direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
Plan: Bussinksweg 2a
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P249-OH01

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in Artikel 1 lid 1.6 onder a, b, e, f en i;

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - landbouwmechanisatie': een landbouwmechanisatiebedrijf;
  • c. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid en de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen);
  • d. kleinschalig beroep of bedrijf aan huis: conform het gestelde in lid 3.5.2;
  • e. bed & breakfast: conform het gestelde in lid 3.5.3;
  • f. evenementen;
  • g. recreatief medegebruik;
  • h. de in tabel 3.1 vermelde toegestane nevenfuncties;

met de daarbij behorende:

  • i. voorzieningen zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, ontsluitingswegen en voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het bergen van water.

Tabel 3.1 Niet-agrarische nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten   -   100  
inpandige opslag en stalling   -   500  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)   -   200  
kano-, boot- of fietsenverhuur   -   100  
rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte)   gehele bedrijf   100  
kleinschalig beroep of bedrijf aan huis   -   50  

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen (niet zijnde omheiningen rond paardenbakken) en veekeringen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
  • c. verder geldt het volgende:

  max. aantal per bouwvlak   max.
oppervlak  
max.
inhoud  
max. goothoogte   max. bouwhoogte   dakhelling (min./max.)  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)   twee     750 m³  

4,5 m  
10 m   20°/55°  
hoge permanente teeltondersteunende kassen     500 m²          
rijhal ten behoeve van een paardenfokkerij     1.000 m²          
overige bedrijfsgebouwen     volledig bouwvlak     5,5 m   12 m   12°/55°  
sleufsilo's
voedersilo'
mestsilo's  
        3 m
15 m
6 m  
 
mestopslagplaten           3 m    
Verlichting ten behoeve van paardenbakken           8 m    
windturbines   1         15 m    
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel- rooilijn
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen  
       

1 m

1 m
2 m  
 
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde          
3 m  
 
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen:

  • a. indien en voor zover meer dan 1.000 m³ aan bebouwing wordt opgericht, kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en de afmeting van de bebouwing alsmede aan de terreininrichting teneinde een verantwoorde landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf te verzekeren.
3.4 Ontheffing van de bouwregels
3.4.1 Ten behoeve van de bouw van innovatieve stalsystemen waaronder serrestallen en boogstallen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van agrarische bedrijven ontheffing verlenen van de goothoogte en dakhelling voor bedrijfsgebouwen zoals bepaald in lid 3.2 onder d teneinde een afwijkende dakvorm voor bedrijfsgebouwen te realiseren, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. ten behoeve van de bouw van serrestallen en/of boogstallen;
  • b. ontheffing is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • c. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast.

3.4.2 Ten behoeve van de realisatie van een biomassavergistingsinstallatie

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de realisatie van een biomassavergistingsinstallatie ontheffing verlenen van de in lid 3.2 gestelde bouwregels, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. aan het verzoek om ontheffing wordt uitsluitend medewerking verleend indien sprake is van een duurzaam, volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. realisatie van de biomassavergistingsinstallatie dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;
  • c. de inhoud van de biomassavergistingsilo's bedraagt ten hoogste 3.000 m³;
  • d. de verwerkingscapaciteit bedraagt ten hoogte 80 ton per dag;
  • e. de biomassavergisting dient milieuhygiënische aanvaardbaarheid te zijn.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de teelt van ruwvoeder is in geen geval toegestaan;
  • b. buitenopslag met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan;
  • c. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 800 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • d. paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan;

3.5.2 Kleinschalige beroepen en bedrijven aan huis

Gebruik van ruimten binnen een woning (i.c. hoofdgebouw, aanbouwen en uitbouwen en/of bijgebouwen) ten behoeve van een kleinschalig beroep of bedrijf aan huis wordt overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • b. alleen beroepen of bedrijven zijn toegestaan die in de van deze planregels deel uitmakende Bijlage 1 Staat van beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis zijn aangeduid als milieucategorie 1, of beroepen en bedrijven die gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving redelijkerwijs met deze bedrijven kunnen worden gelijkgesteld;
  • c. het gebruik mag geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte hebben;
  • d. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning (met in begrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen), tot ten hoogste (en in totaal) 50 m2 mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  • e. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden;
  • f. er mag in het kader van kleinschalige beroepen en bedrijven aan huis geen horeca plaatsvinden;
  • g. er mag geen seksinrichting worden opgericht;
  • h. het beroep of bedrijf dient door een bewoner van de woning te worden uitgeoefend.
3.5.3 Bed & breakfast

Gebruik van ruimten binnen een woning (i.c. hoofdgebouw, aanbouwen en uitbouwen en/of bijgebouwen) ten behoeve van een bed & breakfast wordt overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de toeristisch recreatieve overnachtingsmogelijkheid functioneert niet als zelfstandige wooneenheid (de realisatie van een aparte kookgelegenheid is niet toegestaan);
  • b. het authentieke uiterlijk of de verschijningsvorm van de woning wordt gehandhaafd;
  • c. het aantal bedden ten dienste van de bed & breakfast bedraagt niet meer dan 4.
3.6 Ontheffing van de gebruiksregels
3.6.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van een of meer, anders dan bij recht toegestane nevenfuncties, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. in afwijking op het bepaalde in onder a geldt dat nieuwbouw ten behoeve van de nevenfunctie tot ten hoogste 100 m² is toegestaan met dien verstande dat aangetoond dient te worden dat de nevenactiviteit niet passend is in de bestaande bebouwing;
  • c. in afwijking op het bepaalde in onder a geldt dat nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is tevens is toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan het bouwvlak;
  • d. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 3.1 onder c niet onevenredig worden aangetast;
  • f. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • g. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • h. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • i. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • j. de agrarische uitstraling van de bedrijfsgebouwen en het erf dient behouden en waar mogelijk te worden versterkt;
  • k. detailhandel is uitsluitend toegestaan indien dit in directe relatie staat met de hoofdactiviteit;
  • l. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 800 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • m. ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende:
      • nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober;
      • het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25;
      • uitsluitend mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, zijn toegestaan;
      • de afstand tot het bouwvlak van derden bedraagt ten minste 50 m;
      • de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m;
      • er dient een inrichtingsplan te worden overlegd waarin wordt aangetoond dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de eisen uit het Landschapsontwikkelingsplan zoals is vastgesteld; dit inrichtingsplan dient vergezeld te worden van deskundigenadvies over de inrichting van erf;
  • n. ten behoeve van de nevenfunctie plattelandskamers geldt tevens het volgende:
      • het aantal kamers bedraagt ten hoogste 5;
      • de oppervlakte per kamer bedraagt ten hoogste 50 m²;
      • de totale gezamenlijk oppervlakte bedraagt ten hoogste 200 m².
3.7 Aanlegvergunning
3.7.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • b. de aanleg van verhardingen groter dan 50 m² (zoals verharde wandel- of fietspaden en kavelpaden).

3.7.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 3.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. binnen het bouwvlak plaatsvinden.

3.7.3 Voorwaarde voor de aanlegvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals in lid 3.1 onder c bedoeld, niet onevenredig worden aangetast.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Ten behoeve van de omschakeling naar een paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de omschakeling van een agrarisch bedrijf naar een paardenhouderij, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast ten behoeve van een paardenhouderij;
  • b. afhankelijk van de bedrijfsomvang bedraagt het oppervlak van het bouwvlak ten hoogste 1 ha;
  • c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het geen onevenredige afbreuk doet aan de in lid 3.1 onder c genoemde waarden;
  • e. er dient een inrichtingsplan te worden overlegd waarin wordt aangetoond dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de eisen uit het Landschapsontwikkelingsplan zoals is vastgesteld. Dit inrichtingsplan dient vergezeld te worden van deskundigenadvies over de inrichting van erf.

3.8.2 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap zodanig wijzigen dat - indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf - vervolgfuncties toegestaan zijn, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het agrarisch gebruik is beëindigd en agrarisch hergebruik is aantoonbaar niet mogelijk;
  • b. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd indien en voor zover sloop van alle bedrijfsgebouwen heeft plaatsgevonden; hierbij geldt het volgende:
      • indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag een gesloopte oppervlak teruggebouwd worden;
      • indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde mag 250 m² teruggebouwd worden;
      • van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met een maximum van 850 m²;
  • d. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder d niet onevenredig worden aangetast;
  • e. indien er sprake is van het bepaalde onder c dient er tevens een inrichtingsplan te worden overlegd waarin wordt aangetoond dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de eisen uit het Landschapsontwikkelingsplan zoals is vastgesteld; dit inrichtingsplan dient vergezeld te worden van deskundigenadvies over de inrichting van erf;
  • f. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft;
  • g. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • h. er dient voorzien te worden in een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • i. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • j. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • k. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • l. de agrarische uitstraling van de bedrijfsgebouwen en het erf dient behouden en waar mogelijk te worden versterkt;
  • m. detailhandel is uitsluitend toegestaan indien dit in directe relatie staat met de hoofdactiviteit;
  • n. het aantal woningen mag niet toenemen.

3.8.3 Ten behoeve van rood-voor-rood

Burgemeesters en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van één compensatiewoning binnen bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap met dien verstande dat:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het agrarisch gebruik beëindigd is en is aangetoond dat op het betreffende perceel het uitoefenen van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering van de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering voor de nieuwvestiging van een intensieve veehouderijbedrijf;
  • d. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien ten minste 850 m² landschapsontsierende bedrijfsbebouwing wordt gesloopt met dien verstande dat het minimaal aanwezige en te slopen oppervlak per bouwvlak ten minste 250 m² bedraagt;
  • e. per 850 m² te slopen landschapsontsierende bedrijfsbebouwing is 1 compensatiewoning toegestaan;
  • f. alle op het bouwvlak aanwezige bebouwing, uitgezonderd de bedrijfswoning, bijgebouwen en karakteristieke bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • g. de nieuw te realiseren burgerwoning dient te worden voorzien van een zelfstandig bouwvlak met de bestemming Wonen;
  • h. indien het zelfstandige bouwvlak zoals genoemd onder g niet binnen het voormalige agrarische bouwvlak gerealiseerd kan worden, is het toestaan van een nieuw bouwvlak elders in het plangebied toegestaan;
  • i. de huidige bedrijfswoning dient voorzien te worden van de bestemming Wonen;
  • j. de overige gronden van het voormalig agrarisch bouwvlak dienen te worden voorzien van de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - Landschap of Agrarisch met waarden - Natuur en landschap zonder bouwvlak;
  • k. de inhoudsmaat van de compensatiewoning niet meer mag bedragen dan 750 m³;
  • l. de oppervlakte van de compensatiebijgebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • m. de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving van de compensatiewoning niet onevenredig mogen worden belemmerd;
  • n. compensatie ter plaatse niet is toegestaan wanneer er een onevenredige aantasting plaatsvindt van landschaps- en natuurwaarden die in het gebied of op het perceel aanwezig zijn;
  • o. er dient een inrichtingsplan te worden overlegd waarin wordt aangetoond dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de eisen uit het Landschapsontwikkelingsplan zoals is vastgesteld; dit inrichtingsplan dient vergezeld te worden van deskundigenadvies over de inrichting van erf;
  • p. er een inrichtingsplan dient te worden overlegd, waarin in ieder geval wordt aangetoond dat de ligging en uitstraling van de compensatiewoning passen binnen de bestaande bebouwingsstructuur.