzoekt ten eerste om nader te onderbouwen waarom het nabijgelegen LPG-tankstation niet relevant is voor het plan, en daarbij ook het groepsrisico te betrekken.
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) is in artikel 5, derde lid, aangegeven dat bij de totstandkoming van een bestemmingsplan rekening moet worden gehouden met inrichtingen die onder het BEVI vallen, voor zover kwetsbare objecten geheel of gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van die inrichtingen vallen.
In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI) is in artikel 6, tweede lid, onder a, met een verwijzing naar tabel 2, bepaald dat de grens van het invloedsgebied op 150 meter van het vulpunt ligt. Het kwetsbare object in het plangebied ligt buiten deze toetsingsafstand. Bij de besluitvorming hoeft daarom geen rekening met dit LPG station gehouden te worden.
De verantwoording van het groepsrisico voor het LPG-station is gezien het bovenstaande juridisch gezien niet aan de orde. De wetgever heeft bepaald dat de invloed op het groepsrisico van een LPG-tankstation op een afstand groter dan 150 meter zo gering is dat verantwoordingsplicht groepsrisico niet bij besluitvorming aan de orde hoeft te komen. Over het groepsrisico kan echter wel vermeld worden dat in de ontheffing voor de aanvoer van LPG per tankauto is bepaald dat uitsluitend in de avond en nacht gelost mag worden. De lossing en daarmee de grootste kans op een ongeval ligt dus in een periode dat de kantoren rondom het LPG-tankstation niet bezet zijn. Deze bronmaatregel verlaagt het groepsrisico in sterke mate.
De VROM-Inspectie verzoekt ten tweede om aan te geven of er sprake is van een verandering van het groepsrisico ten gevolge van het plan in relatie tot het wegtransport van gevaarlijke stoffen over de Zutphenseweg en de nabijgelegen hogedrukaardgasbuisleiding. Indien er sprake is van een verandering dan verzoekt de VROM-Inspectie om de verantwoordingsplicht groepsrisico te voeren en daarbij het regionaal brandweeradvies te betrekken.
Uit de rapporten “Externe veiligheid wegtransport Deventrade” en “Risicoberekening gastransportleiding N-553-80-KR-001 t/m 004” is gebleken dat het plan weliswaar leidt tot een verhoging van het groepsrisico ten opzichte van beide risicobronnen, maar dat deze toename niet tot gevolg heeft dat de oriënterende waarde van de beide groepsrisico's wordt overschreden. Voor zover paragraaf 5.2.5 op dit punt enigszins summier is, is dit aangepast.
De verantwoordingsplicht van het groepsrisico is uitgevoerd. Het regionaal brandweeradvies is daarbij opgevraagd en betrokken bij de wettelijk voorgeschreven verantwoordingsplicht. Voor de afwegingen daaromtrent en de verplichte onderdelen van de verantwoordingsplicht wordt verwezen naar paragraaf 5.2.5.
De provincie Overijssel heeft geen opmerkingen ten aanzien van het bestemmingsplan.
Het waterschap meldt dat een aantal in hoofdstuk 3 genoemde beleidsstukken achterhaald zijn door nieuwer beleid. Het betreft het Nationaal Waterplan en het Waterbeheerplan Groot Salland 2010-2015. Naar aanleiding van dit punt zijn beschrijvingen van deze beleidsdocumenten opgenomen in hoofdstuk 3.
Voorts verzoekt het waterschap een overstromingsrisicoparagraaf op te nemen in het bestemmingsplan. Hierin dient inzicht te worden geboden in de risico's bij overstroming en de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen dan wel te beperken.
Er dient een beschrijving te worden gegeven van het grondwater en de effecten die het bestemmingsplan daarop zal hebben.
De Schipbeek is een essentiële waterloop op grond van de Omgevingsvisie Overijssel. Het dient vermeld te worden dat de nieuwe ontwikkelingen in het plangebied geen belemmeringen opwerpen voor de functie van de Schipbeek voor waterberging en -afvoer.
De wijze waarop aan de stedelijke wateropgave invulling wordt gegeven, dient beschreven te worden.
Tenslotte dient in het verslag van het overleg met de relevante waterbeheerders nader omschreven te worden onder welke voorwaarden het waterschap Groot Salland zich kan vinden in ontwikkelingen binnen de invloedssfeer van de waterkering langs de Schipbeek.
Paragraaf 5.4 is naar aanleiding van deze punten aangevuld.
De Gasunie merkt op dat in de toelichting ten onrechte wordt vermeld dat de aardgastransportleiding een diameter van 200 mm heeft. In werkelijkheid heeft deze leiding een diameter van 150 mm. Tevens verzoekt de Gasunie in de toelichting te vermelden dat ter hoogte van de leiding een zakelijk rechtstrook loopt tot 4 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding. De toelichting is op beide opmerkingen aangepast.
De Gasunie rekent in de inspraakreactie opnieuw de plaatsgebonden-risicocontour uit, met als uitkomst dat deze een omvang van 0 meter heeft. Dit gegeven was op basis van een eerder door de Gasunie uitgebracht rapport van 11 mei 2009 reeds bekend. De opmerking leidt niet tot nieuwe inzichten. Ten aanzien van het groepsrisico neemt de Gasunie de in paragraaf 5.2.5gemaakte afweging voor kennisgeving aan. Ook deze opmerking leidt niet tot nieuwe inzichten. De opmerkingen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico worden voor kennisgeving aangenomen.
Verder verzoekt de Gasunie om het permanent opslaan van goederen, waaronder begrepen afvalstoffen, ter hoogte van de zakelijk rechtstrook van een ontheffing afhankelijk te stellen. De dubbelbestemming Leiding - Gas, die in het bestemmingsplan is opgenomen ter hoogte van de zakelijk rechtstrook, is hierop aangepast. De nieuw opgenomen bepaling strekt ertoe gebruik van onbebouwde gronden voor opslag of stort te verbieden voor zover dit tot gevolg heeft dat de betreffende leiding niet eenvoudig bereikbaar is voor de leidingbeheerder. Met andere woorden opslag en dergelijke zijn toegestaan voor zover de grond boven de leiding op aangeven van de leidingbeheerder zonder al te veel moeite ontruimd kan worden.