Plan: | Plasmansweg 2 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0150.P247-OH01 |
Beleid
In het gemeentelijk milieubeleid (Milieubeleidsplan 2003-2008) staat een integrale benadering van milieu, ruimtelijke ordening, bouwen en wonen en verkeers- en vervoersbeleid centraal. Belangrijke uitgangspunten zijn:
Met name de eerste twee uitgangspunten zijn van belang bij het opstellen van bestemmingsplannen.
Om te oordelen of het voorliggende bestemmingsplan geen negatieve invloed heeft op de bestaande milieukwaliteit en voldoet aan de wettelijke normen die zijn vastgesteld in de milieuwetgeving, zijn de volgende milieukundige aspecten beoordeeld:
Bedrijven en milieuzonering
Het perceel Plasmansweg 2 ligt in het buitengebied van de gemeente Deventer. Het toekennen van een nieuwe bestemming aan de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen mag geen negatieve invloed hebben op de omliggende agrarische bedrijven en hun rechten.
Het onderhavige plan betreft een initiatief vanuit het VAB-beleid. In relatie tot vergunde rechten van omliggende veehouderijen kan qua geurwetgeving gemeld worden dat ingevolge artikel 14, lid 2 onder c van de Wet geurhinder en veehouderij, voor nieuwe geurgevoelige objecten (in casus een nieuwe woning) een minimale afstand van 50 m buiten de bebouwde kom in acht genomen moet worden ten opzichte van agrarische bedrijven van derden. Binnen 50 m van het plangebied bevinden zich geen agrarische bedrijven. De nieuwe geurgevoelige functies vormt vanuit geuroptiek dus geen belemmering van vergunde rechten van omliggende veehouderijen.
Over de inpasbaarheid van de geplande nieuwe woonfunctie in relatie tot geluidhinder van omliggende bedrijven kan gemeld worden dat volgens de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' een richtafstand van 30 m geldt. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan.
Geluid
Relevante wegen liggen op een afstand van meer dan 250 meter. Agrarische bedrijven op een afstand van 150 meter en meer. De nieuwe woonfunctie is hiermee vanuit akoestisch perspectief, ruimtelijk goed inpasbaar in de omgeving. Akoestisch onderzoek is verder niet noodzakelijk voor de ruimtelijke procedure.
Bodemkwaliteit
Uit het historisch bodem bestand blijkt dat de planlocatie onverdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging. Voorzover bekend is de locatie nimmer bodemkundig onderzocht, maar heeft ter plaatse geen opslag van brandstoffen in boven- en/of ondergrondse tanks plaatsgevonden. De locatie is onverdacht voor bodemverontreiniging. Daarom is een bodemonderzoek niet noodzakelijk voor de ruimtelijke procedure.
Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de wijzigingswet van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) werktitel 'Wet luchtkwaliteit' (Stb. 2007, 414), in werking getreden (Stb. 2007, 434). Luchtkwaliteitseisen vormen onder de 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor een ruimtelijke ontwikkeling als een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Volgens de Regeling en het Besluit niet in betekenende mate is vastgesteld dat woningbouwplannen voor minder dan 500 woningen 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Om vanuit een goede ruimtelijke ordening toch iets te kunnen zeggen over de mate van blootstelling aan luchtverontreinigingen, is de lokale situatie beoordeeld in de verkeersmilieukaart. Op basis van de verkeersmilieukaart blijkt dat ter plaatse van het plangebied ruimschoots aan de normstelling voor luchtkwaliteit wordt voldaan en dat deze enkele woning geen overschrijding veroorzaakt. Op grond hiervan vindt de gemeente het niet noodzakelijk dat de initiatiefnemer een luchtkwaliteitsonderzoek laat uitvoeren.
Externe veiligheid
Gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van relevante objecten en/of risicovolle vervoersassen op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, de circulaire 'Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen 1984' en het ontwerp Besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB), is externe veiligheid voor dit plan geen aandachtspunt.
Ecologie
De tot woonhuis te renoveren schuur lijkt vrij gesloten van opzet. Er is geen spouwmuur. Naar verwachting zijn er geen mogelijkheden aanwezig voor strikt beschermde diersoorten (bijvoorbeeld vleermuizen of steenmarter). Ten aanzien van vogels kan worden gesteld dat van de soorten met jaarrond beschermde nesten mogelijk gierzwaluw of huismus als broedvogel aanwezig zijn. Ook kunnen er andere vogelsoorten in de bebouwing of de begroeiing direct grenzend aan de schuur broeden. Met al deze vogels dient rekening te worden gehouden. Dit betekent dat er geen werkzaamheden mogen plaatsvinden die nestelende of broedende vogels verstoren. Dit kan door te werken buiten de broedtijd (circa half maart tot half juli) of er zeker van te zijn dat zich op het moment van uitvoeren van werkzaamheden geen broedvogels aanwezig zijn.
Er is geen ecologische quickscan noodzakelijk. Bij aanwezigheid van broedende huismus of gierzwaluw is het wel verplicht maatregelen te nemen voor behoud van broedplaatsen voor deze soorten, bijvoorbeeld in de vorm van het plaatsen van nestpannen of een vogelvide.