direct naar inhoud van 4.2 Milieu-aspecten
Plan: Looweg 68, Bathmen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P213-OH05

4.2 Milieu-aspecten

Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de volgende milieukundige aspecten van belang, te weten:

  • bedrijven en milieuzonering;
  • geluid;
  • bodemkwaliteit;
  • luchtkwaliteit;
  • risico/veiligheid;
  • ecologie;
  • duurzaamheid.
4.2.1 Bedrijven en milieuzonering

Het oprichten van een woning is niet vergunningsplichtig in de zin van de Wet milieubheer. In relatie tot vergunde rechten van omliggende veehouderijen kan qua geurwetgeving gemeld worden dat ingevolge artikel 14, lid 2 onder c van de Wet geurhinder en veehouderij, voor nieuwe woningen die in het kader van de Rood voor Rood regeling worden opgericht een minimale afstand van 50 m buiten de bebouwde kom in acht genomen moet worden ten opzichte van agrarische bedrijven van derden. Binnen 50 m van het plangebied bevinden zich geen agrarische bedrijven. De nieuwe woning vormt vanuit geuroptiek dus geen belemmering van vergunde rechten van omliggende veehouderijen.

4.2.2 Geluid

Wegverkeerslawaai

De nieuwe woning is geluidsgevoelig in de zin van de Wet geluidhinder. Met de verwachte geluidsbelasting van 53 dB wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. In de Gemeente Deventer is echter een hogere waarde beleid van kracht dat de mogelijkheid geeft om van de voorkeursgrenswaarde af te wijken, mits er aan één van de voorwaarden uit het besluit wordt voldaan. De aangevraagde situatie voldoet aan voorwaarde a.1. die luidt: 'Als gevolg van een aanwezige weg voor nog niet geprojecteerde woningen buiten de bebouwde kom, die verspreid gesitueerd worden'. Bij opbouw van de gevel conform de minimum eisen aan de gevelwering van 20 dB conform het Bouwbesluit 2003, wordt voldaan aan het wettelijk toegestane binnenniveau. Het bouwplan kan voor wat betreft het aspect geluid doorgang vinden.

4.2.3 Bodem

Ter plaatse van de op te richten woning is sprake van het voortdurend verblijf van mensen.

Daarom is door Van der Poel Consult B.V. een bodemonderzoek uitgevoerd (kenmerk 1.803.094, april 2008). De belangrijkste conclusies zijn:

  • 1. In de grond zijn geen waarnemingen gedaan die mogelijk duiden op bodemverontreiniging, met uitzondering van lokaal wat puinsporen in de bovengrond;
  • 2. In de bovengrond is een licht verhoogd gehalte aan PAK gemeten. Dit gehalte overschrijdt de streefwaarde maar blijft beneden de toetsingswaarde voor nader bodemonderzoek. Van de overige onderzochte parameters zijn geen verhoogde gehalten aangetoond;
  • 3. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aan onderzochte componenten aangetoond;
  • 4. In het grondwater is in eerste instantie een matig verhoogd gehalte aan chroom gemeten en zijn licht verhoogde gehalten aan cadmium, koper, kwik, lood, nikkel en zink gemeten. Het grondwater is herbemonsterd op chroom. Na herbemonstering is nog een licht verhoogd gehalte aan chroom aangetoond. De gemeten gehalten overschrijden de streefwaarden maar blijven beneden de toetsingswaarden voor nader bodemonderzoek. Van de overige onderzochte parameters zijn geen verhoogde gehalten aangetoond. Op basis van de resultaten van het uitgevoerde bodemonderzoek bestaat er vanuit bodemhygiënisch oogpunt geen bezwaar met betrekking tot het oprichten van een woning.
4.2.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de wijzigingswet van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) werktitel 'Wet luchtkwaliteit' (Stb. 2007, 414), in werking getreden (Stb. 2007, 434). Deze wet vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'. De grenswaarden voor lucht zijn niet gewijzigd, wel het moment wanneer getoetst moet worden aan deze normen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Volgens de Regeling en het Besluit niet in betekenende mate is vastgesteld dat woningbouwplannen voor minder dan 500 woningen 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Om vanuit een goede ruimtelijke ordening toch iets te kunnen zeggen over de mate van blootstelling aan luchtverontreinigingen, is de lokale situatie beoordeeld in de verkeersmilieukaart. Op basis van de verkeersmilieukaart blijkt dat ter plaatse van het plangebied ruimschoots aan de normstelling voor luchtkwaliteit wordt voldaan en dat deze enkele woning geen overschrijding zal veroorzaken. Op grond hiervan vindt de gemeente Deventer het niet noodzakelijk dat de initiatiefnemer een luchtkwaliteitsonderzoek laat uitvoeren.

4.2.5 Externe veiligheid

Gezien de ligging van het plangebied t.o.v. relevante objecten en/of risicovolle vervoersassen op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en de circulaire 'Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen 1984', is externe veiligheid voor dit plan geen aandachtspunt.

4.2.6 Ecologie
4.2.6.1 Algemeen

Vanuit het oogpunt van natuurwetgeving is een aantal wettelijke regelingen relevant in het kader van dit bestemmingsplan. Het gebied is niet gelegen binnen de begrenzing van een Speciale Beschermingszone in het kader van de Vogel- en /of Habitatrichtlijn. Ook is het plangebied niet gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur of een beschermd natuurmonument (Natuurbeschermingswet).

Van toepassing is wel de sinds 1 april 2002 van kracht zijnde Flora- en faunawet. Deze wet voorziet in de bescherming van planten en dieren in heel Nederland. Onbekend is welke beschermde dier- en plantensoorten momenteel voorkomen in het plangebied. Gezien het overwegend bebouwde karakter van het plangebied zullen de natuurwaarden beperkt zijn. Uitzondering hierop vormen mogelijk de aanwezigheid van vleermuizen en de dier- en plantensoorten die voorkomen in groene deelgebieden.

Er is voor het bouwen van een woning aan de Looweg 68 een quickscan Flora- en faunawet uitgevoerd in 2008 door ecologisch adviesbureau Mulder uit Apeldoorn. Dit onderzoek is goed en volledig uitgevoerd. Er zijn geen negatieve effecten te verwachten op juridisch zwaarder beschermde soorten (Flora- en faunawet tabel 2 en 3). Voor eventuele effecten op laag beschermde soorten geldt een vrijstelling in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen. De woning wordt gebouwd op een gedeelte waar nu een folievijver aanwezig is, waarin koikarpers en andere vissen voorkomen. Ook worden er twee eiken gekapt. Voor het kappen van de bomen zal een kapvergunning nodig zijn. Er zijn geen wettelijke consequenties voor beschermde dieren en planten en geen bezwaren t.a.v. ecologie.