Plan: | Bussinksweg 2a |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0150.P249-OH01 |
Beleid
In het gemeentelijke milieubeleid (Milieubeleidsplan 2003-2008) staat een integrale benadering van milieu, ruimtelijke ordening, bouwen en wonen en verkeers- en vervoersbeleid centraal. Belangrijke uitgangspunten zijn:
Met name de eerste twee uitgangspunten zijn van belang bij het opstellen van bestemmingsplannen.
Om te oordelen of het voorliggende bestemmingsplan geen negatieve invloed heeft op de bestaande milieukwaliteit en voldoet aan de wettelijke normen die zijn vastgesteld in de milieuwetgeving, zijn de volgende milieukundige aspecten beoordeeld:
Bedrijven en milieuzonering
Het perceel Bussinksweg 2a is gelegen in het buitengebied van de gemeente Deventer. Het toekennen van een groter bouwvlak aan de agrarische bedrijfsgebouwen mag geen negatieve invloed hebben op de omliggende agrarische bedrijven en hun rechten.
Voor de inrichting Bussinksweg 2a is op 28 december 2009 een revisievergunning verleend. Hierin is de beoogde schuur reeds vergund vanuit de Wet milieubeheer. In relatie tot vergunde rechten van omliggende (agrarische) bedrijven kan qua milieuwetgeving gemeld worden dat een kapschuur niet geur- en geluidgevoelig is. De nieuwe schuur vormt geen belemmering van vergunde rechten van omliggende bedrijven.
Geluid
Het plan voorziet niet in nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, welke getoetst moeten worden aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder.
Uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering volgt dat voor de bedrijfsactiviteiten van dit landbouwmechanisatiebedrijf een richtafstand te hanteren is van 100 m. Buiten deze richtafstand wordt verwacht vanuit het aspect geluid een voldoende woon- en leefklimaat te kunnen blijven garanderen voor de omliggende woonfuncties. Omliggende woningen zijn op meer dan 100 m van de inrichting gelegen. Vanuit het oogpunt van geluid zijn er geen bezwaren voor de functiewijziging van de planlocatie. Geluiduitstraling vanuit het bedrijf wordt gereguleerd via de Wet milieubeheer.
Bodemkwaliteit
Verdachte activiteit
De op de locatie voor bodemverontreiniging verdachte activiteit(en) zijn op basis van historische informatie (BIS4all, HBB en MPM):
Eén bovengrondse dubbelwandige stalen gasolie tank met een inhoud van 5000 liter (tanknummer 09CDW2242) is gekeurd op 23 maart 2009 door Hamer Installatietechniek BV. Als resultaat is vastgelegd dat kathodische bescherming van de installatie niet nodig is. Het gebruik van deze tank is geregistreerd per 12 mei 2009.
Bovenstaande deellocaties liggen allemaal op een afstand van meer dan 10 meter afstand van de uitbreidingslocatie van de nieuwe machineberging.
Bodemonderzoek
Op de locatie is in 1999 een verkennend bodemonderzoek in het kader van het vastleggen van de nulsituatie (WM-vergunning) en BSB-onderzoek uitgevoerd door de Grontmij (rapportnummer 11/99017, projectnummer 1120781, 25 maart 1999, BIScode 1391-01). De belangrijkste conclusies luiden als volgt:
Vervolgens is in 2000 een bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het nieuwbouwplan voor een tweede bedrijfswoning. Dit onderzoek is uitgevoerd door Van der Poel Consult (projectnummer 2.001.019, 25 februari 2000, BIScode 1391-02). Op basis van de onderzoeksresultaten blijkt het volgende:
In 2004 is ter plaatse van de geplande nieuwe locatie van de wasplaats, een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Deze dient tevens als nulsituatie voor de wasplaats. Dit onderzoek is uitgevoerd door Van der Poel Consult (projectnummer 1.411.363, november 2004). De belangrijkste conclusies zijn als volgt:
Ruimtelijke procedure
Aangezien er ter plaatse van en binnen een straal van 10 meter uit het bouwblok geen verdachte activiteiten zijn uitgevoerd, wordt het bouwblok als onverdacht beschouwd ten aanzien van bodemverontreiniging. Derhalve is in het kader van de ruimtelijke procedure geen bodemonderzoek noodzakelijk.
Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de wijzigingswet van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) werktitel 'Wet luchtkwaliteit' (Stb. 2007, 414) in werking getreden (Stb. 2007, 434). Luchtkwaliteitseisen vormen onder de 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Volgens de Regeling en het Besluit niet in betekenende mate is vastgesteld dat woningbouwplannen voor minder dan 500 woningen 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Om vanuit een goede ruimtelijke ordening toch iets te kunnen zeggen over de mate van blootstelling aan luchtverontreinigingen, is de lokale situatie beoordeeld in de verkeersmilieukaart. Op basis van de verkeersmilieukaart blijkt dat ter plaatse van het plangebied ruimschoots aan de normstelling voor luchtkwaliteit wordt voldaan en dat het oprichten van een schuur voor het stallen van machines die nu in de buitenlucht staan, geen overschrijding veroorzaakt. Op grond hiervan vindt de gemeente Deventer het niet noodzakelijk dat de initiatiefnemer een luchtkwaliteitsonderzoek laat uitvoeren.
Externe veiligheid
Het plangebied ligt niet nabij relevante risicovolle objecten op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De situatie dient voor wat betreft het aspect externe veiligheid wel te worden getoetst aan de Circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen 1984 en het ontwerp Besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB), aangezien de locatie ligt binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van een hoge druk aardgasleiding.
Het bouwplan heeft betrekking op vervangende nieuwbouw (schuur). Het plan heeft geen invloed op het aantal aanwezige personen binnen het plangebied. Hiermee is het plan niet van invloed op de hoogte van het groepsrisico. Daarom hoeft het groepsrisico in het ruimtelijke besluit verder niet verantwoord te worden.Voor wat betreft het aspect externe veiligheid is er geen belemmering voor dit plan.
Ecologie
De locatie ligt circa 250 meter van de Ecologische Hoofdstructuur (Oostermaet, concreet begrensde natuur). Het bedrijf heeft al veel bebouwd oppervlak. Er is geen sprake van extra geluid- of lichtbelasting of toenemende activiteiten van mensen. Het plaatsen van een extra schuur of berging op verhard oppervlak heeft dan ook geen negatief effect op het functioneren van de Ecologische Hoofdstructuur.
In het plangebied en directe omgeving komen geen juridisch zwaar beschermde soorten voor. Wel komen in de bermen en bermsloten van de Bussinksweg en de Noorder Pierkesmarsweg bijzondere plantensoorten voor. Deze zijn echter niet wettelijk beschermd en worden niet beïnvloed door de plannen. De overige bebouwing (schuren) binnen het plangebied is ongeschikt als leefgebied voor juridisch zwaar beschermde soorten. Deze worden niet verwacht. Een quickscan natuurtoets wordt niet noodzakelijk geacht voor deze uitbreiding.
In de huidige schuren kunnen mogelijk vogels broeden. Bij eventuele sloop- of andere werkzaamheden aan de bebouwing kunnen zij worden verstoord. Het is veelal niet mogelijk ontheffing te verkrijgen voor verbodsbepalingen die gelden voor broedvogels. Er mogen daarom geen activiteiten worden ondernomen op locaties waar nesten of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de vogels aanwezig zijn. Werkzaamheden die broedbiotopen van vogels verstoren of beschadigen, dienen buiten het broedseizoen van de aanwezige vogels te worden gestart. Voor de meeste soorten kan de periode tussen 15 maart en 15 juli worden aangehouden als broedseizoen. De broedperiode verschilt per soort en soms ook per jaar. In het kader van de Flora- en faunawet wordt voor het broedseizoen geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.