Plan: | Kindcentrum Rivierenwijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0150.P281-VG01 |
Tot de aanleg van de Snipperlingsdijk rond 1345 stond het grootste deel van het gebied onder directe invloed van het water van de IJssel. De huidige Rivierenwijk maakte deel uit van de uiterwaarden aan de oostkant van de IJssel, de Veenen. Waarschijnlijk liepen locale beeklopen door dit gebied, die afwaterden in de IJssel. Hierdoor zal het een moerasachtig gebied geweest zijn. In dit drassige gebied lagen zandopduikingen uit het laat-Pleistoceen of vroeg Holoceen. Deze zandopduikingen zullen voor de aanleg van de dijk de weinige relatief droge plaatsen in het gebied geweest zijn.
De locatie is (was) voor een groot deel bebouwd en bestraat. De aanleg van infrastructuur hoeft het bodemarchief niet altijd verstoord te hebben. Woningbouw zal de bodem vooral verstoord hebben als er ook kelders zijn aangelegd.
Op de fysisch geografische kaart van Zuid-Salland wordt het betreffende deel van de Rivierenwijk aangeduid als overloop- en doorbraakgeulen. Het noorden van de Rivierenwijk is aangeduid als een relatief hoog gelegen rivierterrasvlakte. Deze zal minder onder invloed van de rivier hebben gestaan. Daarom zal de rivierterrasvlakte in het verleden een aantrekkelijkere woonplaats zijn geweest dan de laag gelegen en natte overloop- en doorbraakgeulen. Bovendien kunnen in het gebied met de overloop- en doorbraakgeulen eventuele archeologische resten zijn opgeruimd door activiteiten van het water.
Bodemkundig is het gebied niet gekarteerd. Op basis van de geomorfologische eenheden, kunnen op de rivierterrasvlakte enkeerdgronden zijn ontstaan. Op de overloop- en doorbraakgeulen zullen vlakvaaggronden ontstaan zijn.
Prehistorie
In het gebied zijn geen archeologische vindplaatsen bekend. In de directe omgeving van het deelgebied echter wel. Langs de Snipperlingsdijk werden in 2003 door detector-amateurs een Keltische triquetrum uit de late ijzertijd – vroeg Romeinse tijd en een Romeinse munt uit de vierde eeuw gevonden (project 1187 & 1188). In de ijzertijd en Romeinse tijd lag er een nederzetting op de dekzandrug van Colmschate ten oosten van het deelgebied.
Het plangebied ligt in een lager gelegen deel, die ongeschikt was voor bewoning. Er worden dan ook geen resten uit de late prehistorie en Romeinse tijd verwacht.
Middeleeuwen en nieuwe tijd
Op de locatie liggen geen bekende historische elementen. In de directe omgeving van het plangebied echter wel.
Ten zuiden van het plangebied ligt de Snipperlingsdijk. Deze dijk werd rond 1345 aangelegd om het gebied ten noorden van de dijk bewoonbaar en bewerkbaar te maken. In 1610 werd over de oude Snipperlingsdijk een nieuwe dijk aangelegd.
Ten zuiden van de Snipperlingsdijk liep een deel van de stadslandweer: de Landweer om Teuge. De landweer is een verdedigingssysteem van wallen, greppels en soms palissaden, dat werd aangelegd in de 14de eeuw. Ter hoogte van het ziekenhuis bevond zich op de Snipperlingsdijk een doorgang in deze landweer, de zogenaamde Ziekenboom. Aan de zuidzijde van de Snipperlingsdijk kon de landweer door middel van archeologisch onderzoek worden aangetoond (project 207). Ook in het noordoosten van het plangebied liep een deel van de stadslandweer: de Landweer om de Kolk.
Op een kleine kop ten zuidwesten van het plangebied lag vanaf ongeveer 1348 tot 1572 het zieken- en leprozenhuis St. Jurriën. Dit ziekenhuis bestond uit een hoofdgebouw met een aantal bijgebouwen, waaronder stallen, schuren en een kapel. In de directe omgeving van dit ziekenhuis bevinden zich zeer waarschijnlijk een groot aantal menselijke begravingen. Deze liggen vermoedelijk langs de Snipperlingsdijk, aan weerszijden van het perceel van het ziekenhuis, waarschijnlijk met name aan de oostzijde. De aanwezigheid van archeologische resten is in 1999 bevestigd door archeologisch booronderzoek (project 1078).
Tegenover het gasthuis lag in de 15de eeuw een tolkamer. Deze deed waarschijnlijk ook dienst als herberg. De resten van dit gebouw werden in 2000 opgegraven (project 207). De gebouwen van het gasthuis en de tolkamer-herberg werden tijdens de Tachtigjarige Oorlog in 1572 en 1578 door oorlogshandelingen verwoest. In de omgeving van de Amstellaan lag de Schans van Hopman Haen. Deze schans is in de Tachtigjarige Oorlog omstreeks 1587 aangelegd. De globale locatie van deze schans heeft een middelhoge archeologische verwachting.
Na de oorlogshandelingen in 1572 werd pas vanaf 1600 de tolkamer weer opgebouwd. Het leprozenhuis kreeg een plek binnen de stadsmuren. Op de locatie van het gasthuis werd een boerderij gebouwd. Iets ten oosten van de tolkamer werd een boerderij gebouwd: de Snippeling.
In het plangebied kunnen, vanwege het bekende historische element 'de Schans van Hopman Haen', resten uit de middeleeuwen en nieuwe tijd verwacht worden.
Het grootste deel van het plangebied heeft een matige verwachting. Een klein deel van het plangebied valt echter in het gebied met het bekende historische element: de Schans van Hopman Haen. Hier kunnen resten uit de middeleeuwen en nieuwe tijd verwacht worden. Deze schans heeft dan ook een middelhoge verwachtingswaarde.
Gebieden die op basis van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Deventer een middelhoge en hoge verwachting hebben, dienen in het bestemmingsplan opgenomen te worden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied. Voor de voorwaarden die hier van toepassing zijn, wordt verwezen naar de planregels.
In het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.