direct naar inhoud van 3.1 Beleidskaders
Plan: Zandbelterbrug Schalkhaar
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P267-VG01

3.1 Beleidskaders

Rijksbeleid

Bij het vaststellen van dit bestemmingsplan zijn geen rechtstreekse Europese en nationale ruimtelijke belangen betrokken. De algemene beleidsrichtlijnen van het Europees en rijksbeleid, o.a. de Nota Ruimte, worden nader uitgewerkt in provinciaal en gemeentelijk beleid en om die reden niet nader behandeld.

Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Overijssel 2009

De Omgevingsvisie is in juli 2009 vastgesteld als structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. Het betreft het integrale, provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De rode draden van de Omgevingsvisie zijn ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Om de provinciale ambities te bereiken wordt gebruik gemaakt van het uitvoeringsmodel. Deze is weergegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P267-VG01_0007.png"

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie provincie Overijssel

Het uitvoeringsmodel is gebaseerd op de bestuursfilosofie van vitale coalities: met partners een gezamenlijke visie of doel delen en dan ieder in eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komen. Alle uitvoeringsacties zijn te plaatsen in de samenhang van (1) Generieke beleidskeuzes, (2) Ontwikkelings- en beleidsperspectieven en (3) Gebiedskenmerken. De omschreven drie niveaus sturen op basis van een inhoudelijke ontwikkelingsvisie, of, waar en hoe een ruimtelijke ontwikkeling gerealiseerd kan worden.

  • 1. Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van EU, rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalend zijn of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. Er wordt onder andere gebruik gemaakt van de SER-ladder. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

In het buitengebied Deventer-Oost moet met een aantal bestaande verkeersaantrekkende functies rekening worden gehouden. Het LOG, de STER-locatie en de logistieke defensiecomplexen. Deze functies genereren nu al veel (vracht)verkeer en dat zal in de toekomst alleen nog maar verder toenemen. De bestaande wegenstructuur in het buitengebied is veelal niet geschikt voor dit (zware) vrachtverkeer en zeker niet berekend op een verdere toename. Het wegprofiel van de meeste wegen is te smal en door het veelal ontbreken van een vrijliggend fietspad, komt ook de verkeersveiligheid in het geding.

Door het realiseren van een nieuwe brug voor gemotoriseerd verkeer wordt de barrièrewerking van de Zandbelterbrug weggenomen en wordt het gebruik van de bestaande wegenstructuur geoptimaliseerd. Grootschalige aanpassingen van de bestaande wegenstructuur en/of de aanleg van nieuwe wegen in het buitengebied zijn hierdoor niet nodig.

  • 2. Beleidsambities

De beleidsambities van de provincie zijn verwoord in de ontwikkelingsperspectieven. Voor het plangebied gelden drie verschillende ontwikkelingsperspectieven. Allereerst het ontwikkelingsperspectief 'buitengebied accent veelzijdig ruimte gebruik'. Dit zijn de gebieden binnen de provincie waar sprake is van de verweving van functies. Aan de ene kant melkveehouderij en akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. Hier staat de kwaliteitsambitie 'voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen' voorop. In dit perspectief worden de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw, maar ook die van andere sectoren, nog nadrukkelijker verbonden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen. Een tweede ontwikkelingsperspectief dat in dit gebied een rol speelt is 'stadsrandgebied'. Dit betreft een gebiedsconditie die benut kan worden. De sterke relatie tussen stad en land is hierbij van belang. Het derde ontwikkelingsperspectief is 'realisatie van blauwe hoofdstructuur'. Dit ontwikkelingsperspectief is specifiek voor het Overijssels kanaal. Het behouden en ontwikkelen van de natuur- en landschapskwaliteiten staat hier voorop. Evenals behoud en versterking van een veerkrachtig watersysteem, waarbij de nadruk ligt op het vasthouden en bergen van water in plaats van het snel afvoeren. Het verbeteren van de inrichtingskwaliteit en de toegankelijkheid langs de watergangen zijn belangrijke aandachtspunten bij elke ontwikkeling. Het watersysteem moet een verbinding zijn en blijven voor mens, plant en dier.

Het realiseren van een nieuwe brug voor gemotoriseerd verkeer past binnen alle drie de ontwikkelingsperspectieven. Het verbeteren van de gebiedsontsluiting draagt er aan bij dat de bestaande en nieuwe agrarische en niet- agrarische functies in het buitengebied kunnen blijven bestaan en groeien zonder dat zij voor extra overlast en onevenredige aantasting van de ruimtelijke kwaliteit zorgen in een groot deel van het Deventer buitengebied. De bestaande structuur van erfontsluitingswegen en gebiedsontsluitingswegen blijft in tact. Door het (vracht)verkeer te weren uit het rustige binnengebied blijven de bestaande wegen hun karakter en hun cultuurhistorische en landschappelijke waarde behouden. Door de verkeerssituatie ter plaatse van de huidige Zandbelterbrug aan te pakken verbetert ook de verkeersveiligheid ter plaatse. De barrièrewerking van de Spanjaardsdijk en het Overijssels Kanaal vermindert zowel voor het vrachtverkeer als voor het recreatieve fietsverkeer. De toegankelijkheid van het gebied en de routes langs het kanaal verbeteren hierdoor, terwijl de ontwikkeling geen nadelige invloed heeft op de bergingscapaciteit van het watersysteem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P267-VG01_0008.jpg"

Gebiedskenmerken Omgevingsvisie Overijssel, laag van het agrarisch cultuurlandschap

  • 3. Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het plangebied kent volgens de Gebiedskenmerkencatalogus de volgende gebiedskenmerken:

  • i. natuurlijke laag: het plangebied ligt op een dekzandvlakte. De bijbehorende ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door beplanting met natuurlijke soorten en door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen. Dekzandvlakten en ruggen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de hoofdlijnen van het huidige reliëf. De realisatie van een nieuwe brug op kort afstand van de bestaande brug past bij deze ambitie. De bestaande wegenstructuur wordt benut, het landschap hoeft niet te worden doorkruist door nieuw asfalt en tegelijkertijd vermindert de overlast in een groot deel van het gebied. Op deze wijze draagt deze ontwikkeling bij aan de instandhouding en versterking van het huidige karakter van het landschap;
  • ii. laag van het agrarisch cultuurlandschap: het plangebied ligt landschappelijk op een kruising van cultuurlandschappen, het oude hoevenlandschap, het maten- en flierenlandschap en het jonge heide- en broekontginningslandschap. De ambitie voor al deze cultuurlandschappen is de ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden meer zichtbaar te maken en waar mogelijk een stevige impuls te geven. De keuze een nieuwe brug voor gemotoriseerd verkeer aan te leggen ten noorden van de huidige Zandbelterbrug past binnen deze ambitie. Door gebruik te maken van de bestaande wegenstructuur en alleen ter plaats van de bebouwingsclustering rond de Zandbelterbrug voor een kleine aanpassing in het wegprofiel te kiezen, wordt geen van deze agrarische cultuurlandschappen in haar kwaliteiten aangetast. Door de wegenstructuur in een groter gebied als gevolg van deze ingreep te ontlasten, zullen de ambities en ontwikkelingsrichtingen voor deze gebieden nu en in de toekomst beter kunnen worden ontwikkeld;
  • iii. stedelijke laag: het plangebied wordt in de stedelijke laag aangeduid als kanalen en vaarten. Dit gebiedskenmerk ambieert behoud en versterking van de hoofdvaarwegen als regionale landschapsdragers. Ontwikkelingen in de directe omgeving van kanalen en vaarten dienen bij te dragen aan verdere versterking van hun rustige en voorname karakter, behoud en versterking van het watererfgoed als identiteitsdragers en herstel van continuïteit. Door de monumentale Zandbelterbrug te handhaven en op haar huidige plaats te laten liggen kan het ensemble van de onderdelen van het watererfgoed worden behouden en versterkt. Niet alleen de monumentale brug, maar ook haar specifieke ligging nabij de cluster van bebouwing en haar relatie met de omliggende monumentale en cultuurhistorische panden blijft op deze wijze intact. Grootschalige aanpassing aan de monumentale Zandbelterbrug zijn ook niet nodig. Er vinden alleen herstelwerkzaamheden plaats. De nieuw aan te leggen brug zal vervolgens met veel aandacht voor het cultuurhistorische en monumentale ensemble worden ontworpen. Aanpassing van de verkeerssituatie ter plaatse en het creëren van een veilige fietsverbinding langs en over het kanaal dragen eveneens bij aan versterking van het kanaal als identiteitsdrager van het landschap;
  • iv. lust- en leisurelaag: het plangebied is aangeduid als stadsrandgebied. In deze gebieden is vaak versnippering en doorsnijding het probleem. Behoud, herstel en aanleg van landschappelijke recreatieve routes, het slechten van barrières tussen stad en land en integrale projecten waarin stedelijke programma's en het landschappelijke raamwerk gelijktijdig worden ontwikkeld zijn de belangrijke uitgangspunten. De ontwikkeling van een nieuwe brug voor gemotoriseerd verkeer over het Overijsselskanaal past binnen dit gebiedskenmerk. De aanleg van deze nieuwe brug wordt ingegeven door diverse ontwikkelingen in het gebied en de te verwachten negatieve invloed daarvan op het omringende landschap. Om de huidige kwaliteit van het gebied te behouden en te versterken is gekozen het (vracht)verkeer zo snel mogelijk uit het gebied te halen, zodat de landschappelijk kwaliteiten niet verder worden aangetast. Aanpassing van de verkeerssituatie rond om de Zandbelterbrug draagt daarnaast bij aan het slechten van bestaande barrières waardoor het (vracht)verkeer sneller het gebied kan verlaten en de recreatieve (fiets)routes beter, veiliger en aantrekkelijker worden. Door gebruik te maken van de bestaande wegen worden geen extra barrières gecreëerd en hoeft het landschap niet door nieuw asfalt te worden doorsneden.

Conclusie voor het plangebied

De keuze een nieuwe brug voor gemotoriseerd verkeer aan te leggen ten noorden van de bestaande Zandbelterbrug past binnen de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel. Het plan is in overeenstemming met de drie niveaus van het uitvoeringsmodel, (1) Generieke beleidskeuzes, (2) Ontwikkelings- en beleidsperspectieven en (3) Gebiedskenmerken.

Omgevingsverordening

Om het beleid dat is verwoord in de Omgevingsvisie door te laten werken is de Omgevingsverordening opgesteld. De Omgevingsverordening is vastgesteld in juli 2009.

Meer dan in voorgaande verordeningen is het uitgangspunt van de Omgevingsverordening dat er niet méér geregeld wordt dan nodig is voor het beleid, zoals dat in de Omgevingsvisie is verwoord. Gemeenten krijgen zoveel mogelijk ruimte om daaraan een nadere invulling te geven. Wat elders geregeld wordt - bijvoorbeeld door het Rijk - wordt niet nog eens dubbel geregeld in deze verordening. Daarmee voorkomt de provincie extra regeldruk.

Het uitgangspunt 'decentraal wat kan, centraal wat moet' is ook toegepast bij de flexibiliteitbepalingen in deze verordening. Waar mogelijk zijn afwijkingsmogelijkheden toegepast in plaats van ontheffingsbepalingen. Ook heeft de provincie zoveel mogelijk gekozen voor positief geformuleerde voorwaarden. De Omgevingsverordening geeft regels voor:

  • de provinciale adviescommissie (regelt instelling, taken en werkwijze van de Provinciale Commissie voor de Fysieke Leefomgeving);
  • gemeentelijke ruimtelijke plannen (geeft instructies aan gemeenteraden over de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen);
  • grondwaterbescherming, bodemsanering en ontgrondingen (gericht op burgers, bedrijven en instellingen);
  • kwantitatief en kwalitatief waterbeheer (geeft instructies aan Waterschappen);
  • verkeer (regeling voor provinciale wegen en scheepvaartwegen).

Voor onderhavig plangebied is meer specifiek de regeling voor gemeentelijke ruimtelijke plannen van belang. Onderhavig bestemmingsplan sluit aan op de Omgevingsverordening.

Het plan gebied zelf maakt geen deel uit de Ecologische Hoofdstructuur, een Nationaal Landschap, een waterwingebied of, in het kader van de waterveiligheid, een primair watergebied, een waterbeschermingsgebied of een dijkring.

In het kader van de waterveiligheid is het Overijssels kanaal wel aangemerkt als essentiële waterloop. De aanleg van een nieuwe brug heeft geen negatief effect op de waterafvoer van het Overijssels kanaal en ook een eventuele verruiming van de waterloop ten behoeve van waterafvoer en -berging wordt niet onmogelijk gemaakt.

Het plangebied ligt wel in het intrekgebied Schalkhaar en in de 'boringsvrijezone diep pakket van Salland', beide in het kader van de drinkwatervoorziening. De aanleg en realisatie van een nieuwe brug vormt echter geen belemmering voor de grondwaterkwaliteit. Zoals in de Omgevingsverordening is vastgelegd is het plangebied wel voorzien van een dubbelbestemming om het intrekgebied te beschermen tegen ongewenste ontwikkelingen.

Een klein gedeelte van het plangebied ligt ook in de grondwaterbeschermingszone Schalkhaar. De aanleg en realisatie van een nieuwe brug vormt geen belemmering voor de grond waterkwaliteit. Zoals in de Omgevingsverordening is vastgelegd is het plangebied wel voorzien van een 'milieuzone' om het grondwaterbeschermingsgebied te beschermen tegen ongewenste ontwikkelingen.

In het plangebied is ook een deel van de bestaande bovenlokale fietsroutestructuren gelegen. Het voorliggende bestemmingsplan werkt hiervoor niet belemmerend, integendeel, ze draagt bij aan de verder versterking en ontwikkeling van dit fietsroutenetwerk. De barrièrewerking van de Spanjaardsdijk en het Overijsselkanaal en de onveilige situatie ter plaatse zullen met de aanleg van deze nieuwe brug worden aangepakt en weggenomen.

Voor het plangebied zijn in de Omgevingsverordening twee ontwikkelingsperspectieven benoemd. Net als in de Omgevingsvisie ligt het plangebied in 'buitengebied accent veelzijdig ruimtegebruik (mixlandschap)' en heeft het Overijssels kanaal als ontwikkelingsperspectief 'realisatie blauwe hoofdstructuur'. Zoals eerder aangegeven past de aanleg van een nieuwe brug voor gemotoriseerd verkeer ten noorden van de bestaande Zandbelterbrug binnen deze beide ontwikkelingsperspectieven.

Conclusie voor het plangebied

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de Omgevingsverordening. Er gelden binnen het plangebied geen beperkende voorschriften vanuit de verordening. De ontwikkeling draagt daarnaast bij aan de doelstelling van de ontwikkelingsperspectieven en de voorwaarden van de diverse gebiedskenmerken verzetten zich niet tegen de voorgenomen ontwikkeling.

Gemeentelijk beleid

Structuurplan Deventer 2025

Voorliggende ontwikkeling past binnen de ambities, zoals verwoord in het structuurplan Deventer 2025. Een van de zeven speerpunten uit dit structuurplan is: "Deventer: leefbaar en bereikbaar". In dit speerpunt staat dat de belangrijkste opgave de ontwikkeling van een goed geoutilleerde hoofdwegenstructuur voor de verkeersafwikkeling van Deventer is. Uitgangspunt daarbij is het verkeer te concentreren op een beperkt aantal (stedelijke) hoofdwegen en de verblijfsgebieden te vergroten.

Het aanpassen van de Zandbelterbrug draagt bij aan dit speerpunt. Door het opheffen van de aslastbeperking kan het (zware) vracht- en landbouwverkeer via de kortste weg het gebied verlaten en op het hoofdwegennetwerk zijn weg vervolgen. De rest van het buitengebied wordt op deze wijze ontlast.

Nota hoofdwegenstructuur

In de Nota Hoofdwegenstructuur wordt principieel gekozen voor een grofmazig stelsel van wegen. Dit betekent dat het autoverkeer wordt geleid via een beperkte aantal daartoe toegeruste hoofdwegen, de capaciteit van deze wegen duurzaam wordt afgestemd op de reëel te verwachten intensiteiten en dat binnen de woon- en verblijfsgebieden een fijnmazig wegenstelsel de maatvoering blijft, waarbij verkeersveiligheid en leefbaarheid de bepalende criteria zijn.

Het buitengebied van Deventer is in het kader van de Nota Hoofdwegenstructuur (HWS) aangewezen als één verblijfsgebied waarbinnen doorgaand verkeer zoveel mogelijk geweerd wordt. Om deze verblijfsfunctie te versterken dient de verkeersveiligheid te worden bevorderd en het niet gebiedsgebonden vrachtverkeer zoveel mogelijk te worden beperkt.

Voorliggende ontwikkeling draagt bij aan het behalen van deze doelstelling. Door het opheffen van de aslastbeperking kan het (zware) vracht- en landbouwverkeer dat zijn bestemming buiten het verblijfsgebied heeft via de kortste weg het gebied verlaten en op het hoofdwegennetwerk zijn weg vervolgen. De rest van het buitengebied wordt op deze wijze ontlast, hetgeen de verkeersveiligheid en de leefbaarheid met name ook in Lettele ten goede komt.