direct naar inhoud van 3.2 Beleidskaders
Plan: Apenhuizerenkweg 1
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P241-OH01

3.2 Beleidskaders

Rijksbeleid

Bij het vaststellen van dit bestemmingsplan zijn geen rechtstreekse Europese en nationale ruimtelijke belangen betrokken. De algemene beleidsrichtlijnen van het Europees en rijksbeleid, o.a. de Nota Ruimte, worden nader uitgewerkt in provinciaal en gemeentelijk beleid, en om die reden niet nader behandeld.

Provinciaal beleid

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening de belangrijkste beleidskaders als het gaat om ontwikkelingen in het buitengebied van de provincie. Beleidskaders zoals de provinciale VAB-regeling en de 'handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen' zijn hierin opgegaan.

In de Omgevingsvisie Overijssel schetst de provincie haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het vizier is hierbij gericht op het jaar 2030. De Omgevingsvisie heeft onder andere de status van structuurvisie in de zin van de Wet ruimtelijke ordening en regionaal waterplan onder de nieuwe Waterwet.

De Omgevingsverordening dient als waarborg voor een deel van dat beleid. Andere onderdelen kunnen beter gewaarborgd worden door middel van bijvoorbeeld subsidies of samenwerkingsverbanden. De Omgevingsverordening telt daarnaast ook als Milieuverordening, Waterverordening en Verkeersverordening.

Ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid zijn de rode draden in de verordening. De sturing daarop is vertaald in generieke regels. Dit betekent dat alle andere onderdelen in de verordening altijd in combinatie met de bepalingen betreffende ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid toegepast moeten worden.

De gemeenteraad van Deventer wordt in de verordening gevraagd om in elk bestemmingsplan te onderbouwen dat de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Aan deze onderbouwing wordt de eis gesteld dat inzichtelijk moet worden gemaakt hoe is omgegaan met de provinciale vier-lagenbenadering, de bijbehorende Catalogus Gebiedskenmerken 2009 en welk ontwikkelingsperspectief van toepassing is. Deze onderbouwing hangt nauw samen met de beoordeling en afweging over de landschappelijke inpassing en wordt in paragraaf 3.3 nader uitgewerkt.

Gemeentelijk beleid

Voor de (ruimtelijke) ontwikkeling zoals beschreven in hoofdstuk 2 zijn verschillende gemeentelijke en intergemeentelijke beleidskaders relevant.

In het structuurplan Deventer 2025 (april 2004) zijn de toekomstige ruimtelijke opgaven voor Deventer en de gewenste ontwikkelingsrichting in beeld gebracht. Deventer zet in op behoud en versterking van het kleinschalige karakter van het landschap. Bij verdere ontwikkelingen in het landelijk gebied wordt rekening gehouden met de karakteristieke landschappelijke structuur met het oog voor cultuur- en historische kwaliteiten. Daarnaast streeft Deventer naar een goede balans tussen ruimtelijke kwaliteit en milieukwaliteit door het voeren van integraal- en gebiedsgericht beleid.

In 2006 besloten de gemeenten Deventer, Olst-Wijhe en Raalte samen een Landschapsontwikkelingsplan op te stellen en hun bestemmingsplannen voor het buitengebied te herzien. Voor de gemeenten worden afzonderlijke bestemmingsplannen opgesteld. Echter, eenduidigheid wordt betracht in opbouw en uitgangspunten van deze bestemmingsplannen. De drie hiervoor genoemde gemeenten hebben gezamenlijk de nota van uitgangspunten opgesteld. In de nota van uitgangspunten zijn de beleidsuitgangspunten opgenomen voor de nieuwe bestemmingsplannen buitengebied. Het vastgestelde landschapsontwikkelingsplan (hierna LOP), de Nota van Uitgangspunten Buitengebied (hierna NvU) en het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied zijn voor dit plan relevante toetsingskaders.

In de NvU staat dat er maximaal 100 m² aan bijgebouwen is toegestaan bij een woning, maar via de saneringsregeling kan deze oppervlakte uitgebreid worden. De saneringsregeling voor bijgebouwen bij burgerwoningen staat toe dat de oppervlakte aan bestaande 'landschapsontsierende' bijgebouwen op een erf 1:1 kunnen worden vervangen door één of meerdere nieuwe bijgebouw(en), tot een maximale oppervlakte van 250 m². Een belangrijke eis hierbij is dat deze mogelijkheid onderbouwd moet worden met een goede landschappelijke en ruimtelijke onderbouwing. Het perceel aan de Apenhuizerenkweg 1 past binnen deze regeling. Het gaat om sloop van landschapsontsierende bijgebouwen met een totale oppervlakte van circa 100 m². Het nieuwe bijgebouw, met een oppervlakte van 72 m², beslaat samen met het bestaande bijgebouw van 100 m² een totale oppervlakte van 172 m². De oppervlakte is minder dan de 250 m² die staat beschreven in de saneringsregeling voor bijgebouwen bij burgerwoningen. Daarnaast wordt het nieuwe bijgebouw landschappelijk ingepast waardoor de landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd.

In het voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied wordt beschreven dat alle bestaande burgerwoningen met de bijbehorende erven en tuinen bestemd worden met de bestemming 'Wonen'. In principe wordt aan alle woningen een afzonderlijk bouwvlak toegekend. Binnen het bouwvlak wordt gestreefd naar een concentratie van bebouwing. Het plan voor het perceel aan de Apenhuizerenkweg voldoet aan deze punten. Het perceel krijgt een aangepast bouwvlak waarbinnen gebouwd mag worden. Daarnaast worden er drie bijgebouwen gesloopt die verspreid over het perceel staan en deze worden vervangen door één bijgebouw dat dichter bij de woning staat.

Het plan om drie van de vier aanwezige bijgebouwen op het perceel aan de Apenhuizerenkweg 1 te Bathmen te vervangen door één bijgebouw dichter bij de huidige bebouwing sluit aan bij bovengenoemde beleid.