Plan: | Hoekweg, woning te Diepenveen |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0150.P220-OH01 |
Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de volgende milieukundige aspecten van belang, te weten:
Het bouwen van een woning is niet milieuvergunningsplichtig in de zin van de Wet milieubeheer. Het agrarische bedrijf aan de Hoekweg 2 (melkrundveehouderij) ligt (met ca.180 m) op voldoende afstand van het plangebied. Vergunde rechten van dit bedrijf worden niet aangetast door deze ruimtelijke ontwikkeling.
De nieuwe woning is geluidgevoelig in de zin van de Wet geluidhinder. De woning is gelegen binnen de zone van de Hoekweg. De verwachte gecumuleerde gevelbelasting ligt onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (incl aftrek art 110g). Bij opbouw van de gevel conform de minimum eisen aan de gevelwering van 20 dB conform het Bouwbesluit 2003 wordt voldaan aan het wettelijk toegestane binnenniveau.
De geluidsbelasting van de nieuwe woning naar de omgeving toe is geen aandachtspunt in het kader van de wet Milieubeheer.
In de omgeving van de nieuw te realiseren woning is een bedrijf gelegen. De afstand tot de nieuwbouw is zodanig groot dat het bedrijf niet in haar geluidsruimte beperkt wordt.
Afb. 7. Geluidscontour gecumuleerd wegverkeerslawaai op 5 meter.
Op basis van het historisch bodembestand blijkt dat op of direct naast de toekomstige woning een aantal voormalige watergangen is gesitueerd welke zijn gedempt.
De geplande woning is gesitueerd ter plaatse van de gedempte sloot (zie noordelijkste blauwe lijn op onderstaande tekening). Op basis van de handreiking van de provincie Overijssel is een bodemonderzoek nodig.
Ter plaatse van de toekomstige woning is sprake van de voortdurende aanwezigheid (>2 uur) van mensen. Daarom is een bodemonderzoek conform de NEN 5740 (met een vooronderzoek conform de NEN 5725) nodig. Het bodemonderzoek voor de ruimtelijke procedure en de bouwaanvraag kan gecombineerd uitgevoerd worden.
Afb. 8 Gedempte sloot (noordelijkste blauwe lijn)
Bodemonderzoek
In juli 2009 is ter plaatse van de geplande nieuwbouw een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Tauw (projectnummer 4662394). De belangrijkste conclusies van het onderzoek zijn:
Op basis van de resultaten van het onderzoek bestaat er geen vermoeden voor de aanwezigheid van een geval van ernstige verontreiniging.
Ruimtelijke procedure
Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek blijkt dat de locatie geschikt is voor de toekomstige functie wonen met tuin.
Bouwaanvraag
Ter plaatse van het toekomstige woonhuis is sprake van de voortdurende aanwezigheid (>2 uur) van mensen. Door Tauw is ter plaatse van de geplande nieuwbouw een verkennend bodemonderzoek (volgens de NEN-5740) uitgevoerd. Op basis van de resultaten van het onderzoek bestaat er, vanuit bodemhygiënisch oogpunt, geen bezwaar voor de geplande nieuwbouw van een woonhuis op de locatie.
Op 15 november 2007 is de wijzigingswet van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) werktitel 'Wet luchtkwaliteit' (Stb. 2007, 414), in werking getreden (Stb. 2007, 434). De grenswaarden voor lucht zijn niet gewijzigd, wel het moment waarop getoetst moet worden aan deze normen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Volgens de Regeling en het Besluit niet in betekenende mate is vastgesteld dat woningbouwplannen voor minder dan 500 woningen 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Om vanuit een goede ruimtelijke ordening toch iets te kunnen zeggen over de mate van blootstelling aan luchtverontreinigingen, is de lokale situatie beoordeeld in de verkeersmilieukaart. Op basis van de verkeersmilieukaart blijkt dat ter plaatse van het plangebied ruimschoots aan de normstelling voor luchtkwaliteit wordt voldaan en dat deze enkele woning geen overschrijding zal veroorzaken. Op grond hiervan vindt de gemeente Deventer het niet noodzakelijk dat de initiatiefnemer een luchtkwaliteitsonderzoek laat uitvoeren.
Gezien de ligging van het plangebied t.o.v. relevante objecten en/of risicovolle vervoersassen op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en de circulaire 'Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen 1984', is externe veiligheid voor dit plan geen aandachtspunt.
Vanuit het oogpunt van natuurwetgeving is in casu een aantal wettelijke regelingen relevant. Het plangebied is niet gelegen binnen de begrenzing van een speciale beschermingszone in het kader van de Vogel- en/of Habitatrichtlijn of een beschermd natuurmonument ingevolge de Natuurbeschermingswet.
Wel is het plangebied gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur (verder EHS). Binnen de EHS vindt de bescherming van de wezenlijke kenmerken en waarden plaats door toepassing van het zogenoemde 'Nee, tenzij'-regime. Dat wil zeggen dat ontwikkelingen als woningbouw en bedrijven niet gerealiseerd mogen worden, tenzij blijkt dat ze geen schade toebrengen aan de doelstellingen van de EHS. Om een weloverwogen besluit te kunnen nemen is een ecologisch onderzoek naar de gevolgen van de beoogde activiteit voor de EHS noodzakelijk .
Tauw heeft op 8 juli 2009 een EHS-toetsing gedaan op Landgoed De Hoek te Diepenveen.
Hieruit blijkt dat de beoogde ontwikkeling van het landgoed past binnen de vastgestelde wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS. Dit geldt in zowel landschappelijk als ecologisch opzicht.
Van toepassing is ook de sinds 1 april 2002 van kracht zijnde Flora- en Faunawet. Deze wet voorziet in de bescherming van planten en dieren in geheel Nederland. Volgens de natuurinventarisaties op Flexiweb is binnen het plangebied de beschermde Wilde Kamperfoelie aangetroffen. Onbekend is verder welke beschermde dier- en plantensoorten momenteel voorkomen in het plangebied. Gezien het groene karakter van het plangebied kunnen de natuurwaarden aanzienlijk zijn. Ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied dienen te allen tijde getoetst te worden aan de Flora- en faunawet. Voorafgaand aan ruimtelijke ontwikkelingen zoals de beoogde oprichting van de woning, dient dan ook een inventarisatie van beschermde dier- en plantensoorten plaats te vinden, om duidelijkheid te verkrijgen in het voorkomen van de beschermde soorten. Het beste tijdstip hiervoor is het voorjaar (maart –mei). Aan de hand van de uitkomsten van dit onderzoek moet worden bepaald of het mogelijk en/of noodzakelijk is een ontheffingsaanvraag op grond van artikel 75 van de Flora- en Faunawet in te dienen bij de Dienst Regelingen (voorheen LASER) van het ministerie van LNV.
Inmiddels is de natuurtoets uitgevoerd en deze levert geen belemmering op voor de gewenste ontwikkeling.
Duurzaamheidthema's zoals energie- en waterbesparing, groenvoorzieningen, zuinig grondstoffengebruik, efficiënt ruimtegebruik en duurzaam bouwen, zullen met name bij nieuwbouwplannen en herinrichting een belangrijke plaats toegekend krijgen.
Ontwikkeling van duurzaamheid past in de ontwikkeling die het duurzaamheids denken nu ook landelijk doormaakt en waarbij ook steeds meer het eisen als negatieve prikkel omgezet wordt in een positieve benadering in de vorm van wijzen op de kwaliteit van het gebouw, op (woon-)comfort, het binnenmilieu in het algemeen, op gezond wonen en leven. In het Milieubeleidsplan 2003-2008 presenteert de gemeente Deventer haar ambitie op het gebied van duurzaam bouwen en energiebeleid.