direct naar inhoud van 3.5 Milieukwaliteitseisen
Plan: Oerdijk 192
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P231-OH01

3.5 Milieukwaliteitseisen

Beleid

In het gemeentelijke milieubeleid (Milieubeleidsplan 2003-2008) staat een integrale benadering van milieu, ruimtelijke ordening, bouwen en wonen en verkeers- en vervoersbeleid centraal. Belangrijke uitgangspunten zijn:

  • behoud van bestaande milieukwaliteiten, verantwoord gebruik van natuurlijke hulpbronnen (ruimtelijke ontwikkeling en milieu);
  • een duurzame ontwikkeling en betrokkenheid en verantwoordelijkheid van ondernemers staat centraal (economische ontwikkeling en milieu);
  • de betrokkenheid van de burger (maatschappelijke ontwikkeling en milieu) .

Met name de eerste twee uitgangspunten zijn van belang bij het opstellen van bestemmingsplannen.

Om te oordelen of het voorliggende bestemmingsplan geen negatieve invloed heeft op de bestaande milieukwaliteit en voldoet aan de wettelijke normen die zijn vastgesteld in de milieuwetgeving, zijn de volgende milieukundige aspecten beoordeeld:

  • bedrijven en milieuzonering;
  • geluid;
  • bodemkwaliteit;
  • luchtkwaliteit;
  • externe veiligheid;
  • ecologie;
  • duurzaamheid.

Bedrijven en milieuzonering

Het perceel Oerdijk 192 is gelegen in het buitengebied van de gemeente Deventer. Het toekennen van een nieuwe bestemming aan de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen mag geen negatieve invloed hebben op de omliggende agrarische bedrijven en hun rechten.

In relatie tot de vergunde rechten van omliggende veehouderijen kan qua geurwetgeving gemeld worden dat ingevolge artikel 14, lid 2 onder c van de Wet geurhinder en veehouderij, voor nieuwe geurgevoelige objecten (verbouwde koeienstal voor begeleid wonen) die in het kader van een RvR-regeling of VAB-regeling worden opgericht een minimale afstand van 50 m buiten de bebouwde kom in acht genomen moet worden ten opzichte van agrarische bedrijven van derden. Binnen 50 m van het plangebied bevinden zich geen agrarische bedrijven. De nieuwe geurgevoelige functies vormen vanuit geuroptiek dus geen belemmering voor de vergunde rechten van de omliggende veehouderijen.

Over de inpasbaarheid van de geplande nieuwe activiteiten kan gemeld worden dat deze geen betrekking hebben op de agrarische bedrijfsvoering (aantal stuks vee e.d.), maar uitsluitend betrekking hebben op zorgverlenende functies. Volgens de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering, geldt voor deze functie een richtafstand tot een rustige woonwijk van maximaal 30 m. Aan deze afstand wordt eveneens voldaan.

Geluid

Het plangebied ligt nabij de Oerdijk. Volgens de verkeersmilieukaart (VMK prognosejaar 2020) wordt ter plaatse van de nieuwe geluidsgevoelige functies de voorkeursgrenswaarde van 48 dB volgens de Wet geluidhinder niet overschreden. Wanneer wordt voldaan aan de voorschriften uit het bouwbesluit dan wordt voldaan aan het maximale binnenniveau van 33 dB en zal er geen sprake zijn van geluidshinder voor de bewoners en gebruikers van het erf.

Volgens de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering wordt voor geluid afkomstig van agrarische bedrijven een richtafstand van 30 meter aangegeven. Vanaf het perceel Oerdijk 192 gezien zijn er binnen deze afstand geen agrarische bedrijven gesitueerd. De nieuwe functie is hiermee ruimtelijk goed inpasbaar in de omgeving. Nader akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk.

Bodemkwaliteit

Uit het historisch bodembestand blijkt dat op de locatie een bovengrondse dieseltank aanwezig is of is geweest. Deze brandstofopslag wordt aangemerkt als verdacht ten aanzien van bodemverontreiniging. Voor zover bekend is de locatie nimmer milieukundig onderzocht, een bodemonderzoek is daarom noodzakelijk.

In januari 2010 is ter plaatse van de verbouwlocatie een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Dumea (projectnummer AAAC/155). De belangrijkste conclusies van het onderzoek zijn:

  • Uit het historisch onderzoek, uitgevoerd door Dumea, blijkt dat in het gemeentelijk archief geen gegevens voorhanden zijn met betrekking tot de ligging van de voormalige ondergrondse tank. Uit het BIS kan wel worden gehaald dat de tank door een KIWA-erkend bedrijf is gesaneerd;
  • Plaatselijk is de bovengrond zwak tot matig puinhoudend of bevat het resten puin;
  • In de boven- en ondergrond zijn, van de geanalyseerde parameters, geen gehalten aangetoond boven de AW2000;
  • Het grondwater is licht verontreinigd met barium en komt mogelijk van nature voor.
  • Op basis van de resultaten van het onderzoek bestaat er geen vermoeden voor de aanwezigheid van een geval van ernstige verontreiniging.

Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek blijkt dat de locatie geschikt is voor de toekomstige functie wonen met tuin.

Luchtkwaliteit

Het plangebied ligt nabij de Oerdijk. Volgens de verkeersmilieukaart wordt ter hoogte van deze weg ruimschoots voldaan aan de normstelling volgens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), zowel in de huidige situatie (2010) als ook in de toekomstige situatie (2015 en 2020). In de verkeersmilieukaart is een maximale toename van 100 motorvoertuigen per etmaal toegevoegd voor het beoogde gebruik (een forse overschatting). Ook met de gewijzigde verkeersintensiteiten worden de grenswaarden niet overschreden. Hiermee kan gesteld worden dat aan de normstelling voor luchtkwaliteit wordt voldaan en dat de mate van blootstelling aan verontreinigende stoffen geoorloofd is. Op grond hiervan vindt de gemeente Deventer het niet noodzakelijk dat de initiatiefnemer een luchtkwaliteitsonderzoek laat uitvoeren.

Externe veiligheid

Op 4 juli 2007 is door de Raad de "Omgevingsvisie externe veiligheid" vastgesteld. In die visie is de ambitie vastgelegd wat betreft het veiligheidniveau dat moet worden nagestreefd per deelgebied in Deventer. Gezien de ligging van het plangebied t.o.v. relevante objecten en/of risicovolle vervoersassen op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, de circulaire 'Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen 1984' en het ontwerp Besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB), is externe veiligheid voor dit plan geen aandachtspunt.

Ecologie

Het plangebied is niet gelegen binnen de begrenzing van een speciale beschermingszone in het kader van de Vogel- en /of Habitatrichtlijn. De planlocatie ligt op geruime afstand van het Natura-2000 gebied de Sallandse Heuvelrug. Op korte afstand ligt wel het beschermde natuurmonument de Oostermaet. Het plangebied zelf is echter niet gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur of een beschermd natuurmonument (Natuurbeschermingswet).

Van toepassing is wel de sinds 1 april 2002 van kracht zijnde Flora- en faunawet. Deze wet voorziet in de bescherming van planten en dieren in heel Nederland. Om te bepalen of er binnen het plangebied beschermde flora en fauna aanwezig is of dat er habitat aanwezig is welke geschikt kan zijn als groei- of verblijfplaats voor beschermde planten- en diersoorten is een flora- en fauna onderzoek uitgevoerd. Roelof Jan Koops heeft gedurende anderhalf jaar de natuurwaarden van het erf en de directe omgeving in kaart gebracht.

Uit het flora- en faunaonderzoek is gebleken dat het plangebied voornamelijk onderdeel uitmaakt van het leefgebied van diverse algemeen beschermde soorten, zoals merel, vink, koolmees, pimpelmees, roodborst, egel, haas, mol, vos, ree, bosmuis, veldmuis, gewone pad en de bruine kikker. Negatieve effecten op individuen van deze soorten zijn door de ruimtelijke ontwikkelingen op het erf te verwachten. Echter negatieve effecten op populatieniveau niet. Het duurzaam voortbestaan van deze soorten is daarom niet in gevaar. Met de ruimtelijke ontwikkelingen worden geen groenelementen verwijderd op of buiten de planlocatie. Negatieve effecten op de in het plangebied voorkomende eekhoorn zijn daarom ook uit te sluiten.

Op basis van het onderzoek kan tevens worden gesteld dat het plangebied door diverse strikt beschermde vleermuissoorten gebruikt wordt. Met uitzondering van de gewone grootoorvleermuis zijn geen negatieve effecten op beschermde soorten te verwachten. Met de voorgenomen ingrepen gaan geen vaste rust- of verblijfplaatsen van vleermuizen verloren. Ook worden geen vliegroutes en foerageergebieden aangetast.

Een uitzondering is de kolonie van gewone grootoorvleermuizen die zicht zich in de oude varkensschuur bevindt. Door een toename van de activiteiten door mensen en dieren in de schuur kunnen de vleermuizen verstoord worden. Van belang is dat deze locatie buiten de verbouwingsplannen blijft en beschermd wordt gedurende de verbouwing. Indien de stal wel aan verbouwingsactiviteiten onderhevig is, is een ontheffing noodzakelijk. Gezien de ontwikkelingen op het erf zal de oude varkensschuur intensiever gebruikt gaan worden dan afgelopen jaren het geval is geweest. Geadviseerd wordt daarom toch een ontheffing aan te vragen voor het verstoren of ongeschikt maken van deze vaste rust- en verblijfplaats. Vooruitlopend daarop kunnen mogelijk nu al compenserende maatregelen worden getroffen in de vorm van het realiseren van een geïsoleerde zolderruimte boven de voormalige koeienschuur, waarbij de toegang mogelijk wordt gemaakt middels een smalle sleuf.

Hoewel er geen nestlocatie is aangetroffen van de steenuil is de kans wel heel erg groot dat deze op het erf aanwezig is. Geadviseerd wordt daarom bij de verbouwing een toekomstige nestlocatie veilig te stellen. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een nestkast op een rustige plek ergens op het erf.