Plan: | Herinrichting Zandwetering nabij Diepenveen |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0150.P228-OH01 |
Huidige situatie
De Zandwetering ten westen van Diepenveen loopt niet in oost-west richting door een laagte, zoals bij de meeste weteringen in het buitengebied het geval is. De weteringen (een gegraven, niet natuurlijke, watergang) gaan vaak mee met het systeem van laagtes en ruggen. Hetgeen wel natuurlijk is. In dit geval is de wetering afgebogen naar het noorden toe en "ontmoet" het landschap op een andere manier. Daardoor heb je meerdere landschapstypen dicht tegen elkaar aan liggen. De wetering schuurt als het ware tegen een es aan en bevindt zich daarmee dus aan de rand van de es. Er is sprake van een ontwikkeling op het grensgebied van:
Landschappelijke inpassing van de ontwikkeling bij de omgeving
Met de geplande ontwikkeling van waterberging wordt de Zandwetering beter zichtbaar en beleefbaar, zowel door het vernatten van percelen als door het toevoegen van een wandelroute door het gebied. Het plan accentueert de afwisseling van hoog en laag (droog en nat), dat kenmerkend is voor dit landschap. Dit wordt extra beleefbaar door een droge en een natte route.
Daar waar de Zandwetering tegen de (rand van de) es aan schuurt is juist vanuit de esgedachte een verdichting op zijn plaats. Een es bestaat uit openheid met verdichting aan de randen.
Door zorgvuldig om te gaan met opgaande beplanting in het gebied ontstaan er nieuwe doorkijkjes op het landschap, zonder dat het landschap wordt dichtgezet. Deze gewenste combinatie van openheid en opgaande beplanting sluit aan bij de kwaliteiten zoals hiervoor beschreven. Deze kwaliteiten zijn ook in het verleden zo geformuleerd en vastgelegd in beleidsstukken.
Beheer en landschappelijke inpassing
De landschappelijke kwaliteit is een belangrijk uitgangspunt. Het bestemmingsplan zorgt samen met de bij de aanvraag ingediende tekeningen, het vastgestelde inrichtingsplan en aanvullende overeenkomsten ten aanzien van beheer en onderhoud tot een goede landschappelijke inpassing. Over de inrichting en het onderhoud hebben het Waterschap en omwonenden afspraken gemaakt die passen binnen het wensbeeld voor de locatie van het plangebied.
Het beheer moet in de toekomst voorkomen dat de openheid volledig wordt dichtgezet. Dit betekent dat boom en struikvormers tijdig worden teruggezet of verwijderd. In de laagtes is ruimte voor waterberging en moeraslandschap met de bijbehorende lage en openvegetatie. De oude verkavelingstructuur wordt behouden en aanwezige reliëflijnen worden in de aanleg en het beheer zorgvuldig behouden en versterkt.
Als het gaat om zicht op ooghoogte dan speelt bij kleinschalige landschapselementen een variatie in hoogte tussen bijvoorbeeld 2 en 5 meter geen rol. Aangezien in beide gevallen de begroeiing zich boven ooghoogte zal bevinden.
Bij kleinschalige landschapselementen past een hoogte van bijvoorbeeld 5 meter in het gebied. Een begroeiing van bijvoorbeeld 2 meter hoogte heeft niet meer de maat die past bij de schaal van het landschap. Soms komt die hoogte in landschappen voor, maar dan gaat het vaak om natuurlijke hagen, struweel of bosranden. In die gevallen is de omvang (lengte, oppervlak) van het landschappelijk element groter, of is het zelfs onderdeel van een landschappelijk grotere eenheid (bijvoorbeeld bos).
Advies
Ten aanzien van het landschapsaspect is advies ingewonnen bij Het Oversticht (adviesorganisatie op het gebied van ruimtelijke kwaliteit en ruimtelijk erfgoed). De bevindingen van Het Oversticht ten aanzien van de huidige situatie, de landschappelijke inpassing en bijbehorend beheer sluiten aan bij de randvoorwaarden van de gemeente. Voor het advies wordt verder verwezen naar bijlage 1 bij deze toelichting.