direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Film en Theater Welle/Noordenbergstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P298-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 23 juni 2010 heeft de gemeenteraad van Deventer unaniem het Ambitiedocument Deventer: bericht aan de stad vastgesteld. Dit ambitiedocument is opgesteld door Fons Asselbergs en Jo Coenen. In het ambitiedocument is een aantal aanbevelingen gedaan hoe verder te gaan met alle ontwikkelingen in en rond de binnenstad van Deventer. Op basis van deze aanbevelingen is een uitvoeringsplan opgesteld.

Een van de aanbevelingen uit het ambitiedocument was te onderzoeken waar Filmhuis de Keizer (gevestigd aan de Keizerstraat) en Theater Bouwkunde (gevestigd aan het Klooster) hun programma van eisen konden realiseren. Het had daarbij de voorkeur beide organisaties te fuseren en te huisvesten op één locatie. In juli 2011 heeft de gemeenteraad besloten de haalbaarheid van film en theater op twee locaties verder te onderzoeken, aan de Noordenbergstraat in de voormalige aula en gymzalen van de Hegiusschool ('de Viking') en in het pand van de Hegiusschool zelf, aan de Nieuwe Markt.

Op 21 maart 2012 heeft de gemeenteraad op basis van deze haalbaarheidsstudie besloten haar voorkeur uit te spreken voor 'de Viking' als nieuwe locatie voor deze nieuwe culturele functie.

De NV Maatschappelijk Vastgoed heeft het pand 'de Viking' vervolgens gekocht en de verbouwplannen van deze locatie tot film en theater verder uitgewerkt. Inmiddels is deze uitwerking dusdanig dat op 8 januari 2014 de aanvraag omgevingsvergunning is ingediend, gevolgd door de aanvraag herziening bestemmingsplan op 19 februari 2014.

Het nieuwe Film & Theater de Viking zal gaan voorzien in vier filmzalen, een theaterzaal en één zelfstandige horecagelegenheid met zowel een restaurant als een café.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P298-VG01_0001.png"

Afbeelding Globale ligging plangebied Film en Theater Welle/Noordenbergstraat"

1.2 Plangebied

Het plangebied wordt gevormd door drie percelen, Noordenbergstraat 1 (kadastraal bekend, gemeente Deventer, sectie E, nr. 12316) , Nieuwe Markt 8 gedeeltelijk (kadastraal bekend, gemeente Deventer sectie E, nr. 09763) en Achter de muren Vispoort 8 (kadastraal bekend, gemeente Deventer sectie E, nr. 11071).

Hoewel het plangebied formeel aan Achter de muren Vispoort is gelegen wordt veelal gesproken van ligging aan de Welle. Achter de muren Vispoort is parallel aan de Welle gelegen en wordt alleen door de restanten van de stadsmuur van de Welle gescheiden. In onderhavig bestemmingsplan zal de ligging van het plangebied daardoor ook vaak worden aangeduid als gelegen aan de Welle.

1.3 Planologisch regime

Voor het voorgenoemde plangebied geldt momenteel het bestemmingsplan 'Binnenstad' (vastgesteld 19 december 2012). Toen dit bestemmingsplan werd opgesteld en vastgesteld was nog onvoldoende uitgekristalliseerd wat voor bouwplan er precies zou komen voor 'de Viking'. Zowel de plankaart als de regels houden daardoor geen rekening met het nieuwe film en theater op de locatie van de oude aula en gymzalen van de Hegiusschool. Om deze reden past het beoogde (bouw)plan niet in het bestemmingsplan en is het in strijd met het geldende bestemmingsplan. De grond waarop Film & Theater de Viking wordt gerealiseerd heeft de bestemming 'Maatschappelijk'. Op grond van de regels mogen de gronden worden gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen, cultuur en ontspanning, woningen op de verdieping en onder beperkende voorwaarden ambachtelijke bedrijven.

Het realiseren van Film & Theater de Viking is hierbinnen functioneel toegestaan. Het bouwplan is echter in strijd met de bouwvoorschriften van het geldende bestemmingsplan. Zo wordt de maximaal toegestane bouw- en goothoogte op enkele plekken door het bouwplan overschreden, wordt het binnenterrein bebouwd, wijkt de kapvorm af en overschrijdt het balkon de grenzen van het bouwvlak. De te realiseren horecagelegenheid is tevens in strijd met het vigerende bestemmingsplan, dat ter plaatse geen zelfstandige horeca toestaat.

Het gebouw Nieuwe Markt 8 wordt gedeeltelijk meegenomen in het bouwplan. In de toekomstige situatie wordt het achterste gedeelte van de begane grond van deze woning gebruikt als flexwerkplek. De huidige bestemming van deze locatie is 'Centrum - Horecagebied' en binnen deze bestemming is dit gewenste gebruik niet toegestaan. Het gebouw wordt niet gesloopt ten behoeve van het plan.

Aangezien het geldende bestemmingsplan zelfstandige horeca, bebouwing van het binnenterrein, een grotere bouwhoogte en afwijkende kap niet toelaat, kan deze ontwikkeling slechts mogelijk gemaakt worden door het herzien van het bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

Het eerstvolgende hoofdstuk geeft een beschrijving van het plan, de uitgangssituatie op de locatie en het voorgenomen (bouw)plan. In hoofdstuk 3 volgt de ruimtelijke onderbouwing. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de voor het plan geldende beleidskaders, de landschappelijke inpassing van de ontwikkeling en de zogeheten randvoorwaarden, zoals archeologie, water en de milieuhygiënische aspecten. Op basis van al deze aspecten wordt in dit hoofdstuk onderbouwd waarom de voorgenomen ontwikkeling acceptabel is. In hoofdstuk 4 worden de juridische aspecten nader toegelicht. In dit hoofdstuk wordt onder andere aangegeven hoe de planregels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd. Hoofdstuk 5 gaat ten slotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

De binnenstad is het bruisende hart van Deventer. De ligging aan de IJssel, het monumentale karakter en niet te vergeten een goed voorzien winkelcentrum en een aantrekkelijk woonmilieu maken de binnenstad beeldbepalend voor Deventer. De binnenstad kent een grote diversiteit aan functies, een bijzondere monumentale waarde en een grote dynamiek.

Het plangebied ligt in het zuidelijke deel van de historische binnenstad van Deventer, aan de rivier de IJssel. Het plangebied wordt omsloten door de Noordenbergstraat, de Welle en de kavels van Nieuwe Markt 7, Noordenbergstraat 9, Achter de muren Vispoort 12 en ten zuidoosten van het plangebied de tuinen van de huizen aan de Nieuwe Markt.

In dit deel van de binnenstad is ruimtelijk veel veranderd door oorlogsschade en naoorlogse ingrepen. Zo verdwenen de tegen de buitenste stadsmuur gebouwde woonhuizen aan de Welle door de verbreding van de Welle voor het autoverkeer. Het plangebied kwam daarmee aan de IJssel te liggen in plaats van aan een straatje tussen de muren. De Welle is zowel een belangrijke ontsluitingsweg voor het autoverkeer van en naar de binnenstad en als voor het doorgaande verkeer.

Het plangebied beslaat drie gebouwen en de monumentale muurtoren. Twee van de gebouwen (Noordenbergstraat 1 en Achter de muren Vispoort 8) maakten in het verleden onderdeel uit van een scholencomplex. De ruimte tussen de gebouwen was in het verleden in gebruik als schoolplein. Deze twee gebouwen zijn momenteel niet meer als zodanig in gebruik. Het gebouw aan de Achter de muren Vispoort en het gebouw aan de Noordenbergstraat zijn beide in gebruik als een anti-kraak pand. Het achterste gedeelte van het gebouw aan de Nieuwe Markt 8 dat toegevoegd wordt aan de nieuwe functie is momenteel niet in gebruik.

Het voormalige gymzaalcomplex en het aangrenzende woon/winkelpand op de hoek van Nieuwe Markt en Welle zijn stedenbouwkundige invullingen uit de jaren zestig en tachtig van de vorige eeuw. De vormgeving van de gymzaal/aula aan de Wellezijde als een eigentijdse stadsmuur speelt in op het beeld van de ommuurde middeleeuwse stad. Door dit beeld en door de enige ingang aan de Noordenbergstraat keert het gebouw zich af van de rivier. De aaneenschakeling van de relatief smalle en hoge panden met kappen, waarvan de nokrichting vrijwel altijd haaks op de straat staat, geven de straatwanden van de Noordenbergstraat/Nieuwe Markt een sterke verticale geleding. Het scholencomplex met haar langs-kap en relatief brede pand wijkt af van dit straatbeeld. Het huidige complex onderscheidt zich door haar omvang van de bouwmassa, kapvorm en/of architectuur van de omliggende bebouwing aan zowel de Welle als de Noordenbergstraat en de Nieuwe Markt. Hierdoor is te zien dat het complex een recente toevoeging is aan een door de eeuwen heen gegroeide stedenbouwkundige omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P298-VG01_0002.png"

Afbeelding Luchtfoto met zicht op het pand Achter de muren Vispoort 8

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P298-VG01_0003.png"

Afbeelding Luchtfoto met zicht op de panden Noordenbergstraat 1 en Nieuwe Markt 8

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P298-VG01_0004.png"

Afbeelding Specifieke locatie plangebied

2.2 Toekomstige situatie

De nieuwe culturele instelling voorziet in vier filmzalen, een theaterzaal en één zelfstandige horecagelegenheid met zowel een restaurant als een café.

Met het ontwerp voor Film & Theater de Viking ontstaat een hechtere band tussen binnenstad en IJssel en meer reuring in het zuidelijke deel van de binnenstad nabij de rivier. Ook krijgt één van de dragers van de zogenaamde Cultuurdriehoek gestalte: het gebruik en de uitstraling van het gebouwde aan de Welle- en de Noorderbergstraat en de Nieuwe Marktzijde zijn hiervoor van belang. Aan de Welle-zijde heeft het gebouw een expressieve gevel, daar zijn de hoofdentree, foyer, grand café, restaurant en terras met zicht op IJssel gesitueerd. De bijzonder vormgegeven 'achteringang' aan de Noordenbergstraat geeft toegang tot de theaterfoyer en legt zo een rechtstreekse verbinding tussen Nieuw Markt en Welle. Het Film & Theater de Viking zal herkenbaar zijn als een bijzonder gebouw in de directe omgeving. Het theater past in de stad, zoals het voormalige schoolcomplex met haar culturele betekenis in de stad paste, maar laat de omgeving wel in haar eigen waarde.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke onderbouwing

Om te oordelen of de in het vorige hoofdstuk beschreven (ruimtelijke) ontwikkeling mogelijk en wenselijk is, is deze getoetst aan het relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Ook is het plan getoetst aan de wettelijk vastgestelde milieukwaliteitseisen, de Wet op de archeologische monumentenzorg en de Monumentenwet. Tevens zijn de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling op de waterhuishouding (de watertoets), het landschap en de mobiliteit beoordeeld en afgewogen.

3.1 Beleidskaders

3.1.1 Rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.


Deze drie doelen zijn uitgezet in dertien nationale belangen. Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:

  • Kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
  • Bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld afspraken met provincies en gemeenten, internationale afspraken met overheden in buurlanden);
  • Financieel (bijvoorbeeld Infrastructuurfonds, Deltafonds) ;
  • Kennis (bijvoorbeeld inzetten van het College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen, verspreiden van best practices).

Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van elkaar in aard (beleidsmatig versus procesmatig):

  • Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerend ruimtelijk rijksbeleid te borgen.
  • Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden.

Met name de procesvereisten voor een goed systeem van de ruimtelijke ordening, die het rijk in het Bro heeft vastgelegd spelen bij elke ruimtelijke ontwikkeling op elk overheidsniveau een belangrijke rol. Naast de proceseisen voor een goed ontwerp en aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed, is ook 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geborgd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

De ladder voor duurzame verstedelijking komt voort uit nationaal belang 13: 'een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen. Om beide te bereiken, is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening, in het artikel 3.1.6. Deze ladder is een procesvereiste. Dit houdt in dat bij ruimtelijke besluiten moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.

Artikel 3.1.6 lid 2, waarin 'de ladder voor duurzame verstedelijking' is opgenomen luidt als volgt:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

De verplichte aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed komen verderop in deze ruimtelijke onderbouwing aan de orde. De locatiekeuze wordt hieronder nader onderbouwd.

De ladder voor duurzame verstedelijking: Film & Theater de Viking

Film & Theater de Viking is een nieuw concept dat voortkomt uit de fusie van Theater Bouwkunde en Filmhuis de Keizer. Beide instellingen zijn bestaande voorzieningen in de binnenstad van Deventer. Beide instellingen zijn vooraanstaande culturele instellingen in hun vakgebied, die toe zijn aan een nieuwe stap. Ze worden gewaardeerd om hun programmering, hun kwaliteit in dienstverlening en prettige atmosfeer voor de bezoekers. Beide instellingen hebben landelijk een goede reputatie. Het succes is zo groot dat zowel Filmhuis de Keizer als Theater Bouwkunde niet (meer) kunnen voldoen aan de vraag. De huidige huisvesting is te krap en voldoet niet aan de eisen. Het aantal filmzalen wordt uitgebreid van twee naar vier zalen en de theaterzaal wordt vergroot. Met een aanbod van circa 120 (theater)voorstellingen per jaar wordt op dit terrein niet direct gestreefd naar vergroting van het aanbod. De markt geeft aan dat het aanbod voorlopig voldoende is. Door een grotere zaal en de betere theatertechnieken wordt het wel mogelijk om producties te programmeren die in Theater Bouwkunde nu noodgedwongen afvallen. Er is dus niet zo zeer sprake van een nieuw aanbod als wel van het verbeteren van de omstandigheden. Het nieuwe film en theater zal in grote lijnen hetzelfde theateraanbod bieden als nu in Theater Bouwkunde staat. De behoefte van de markt is echter een locatie die voldoet aan de eisen van deze tijd en daarom wordt gezocht naar een nieuwe locatie. De gevonden locatie aan de Noordenbergstraat laat het nieuwe culturele instellingen functioneel (culturele bestemming) ook toe, waardoor op dat punt in feite geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Voor de in het plan opgenomen horecavoorziening geldt wel dat deze nieuw is. Naast het huidige aanbod in de binnenstad wordt in het voorliggende plan een nieuwe horecavoorziening gerealiseerd, die ook op grond van het geldende bestemmingsplan op deze locatie niet is toegestaan. Voor het functioneren van Film & Theater de Viking is het echter noodzakelijk ook te beschikken over een goede horecavoorziening. De huidige consument stelt andere eisen aan een avondje uit en met name de doelgroep van deze nieuwe functie is op zoek naar een complete avond uit. Het vooraf kunnen dineren en het achteraf kunnen borrelen maken daar een onlosmakelijk onderdeel vanuit. Daarnaast draagt het vestigen van een horecagelegenheid op deze specifieke plek ook bij aan de regionale behoefte de historische binnenstad van Deventer te versterken en aantrekkelijk te maken en te houden. Dit is belangrijk voor het toerisme, maar ook voor de stad als aantrekkelijke woon- en werklocatie. Met name de bijzondere ligging aan de IJssel kan en moet daarvoor worden versterkt, zo is o.a. ook verwoord in de provinciale Omgevingsvisie en de regionale structuurvisie Stedendriehoek. Het realiseren van Film & Theater de Viking en met name ook de horecagelegenheid versterken deze band, wat de locatie en daarmee de stad als geheel aantrekkelijk maakt voor toeristen. Om ook deze toeristische markt te kunnen bedienen is er gekozen voor een zelfstandige horecagelegenheid met zowel een restaurant als een café en niet voor alleen aan de culturele voorziening ondergeschikte horecavoorzieningen.

De ontwikkeling van Film & Theater de Viking vindt plaats binnen het bestaand stedelijk gebied. Er is sprake van transformatie en herstructurering op de locatie van de voormalige gymzalen en aula van de Hegiusschool aan de Noordenbergstraat. Daarmee wordt voldaan aan trede 2 van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' en is trede 3 verder niet meer van toepassing op voorliggende ontwikkeling.

Conclusie

Gezien het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de nieuwvestiging van Film & Theater de Viking op de locatie Welle/ Noordenbergstraat past binnen de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'. Door dat er sprake is van hervestiging van twee bestaande goedlopende culturele instellingen, die niet langer aan de huidige vraag van de markt kunnen voldoen, kan worden gesteld dat er sprake is van een actuele regionale behoefte. Aangezien beide culturele instellingen ook nu in Deventer zijn gevestigd is vestiging van Film & Theater de Viking in Deventer een logische keuze. De locatie Welle/ Noordenbergstraat is gelegen in het zuidelijk deel van de binnenstad en daarmee binnen het bestaand stedelijk gebied.

3.1.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Overijssel 2009

De Omgevingsvisie is in juli 2009 vastgesteld als structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. Het betreft het integrale, provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De rode draden van de Omgevingsvisie zijn ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Om de provinciale ambities te bereiken wordt gebruik gemaakt van het uitvoeringsmodel. Deze is weergegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P298-VG01_0005.png"

Afbeelding Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie provincie Overijssel 

Het uitvoeringsmodel is gebaseerd op de bestuursfilosofie van vitale coalities: met partners een gezamenlijke visie of doel delen en dan ieder in eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komen. Alle uitvoeringsacties zijn te plaatsen in de samenhang van (1) Generieke beleidskeuzes, (2) Ontwikkelings- en beleidsperspectieven en (3) Gebiedskenmerken. De omschreven drie niveaus sturen op basis van een inhoudelijke ontwikkelingsvisie, of, waar en hoe een ruimtelijke ontwikkeling gerealiseerd kan worden.

  • 1. Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van EU, rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalend zijn of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. Er wordt onder andere gebruik gemaakt van de SER-ladder. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden. Aangezien onderhavig project uitgaat van het benutten van een bestaande bebouwde locatie binnen de bebouwde kom van Deventer en er dus sprake is van herstructurering, wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten.

2. Beleidsambities
De beleidsambities van de provincie zijn verwoord in de ontwikkelingsperspectieven. Voor het plangebied geldt het ontwikkelingsperspectief "Steden als motor", met nadere specificatie "Historische kern, binnenstad". De omschrijving van "Steden als motor" is als volgt: "Gebieden voor dynamische en veerkrachtige woon-, werk- en voorzieningenniveau's, waar de kwaliteit en identiteit van de bestaande stad worden versterkt en benut voor herstructurering, transformatie, inbreiding en uitbreiding". Voor historische kernen en binnensteden geldt als ambitie: "Ruimte voor een multifunctioneel milieu gebaseerd op voorzieningen (winkels, cultuur, OV etc.) en versterking van de eigen identiteit gebaseerd op het historisch karakter, erfgoed en monumenten

De realisatie van Film & Theater de Viking op de locatie van de voormalige aula en gymzalen van de Hegiusschool aan de zuidelijke rand van de binnenstad past in dit ontwikkelingsperspectief. De zoektocht naar een nieuwe locatie is ingegeven door wens om door samenwerking meer kwaliteit en meer comfort te bieden aan een publiek dat hoge eisen stelt aan een avondje uit. Ook het toevoegen van een zelfstandige horecavoorziening met zowel een restaurant als een café draagt bij aan de door het publiek gewenste kwaliteit. Door de samenwerking wordt een nieuwe culturele plek toegevoegd waarbij de nadruk ligt op de 'moeilijke film' en vernieuwd theater. Dit draagt bij aan een kwalitatief hoogwaardig voorzieningenniveau wat bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van Deventer als woon- en werklocatie. Door herstructurering krijgt deze historische locatie een nieuwe invulling, passend bij de eigen identiteit en het historisch karakter van de stad. Door de hoofdingang van het nieuwe film en theater' aan de zijde van de IJssel te creëren ontstaat er ook een sterke verbinding tussen de stad en de IJssel, een kwaliteit van Deventer die verder versterkt kan en moet worden. Ook de horecagelegenheid is gericht op de IJssel en draagt op deze manier bij aan het versterken van de verbinding tussen de stad en de IJssel en zorgt ervoor dat de stad niet langer met zijn rug naar de IJssel is gelegen.

3. Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuur-landschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het plangebied kent volgens de Gebiedskenmerken-catalogus de volgende gebiedskenmerken:

  • i. natuurlijke laag: het plangebied ligt op een dekzandrug. De bijbehorende ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door beplanting met natuurlijke soorten en door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen. Dekzandvlakten en -ruggen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de hoofdlijnen van het huidige reliëf. Door ligging in het bestaand stedelijk gebied is het moeilijker de kenmerken van de natuurlijke laag nog te herkennen. Het oorspronkelijke reliëf is veel al verdwenen en door de stedelijke ontwikkeling is de (strekkings)richting van het oorspronkelijke landschap nauwelijks meer te herkennen. Bij een kleinschalige herontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied, zoals hier het geval is, is het dan ook moeilijk de bovenstaande ambities te verwezenlijken.
  • ii. laag van het agrarisch cultuurlandschap: het plangebied wordt in de laag van het agrarisch cultuurlandschap niet aangeduid, er is immers sprake van bestaande bebouwing.
  • iii. stedelijke laag: het plangebied wordt in de stedelijke laag aangeduid als 'Historische centra, binnensteden'. De historische centra kenmerken zich ruimtelijk door de compacte bebouwingsstructuur, veelal binnen (voormalige) omwalling en veel individuele karakter verschillen op korte afstand. Functioneel worden deze gebieden gekenmerkt door een mix van functies waarvan de concentratie van voorzieningen op het gebied van detailhandel, horeca, cultuur, onderwijs, gezondheidszorg etc. een belangrijk deel vormt. Oude singels en parken refereren aan oude stadswallen en het historisch patroon van straten en bebouwing vormt nog steeds de onderlegger van de oude centra. De ambitie voor deze historische centra is het eigen karakter te zoeken en te versterken. Het patroon van straten, pleinen en andere openbare ruimten moeten in stand worden gehouden en waar mogelijk versterkt of hersteld. Ook moeten archeologische en historische waarden zichtbaar worden gemaakt en moet worden ingezet op versterking van de eigen identiteit van gebieden. Cultuurhistorische waardevolle en beeldbepalende gebouwen krijgen waar nodig ook nieuwe functies en economische dragers. Bijzondere condities, zoals waterfronten en stationsgebieden, worden benut. Ook de leefbaarheid van de centra wordt behouden en versterkt door het behouden en versterken van de mix aan functies en het zoeken naar integrale oplossingen voor de functionele claims op de openbare ruimte. Als ontwikkelingen plaats vinden dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de mix van functies, het historisch gegroeide patroon van wegen en openbare ruimte en de leefbaarheid. Grote bouwopgaven, zoals bij herstructurering, inbreiding of intensivering worden ingepast met respect voor de historie, het individuele karakter van de bebouwing en de leefbaarheid, in relatie tot de problematiek van verkeer en parkeren. De ontwikkeling van Film & Theater de Viking past prima binnen deze beleidsambitie voor historische centra. Deze nieuwe functie, inclusief de horecagelegenheid draagt bij aan de versterking van het culturele karakter van de stad en versterkt de toeloop naar dit specifieke gedeelte van de binnenstad. De nieuwbouw wordt ingepast in het bestaande straat- en bebouwingspatroon en het in het plangebied aanwezige rijksmonument wordt ingepast en beter zichtbaar gemaakt. Ook de bijzondere ligging van het plangebied aan de IJssel wordt benut. Op deze specifieke plek staat de stad niet langer met haar rug naar de IJssel, maar maakt zij daar een verbinding mee, die nog eens wordt versterkt door de horecafuncties en de daarbij behorende terrassen.
  • iv. lust- en leisurelaag: het plangebied wordt in de lust- en leisurelaag aangeduid als 'stads- en dorpsfront'. De kwaliteit van het stads- of dorpsfront (veelal aan het water) is dat een deel van het stedelijk of dorps areaal direct aan het landschap grenst. Vanuit het landschap of vanaf het water is er een vrij zicht op de duidelijk gedefinieerde rand van het stedelijk gebied met een herkenbare kwaliteit. Monumentale gebouwen en nieuwbouw met allure bepalen voor een groot deel het herkenbare beeld. De ambitie is dat de stad én landschap zich van hun beste kant laten zien. Het creëren van balustrades en boulevards waar stad of dorp en het omliggende landschap prominent hun gezicht kunnen laten zien is daarbij een belangrijke ambitie. Om van de zichten te kunnen genieten is het van belang er voorzieningen (cultuur en horeca) bij te situeren, evenals het ontwikkelen nieuwe landmarks en hoogwaardige architectuur op beeldbepalende locaties. De ontwikkeling van Film & Theater de Viking past uitstekend bij deze beleidsambities. Door herontwikkeling van dit pand als 'Film & Theater' wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan het verbeteren van de stadsfront van Deventer. Door de hoofdingang van Film & Theater de Viking aan de zijde van de Welle te plaatsen, staat de stad niet langer met zijn rug naar de IJssel, maar ontstaat er een verbinding tussen de stad en de IJssel. Het nieuwe pand maakt ook optimaal gebruik van het zicht op de IJssel door functies als de foyer en de horeca zodanig te situeren dat volop van het zicht op de IJssel kan worden genoten. De nieuwbouw combineert daarnaast een eigentijds ontwerp met de cultuurhistorische en zelfs monumentale kwaliteiten van het gebied. De toren van de middeleeuwse stadsmuur maakt integraal onderdeel uit van het gevelontwerp en ook de muurrestanten op het voorplein blijven behouden. Zo ontstaat een nieuwe 'eyecatcher' die vanaf de IJssel en beide bruggen goed zichtbaar is.

Conclusie voor het plangebied

Het realiseren van Film & Theater de Viking op de locatie van de voormalige aula en gymzalen van de Hegiusschool past binnen de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel. Het plan is in overeenstemming met de drie niveaus van het uitvoeringsmodel, (1) Generieke beleidskeuzes, (2) Ontwikkelings- en beleidsperspectieven en (3) Gebiedskenmerken.

Omgevingsverordening

Om het beleid dat is verwoord in de Omgevingsvisie door te laten werken is de Omgevingsverordening opgesteld. De Omgevingsverordening is vastgesteld in juli 2009.

Meer dan in voorgaande verordeningen is het uitgangspunt van de Omgevingsverordening dat er niet méér geregeld wordt dan nodig is voor het beleid, zoals dat in de Omgevingsvisie is verwoord. Gemeenten krijgen zoveel mogelijk ruimte om daaraan een nadere invulling te geven. Wat elders geregeld wordt - bijvoorbeeld door het Rijk - wordt niet nog eens dubbel geregeld in deze verordening. Daarmee voorkomt de provincie extra regeldruk.

Het uitgangspunt 'decentraal wat kan, centraal wat moet' is ook toegepast bij de flexibiliteitbepalingen in deze verordening. Waar mogelijk zijn afwijkingsmogelijkheden toegepast in plaats van ontheffingsbepalingen. Ook heeft de provincie zoveel mogelijk gekozen voor positief geformuleerde voorwaarden. De Omgevingsverordening geeft regels voor:

  • de provinciale adviescommissie (regelt instelling, taken en werkwijze van de Provinciale Commissie voor de Fysieke Leefomgeving);
  • gemeentelijke ruimtelijke plannen (geeft instructies aan gemeenteraden over de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen);
  • grondwaterbescherming, bodemsanering en ontgrondingen (gericht op burgers, bedrijven en instellingen);
  • kwantitatief en kwalitatief waterbeheer (geeft instructies aan Waterschappen);
  • verkeer (regeling voor provinciale wegen en scheepvaartwegen).

Voor onderhavig plangebied is meer specifiek de regeling voor gemeentelijke ruimtelijke plannen van belang. Onderhavige ruimtelijke onderbouwing sluit aan op de Omgevingsverordening.

Het plan gebied zelf maakt geen deel uit de Ecologische Hoofdstructuur, een Nationaal Landschap, een grondwaterbeschermingsgebied, een waterwin- of intrekgebied. In het kader van de waterveiligheid maakt het plangebied geen deel uit van een primair watergebied of een waterbergingsgebied en binnen het plangebied zijn geen essentiële waterlopen gelegen.

Bijzonder aan het plangebied is dat de locatie "buitendijks" is gelegen en de aanwezige primaire waterkering door het plangebied heen loopt. Welke gevolgen dit heeft voor de locatie en het bouwplan is beschreven in paragraaf 3.7, de waterparagraaf. In deze paragraaf wordt ook aandacht besteed aan het risico op overstromingen (de overstromingsrisicoparagraaf).

Het plangebied ligt in de 'boringsvrije zone diep pakket Deventer-Ceintuurbaan en - Zutphenseweg'. Dit houdt verband met de drinkwatervoorziening. De realisatie van Film & Theater de Viking vormt geen belemmering voor de grondwaterkwaliteit. Er vinden geen lozingen plaats, die het grondwater kunnen verontreinigingen. Er wordt geen bodemenergiesysteem gerealiseerd en er vinden geen mechanische bodemingrepen plaats die de beschermende functie van slecht doorlatende bodemlagen teniet zouden kunnen doen.

Langs het plangebied lopen zowel een lange-afstandsfiets- als wandelroute en de IJssel maakt onderdeel uit van het toervaartnet. Voorliggende plan vormt geen belemmering voor deze recreatieve netwerken. In tegendeel het plan kan juist van meerwaarde zijn voor deze recreatieve netwerken. Met name de horecafuncties, het restaurant en het café bieden een mooie rustplaats voor fietsers en wandelaars om voor dat ze de stad binnentreden of juist verlaten te genieten van het uitzicht over de IJssel en haar uiterwaarden.

Voor het plangebied is in de Omgevingsverordening één ontwikkelingsperspectief benoemd. Net als in de omgevingsvisie ligt het plangebied in het ontwikkelingsperspectief “Steden als motor”. Zoals eerder aangegeven past de realisatie van Film & Theater de Viking binnen dit ontwikkelingsperspectief.

Conclusie voor het plangebied

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de Omgevingsverordening. Er gelden binnen het plangebied geen beperkende voorschriften vanuit de verordening. De ontwikkeling draagt daarnaast bij aan de doelstelling van het ontwikkelingsperspectief en de voorwaarden van de diverse gebiedskenmerken verzetten zich niet tegen de voorgenomen ontwikkeling.

3.1.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Deventer 2025 (2004)

In het structuurplan Deventer 2025 (april 2004) zijn de toekomstige ruimtelijke opgaven voor Deventer en de gewenste ontwikkelingsrichting in beeld gebracht.

De ambitie van Deventer voor de ontwikkeling en herstructurering van de stad is hoog. Deventer wil ruimte bieden aan voldoende en kwalitatief goede woningen in de nieuwbouw en het bevorderen van de aantrekkelijkheid en gevarieerdheid van de bestaande wijken.

Ten aanzien van de Deventer binnenstad wordt op het vlak van centrumfuncties en voorzieningen gesteld dat het beleid zich richt op een aantrekkelijk winkel- en uitgaansgebied, vergroting van de leisurefunctie en het benutten van culturele en historische kwaliteiten van de binnenstad en de IJssel. De centrumfunctie wordt de komende jaren in en rondom de binnenstad verder versterkt o.a. door de herontwikkeling van de stedelijke pleinen, het stadskantoor en de bibliotheek.

Conclusie voor het plangebied

De ontwikking van Film & Theater de Viking past goed binnen dit beleid. De ambitie om het uitgaansgebied, de leisurefuncties en de culturele kwaliteiten te versterken vult Film & Theater de Viking goed in. Door de komst van Film & Theater de Viking worden al deze thema's versterkt.

Ambitiedocument: Deventer een bericht aan de stad (2010)

Vervolgens is voor de binnenstad van Deventer een Ambitiedocument: Deventer een bericht aan de stad opgesteld en in juni 2010 door de raad vastgesteld. Het ambitiedocument richt zich op de binnenstad als één functioneel gebied en benadrukt de factoren die de samenhang bepalen. Het vormt het kader voor de toekomstige binnenstadsontwikkelingen. Essenties zijn onder meer een verrassend voorzieningenaanbod in een historische en ontspannen setting en een unieke ligging aan de IJssel. Het versterken van deze kwaliteiten en de onderlinge samenhang, is een belangrijke voorwaarde voor een levendige en veelzijdige binnenstad in de toekomst.

De binnenstad vindt haar samenhang in vijf specifieke aspecten, die gemakshalve worden aangeduid met de “5 B's”:

  • Bereikbaarheid (gebied Boven: entreegebied rond het station);
  • Binnenstad (de strook van station naar de IJssel: de zogenaamde culturele loper);
  • de Boreel (het nieuwe commerciële complex);
  • Brug (de Wilhelminabrug met zijn aanlanding, die het Sluiskwartier scheidt van de binnenstad).
  • de Brink: dé centrale ontmoetingsplaats van Deventer.

In navolgende figuur is dit weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P298-VG01_0006.jpg"

Afbeelding Aspecten binnenstad: de 5 B's

De binnenstad krijgt ook samenhang door de wijze waarop vorm en functie van het openbaar gebied zich manifesteert. De beleving van de binnenstad wordt bepaald door de kwaliteit van de plint met zijn diversiteit aan gevelbeelden en winkelpuien, maar ook door de inrichting met haar verharding en stoffering. Het openbaar domein moet zo onbelemmerd mogelijk ruimte bieden aan de voetganger: richtinggevend, veilig en comfortabel.

De marktwaarde van de binnenstad wordt versterkt door het aanscherpen van het karakter van de drie hoofdroutes: de “culturele loper”, de route naar De Brink en de route naar De Boreel. Daar tussendoor kan de toerist via een dwaalroute deze drie routes kruisen. Bij het initiëren en realiseren van diverse binnenstadsontwikkelingen moet de samenhang met bovenstaande alles bepalende factoren centraal staan.

Bij het voorbereiden van elke maatregel, zowel van ruimtelijke dan wel van programmatische aard, moet rekening gehouden worden met de samenhang tussen de identiteit van de stad, het comfort van de functies en de vitaliteit de (bereikbare) economie.

Het document gaat verder in op drie focuspunten:

  • een ambtenarenhuis
  • bibliotheek
  • cultuurinstellingen

Conclusie voor het plangebied

Een van de aanbevelingen uit het ambitiedocument was parallel aan de zoektocht naar de meest geschikte locatie voor de openbare bibliotheek ook te onderzoeken waar Filmhuis de Keizer en Theater Bouwkunde, bij voorkeur samen, hun programma van eisen konden realiseren. In juli 2011 heeft de gemeenteraad besloten de haalbaarheid van film en theater op twee locaties verder te onderzoeken, aan de Noordenbergstraat in de voormalige aula en gymzalen van de Hegiusschool ('de Viking') en in het pand van de Hegiusschool zelf, aan de Nieuwe Markt.

Op 21 maart 2012 heeft de gemeenteraad op basis van deze haalbaarheidsstudie besloten haar voorkeur uit te spreken voor 'de Viking' als nieuwe locatie voor het nieuwe 'Film & Theater'. Dit besluit vormde het kader voor de verdere uitwerking van de plannen en het in gang zetten van de procedures.

Economische visie Deventer 2020

In samenwerking met betrokken ondernemers en instanties heeft de economische kopgroep 'De Economische Visie Deventer 2020' op gesteld. In deze visie wordt ingezet op drie speerpunten:

  • Deventer Boeiende be-leefstad;
  • Deventer Open informatiestad, en ;
  • Deventer Duurzame maakstad.

Deventer 'Boeiende be-leefstad' gaat over het versterken van Deventer als toeristisch trekpleister en aantrekkelijk woonmilieu. De 'Boeiende be-leefstad' is voor de Deventer economie nu al van groot belang: de vrijetijdseconomie en de detailhandel zijn goed voor ruim 15% van de banen in 2010. Het aantal arbeidsplaatsen is sinds 2005 zelfs met 1.000 gestegen. Een groeisector dus. Om dit nog verder te versterken is het van belang Deventer als één cultureel totaalproduct te presenteren, de stadsmarketing te intensiveren en het aanbod voor jongeren te versterken.

Deventer 'Open informatiestad' gaat over het versterken van de stad als vestigingsplek voor kennisintensieve bedrijven als de ingenieursbureaus, de internet-softwarebedrijven en content-industrie. Deze bedrijven vragen om nieuwe opleidingen. Niet alleen technisch ICT-onderwijs, maar bijvoorbeeld ook opleidingen voor content-ontwikkeling, data-mining, cloud toepassingen, electronic publishing, document-digitalisering en ontsluitingstechnieken en geo-gerelateerde informatievoorziening. Daarnaast is ook het creëren van flexibele werkplekken die fysiek én digitaal goed bereikbaar zijn van groot belang. Deze sector is namelijk rijk aan nomadische werkers. Het verder uitrollen van breedband internet, ook in het buitengebied en gratis toegankelijk en snel draadloos internet (free WiFi) in de binnenstad zijn belangrijke actiepunten.

Deventer 'Duurzame maakstad' gaat over bedden, boeken, chemische producten, kruidkoek, worst e.d. Het maken van dingen, want daar is Deventer van oudsher goed in. Dit blijkt uit de cijfers: de maakindustrie was in 2010 goed voor 14% van de banen in de regio. Toch is er reden tot zorg: in 2005 was dit nog 16%. Het kan dus beter én duurzamer. De inzet: het economisch potentieel van Deventer als 'Duurzame maakstad' op zijn minst behouden en nog verder uitbouwen. Belangrijke actiepunten daarin zijn het versterken van de (technische) vakopleidingen, het stimuleren van innovatie en duurza(a)m(er) produceren.

Conclusie voor het plangebied

De vestiging van Film & Theater de Viking past binnen deze economische visie. Het laten toenemen van het aantal bezoekers, het versterken van de podium-functies en de zoektocht naar een permanente trekker zijn een aantal van de actiepunten uit de visie om Deventer als 'Boeiende be-leefstad' verder te versterken. Door de fusie van Filmhuis de Keizer en Theater Bouwkunde kan o.a. de programmering beter op elkaar worden afgestemd en kan men van elkaars kwaliteiten profiteren. Dit draagt bij aan en is een eerste stap in het presenteren van Deventer als één cultureel totaal product.

Structuurvisie Stadsaszone Deventer (2013)

Als uitwerking van een van de actiepunten uit de bedrijventerreinvisie Deventer (2011) is de structuurvisie Stadsaszone opgesteld (2013). Vooruitlopend daarop is het koersdocument 'Stadsaszone Deventer' opgesteld; een ruimtelijke strategie voor economische vernieuwing, een transparant en duurzaam perspectief voor iedereen die in de Stadsaszone Deventer wil investeren.

Stadsaszone Deventer is het gebied tussen het station en de A1, maar haar invloedssfeer gaat verder en bestrijkt alle wijken rondom de binnenstad.

De gemeente heeft de vastgelegde koers niet alleen bepaald. Het is het resultaat van samenwerking met ondernemers, kennis- en onderwijsinstellingen en andere partijen die zich met Deventer verbonden voelen. Samen concluderen zij dat de ruimtelijke strategie moet inzetten op:

  • waardevast ondernemen: het inzetten op revitalisering, hergebruik en transformatie van de bestaande voorraad;
  • meer stedelijkheid: inbreiding boven uitbreiding, waarbij ontwikkelingen naadloos aansluiten bij het uniek cultuurhistorische verhaal van de plek en waarin de wijkeconomie een belangrijke rol speelt, en;
  • slimme mobiliteit: het verbeteren van de doorstroming op de A1 en N348 en het aanpakken van de zwakke schakels op de stadsas.

Om de stedelijke kracht van de stad verder te ontwikkelingen moeten de unieke kwaliteiten van de stadsaszone Deventer beter benut en zichtbaar gemaakt worden. Die unieke kwaliteiten nemen verschillende vormen aan. Ten aanzien van het gebied waarin Film & Theater de Viking zich bevindt is het volgende opgenomen:

  • "Stad aan de IJssel; Stad aan de IJssel is ons historisch DNA. Vanouds is Deventer een culturele vrijstad. In de binnenstad is dat volop beleefbaar. De binnenstad is nu al een geweldige plek voor winkelen, werken, wonen en vertier, maar de ontwikkeling van het Stadhuiskwartier en de Cultuurdriehoek draagt bij aan een compleet centrum. Dat mag gezien worden, om te beginnen langs de IJssel. Het project Ruimte voor de Rivier vormt een uitgestoken hand vanuit het landschap. Uitvoering van het Dakpan-principe vermindert op termijn de verkeersdruk in en rond het centrum. Zodra de kans zich voordoet om de Welle autoluw te maken en het Sluiskwartier te ontwikkelen, zal niet worden geaarzeld en zal worden doorgepakt. Het is ook de wens om de stationsomgeving te vernieuwen. Het ontwerp is bedoeld om bewoners en bezoekers welkom te heten in onze Stad aan de IJssel. Veel jongeren slaan nog steeds linksaf richting Handelskade, waar de onderwijsinstellingen zijn gevestigd. Dat is spijtig, Deventer heeft immers veel meer te bieden dan een goede studie. Jongeren zijn op hun beurt essentieel om de stad te verrijken met hun ideeën, energie en ondernemerschap. De ambitie is daarom in de omgeving van Hogeschool Saxion, ROC Aventus en onze ingenieursbureaus een campus met onderwijsinstellingen en kennisintensieve bedrijven te ontwikkelen, dit op korte afstand van het openbaar vervoer en liggend aan een fietssterroute."

Het bovenstaande ruimtelijk perspectief is geen statisch eindbeeld, maar een gewenste ontwikkelingsrichting of de tendens in een bepaald gebied. Het perspectief geeft een indicatie van ruimtelijke ontwikkelingen die worden aangemoedigd en van ontwikkelingen waar een koersverlegging wenselijk is.

Conclusie voor het plangebied

In de structuurvisie 'Stadsaszone' wordt de ambitie uitgesproken om aan de zuidelijke kant van de binnenstad, nabij het Grote Kerkhof, het cultuurcentrum te versterken. De realisatie van de Cultuurdriehoek moet deze ambitie gaan verwezenlijken. Als onderdeel en gezicht van de Cultuurdriehoek heeft Film & Theater de Viking een belangrijke rol binnen deze ambitie. De realisatie past binnen het beleid van de structuurvisie 'Stadsassen'.

Horecabeleid “Ruimte voor kwaliteit 2009-2014”

"De gemeente Deventer werkt aan een leefbare en aantrekkelijke stad. In die stad voelen inwoners, ondernemers en bezoekers zich thuis. Daarbij is een gevarieerd en goed functionerend voorzieningenaanbod nodig. In dat aanbod speelt de horeca een belangrijke rol." 

Bovenstaande alinea is de eerste alinea uit de inleiding van het horecabeleid. In juni 2009 is het horecabeleid “Ruimte voor kwaliteit 2009-2014” door de gemeenteraad vastgesteld. Op 1 oktober 2009 is het in werking getreden.

Het horecabeleid geeft onder andere per deelgebied van de binnenstad aan welke ontwikkelingen wel of niet mogelijk en gewenst zijn.

Voor de hele gemeente en dus ook de binnenstad geldt dat ondergeschikte en aan de hoofdfunctie ondersteunende horeca bij maatschappelijke en culturele voorzieningen altijd is toegestaan. Deze ondersteunende horeca is vaak moeilijk los te koppelen van de hoofdfunctie en voor het goed functioneren van dergelijke voorzieningen is ondersteunende horeca ook een noodzaak. In de exploitatie van Film & Theater de Viking is er echter voor gekozen om ook zelfstandige horeca te exploiteren en niet te beperken tot ondersteunende horeca.

In het horecabeleid is voorzien in de realisatie van nieuwe zelfstandige horecagelegenheid als onderdeel van de vestiging van het nieuwe Film & Theater. Ten tijde van vaststelling van het horecabeleid was echter een andere locatie, het Hegius aan de Nieuwe Markt, als enige locatie in beeld. In het beleid is dan ook opgenomen dat aan de Nieuwe Markt twee nieuwvestigingen mogelijk zijn, exclusief de horeca in een eventuele nieuwe culturele voorziening. De uiteindelijke locatiekeuze is echter gevallen op het pand aan de Welle/ Noorderbergstraat, waardoor het horecabeleid niet meer voorziet in de nieuwvestiging van de gewenste zelfstandige horeca op deze locatie. De locatie van Film & Theater de Viking aan de Welle/ Noorderbergstraat valt namelijk onder het deelgebied “Woongebieden”. Hiervoor geldt consolidatie van de bestaande horecamogelijkheden met als maximum categorie 2b (vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en werkklimaat veroorzaakt: restaurants, hotels, pensions, vergadercentra, bodega's).

De gewenste zelfstandige horecafuncties, een restaurant en café, passen niet binnen de mogelijkheden, zoals hierboven geschetst. Het horecabeleid biedt echter de mogelijkheid voor nieuwvestiging van horeca als sprake is van een sterlocatie of een hot spot. In het horecabeleid is onder de kop 'Nieuwvestiging en hot spots' het volgende hierover aangegeven: "Nieuwvestiging van horeca is met name mogelijk in concentratiesectoren, en binnen de ontwikkelingssectoren op een beperkt aantal locaties. Daarnaast heeft het bestuur de mogelijkheid om in een beperkt aantal situaties voor een bijzonder pand een horecabestemming te geven, zogenaamde 'sterlocaties of hot spots'."

De begrippen sterlocatie en hot spots zijn niet verder gedefinieerd in het Horecabeleid en bij nieuwvestiging van horeca is tot op heden geen gebruikgemaakt van de mogelijkheid om door middel van een sterlocatie of hot spot nieuwvestiging van horeca toe te staan. De gedachte achter deze begrippen is dat op bijzondere locaties (sterlocaties) of in bijzondere gevallen (hot spots) nieuwvestiging van horecabedrijven mogelijk moet zijn, ongeacht de toepasselijke horecasector en/of horecagebied. Uiteraard moet de gewenste nieuwvestiging wel getoetst worden aan de toepasselijke ruimtelijke kaders. Of sprake is van een bijzondere locatie of een bijzonder geval moet per geval worden gemotiveerd, maar het mag duidelijk zijn dat slechts bij uitzondering sprake is van een sterlocatie of bijzonder geval.

Bij 'de Viking' doet zich een dergelijke uitzondering voor. In de stad zijn niet veel locaties geschikt om een film en theater in combinatie met een zelfstandige horecafunctie te huisvesten. Hoewel het horecabeleid ervan uit ging dat het nieuwe film en theater in het oude Hegiuspand aan de Nieuwe Markt zou worden gevestigd, is na onderzoek gebleken dat het pand 'de Viking' gelegen aan de Noordenbergstraat beter kan voldoen aan de wensen en eisen voor de nieuwe culturele functie. Daarnaast wordt met de invulling van 'de Viking' ook de Cultuurloper/Cultuurdriehoek, zoals opgenomen in het ambitiedocument, met de Welle verbonden. Deze publieke functie op deze locatie draagt bij aan de al jaren lang gekoesterde wens om de Welle (met het fraaie uitzicht over de IJssel) veel meer bij de binnenstad te betrekken dan nu het geval is. De functie van film en theater en horecagelegenheid, in combinatie met de bijzondere ligging van het pand, maakt daarom dat met recht gesproken kan worden van een sterlocatie en een hot spot. De combinatie van beide functies heeft zich al bewezen in het pand waar Theater-restaurant Bouwkunde is gevestigd en behoud van deze combinatiefunctie is zeer wenselijk.

De ontwikkeling van film en theater, inclusief de horecagelegenheden, doet daarnaast ook recht aan de ambities uit de economische visie van Deventer “DEVisie 2020, Zet Deventer op de kaart". Hierin is opgenomen dat Deventer de bezoeken aan de binnenstad wil zien groeien van 1,9 miljoen bezoeken per jaar (2012) naar 3 miljoen bezoeken in 2020. De ontwikkeling van film en theater en de in het pand te realiseren zelfstandige horeca kan hieraan een bijdrage leveren.

Terrassenplan (2011) en Beleidsregels Terrassen (2012)

In februari 2011 heeft het college van burgemeester en wethouders het Terrassenplan 2011 vastgesteld. In juni 2012 zijn de 'beleidsregels Terrassen' door de burgemeester vastgesteld. Deze zijn op 21 juni 2012 in werking getreden. De afspraken die gemaakt zijn in het Terrassenplan en alle andere aspecten die meespelen rondom de terrassen zijn nu verwoord in de beleidsregels. Afgesproken is dat op 1 april 2014 alle terrassen in de gebieden die zijn aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht, voldoen aan de criteria 'chique en ingetogen'.

Het terras van Film & Theater de Viking moet straks voldoen aan het genoemd terrassenplan en genoemde beleidsregels.

3.2 Cultuurhistorie en Monumenten

Op grond van de wet Modernisering Monumentenzorg (de MoMo), die per 1 januari 2012 van kracht is geworden, moet een goede ruimtelijke onderbouwing een beschrijving bevatten van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

3.2.1 Gemeentelijke en/of Rijksmonumenten

Binnen het plangebied is een tweetal Rijksmonumenten gelegen waarmee rekening moet worden gehouden. De muurtoren, of rondeeltoren genoemd, die onderdeel heeft uitgemaakt van de binnenste stadsmuur is een beschermd Rijksmonument. Deze muurtoren wordt door het voorliggende plan niet onevenredig aangetast. Dit wordt door de benodigde monumentenvergunning gewaarborgd. De muurtoren wordt integraal opgenomen in het nieuwe bouwplan en gaat als vanzelfsprekend op in de nieuwe voorgevel van het nieuwe pand.

Naast dit gebouwde Rijksmonument is de ondergrond van het plangebied als 'een terrein van hoge archeologische waarde, beschermd' ook door het Rijk op grond van de Monumentenwet (artikel 3, eerste lid) aangewezen tot beschermd monument. Voor een archeologisch monument als deze geldt dat de Staatssecretaris van OCW de bevoegdheid heeft te beslissen of en onder welke voorwaarden een archeologisch monument kan worden verstoord. Dit geldt voor alle bouwmogelijkheden, zowel vergunningsvrije bouwmogelijkheden, als bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt of de afwijkingsmogelijkheden uit de wet (artikel 2.12 lid 1 Wabo). Voor een nadere beschrijving van de archeologische waarde van het gebied en het gevolg van de aanwijzing tot 'archeologisch monument' wordt verwezen naar paragraaf 3.3 Archeologie.

3.2.2 Stedenbouwkundige inpassing en beschermd stadsgezicht

Het panorama van het Deventer IJsselfront is wijd en zijd bekend. Het beeld van de oude stad aan het water is zelfs een icoon op de televisie, dat gebruikt wordt ter introductie van Ned. 1. Het beeld van het IJsselfront mag dan een icoon zijn, de bewoner en de bezoeker van de binnenstad profiteren nog te weinig van de unieke ligging aan de rivier. In verschillende beleidsnota's wordt dan ook de wens uitgesproken om een hechtere band tussen binnenstad en IJssel te smeden en meer reuring in het gedeelte van de binnenstad nabij de rivier te brengen: Visie Binnenstad Zuid, Masterplan IJsselfront Deventer, Structuurplan Deventer 2025, Middellange termijn beleidsagenda Gemeente Deventer en het Ambitiedocument Deventer: Bericht aan de stad. Met de ontwikkeling van film en theater op de Vikinglocatie als onderdeel van de zogenaamde Cultuurdriehoek wil het gemeentebestuur aan deze ambitie inhoud geven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P298-VG01_0007.png"

Afbeeling afkomstig uit Ambitiedocument, Deventer: een bericht aan de stad

Het ontwerp voor Film & Theater de Viking speelt optimaal in op de mogelijkheid om de binnenstad en het IJsselfront meer op elkaar te betrekken. Dit krijgt met name vorm in:

  • de situering van de hoofdentree aan de Wellezijde in samenhang met de expressieve vormgeving van deze gevel;
  • de twee nieuwe 'stegen' tussen Noordenbergstraat en Welle: één aan de noordkant van de nieuwbouw als route naar de personeelsingang en één in het gebouw opgespannen tussen de hoofdentree aan de Welle en de 'achteringang' aan de Noordenbergstraat/Nieuwe Markt;
  • de situering van de foyer, grand café, restaurant en terras aan de Wellezijde, met zicht op de IJssel over en langs de stadsmuur;
  • de vanzelfsprekende koppeling van het gebouw aan de rondeeltoren, die ooit deel uitmaakte van de binnenste stadsmuur.

Met de ontwikkeling van het Film & Theater de Viking wordt de bestaande buitenruimte van het schoolcomplex bebouwd. Het binnenterrein van het vroegere bouwblok Noordenbergstraat en Welle is door de bouw van het gymzaalcomplex veranderd in een eenvoudige binnenplaats. Deze binnenplaats en het aangrenzende zuidelijke deel van het binnenterrein zijn daarom in het bestemmingsplan niet als waardevolle binnentuin aangemerkt. Met de deels nieuwe steeg aan de noordkant van het Film & Theater krijgt het in het bestemmingsplan wél als waardevol aangemerkte deel van het binnenterrein een voor de binnenstad karakteristieke begrenzing. De steeg vormt op de plankaart ook nu al een smalle strook van de waardevolle binnentuin.

Het plangebied maakt onderdeel uit van het Beschermd Stadsgezicht (1988). De beschrijving van het beschermd stadsgezicht is opgenomen in Bijlage 2 van deze toelichting. In het bestemmingsplan Binnenstad en het beeldkwaliteitsplan 'Kwaliteit voor ogen, beeldkwaliteitsplan beschermd stadsgezicht Deventer' zijn een groot aantal eisen en ambities vastgelegd om de architectonische, stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden van de binnenstad als geheel te beschermen.

Hoewel het beleid in het historisch centrum gericht is op behoud van het historische karakter, betekent dit niet dat er geen hedendaagse gebouwen in de binnenstad een plek kunnen krijgen (zie: beeldkwaliteitsplan 'Kwaliteit voor ogen'). Het is karakteristiek voor de Deventer binnenstad, dat in de bebouwingswanden de eeuwen afleesbaar zijn. Wanneer nieuwbouw zich op een eigentijdse, vanzelfsprekende wijze voegt in de bestaande gevelwand, zal zij deel uit gaan maken van de omgeving. Om dat te bereiken is respect voor de maat en schaal van de gebouwen in de omgeving nodig en moeten bepaalde kenmerken uit de omgeving worden overgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P298-VG01_0008.png"

Het belang van het beschermde gezicht is in de binnenstad niet overal gelijk: de historisch ruimtelijke waarderingskaart uit het bestemmingsplan geeft een drietal niveaus van bescherming. Voor het plangebied zijn aan de Welle-zijde de rooilijn en de bebouwingsschaal bepalend, evenals de hoofdvorm en het ritme van de bebouwing, maar niet zozeer het uiterlijk van het individuele pand. Aan de Noordenbergstraat is alleen de rooilijn oftewel de plaatsing van de bebouwing van historisch belang.

Het ontwerp van Film & Theater de Viking richt zicht met de gevels aan de Welle en aan de Noordenbergstraat/ Nieuwe Markt naar de publieke ruimte van de binnenstad.

Welle

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P298-VG01_0009.png"


Situering en rooilijn

De hoofdmassa van de nieuwbouw volgt de historische rooilijn. De omlijsting van het balkon kraagt uit over de bestaande rooilijn. Dit komt de geleding en de expressiviteit van de gevel en de samenhang tussen nieuwbouw en rondeeltoren ten goede.

Hoofdvorm en schaal

De straatwand aan de Welle is tegenwoordig een aaneenschakeling van soms heel verschillende gebouwen, die samen met de kade het karakteristieke IJsselfront vormen. Het plan voor het Film & Theater de Viking is een eigentijdse toevoeging aan deze reeks gebouwen uit zeer verschillende tijdsperioden. Evenals het bestaande complex wijkt het film & theater in functie -en daarmee in maat en schaal- af van de direct aanliggende gebouwen, maar laat ze wel in hun eigen waarde. De in wit metselwerk uitgevoerde gevel heeft aan de Welle-zijde expressief vormgegeven muuropeningen, die de functies achter de gevel zichtbaar maken en de gevel geleden. Door de maat en de monumentale vormgeving is de nieuwbouw als een zelfstandige bouwmassa in het gevarieerde silhouet van het IJsselfront zichtbaar. Dit doet recht aan Film & Theater de Viking als een gebouw met een bijzondere culturele functie in de stad en aan het IJsselfront.

Nieuwe Markt/ Noordenbergstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P298-VG01_0010.png"

Situering en rooilijn

Aan de Nieuwe Markt/ Noordenbergstraat is overeenkomstig de eisen van het beschermd stadsgezicht de bouwmassa van Film & Theater de Viking in de bestaande rooilijn gesitueerd.

Hoofdvorm en schaal

Door de functie van het gebouw als film en theater -en de daarmee samenhangende maatvoering, de keuze voor een eigentijdse vormgeving en materialisering onderscheidt de nieuwbouw van Film & Theater de Viking zich van de omliggende bebouwing aan Nieuwe Markt en Noordenbergstraat. Het gebouw heeft een eigen gezicht, dat recht doet aan de betekenis van film en theater als drager van de Cultuurdriehoek en als schakel tussen de binnenstad en rivier. Met dit eigen gezicht voegt het gebouw zich door de hoogte en geleding van de bouwmassa in de bestaande gevelwand en doet het daarmee geen afbreuk aan de ruimtelijke continuïteit van de straat-/pleinwand.

De gevel kent hier een duidelijke tweedeling:

  • het transparante publieksdeel met de 'achteringang' aan de Nieuwe Markt, die overgaat in de foyer en de zicht- en loopverbinding vomrt naar de Welle. De hoofdvorm van de entree verwijst naar de aangrenzende panden aan de Nieuwe Markt;
  • het gesloten 'theaterdeel' met een eenduidig in wit metselwerk vormgegeven gevel, waarin muuropeningen, ramen en deuren
    • 1. de functionele indeling van het gebouw afleesbaar maken (o.a. expeditieruimte en kleedkamers)
    • 2. op een vanzelfsprekende manier de gevel een geleding geven, die aansluit bij de omliggende panden.

Hoewel er geen sprake is van een traditionele langskap, verwijst de opbouw van dit deel van de gevel aan de Noordenbergstraat naar een dergelijke kapvorm.

Overeenkomstig de omkadering van het balkon aan de Welle-gevel zijn het transparante publieksdeel en de laad- en losdeuren in een doorgaand zwart kader gevat. Dit komt de herkenbaarheid van Film & Theater de Viking ten goede.

Zijgevels

Aan de twee zijgevels van het gebouw zijn de functies gesitueerd, die geen daglichttoetreding hebben. Deze gevels zijn volledig gesloten en kenmerken zich door een ruimtelijk spel van verschillend hellende vlakken om in de aanliggende tuinen zoveel mogelijk dag- en zonlicht te laten komen. De zijgevels zijn in hetzelfde witte metselwerk uitgevoerd als de twee andere gevels, zodat Film & Theater de Viking zich als één gebouw in de stad manifesteert.

3.3 Archeologie

Naast de monumentale en cultuurhistorische waarden moeten ook de archeologische (verwachtings)waarden worden meegewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Dit is vastgelegd in de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ, 1 september 2007). Doel van deze wet is: 'bescherming van aanwezige en te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten.

Geomorfologie

In de voorlaatste ijstijd, het Saalien (375.000–130.000 jaar geleden), werd door Scandinavisch landijs het IJsseldalbekken gevormd, waarvan de bodem op de diepste punten op 100 m onder NAP ligt. Het bekken wordt begrensd door de stuwwallen van de oostelijke Veluwe in het westen en de Sallandse Heuvelrug in het oosten. Als het ijs zich terugtrekt wordt het IJsseldalbekken voor een deel opgevuld met afzettingen. Tijdens het warme Eem-interglaciaal (130.000–115.000 jaar geleden) en het eerste deel van het daaropvolgende Weichsel-glaciaal (115.000–10.000 jaar geleden) stroomt de Rijn in noordelijke richting door het IJsseldalbekken (de zogenaamde IJsseldalrijn) en worden de grove rivierzanden van de Formatie van Kreftenheye afgezet. Deze afzettingen van de Formatie van Kreftenheye dagzomen in een strook parallel aan de IJssel. De IJsseldalrijn is actief geweest tot 60.000–40.000 jaar geleden. Nadat de IJsseldalrijn haar loop heeft verlaten, worden tijdens het Midden- Pleniglaciaal (48.000–26.000 jaar geleden) fluvioperiglaciale zanden afgezet op de Kreftenheyeafzettingen. De fluvioperiglaciale zanden zijn voornamelijk door sneeuwsmeltwater afgezet en bestaan uit afbraakproducten van de stuwwallen van de Sallandse Heuvelrug. Hierbij zijn brede dalen gevormd, die zich bij Deventer hebben ingesneden in de Kreftenheye-afzettingen. De fluvioperiglaciale afzettingen komen rondom Deventer veelvuldig voor.

In het koudste en droogste deel van het Weichselien, het Laat-Pleniglaciaal (26.000-13.000 jaar geleden), worden nat-eolische zanden afgezet, die gekenmerkt worden door een sterke gelaagdheid en die de basis vormen van het reliëf onder de huidige binnenstad. Als gevolg van opeenvolgende sedimentatie en erosie door afwisselende windsnelheden en waterstanden is een terrassenlandschap ontstaan. Het sediment is als gevolg van het ontbreken van vegetatie voortdurend door wind en water lokaal geërodeerd en opnieuw afgezet. Het landschap kent relatief weinig reliëf. Wel worden de nat-eolische sedimenten doorsneden door beekdalen.

In het laat glaciaal (12.500 - ca. 10.000 BP) is over dit terrassenlandschap als gevolg van (vaak lokale) verstuiving in de laatste ijstijd een pakket dekzand (jong dekzand) afgezet. Deze laag stuifzand vormde op de terrassen en in de oude rivierdalen kenmerkende ruggen en koppen. Het onderzoeksgebied ligt ten westen van de grotere kop onder de Assenstraat-Polstraat. In het verloop van de Assenstraat is het hoogteverschil nog goed zichtbaar. Ook de kop ter hoogte van de Noordenberg lijkt uit deze periode te stammen. De hoge top onder het Bergkwartier is met een top boven 13 m + NAP duidelijker hoger dan de andere twee toppen onder de binnenstad. Deze kop bestaat uit relatief grof riviersediment, in tegenstelling tot de kop in de nabijheid van het onderzoeksgebied, die uit matig fijn stuifzand bestaat. De hoogte van het Bergkwartier is van aanmerkelijk jongere datum en kan op de overgang van de bronstijd naar de ijzertijd worden gedateerd.

Onder invloed van de steeds verder stijgende zeewaterspiegel en sedimentatie in het Rijndal is het IJsseldal weer gaan fungeren als afvoerkanaal van de Rijn. De exacte datering van deze gebeurtenis is tot op heden punt van discussie. Een van de theorieën luidt dat rond 350 na Chr. bij extreem hoog water de rivierduinen en dekzandruggen in de zuidelijke IJsselvallei, ter hoogte van het huidige Doesburg, zijn doorbroken. Volgens Makaske, Maas & van Smeerdijk is er echter sprake van een geleidelijke activering van de IJssel waarbij grootschalige avulsies, zoals deze bij de Rijn en Maas bekend zijn achterwege lijken te zijn gebleven. Bovendien dateren zij deze veel later waarbij de reactivering pas rond 950 na Chr. voltooid is. De archeologische data in het IJsseldal lijkt voorlopig te wijzen op een (eventueel geleidelijke) reactivatie van de IJssel in de laat-Romeinse tijd of vroege middeleeuwen.

Het onderzoeksgebied ligt in de veronderstelde oeverzone van de IJssel. Op basis van de resultaten van het onderzoek aan de IJsselstraat wordt namelijk aangenomen dat de IJsseloever zich vanaf de Karolingische tijd geleidelijk in westelijke richting heeft verplaatst. Waarschijnlijk lag deze oever aanvankelijk ongeveer 60 m in de richting van de huidige Noordenbergstraat. Deze oever volgde waarschijnlijk een meer vloeiende lijn dan de relatief rechte huidige IJsseloever. Ter hoogte van het Grote Kerkhof vormde het fluviatiele terrasrest een uitloper in het IJsseldal. Ten noorden hiervan, onder meer ter hoogte van het onderzoeksgebied, boog de oever meer landinwaarts. De exacte loop van de vroegmiddeleeuwse IJsseloever kan tot op heden nog niet worden bepaald. In het onderzoek aan de IJsselstraat werden uitsluitend kadewerken aangesneden, waaruit blijkt dat de oever meer oostelijk moet hebben gelegen. Aangenomen kan worden dat deze oever zich in ieder geval ten westen van de huidige Noordenbergstraat heeft bevonden. In de loop van de Karolingische en Ottoonse tijd is deze zone door middel van de aanleg van verschillende opeenvolgende kadewerken geleidelijk aangevuld en bij het bewoonbare deel van de nederzetting gevoegd.

Beschrijving archeologische en historische elementen

In het kader van de planontwikkeling op de locatie Noordenbergstraat 1 heeft in 2013 een archeologische bureaustudie (zie Bijlage 3) plaatsgevonden. De resultaten van deze bureaustudie zijn gerapporteerd als: Vermeulen & Mittendorff, 2013. Archeologische Bureaustudie Nieuwbouw theater De Viking, Noordenbergstraat te Deventer, Deventer. In deze bureaustudie is geïnventariseerd welke archeologische resten uit welke perioden op de locatie kunnen worden verwacht. Voor een uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar het rapport.

De gehele binnenstad van Deventer is geregistreerd als terrein van archeologische waarde (monumentnummer 13.969). De onderzoekslocatie is grotendeels een terrein van hoge archeologische waarde, beschermd (15.779). Dit laatste terrein is samen met circa 1500 andere terreinen in Nederland door het Rijk op grond van de Monumentenwet (artikel 3, eerste lid) aangewezen tot beschermd monument.

De zeer hoge verwachting voor het terrein valt uiteen in een aantal fasen:

Prehistorie

Voor deze periode bestaat een zeer kleine kans op de aanwezigheid van de randzone van een prehistorische akkerlaag uit het laat-neolithicum tot de midden-Romeinse tijd (ca 800v. Chr. - 200 n. Chr.). Eventueel zouden nederzettingssporen uit dezelfde periode, zoals paalkuilen van gebouwplattegronden en afvalkuilen kunnen worden aangetroffen. De trefkans voor deze sporen wordt als zeer klein ingeschat. Deze sporen bevinden zich indien aanwezig op relatief grote diepte, naar verwachting aan de Noordenbergstraatzijde op een diepte van 2-3 m onder maaiveld. Aan de wellezijde is de kans op sporen uit deze periode zeer klein, als gevolg van erosie door de IJssel. Op zeer grote diepte (<5 m) kunnen eventueel lagen met verspoeld materiaal aanwezig zijn.

Middeleeuwen

Voor het eerste deel van de vroege middeleeuwen (8ste en de eerste helft 9de eeuw) geldt dat de kans op nederzettingssporen, bestaande uit paalsporen van verspreide agrarische bewoning, haardplaatsen, afvalkuilen en eventueel waterputten, gering is. In het zuidwestelijk deel van het onderzoeksgebied liggen mogelijk resten van oeverwerken langs de toenmalige IJsseloever, bijvoorbeeld beschoeiingen of kadewerken. Deze sporen bevinden zich indien aanwezig op relatief grote diepte, naar verwachting aan de Noordenbergstraatzijde op een diepte van >2-3 m onder maaiveld. Aan de Wellezijde is de kans op sporen uit deze periode zeer klein, als gevolg van erosie door de IJssel. Op zeer grote diepte (>5 m) kunnen eventueel lagen met verspoeld materiaal aanwezig zijn.

Uit de periode van de vroegmiddeleeuwse stad (ca 850 en 950) worden vooral sporen verwacht die samenhangen met de inrichting van de oeverzone, zoals houten kadewerken, beschoeiingen en eventueel steigers. Indien de oeverzone ook bebouwd was, kunnen resten van huisplattegronden aanwezig zijn. Sporen van perceelsbegrenzingen kunnen mogelijk worden afgeleid uit de oriëntatie en constructiewijze van de houten kadestructuren. Deze sporen bevinden zich indien aanwezig op relatief grote diepte, naar verwachting aan de Noordenbergstraatzijde op een diepte van 2-3 m onder maaiveld. Aan de Wellezijde bevinden de resten van houten kadewerken zich op een diepte van minimaal 3 m onder maaiveld.

Uit de periode van de vol- en laatmiddeleeuwse stad (950 tot 1600) kunnen over het gehele onderzoeksgebied verspreid sporen van bewoning worden aangetroffen. Globaal kan worden gesteld dat de oudste bebouwing zich direct langs de Noordenbergstraat heeft bevonden, en de bebouwde zone zich volgend op de verplaatsing van de IJsseloever geleidelijk in westelijke richting heeft uitgebreid. Gedurende het grootste deel van deze periode zal de bewoning uit houten huizen hebben bestaan, er bestaat een kleine kans op het aantreffen van tufstenen bouwresten. Aan het eind van deze periode kunnen de eerste stappen van het versteningsproces naar bakstenen huizen tot stand zijn gekomen. In combinatie met de bewoningssporen kunnen allerlei beer- en afvalkuilen worden aangetroffen, daarnaast zijn waarschijnlijk ook beer- en waterputten aanwezig.

Aan de zijde van de Welle werd na 1200 de binnenste stadsmuur gebouwd, waarvan de nog bestaande muurtoren deel uitmaakte. Rond 1600 werd deze binnenste stadsmuur minder belangrijk en werd het maken van huizen en toegangen vanaf de zijde van de Welle toegestaan.

Ook in deze periode moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van omvangrijke houtconstructies, vooral in de vorm van beschoeiingen en kadewerken. Een deel hiervan is geconstrueerd uit hergebruikt scheepshout, maar ook constructie-elementen uit de woonhuisbouw kunnen aanwezig zijn. De oudste bewoningssporen uit deze periode bevinden zich waarschijnlijk op grotere diepte, aan de Noordenbergstraatzijde ca 2-3 m onder maaiveld. Als gevolg van het opwerpen van een pakket ophogingslagen gedurende deze periode, liggen de jongere sporen uit het eind van deze periode aanmerkelijk hoger, tot een halve meter onder maaiveld.

Nieuwe tijd

Binnen het gehele onderzoeksgebied zijn uit deze periode resten van bebouwing aanwezig. Aan de straatzijdes bestaan deze uit de funderingen van hoofdzakelijk bakstenen woonhuizen, al dan niet voorzien van een kelder. In de loop van deze periode breidt de bebouwing zich waarschijnlijk steeds verder uit richting de achtererven. Op de onbebouwde delen van de achtererven zijn waarschijnlijk allerlei putten en afvalkuilen aanwezig. In de 18de en 19de eeuw zijn op de resterende achtererven waarschijnlijk kameren gebouwd, kleine en licht gefundeerde arbeiderswoningen. Omdat de ophoging in deze periode een geringere omvang kende dan in de voorgaande periode, kunnen de sporen uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd vrijwel direct onder het maaiveld worden aangetroffen.

Verstoringen in het verleden

Een deel van het bodemarchief ter plaatse is verstoord door werkzaamheden in het verleden. Het terrein valt daarbij uiteen in vier zones. Zone 1 is gelegen aan de Noordenbergstraat ter plaatse van een bestaande gymzaal. Hier kan worden geconcludeerd dat tot circa 6,75 + NAP het bodemarchief volledig verstoord is. Daaronder hebben de aanleg en sloop van kelders en de aanleg van de putringen lokaal een verstorende werking gehad, maar zullen ook aanzienlijke delen van het bodemarchief intact zijn. Zone 2 wordt gevormd door de huidige binnenplaats van de schoolgebouwen. Hier kan worden geconcludeerd dat waarschijnlijk geen sprake is van grootschalige verstoringen die dieper reiken dan enige decimeters onder maaiveld. Zone 3 is het perceel achter de toren dat in de bestaande situatie onbebouwd is. Hiervoor kan worden geconcludeerd waarschijnlijk geen sprake is van grootschalige verstoringen die dieper reiken dan enige decimeters onder maaiveld. Zone 4 ligt aan de zijde van de Welle ter plaatse van de tweede gymzaal. Hier is de verstoring door de sloop van de middeleeuwse bebouwing waarschijnlijk minimaal. Om de putringen van de fundering te kunnen aanbrengen is waarschijnlijk een bouwkuip gegraven tot 6,75 m + NAP. Onder dit niveau hebben waarschijnlijk alleen de putringen voor een verstoring gezorgd. Mogelijk staan de ringen op kleef en is zelfs onder de putringen nog een deel van het bodemarchief intact.

Dubbelbestemmingen Archeologie

Binnen het bestemmingsplangebied zijn twee dubbelbestemmingen van toepassing (zie voor een uitgebreidere uitleg ook Bijlage 1). Het grootste deel van het gebied kent in het bestemmingsplan de Waarde - Archeologisch waardevol gebied rijksmonument. Het gaat hier om een archeologisch rijksmonument dat derhalve beschermd is op basis van de Monumentenwet. De overige delen van het bestemmingsplangebied kennen de Waarde – Archeologisch verwachtingsgebied Grote informatie dichtheid.

Waarde - Archeologisch waardevol gebied rijksmonument

Een oordeel over de planontwikkeling, de gekozen constructie en fundering en de gevolgen hiervan voor de archeologisch resten, is in dit bijzondere geval niet aan de gemeente. Door de aanwijzing van het gebied als 'archeologisch monument' is de Staatssecretaris van OCW bevoegd te beslissen of en onder welke voorwaarden een archeologisch monument kan worden verstoord.

Hoewel de gemeente in bestemmingsplannen kan vastleggen wat de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van het terreinen is, moet voordat gebruik mag worden gemaakt van de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, eerst door de Staatssecretaris van OCW een vergunning op grond van de monumentenwet zijn verleend. Ook wanneer op basis van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht is geregeld dat voor sommige bouw- en gebruiksactiviteiten geen vergunning is vereist. Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is wel vergunning is vereist op grond van de Monumentenwet 1988.

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan geldt het vereiste dat gemeenten rekening houden met archeologische verwachtingen en waarden (Monumentenwet 1988, artikel 38a). Het is echter niet nodig om op gronden die al van rijkswege zijn beschermd een archeologische dubbelbestemming te leggen en in de bouw-, aanleg- en/of afwijkingsregels met betrekking tot die bestemming te bepalen dat bij de aanvraag van een omgevingsvergunning een archeologisch vooronderzoek is vereist of te bepalen dat de vergunningaanvrager hiervan onder voorwaarden is vrijgesteld. De Staatssecretaris van OCW heeft immers de bevoegdheid te beslissen of en onder welke voorwaarden een archeologisch monument kan worden verstoord.

Omwille van een goede handhaving van de wettelijke bescherming is er toch voor gekozen de locatie van het rijksmonument aan te duiden op de planverbeelding. In de achterliggende planregels is opgenomen dat de Monumentenwet van toepassing is en dat voor bodemverstorende werkzaamheden vergunning bij het Rijk moet worden aangevraagd.

Waarde – Archeologisch verwachtingsgebied grote informatie dichtheid. 

In de gebieden binnen het bestemmingsplangebied met een waarde-Archeologisch verwachtingsgebied grote informatie dichtheid, kunnen resten uit alle perioden, maar met name uit de middeleeuwen en nieuwe tijd, verwacht worden. Gebieden die op basis van de archeologische verwachtingskaart van RAAP Archeologisch Adviesbureau een zeer hoge verwachting hebben, dienen in het bestemmingsplan opgenomen te worden met de dubbelbestemming archeologisch verwachtingsgebied. Voor de voorwaarden die hier van toepassing zijn, wordt verwezen naar de planregels.

In de planregels is vastgelegd dat bij ingrepen met een diepte van 30 cm of meer en een oppervlakte groter dan 10 m2 een archeologisch rapport kan worden verlangd. Hieronder zal worden uitgelegd waarom voor deze grenzen is gekozen.

De diepte van 30 cm is gekozen, omdat de middeleeuwse muur en vloerresten vaak niet dieper dan dit niveau zijn uitgebroken.

In de Monumentenwet is een oppervlakte van 100 m2 aangegeven als ondergrens. Bodemverstoringen die kleiner zijn dan deze oppervlakte worden uitgezonderd van archeologische verplichtingen. Gemeenten zijn vrij om deze ondergrens in verordeningen of bestemmingsplannen aan te passen. De binnenstad kent een zeer grote informatiedichtheid. Juist in de middeleeuwse stad hebben op een relatief kleine oppervlakte veel verschillende activiteiten plaatsgevonden die hun sporen hebben achtergelaten. Ook bij een relatief kleine bodemingreep gaat daarom veel informatie verloren. Daarom is de ondergrens hier net zoals elders in de binnenstad gesteld op 10 m2.

3.4 Verkeer

3.4.1 Parkeren

Parkeerbeleid Deventer

Deventer heeft een historische binnenstad. Om de binnenstad aantrekkelijk te houden en de leefbaarheid te verbeteren wil Deventer minder geparkeerde auto's op straat (o.a. op de pleinen).

Deze ambitie is vertaald in het parkeerbeleid. Dit betekent dat de binnenstad vooral parkeergelegenheid gaat bieden voor kort bezoek en bewoners. Bezoekers die langere tijd in de binnenstad moeten zijn kunnen hun auto in de garages en aan de randen van de binnenstad parkeren.

Gelet op het beleid om de historische binnenstad autoluw te maken, is het niet wenselijk dat bij ontwikkelingen in de binnenstad op eigen terrein volledig in de extra parkeerbehoefte wordt voorzien. In de bouwverordening is dan ook aangegeven dat voor nieuwe bouwontwikkelingen in de binnenstad er niet op eigen terrein in parkeren wordt voorzien, maar dat ontwikkelingen in de binnenstad een financiële bijdrage leveren in de kosten van de aanleg van al dan niet reeds gerealiseerde openbaar blijvende parkeervoorzieningen.

Parkeren Film & Theater de Viking

Voor Film & Theater de Viking is een inschatting gemaakt van de parkeerbehoefte voor zowel auto als fiets. De inschatting is dat er behoefte is aan circa 90 autoparkeerplaatsen (bron: Parkeerbehoefte Viking Film en Theater, Goudappel Coffeng, 12 september 2013, DVT450/Wrj/1792; zie Bijlage 4).

In de Bouwverordening is aangegeven dat ontwikkelingen in de binnenstad een bijdrage leveren aan de gerealiseerde en te realiseren parkeervoorzieningen. Deze bijdrage zal aangewend worden voor bijvoorbeeld het reeds gerealiseerde parkeerterrein aan het Muggenplein, de opwaardering van de Noordenbergpoortgarage, de Wilhelminabruggarage en de realisatie van een parkeervoorziening in het Sluiskwartier.

Het is echter belangrijk dat ook in de tussenliggende periode er in de parkeerbehoefte wordt voorzien. Uit de meest recente parkeertelling uit 2012 blijkt dat er in de gehele binnenstad voldoende parkeercapaciteit aanwezig is. De Deventer binnenstad heeft ongeveer 3500 openbare parkeerplaatsen, verdeeld over de garages (circa 2400) en straat (circa 1100). De restcapaciteit van de betaalde parkeerplaatsen is op het drukste moment, de zaterdagmiddag, ongeveer 30%. Ruim 1000 parkeerplaatsen zijn dus niet bezet op het piekmoment.

Sommige van deze 1000 vrije parkeerplaatsen zullen echter gevoelsmatig te ver weg gelegen zijn Daarom is in een onderzoek van Goudappel Coffeng (Verkeersbewegingen Viking Film en Theater, Goudappel Coffeng, 4 december 2013, DVT453/Fdf; zie Bijlage 5) ingezoomd op de locatie van Film & Theater de Viking. Zij stellen dat bezoekers en medewerkers een loopafstand tussen 'de Viking' en de parkeerplaats accepteren die vergelijkbaar is met de acceptabele loopafstand voor winkelen (200 tot 600 meter), zoals deze is opgenomen in het parkeerbeleidsplan van de gemeente Deventer en CROW publicatie 317. In de nota Parkeernormen wordt in de zone centrum ook gerekend met een afstand van 600 meter voor winkelen en ontspanning. Uit het onderzoek blijkt dat er ook in de directe omgeving van Film & Theater de Viking op de twee drukste momenten van de week, een donderdagavond en zaterdagmiddag, nog voldoende vrije parkeerplaatsen aanwezig zijn. Dit betekent dat de toename van het parkeren als gevolg van de nieuwe ontwikkeling voorlopig kan worden opgevangen met de bestaande beschikbare parkeercapaciteit. Daarbij ook in acht genomen dat het drukste moment bij Film & Theater de Viking niet samenvalt met het drukste moment voor de binnenstad, de zaterdagmiddag.

Naast dat bezoekers per auto zullen komen, zullen ook veel bezoekers met de fiets komen. De inschatting is dat er behoefte is aan circa 160 fietsparkeerplaatsen (bron: Parkeerbehoefte Viking Film en Theater, Goudappel Coffeng, 12 september 2013, DVT450/Wrj/1792; zie Bijlage 4). In de directe omgeving, langs de Nieuwe Markt en langs Achter de muren Vispoort zal middels het plaatsen van fietsenrekken in voldoende fietsparkeerplaatsen worden voorzien.

3.4.2 Verkeerseffecten

Auto

Bezoekers en medewerkers van Film & Theater de Viking (die met de auto komen) parkeren hun auto op een van de parkeerplaatsen in het centrum van Deventer en gaan van daaruit te voet verder. De keuze van de parkeerplaats is afhankelijk van verschillende factoren, waaronder de beschikbare parkeerplaatsen, de ligging van de parkeerplaats ten opzichte van 'de Viking' en de ligging van de parkeerplaatsen ten opzichte van de richting waar de automobilist vandaan komt. De bezoekers van Film & Theater de Viking zullen zich dan ook verspreiden over de verschillende parkeerplaatsen in de stad. Dit betekent dat ook het verkeer zich zal verspreiden over verschillende wegen in de stad.

Uitgaande van een parkeerbehoefte van 90 parkeerplaatsen, zal dit resulteren in circa 225 ritten per weekdagetmaal. (bron: Verkeersbewegingen Viking Film en Theater, Goudappel Coffeng, 4 december 2013, DVT453/Fdf; zie Bijlage 5). De verkeersintensiteit op de routes van en naar de binnenstad ligt tussen de 5000mvt/etmaal en 20.000mvt/etmaal. De verkeersgeneratie van Film & Theater de Viking is dus laag ten opzichte van de verkeersintensiteit op de wegen en routes waar dit verkeer gebruik van gaat maken. De invloed van de verkeersgeneratie van Film & Theater de Viking op de verkeersintensiteiten is zeer beperkt. En daarmee is ook het effect op de verkeersveiligheid, de verkeersafwikkeling en de leefbaarheid zeer gering.

Laden en lossen

Ook logistieke diensten genereren verkeer, zoals de bevoorrading. De inschatting is dat het gaat om maximaal 10 vrachtwagenbewegingen (5 aankomsten en 5 vertrekken) per weekdagetmaal (bron: Verkeersbewegingen Viking Film en Theater, Goudappel Coffeng, 4 december 2013, DVT453/Fdf; zie Bijlage 5). Ook deze verkeersgeneratie is goed op te vangen op het huidige wegennet. Het laden en lossen van deze vrachtwagens vindt inpandig plaats, waardoor de omgeving hier zo min mogelijk hinder van ondervindt.

Langzaam verkeer

Film & Theater de Viking is voor fietsers en voetgangers eenvoudig bereikbaar. De locatie is aan alle zijden voorzien van doorgaande straten, waardoor het gebouw gemakkelijk benaderbaar is voor voetgangers en fietsers. Dit zal voor extra voetganger – en fietsbewegingen in dit deel van de binnenstad zorgen. Deze extra bewegingen zijn goed op te vangen in het huidige verkeersnetwerk en deze bewegingen horen bij een binnenstad. Daarnaast zijn deze extra bewegingen ook gewenst. Het beleid van de gemeente is er immers opgericht dit deel van de binnenstad er meer bij te betrekken o.a. door de ontwikkeling van de culture loper en het verbinden van de binnenstad met de IJssel.

3.5 Milieukwaliteitseisen

Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de volgende milieukundige aspecten van belang, te weten:

  • bedrijven en milieuzonering;
  • bodemkwaliteit;
  • geluid;
  • luchtkwaliteit;
  • externe veiligheid;
  • ecologie;
  • duurzaamheid.
3.5.1 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Deventer de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De Staat van bedrijfsactiviteiten geeft richtafstanden voor twee verschillende omgevingstypen ('rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'). Onderstaande tabel geeft de relatie weer tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P298-VG01_0011.png"

Zowel een filmhuis als theater worden volgens de VNG systematiek beschouwd als een categorie 2 bedrijf. Het maatgevende aspect is geluid. De functie zelf is geen geluidgevoelig object en belemmerd in die zin niet de vergunde geluidsruimte van omliggende bedrijven.

Gezien de ligging aan de rand van het stadscentrum en nabij hoofdontsluitingsweg de Welle, is het te rechtvaardigen dit gebied te beschouwen als omgevingstype gemengd gebied. De richtafstand naar omliggende gevoelige bestemmingen is dan 10 meter. In de planopzet kan aan die richtafstand niet op alle plaatsen voldaan worden. Mede daarom is er akoestisch onderzoek uitgevoerd. Middels dat onderzoek is onderbouwd dat de bedrijfsopzet voldoet aan de eisen conform het Activiteitenbesluit. Daarnaast is in het kader van 'de goede ruimtelijke ordening', de indirecte hinder onderzocht. Hiermee is onderbouwd dat met de planontwikkeling sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat (zie ook de navolgende subparagrafen).

3.5.2 Bodem

Op de locatie is voor de functiewijziging een verkennend bodemonderzoek (Tauw, oktober 2013, project 1218035; zie Bijlage 6) uitgevoerd. Hierbij is in de grond een matige verontreiniging met zink en PAK en lokaal een sterke verontreiniging met PCB's aangetoond. Daarnaast zijn enkele licht verhoogde gehalten aan koper, kwik en/of lood aangetoond. De matige en sterke verontreiniging hebben een beperkte omvang. Op de locatie is geen sprake van een geval van ernstige verontreiniging. In het grondwater is een licht verhoogd gehalte aan molybdeen aangetoond.

Conclusie

Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek bestaat er vanuit bodemhygiënisch oogpunt geen belemmering voor de toekomstige functie.

3.5.3 Geluid

De voorgenomen bestemming is op grond van de Wet geluidshinder niet aan te merken als een geluidgevoelige functie. Een nader onderzoek hiernaar is daarom niet nodig. De invloed van geluid afkomstig van het plangebied is echter wel relevant voor de omgeving en is daarom onderzocht en beoordeeld in het kader van de goede ruimtelijke ordening.

De akoestische gevolgen van de voorgenomen activiteiten naar de woon- en leefomgeving zijn onderzocht door adviesbureau LBPSight in de volgende onderzoeksrapportages:

  • 2. DO-fasedocument: bouwfysica en akoestiek, kenmerk R030555aa.00003.jvu, versie 01_001 van 25 november 2013 (zie Bijlage 7).
  • 3. Notitie 'Geluid tgv terras op het balkon', kenmerk V030555aa.00003.rvh, versie 03_001 van 3 april 2014 (zie Bijlage 8).

Huidige situatie met betrekking tot geluid

De huidige woon- en leefomgeving wordt voor geluid bepaald door het verkeer op de Welle en de gemengde functies op het Kerkhof (o.a. horeca). Dit heeft, ten opzichte van een rustige woonwijk, een verhoogd omgevingsgeluid tot gevolg. Daarnaast heeft de locatie ook nu al een publieksfunctie.

Beoordeling

Het akoestisch onderzoek laat zien dat aan de geluidvoorschriften uit het Activiteitenbesluit voldaan kan worden. Om te kunnen beoordelen wat de effecten op het woon- en leefklimaat zijn, als gevolg van de bestemmingswijziging, is ook het menselijk stemgeluid op het balkon onderzocht. Hier heeft het tweede onderzoek betrekking op.

Gezien de ligging in de binnenstad van Deventer is de voorgenomen functie van film- en theaterzalen passend en, zo blijkt uit het akoestisch onderzoek, ook inpasbaar in de bestaande woon- en leefomgeving. Het geluid afkomstig van de komende en vertrekkende bezoekers in de openbare ruimte en van personen op het balkon is, mede gezien het omgevingsgeluid, acceptabel en inpasbaar in de woon- en leefomgeving.

Het pand zelf wordt bouwkundig ook aangepast en akoestisch geïsoleerd voor de film- en theaterfunctie.

Conclusie

Uit bovenstaande onderzoeken is gebleken dat voldaan kan worden aan de voorschriften uit het Activiteitenbesluit en dat de vestiging van Film & Theater de Viking inpasbaar is in de bestaande woon- en leefomgeving.

3.5.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is titel 5.2: luchtkwaliteitseisen van de gewijzigde Wet milieubeheer (de 'Wet luchtkwaliteit') in werking getreden (Stb. 2007, 414). De regelgeving is uitgewerkt in de onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en ministeriële regelingen.

Langs de wegen in Nederland vinden geen overschrijdingen plaats van de richtwaarden en grenswaarden van de zware metalen (lood, arseen, cadmium en nikkel) en ozon. Om deze reden zijn deze stoffen niet opgenomen in de rekenmodellen.

Te beschouwen grenswaarden met betrekking tot luchtkwaliteit

Op landelijk niveau leveren fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) knelpunten op. De concentraties van de overige stoffen die op grond van de 'Wet luchtkwaliteit' getoetst dienen te worden voldoen aan de grenswaarden, zie Preliminary assessment of air quality, RIVM nr. 756021005 voor lood (Pb) en zwaveldioxide (SO2) en nr. 756021007 voor koolmonoxide (CO) en benzeen. Om deze reden zijn deze stoffen verder buiten beschouwing gelaten. Voor de stoffen NO2 en PM10 zijn in de Wet luchtkwaliteit grenswaarden gesteld voor de jaargemiddeldeconcentratie van 40 µg/m3. Voor NO2 geldt voor het prognosejaar 2008 een plandrempel van 44 µg/m3. Daarnaast geldt een grenswaarde van de uurgemiddelde concentratie voor NO2 van 200 µg/m3 die maximaal 18 keer per jaar mag worden overschreden en een grenswaarde voor de 24-uursgemiddelde concentratie voor PM10 (50 µg/m3) die maximaal 35 dagen per jaar mag worden overschreden. De grenswaarde voor het uurgemiddelde van NO2 wordt in Nederland alléén langs zeer drukke verkeerswegen meerdere malen overschreden. Het komt in Nederland niet voor dat deze grenswaarde vaker dan 18 keer per jaar wordt overschreden.

Bij invoering van de 'Wet luchtkwaliteit' is het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM) geïntroduceerd. Wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit is toetsing aan de grenswaarden niet meer nodig. De voorgenomen ontwikkeling is dan inpasbaar op basis van artikel 5.16 lid 1c van de Wet milieubeheer. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3 % van de jaargemiddelde grenswaarde voor PM10 en NO2. Dit komt neer op een maximale bijdrage van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. Dit betekent dat wanneer aangetoond kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling niet meer dan 1,2 µg/m3 bijdraagt aan de jaargemiddelde concentratie van beide stoffen, het project niet getoetst hoeft te worden aan de grenswaarden en inpasbaar is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit.

Onderzoek en resultaten

Het adviesbureau Goudappel Coffeng heeft een onderzoek uitgevoerd naar de effecten op de luchtkwaliteit van de voorgenomen ontwikkeling. Het doel van het onderzoek is bepalen of de voorgenomen ontwikkeling als 'niet in betekenende mate' bijdragend (NIBM) aan de luchtkwaliteit ter plaatse kan worden beschouwd. Om dit te bepalen is gebruik gemaakt van de NIBM-tool (www.infomil.nl).

Omvang NIBM:

Uit de NIBM-tool (versie 21 mei 2012) blijkt dat de grens voor 'niet in betekende mate' al kan liggen bij een toename van het verkeer met ca. 500 motorvoertuigen per etmaal (uitgaande van 10% zwaar verkeer). Voor onderhavige ontwikkeling van Film & Theater de Viking is de volgende verkeersgenererende werking bepaald: een aantal van 235 motorvoertuigen per etmaal met een aandeel vrachtverkeer van 4,3 %. Op grond van de eerste analyse met de 'nibm-tool' blijkt dat, als al het verkeer van en naar 'Film & Theater de Viking' zich zou concentreren op één weg, dit niet zal leiden tot een in betekenende mate verslechtering van de luchtkwaliteit. De maximale bijdrage van het verkeer, zoals die bepaald is met de NIBM-tool, staat weergegeven in de navolgend figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P298-VG01_0012.png"

Omdat het effect van de ontwikkeling op de luchtkwaliteit te beperkt is, is niet nodig om nader onderzoek naar de luchtkwaliteitsituatie uit te voeren.

Conclusie

Uit onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit blijkt dat het effect van het realiseren van Film & Theater de Viking op de luchtkwaliteit ter hoogte van de omliggende wegen niet in betekenende mate zal zijn. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het realiseren van Film & Theater de Viking.

3.5.5 Externe veiligheid

Transport van gevaarlijke stoffen over de IJssel en het spoor brengen risico's voor de omgeving met zich mee. Het thema externe veiligheid is erop gericht om de risico's voor mensen die zich in de nabijheid van onder andere transportassen gevaarlijke stoffen bevinden, te beperken. Externe veiligheid maakt onderscheid tussen risicobronnen en risico-ontvangers.

De risicobronenn die in de nabijheid van dit plan liggen zijn de rivier de IJssel en het spoor Apeldoorn - Deventer. Over deze transportassen worden gevaarlijke stoffen vervoerd.

Bij risico-ontvangers worden het plaatsgebonden risico en het groepsrisico onderscheiden. Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich permanent en onbeschermd op een bepaalde locatie bevindt. Hoe dichter bij de bron, hoe groter het risico. Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat, in het geval van een ongeval met gevaarlijke stoffen in één keer een groep van een bepaalde omvang dodelijk wordt getroffen. Hoe meer mensen bij de bron, hoe hoger het groepsrisico.

Vervoer over de IJssel

Over de rivier de IJssel vindt transport plaats van gevaarlijke stoffen. De IJssel maakt deel uit van een vervoersnetwerk voor gevaarlijke stoffen over water, beschreven in het Basisnet water. Het plan voor Film & Theater de Viking is hieraan getoetst. Volgens het Basisnet water worden er uitsluitend brandbare vloeistoffen over de IJssel vervoerd. Voor het Basisnet water zijn risicoberekeningen opgesteld. Daaruit blijkt dat voor de binnenvaart tot 2030, met alle denkbare ontwikkelingen, geen PR 10-6 contour op de oever terecht komt en dat nergens de oriënterende waarde van het groepsrisico wordt overschreden.

In het basisnet water worden enkele begrippen geïntroduceerd waaraan getoetst moet worden. Dit zijn de waterlijn en het plasbrandaandachtsgebied. De waterlijn wordt gedefinieerd als de grenslijn die wordt bepaald door de waterstand die meestal aanwezig is of die met enige regelmaat optreedt. Voor de IJssel met de sterk wisselende waterstanden is dit de waterstand die maximaal 50 dagen per jaar wordt overschreden. Deze waterlijn geldt als begrenzing van de maximale ruimte die de PR 10-6 contour mag innemen. Ter hoogte van het plan valt de waterlijn samen met de kade. Vanaf die waterlijn wordt een plasbrandaandachtsgebied gedefinieerd van 25 meter breed. In geval van de IJssel wordt daarbovenop het winterbed van de rivier als plasbrandaandachtsgebied aangewezen. De waterkering die in de binnenstad door de bebouwing loopt begrenst het plasbrandaandachtsgebied. Buiten het plasbrandaandachtsgebied is het aspect externe veiligheid niet meer van belang.

Ter hoogte van het plangebied vormt de winterdijk de begrenzing van het plasbrandaandachtsgebied. Het plan voor Film & Theater de Viking ligt binnen het plasbrandaandachtsgebied. Zie voor de loop van de winterdijk door de stad de onderstaande afbeelding. De rode lijn geeft de loop van de winterdijk door de binnenstad aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P298-VG01_0013.png"

Afbeelding Uitsnede risicokaart

In de notitie 'Externe veiligheid, beschouwing risico IJssel, Theater de Viking Deventer' van 4 december 2013 van adviesbureau DGMR (zie Bijlage 9) is de hoogte van het groepsrisico van het plan beschouwd. Met behulp van de vuistregels uit het rekenvoorschrift 'Hart' versie november 2011 is de hoogte van het groepsrisico beschouwd. De hoogte van het groepsrisico bedraagt minder dan 10% van de oriënterende waarde en is daarmee zeer laag.

Vervoer over het spoor Deventer - Apeldoorn

De andere nabijgelegen risicobron is het spoorvervoer van gevaarlijke stoffen. Deze transportas ligt op 600 meter van het plangebied en is derhalve formeel niet van belang voor het plan. Over het spoor Deventer - Apeldoorn worden met ingang van 1 januari 2014 volgens cijfers van het Basisnet spoor brandbare vloeistoffen vervoerd en een tiental wagons met LPG op jaarbasis. Gezien de afstand tot het spoor zijn er nauwelijks effecten te verwachten van een spoorongeval met gevaarlijke stoffen.

Gemeentelijk extern veiligheidsbeleid

Op 4 juli 2007 is door de Raad de 'omgevingsvisie externe veiligheid' vastgesteld. In de nota is de ambitie vastgelegd wat betreft het veiligheidniveau wat moet worden nagestreefd per deelgebied in Deventer.

Het ambitieniveau voor het gebied waarin dit plangebied is gelegen is de ambitie 'Ruimte voor ontwikkeling'. Dit gebied is op de kaart 'Gebiedsgerichte ontwikkelingsmogelijkheden externe veiligheid' van de Omgevingsvisie externe veiligheid in de kleur blauw weergegeven.

Het ambitieniveau is samengevat in de onderstaande tabel:

  Overschrijding grenswaarde PR (10-6) voor kwetsbare objecten
 
Overschrijding richtwaarde PR (10-6) voor beperkt kwetsbare objecten   Overschrijding oriënterende waarde (OW) groepsrisico   Toename groepsrisico  
Ruimte voor ontwikkeling   Niet acceptabel   Nieuw: Niet acceptabel Bestaand: Niet wenselijk, indien mogelijk verbeteren   Acceptabel onder voorwaarden optimaal planontwerp   Acceptabel onder voorwaarden optimaal planontwerp  

Het plan voldoet ruimschoots aan het ambitieniveau.

Regionaal brandweeradvies

Per brief van 24 oktober 2013 heeft de Veiligheidsregio IJsselland advies uitgebracht voor dit plan. Geadviseerd is om:

  • 1. maatregelen te nemen op te voorkomen dat bij hoog water het gebouw instroomt;
  • 2. kwetsbare ruimten te beschermen tegen instroom van hoog water door bijvoorbeeld de technische ruimten hoger in het gebouw te plaatsen;
  • 3. het gebouw te voorzien van mechanisch afsluitbare ventilatie in geval van een ongeval met toxisch gas op het spoor. Het gebouw is dan geschikt als schuilplek bij een dergelijke situatie;
  • 4. de gebruiker van het pand te informeren over de risicosituatie van deze locatie, zodat dit kan worden meegenomen met het bedrijfsnoodplan.

Hoewel alle bovenstaande adviezen niet in het kader van onderhavig bestemmingsplan kunnen worden geregeld c.q. afgedwongen, volgt hier onder een korte reactie op bovenstaande adviezen.

Ad 1) Deze maatregel is bij het ontwerp van pand betrokken.

Ad 2) Dit valt buiten het kader wat het aspect externe veiligheid beoogt te regelen. Wel wordt beschouwd hoe voorkomen kan worden dat de technische ruimten onderstromen bij hoog water.

Ad 3) De scenario's op het water en het spoor beperken zich tot ongevallen met brandbare vloeistoffen en een kleine kans op een ongeval met LPG. Het toxische scenario doet zich op basis van de Basisnetcijfers spoor niet voor. Deze cijfers gelden tot het jaar 2030. Beschouwd wordt om de mechanische ventilatie eenvoudig uitschakelbaar te maken bij een relevant scenario.

Ad 4) Dit advies zal aan de eigenaar en gebruiker van het pand worden meegegeven.

Bereikbaarheid

Het plangebied kan uit meerdere windrichtingen bereikt worden. Bij zeer hoog water is de bereikbaarheid beperkter.

Bestrijdbaarheid

Een plasbrand op de IJssel is moeilijk te bestrijden. Bestrijding van een dergelijke brand vindt plaats met blusschuim. Op een snelstromende IJssel waarbij de brandende vloeistof zich breeduit kan verspreiden is de brand met blusschuim nauwelijks te bestrijden. Ook de bereikbaarheid is moeilijk door de snelle verplaatsing en de slechte bereikbaarheid van de IJsseloevers. Bestrijding zal plaatsvinden daar waar de plasbrand de oever bereikt. De kans dat een plasbrand de gevel van het pand van Film & Theater de Viking bereikt is overigens miniem. De kans op een ongeval met brandbare vloeistof die is ontstoken moet samenvallen met een zeer hoge waterstand. Daarbij ligt het scheepvaartverkeer doorgaans stil bij dergelijke hoge waterstanden.

Zelfredzaamheid

Het pand valt binnen het sirenedekkingsgebied waardoor een alarmering goed hoorbaar is. Het pand kan tweezijdig worden verlaten. Via de hoofdingang aan de IJsselzijde en aan de achterzijde via de Noordenbergstraat.

Eindafweging

Het groepsrisico voor dit plan is zeer laag. Daarbij komt dat het belangrijkste scenario in het kader van de externe veiligheid, de plasbrand die op de IJssel kan ontstaan, moet samenvallen met extreem hoog water. Dit is een onwaarschijnlijk scenario. Het meest waarschijnlijk is dat het pand te maken krijgt met hoog water wat schade binnen het gebouw kan aanrichten. Hiervoor kunnen maatregelen worden getroffen. In het kader van het aspect externe veiligheid is er sprake van een aanvaardbaar plan.

3.5.6 Ecologie

Vanuit het oogpunt van natuurwetgeving is een aantal wettelijke regelingen relevant in het kader van dit bestemmingsplan.

Gebiedsbescherming

Het gebied is niet gelegen binnen de begrenzing van een Speciale Beschermingszone in het kader van de Vogel- en/of Habitatrichtlijn.

Ook is het niet gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Op de Atlas van Overijssel met daarin de Omgevingsvisie van provincie Overijssel, is te zien dat op ongeveer 28 meter een EHS-gebied aanwezig is (Provincie Overijssel 2011). Het betreft hier bestaande natuur in de uiterwaarden van de IJssel. Tussen het plangebied en het dichtstbijzijnde EHS-gebied bevindt zich onder andere bebouwing en een weg. Negatieve effecten op het functioneren van de EHS zijn niet aan de orde. Het nemen van vervolgstappen is ook niet aan de orde.

Het plangebied ligt ook niet in een gebied dat beschermd is onder de Natuurbeschermingswet. Het dichtstbijzijnde gebied vallend onder de bescherming van de Natuurbeschermingswet is Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel. Dit gebied ligt op een afstand van circa 130 meter van het plangebied.

Gezien de aard van de beoogde ontwikkelingen (het slopen van bebouwing en plegen van vervangende nieuwbouw in een stedelijke omgeving) zijn geen negatieve effecten te verwachten op instandhoudingsdoelen van het genoemde en andere natuurgebieden die zijn beschermd onder de Natuurbeschermingswet. Het nemen van vervolgstappen in het kader van de Natuurbeschermingswet is in deze situatie dan ook niet nodig.

Buiten de bescherming van de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur bevinden zich ook natuurgebieden beschermd middels provinciaal beleid, veelal beschreven in Omgevingsplannen of Streekplannen. In dit provinciale beleid is de bescherming van bijvoorbeeld ganzenfoerageergebied en weidevogelgebied uitgewerkt.

Volgens de kaart behorend bij Omgevingsvisie Overijssel ligt het plangebied niet in of in de nabijheid van zowel weidevogelbeheer- als ganzengebied (Provincie Overijssel 2009). Het dichtstbijzijnde gebied dat zodanig is aangemerkt betreft een ganzenfoerageergebied op ruim 3 kilometer ten noordwesten van het plangebied. Dit is gelegen tussen het stedelijk gebied van Deventer en het plangebied.

Geconcludeerd wordt dat er als gevolg van de beoogde plannen geen aantasting plaatsvindt van door de provincie als zodanig aangegeven gebieden met belangrijke natuurwaarden buiten de EHS. Het nemen van vervolgstappen is in deze situatie niet nodig.

Soortenbescherming

Van toepassing is wel de sinds 1 april 2002 van kracht zijnde Flora- en faunawet. Deze wet voorziet in de bescherming van planten en dieren in geheel Nederland.

Er is een ecologische beoordeling uitgevoerd dat voor een belangrijk deel is gebaseerd op één dagbezoek op 12 juni 2013 ten behoeve van een quickscan natuurtoets en vier aanvullende vleermuisbezoeken op de locatie. De conclusies uit dit onderzoek (zie bijlage) zijn de volgende:

Klein glaskruid

In het plangebied komen drie kleine groeiplaatsen voor van Klein glaskruid (Ff-wet tabel 2). Het groeit hier tussen de bebouwing en de bestrating. De groeiplaatsen kunnen niet behouden worden. Er zullen maatregelen worden genomen om de planten te verplaatsen naar een veilige en geschikte locatie. Dit zal naar een tijdelijke locatie zijn zolang de sloop en bouw niet klaar zijn. Na afloop worden de planten naar een definitieve locatie in het plangebied verplaatst. Er is een Ecologisch Werkprotocol opgesteld dat de benodigde mitigerende maatregelen beschrijft. Dit protocol is opgesteld conform de Gedragscode Flora- en faunawet gemeente Deventer (Tauw, 2010). De mitigerende maatregelen worden bijgehouden in een logboek.

Vleermuizen

In de bebouwing buiten het plangebied is een paarverblijfplaats van Gewone dwergvleermuis aangetroffen. De verblijfplaats is beschermd in de Flora- en faunawet en mag niet zonder meer verstoord of verwijderd worden. Door in het plangebied zorgvuldig te werken wordt verstoring van de paarverblijfplaats echter voorkomen en is een vervolgtraject voor deze soort niet nodig.

Broedvogels

Alle broedvogels zijn gedurende hun broedseizoen beschermd en mogen in deze periode niet verstoord of geschaad worden. Als broedseizoen wordt gehanteerd: periode van nestbouw, periode van broed op de eieren en de periode dat de jongen op het nest gevoerd worden. Voor verstoring tijdens het broedseizoen van een vogel wordt geen ontheffing verleend.

Indien op een locatie geen broedende/ nestelende vogels aanwezig zijn, mag het aanwezige geschikte broedbiotoop ook tijdens het broedseizoen verwijderd worden. De broedperiode verschilt per soort en soms ook per jaar en in het kader van de Flora- en faunawet wordt voor het broedseizoen geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Voor de meeste van de aanwezige soorten kan de periode tussen half februari en half juli worden aangehouden als broedseizoen.

Overige soortgroepen 

Voor de overige soortgroepen is het in deze situatie vanuit de Flora- en faunawet niet aan de orde vervolgstappen te nemen.

Conclusie

Gezien het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er van uit ecologisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor de realisatie van Film & Theater de Viking aan de Welle/ Noordenbergstraat, mits de benodigde mitigerende maatregelen met betrekking tot het klein glaskruid, zoals beschreven in het Ecologisch Werkprotecol, worden uitgevoerd.

3.5.7 Duurzaamheid

In juni 2009 is de Visie Duurzaam Deventer bestuurlijk vastgesteld. De gemeentelijke ambitie is dat Deventer in 2030 klimaatneutraal is. Om deze ambitie te realiseren is voor de periode 2011-2014 door de gemeenteraad de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid “Op weg naar een duurzaam evenwicht” vastgesteld. In deze agenda worden 8 gemeentelijke beleidsprioriteiten benoemd, zoals b.v. realisatie windturbines en een klimaatneutraal stadskantoor. Ook wordt er gewerkt aan een duurzaam energiebedrijf in een lokale coöperatieve vorm samen met verschillende organisaties. De sleutel zit in samenwerken. Als burgers en bedrijven initiatieven nemen zullen we die graag faciliteren. Waar nodig neemt de gemeente ook zelf het initiatief of schept de juiste voorwaarden. Zo hebben we een 'Visie op de Ondergrond' ontwikkelt waarmee de potentie voor o.a. koude-/ warmte opslag in beeld is gebracht. Deze informatie kan ontwikkelende partijen helpen bij een onderzoek naar de mogelijkheden voor warmte-koude opslag in de bodem, als warmte- en koelvoorziening.

De lijst ”Aanbevelingen voor duurzaam bouwen op bestemmingsplanniveau” uit de VNG - publicatie ”Bouwstenen voor een duurzame stedenbouw” is voor duurzaamheid een bruikbare ”Checklist” met maatregelen en aanbevelingen, die mogelijk in een plan toegepast kunnen worden.

Bouwrijp maken

Bij het bouw- en woonrijp maken wordt zo veel mogelijk met een gesloten grondbalans gewerkt. Het toekomstig peil wordt bepaald in samenhang met het nog op te stellen waterhuishoudkundig plan, de vereiste drooglegging, het rioleringsplan en de werkzaamheden in het kader van het bouwrijp maken (vrijkomende grond uit de cunetten en de bouwputten). Uitgangspunt hierbij is zo weinig mogelijk grond en zand aan te voeren. Dit ter beperking van de milieubelasting, die met het transport van grond samenhangt. In de uitwerking van de bestekken voor het bouwrijp maken wordt dit verwerkt.

Energie

Energiekosten gaan een steeds belangrijkere rol spelen, voor de ontwikkel- en beheerkosten voor vastgoed. Ook de (toekomstige) huizenbezitters en bedrijven zijn zich hiervan bewust en zullen dit laten meewegen. Het is in die zin verstandig inzicht te krijgen in het toekomstig energieverbruik van het te ontwikkelen vastgoed. Dit kan inzichtelijk gemaakt worden met b.v. een BREAAM quickscan. Met dit systeem kan ook in beeld gebracht worden welke duurzaamheidsmaatregelen efficiënt zijn. Hierbij kan gedacht worden aan zaken als:

  • zoveel mogelijk gebruik maken van passieve zonne-energie (oriëntatie);
  • overweeg het gebruik van actieve zonne-energie;
  • overweeg het gebruik van collectieve warmtelevering;
  • compacte (woning-)ontwerpen;
  • materiaal toepassingen (vernieuwbare materialen).

Na ontwikkeling kan met dit systeem de nieuwbouw ook gecertificeerd worden met een Europese erkenning.

3.6 Leidingen en kabels

Er bevinden zich in en nabij het plangebied geen ondergrondse en bovengrondse leidingen, waarmee in het kader van dit bestemmingsplan rekening gehouden dient te worden.

3.7 Waterhuishouding

Watertoets

De watertoets is een wettelijke verplichting voor plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij (herziene) ruimtelijke plannen en besluiten met als doel negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor watersystemen te benutten.

Relevant beleid

Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijke niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Aanleghoogte gebouwen

Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Grondwateroverlast als gevolg van afwijkende aanleghoogten is voor verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer. Goed inzicht in het grondwatersysteem kan worden verkregen met een grondwateronderzoek. Dit kan op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied. Indien noodzakelijk kunnen nieuwe peilbuizen worden geplaatst.

Om wateroverlast en schade bij bebouwing te voorkomen adviseert het Waterschap normaliter om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Dit is in het plangebied praktisch niet realiseerbaar vanwege de stedelijke inrichting en het ook moeten voldoen aan het bouwbesluit. Gezien de hoge ligging van het plangebied is een drempelhoogte van 10 cm boven het straatpeil acceptabel. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

Voorkeursbeleid hemel- en afvalwater

Bij de afvoer van overtollig hemelwater is infiltratie in de bodem het uitgangspunt. Een duurzaam alternatief daarvoor is het benutten van regenwater. Bij infiltratie heeft oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is (bijvoorbeeld in zeer dicht bebouwde gebieden zoals in binnenstedelijk gebied), is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

Bodemopbouw

Het plangebied is gelegen op een hoge zandrug van de rivier de IJssel nabij de Nieuwe Markt. Het straatniveau nabij het plangebied varieert tussen NAP+7,50 m en NAP +8,10 m.

Volgens de boringen uit het DINO-systeem van TNO bestaat de bodem ter plaatse van het centrum van Deventer uit fijn zand, kleihoudend zand en enkele kleilagen. Op grotere diepte (vanaf 5 tot 8 m diepte) wordt grover zand aangetroffen. De zandlagen reiken tot een diepte van ca. 45 m onder maaiveld. Daaronder wordt een kleipakket aangetroffen.

Grondwater

De regionale stromingsrichting van het grondwater in de omgeving van Deventer is globaal in noordwestelijke richting. In het centrum van Deventer stroomt het grondwater richting de IJssel, omdat de waterstanden in de IJssel relatief laag zijn. Alleen in perioden met (extreem) hoge waterstanden in de IJssel kan de grondwaterstromingsrichting wijzigen. In onderstaande afbeelding zijn gemeten grondwaterstanden opgenomen van een peilbuis in het centrum, nabij de IJssel.

De grondwaterstanden ter plaatse van 'de Viking' zullen ongeveer gelijk zijn. Uit de afbeelding blijkt dat de gemiddelde grondwaterstand zich tussen NAP +2,0 m en NAP +5,00 m bevindt (gebaseerd op gemeentelijke gegevens). De hoogst gemeten grondwaterstand is ca. NAP +5,40 m. Dit is minimaal 2,10 m beneden de maaiveldhoogte ter plaatse van 'de Viking'. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Opvallend is dat de grondwaterstand in het 1e watervoerend pakket meer mee beweegt met de waterstand in de IJssel dan de grondwaterstand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P298-VG01_0014.png"

Afbeelding Gemeten grondwaterstanden

Conform het gemeentelijk rioleringsplan wordt een infiltratievoorziening met een inhoud van 10 mm (gerelateerd aan het nieuw aan te leggen verhard oppervlak) aangebracht. Door infiltratievoorzieningen toe te passen kan het hemelwater in deze situaties worden opgevangen en infiltreren in de bodem, richting het grondwater.

De planlocatie ligt in een boringsvrije zone voor drinkwaterwinning. In drinkwaterwinningsgebieden is het beleid gericht op het verminderen van de risico's op de verontreiniging van diepe grondwaterlagen. De regels omtrent de bescherming van deze grondwaterlagen is vastgelegd in de omgevingsverordening van de provincie Overijssel. Uit de verordening komt naar voren dat het verboden is dieper dan vijftig meter onder maaiveld binnen een inrichting een lozing uit te voeren of een koelwater of bodemenergiesysteem tot stand te brengen. Als gevolg van de komst van Film & Theater de Viking vinden geen werkzaamheden plaats die een negatief effect vormen voor de boringsvrije zone.

Oppervlaktewater

Voor 'Film & Theater de Viking' is de IJssel het relevante oppervlaktewater. De IJssel is een rivier waarbij de waterstand behoorlijk varieert (in m ten opzichte van NAP):

  • de gemiddelde waterstand +3,25 m;
  • de gemiddelde laagste waterstand +1,90 m (jaarlijks);
  • de gemiddelde hoogste waterstand +5,80 m (jaarlijks).


In het verleden heeft Deventer geregeld te maken gehad met extreem hoge IJsselstanden. Sinds 1900 gaat het om de volgende extreme waterstanden.

Tabel 4. Extreem hoge IJsselstanden   

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P298-VG01_0015.png"
Door de hoge ligging van Deventer ten opzichte van de omgeving geeft dit over het algemeen beperkt wateroverlast. De Wellekade (die buitendijks ligt) staat dan deels onder water en door hoge grondwaterstanden stroomt er water in niet waterdichte kelders. Ook staan woningen (buitendijks) langs de Welle in het water. De gemeten waterstanden zijn steeds lager dan de maaiveldhoogte ter plaatse van 'de Viking'.

Bij overstromingen is de kans klein dat de waterspiegel verder stijgt, omdat het water dan ook via landelijk gebied richting Zwolle kan stromen. Dit omdat het gebied ten noorden van Deventer aanmerkelijk lager ligt.

Hemelwater en afvalwater

In de huidige situatie is het gebied gedeeltelijk bebouwd. Door de ontwikkelingen wordt het gemengde rioolstelsel minder belast vanwege het infiltreren van regenwater in infiltratievoorzieningen. Het totale oppervlak van daken in de nieuwe situatie bedraagt ca. 1.200 m2. Voor dit oppervlak worden infiltratievoorzieningen aangelegd met een inhoud van 10 mm. Dit komt neer op 12 m³ aan infiltratievoorzieningen. Dit betekent dat genoemd oppervlak wordt afgekoppeld van het gemengde rioolstelsel. De infiltratievoorziening wordt voorzien van een bovengrondse overloopvoorziening op het gemengde stelsel. Dit wordt toegestaan, omdat een overloop op de IJssel moeilijk uitvoerbaar is.

Door de ontwikkeling van Film & Theater de Viking zal de afvalwaterproductie ter plaatse wel toenemen. In tegenstelling tot de hemelwaterafvoer betreft dit geen piekbelasting, maar een relatief gelijkmatige belasting. Voor het functioneren van de gemengde riolering betekent dit dat de piekbelasting afneemt en de droogweerafvoer beperkt zal toenemen. Op basis van 700 bezoekers en een piekbelasting van 3 l/bezoeker/uur wordt de afvalwaterproductie ingeschat op 2,1 m³/uur. In de bestaande situatie kunnen er bij feesten en partijen maximaal 200 bezoekers/werknemers in de voormalige gymzaal aanwezig zijn ofwel een afvalwaterproductie van 0,6 m3/uur. De extra afvalwaterproductie komt hiermee op 1,5 m3/uur. Aanpassing van de capaciteit van de gemengde riolering is hiervoor niet nodig. Wel kunnen plaatselijk aanpassingen in de riolering nodig zijn vanwege de bouwplannen.

Primaire waterkering

Het plangebied ligt "buitendijks" en gedeeltelijk in de beschermingszone van de primaire waterkering (waterstaatswerk) die op de Legger van het Waterschap Groot Salland is opgenomen. De functie/stabiliteit van deze waterkering moet te allen tijde worden gegarandeerd. De beschermingszone van de waterkering loopt aan de zuidwestelijke kant van de Noordenbergstraat. De waterkering in de Noordenbergstraat is geen standaard dijklichaam. Het initiële profiel bevindt zich namelijk volledig onder een praktisch horizontaal maaiveld (“verheelde kering”). Binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland worden eisen gesteld met betrekking tot werkzaamheden binnen de beschermingszonen van de dijk. Voor de werkzaamheden binnen de beschermingszone van de dijk is een Watervergunning nodig op grond van de Waterwet respectievelijk Keur van het Waterschap Groot Salland (art. 6.13 Ww).

Voor de aanlegfase en de gebruiksfase is onderzocht wat het effect is op de waterkering. Hieruit volgt dat de hoogwaterveiligheidseisen van de waterkering in de aanleg- en gebruiksfase niet worden aangetast. Daarmee heeft de ontwikkeling geen negatieve effecten op de functie/stabiliteit van de waterkering. Dit wordt bevestigd door de verleende Watervergunning.

Overstromingsrisico

Voor de beoordeling van de waterkering en het overstromingsrisico is het volgende van belang:

  • de ontwikkeling is niet gelegen in een gebied waar nieuwe waterkeringen moeten komen;
  • het waterschap Groot Salland heeft de overstromingsrisicoparagraaf getoetst. Zij bevestigen dat het risico voor nu en in de toekomst lager is dan eens per 1250 jaar.


Bij de beoordeling van het overstromingsrisico wordt onderscheid gemaakt in twee mechanismen:

  • 1. overstroming als gevolg van hoog water in de IJssel;
  • 2. overstroming als gevolg van een extreme bui die lokaal valt.


Ad 1.

Het plangebied is gelegen op een hoge zandrug van de rivier de IJssel. Op de bijgevoegde uitsnede (www.risicokaart.nl) van de risicokaart is dit weergegeven.

Het straatniveau nabij het plangebied varieert tussen NAP+8,40 m en NAP +9,20 m. Dit is hoger dan de gemiddelde hoogste waterstand en de maximaal gemeten hoogste waterstand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P298-VG01_0016.jpg"

Afbeelding Ligging primaire waterkering en bijbehorende beschermingszone

Ad 2.

Voor zover bekend is er in het plangebied geen sprake van wateroverlast als gevolg van lokale neerslag. Door de aanleg van infiltratievoorzieningen zal de situatie verbeteren omdat het gemengde stelsel in pieksituatie minder wordt belast. Dit betekent dat in het gebied voldoende opslag- en afvoer capaciteit bestaat om een bui met een herhalingstijd van 100 jaar zonder schade te kunnen verwerken.

Aandachtspunt daarbij is wel dat het hemelwater niet de geplande bebouwing kan instromen. Om wateroverlast bij de nieuwbouw te voorkomen, zal bij de nieuwbouwplannen rekening moeten worden gehouden met het hemelwater:

  • de drempel van Film & Theater de Viking ligt bij voorkeur 20 cm, maar in ieder geval 10 cm, boven het niveau van de Noordenbergstraat en de Welle, zodat geen hemelwater het gebouw in kan stromen.


Externe waterstanden in de toekomst

Naar aanleiding van de extreme waterstanden in 1993 en 1995 is geconcludeerd dat het verder verhogen van de dijken niet meer de enige oplossing is en dat het van belang is dat rivieren weer meer de ruimte krijgen. Een pakket van maatregelen (landelijk programma Ruimte voor de Rivier) moet zorgen voor een verlaagde waterstand bij een maatgevende hoogwaterafvoer. En ook dat regionaal water bovenstrooms langer vastgehouden wordt door infiltratie in de bodem en het aanleggen van bergingsvoorzieningen.

In het kader van het landelijk programma Ruimte voor de Rivier krijgt de IJssel bij nauwe doorgangen als Deventer en Zwolle meer ruimte. Hiervoor worden nevengeulen gegraven en worden dijken verlegd zodat er minder opstuwing ontstaat tijdens grote waterafvoeren. Bij Deventer zijn de werkzaamheden inmiddels in volle gang. In Zwolle is gestart met de eerste graafwerkzaamheden. Op het traject Veessen-Wapenveld wordt een hoogwatergeul aangelegd. Wanneer de maatregelen voor Ruimte voor de Rivier zijn uitgevoerd wordt verwacht dat eens per 1250 jaar de waterstand maximaal NAP +7,45 m zal zijn. Zonder maatregelen gaat het om een maximale waterstand van NAP +7,90 m.

Wat op termijn nog speelt is de mogelijke verhoging van het IJsselmeerpeil om ervoor te zorgen dat er tot in de verre toekomst water gespuid kan worden op de Waddenzee. In 2015 wordt hier mogelijk een besluit over genomen. De verwachting is dat het verhogen van het IJsselmeerpeil niet of beperkt effect heeft op de IJsselstanden bij Deventer. Mogelijk wordt de huidige maatgevende hoogwaterafvoer (bij Lobith) van 16.000m3/sec verder verhoogd naar 18.000 m3/sec. Hierover wordt ook in 2015 een beslissing over genomen. Mogelijke gevolgen daarvan kunnen zijn dat er opnieuw extra maatregelen moeten worden genomen.

Overige mogelijke overstromingsrisico's

In de BREEAM-NL richtlijn worden nog andere mogelijke bronnen voor overstroming genoemd:

  • getij;
  • oppervlaktewater: afstromend water van aangrenzend land (stedelijk of landelijk);
  • grondwater;
  • riolering.


In de onderstaande tabel wordt aangegeven hoe hoog het risico van deze bronnen is met een toelichting waarop dit gebaseerd is.

Tabel 4.2. Andere bronnen van overstroming

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P298-VG01_0017.jpg"

Conclusie

In de afgelopen 100 jaar is maximaal een waterpeil van NAP +7,33 m waargenomen. De verwachting is dat de IJssel bij Deventer eens per 1250 jaar kan stijgen tot NAP+7,90 m. Na uitvoering van de maatregelen in het kader van de Ruimte voor Rivier wordt verwacht dat de waterstand kan stijgen tot NAP +7,45 m. Het straatniveau nabij het plangebied varieert tussen NAP+8,40 m en NAP +9,20 m.

Uit het voorgaande blijkt dat het overstromingsrisico voor Film & Theater de Viking minder is dan eens per 1250 jaar.

Voor zover bekend is er in dit gebied geen sprake van wateroverlast als gevolg van lokale neerslag. Door de aanleg van infiltratievoorzieningen bestaat in het gebied voldoende opslag- en afvoer capaciteit om een bui met een herhalingstijd van 100 jaar zonder schade te kunnen verwerken. Aandachtspunt daarbij is wel dat het hemelwater niet de geplande bebouwing kan instromen.

Watertoetsproces

De toekomstige waterhuishoudkundige situatie in en rondom het plangebied van Film & Theater de Viking is besproken met het waterschap Groot Salland en de gemeente Deventer. In het kader van het formele vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is het bestemmingsplan, incl. de waterparagraaf voorgelegd aan het Waterschap Groot Salland. De reactie van het waterschap is in deze waterparagraaf verwerkt.

De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding, de waterkeringen en de afvalwaterketen. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Waterschap Groot Salland heeft een positief wateradvies afgegeven.

Hoofdstuk 4 Planopzet en juridische aspecten

4.1 Indeling planregels

De planregels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels bevat de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze gemeten dient te worden. Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels bevat de planregels in verband met de bestemmingsbepalingen. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk planregels, welke specifiek voor die bestemming gelden. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels bevat de algemene regels. Hierbij gaat het om planregels die op nagenoeg alle bestemmingen betrekking hebben en die zijn ondergebracht in dit hoofdstuk, evenals een aantal specifieke planregels, waaronder een anti-dubbeltelbepaling en procedureregels. De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht; zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen. Ook is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Het gaat hier om ondergeschikte gevallen als een wijziging van het beloop, profiel of onderlinge aansluiting van wegen ten behoeve van de verkeersveiligheid en voor het overschrijden van bestemmings- c.q. bouwgrenzen, mocht een meetverschil daartoe aanleiding geven.

Ten slotte bevat hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels de overgangs- en slotregels. Deze planregels bevatten onder meer het overgangsrecht en de titel.

4.2 Verklaring van de bestemmingen

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is zoveel mogelijk aangesloten op het vastgestelde bestemmingsplan Binnenstad.

Dit bestemmingsplan kent één hoofdbestemming, nl. de bestemming Maatschappelijk in artikel 3. De bestemming “Maatschappelijk” is wat betreft functies een zeer ruime bestemming, die betrekking heeft op alle gebouwen met een maatschappelijke dienstverlenende functie, zoals musea, een bibliotheek, scholen, kerken, (para)medische centra, kinderdagverblijven en cultuur- en ontspanningsdoeleinden. Tevens is binnen een specifiek aangeduid gebied binnen het plangebied een horecabedrijf in maximaal categorie 2a (zoals opgenomen in de van deze planregels deel uitmakende Bijlage 2 Categorie-indeling Horeca) toegestaan. Conform het beleid 'Wonen boven winkels' is wonen op de verdiepingen toegestaan. Het achterste gedeelte van de begane grond van het perceel Nieuwe Markt 8 wordt in het nieuwbouwplan gebruikt als flexwerkplek behorende bij de funcite film en theater.

4.2.1 Dubbelbestemmingen

Archeologie

De archeologische verwachtingsgebieden en waardevolle gebieden in de binnenstad worden beschermd door middel van een dubbelbestemming. Het voorliggende bestemmingsplan kent de volgende dubbelbestemmingen:

Niet alle delen van de binnenstad hebben dezelfde archeologische verwachting. Er zijn verschillen in bijvoorbeeld trefkans, informatiedichtheid en mate van verstoring, daarom worden in de binnenstad van Deventer vier verschillende dubbelbestemmingen gehanteerd. In voorliggend plangebied zijn twee van de vier dubbelbestemmingen aanwezig.

In het algemeen geldt voor iedere bestemming: indien de archeologische waarden worden bedreigd door grondingrepen van een bepaalde omvang, dienen de archeologische waarden te worden beschermd door technische maatregelen of voorafgaand aan de verstoring door middel van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde specialist te worden onderzocht. De onderbouwing voor de archeologische verwachtingsgebieden is terug te vinden in Bijlage 1 van deze toelichting.

Beschermd stadsgezicht: Artikel 6 Waarde - Beschermd stadsgezicht 

De dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' ligt over het gehele plangebied. Deze dubbelbestemming ligt over een groot deel van de binnenstad van Deventer valt samen met het op grond van de Monumentenwet aangewezen gebied van het Beschermd stadsgezicht. Het doel van het opnemen van deze dubbelbestemming in het bestemmingsplan is de essentiële waarden van dit Beschermd stadsgezicht te beschermen.

De waarden van het Beschermde stadsgezicht zijn in de bebouwde bestemmingen en dan vooral in de verfijnde bebouwingsregelingen van de panden vastgelegd. Algemeen uitgangspunt ten aanzien van het Beschermd stadsgezicht is het beschermen en zo mogelijk versterken van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden in het plangebied.

Eén van de middelen om deze waarden te kunnen behouden is het aangeven van een driedeling in beschermde gevelwanden:

a. specifieke bouwaanduiding - beschermde gevelwand 3

Deze aanduiding is opgenomen aan de zijde van de Welle (Achter de muren Vispoort). Hier zijn alleen het beloop van de wegen, de situering van de bebouwing ten opzichte van de weg (aanwezigheid voorgevelrooilijn) en de bebouwingsschaal c.q. het ruimtelijk profiel (de verhouding tussen bebouwing en openbare ruimte) historisch van belang en als waardevol bestempeld. Voor deze nieuwe ontwikkeling betekent dit dat de schaalmogelijkheden van bebouwing worden getoetst aan het silhouet van het Beschermd stadsgezicht en aan de waarde en betekenis van de aangrenzende openbare ruimte.

b. specifieke bouwaanduiding - beschermde gevelwand 2

Deze aanduiding geldt ter plaatse van de gevel aan de Noordenbergstraat. Hier wordt, naast de ruimtelijke hoofdstructuur, ook de onderlinge samenhang in de bebouwing beschermd. Niet alleen de rooilijn en bebouwingsschaal zijn bepalend, maar ook de hoofdvorm en het ritme van de bebouwing. Van belang is dat aanwezige variaties in het bebouwingsbeeld gehandhaafd blijven.

c. specifieke bouwaanduiding - beschermde gevelwand 1

Ter plaatse van de toren geldt de aanduiding specifieke bouwaanduiding - beschermde gevelwand 1. De gebieden met deze aanduiding zijn vanuit ruimtelijk en cultuurhistorisch perspectief het meest waardevol. Naast situering van de bebouwing en de schaal, de hoofdvorm en het ritme, is ook de detaillering en de architectuur van het individuele pand van belang. In de gevelwanden binnen deze gebieden vormen de vele monumenten de leidraad voor het beschermingsregime.

Het kleur- en materiaalgebruik wordt geregeld via de Welstandsnota. In het bestemmingsplan is in de algemene bouwregels een afstemmingsinstructie met de Welstandsnota opgenomen.

Overige dubbelbestemmingen

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering

Het plangebied ligt gedeeltelijk in de beschermingszone van de primaire waterkering (dijk), welke aan de noordzijde van het plangebied loopt. Zowel deze waterkering als de omliggende beschermingszone hebben de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gekregen. De bestemming is naast de andere daar geldende bestemmingen gericht op de instandhouding van de dijk.

De primaire functie van de gronden met deze bestemming is die van waterkering. Ter bescherming van de waterkerende functie van deze gronden is binnen deze bestemming het vereiste van een omgevingsvergunning opgenomen voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden, zoals het ophogen en afgraven van de gronden en/of het daarop aanbrengen van beplanting(en).

4.2.2 Algemene aanduidingsregels

11.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Over het hele plangebied ligt de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'. In verband met grondwaterwinning in de directe omgeving van het plangebied, is de bescherming van het grondwater van groot belang. Voor werkzaamheden, zoals het ophogen en ontgronden van gebieden, het graven en dempen van sloten en waterlopen, maar ook het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen, moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Voor normaal onderhoud (nader omschreven in de regels) geldt een uitzondering.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

In artikel 3.1.6 eerste lid, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, zowel economisch als maatschappelijk.

Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling van de Viking is past binnen de eerder vastgestelde financiële kaders. Deze zijn vastgelegd in het raadsbesluit "Resultaten haalbaarheidstudie theater en film" van 21 maart 2012 nr 679423 en het raadsbesluit "Activering benodigde middelen voor parkeeropgave (fiets en auto)" voor de ontwikkeling van de Viking, 15 januari 2014, nr 864872.

Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder e van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat een beschrijving dient te worden opgenomen van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Inspraak

Dit bestemmingsplan is niet voor inspraak ter inzage gelegd. Het initiatief tot realisatie van Film & Theater de Viking past binnen het provinciaal en gemeentelijk beleid. Daarnaast hebben meerdere klankbordgroep bijeenkomsten plaatsgevonden, zijn omwonenden en andere geïnteresseerden via de binnestadsavonden geïnfomeerd over het plan en hebben op verzoek ook individuele gesprekken plaatsen gevonden met omwonenden. Uiteraard blijft de mogelijkheid bestaan om een zienswijze in te dienen op het ontwerpbestemmingsplan. Dit is immers wettelijk bepaald.

Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met betrokken waterschappen en diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Rijk:

Omtrent het vooroverleg met het Rijk kan gemeld worden dat voor het onderhavige plan geen nationale belangen in het geding zijn. Op 1 januari 2012 is de VROM-Inspectie samengevoegd met de Inspectie V&W tot de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT heeft geen adviserende en coördinerende rol met betrekking tot de advisering op voorontwerp ruimtelijke plannen. Dit heeft als gevolg dat gemeenten na 1 januari 2012 geen gecoördineerd rijksadvies op een voorontwerpplan meer ontvangen. De VROM-Inspectie reageert vanaf januari 2012 inhoudelijk niet meer op nieuw toegezonden plannen.

Provincie:

Dit (bouw)plan valt binnen de provinciale vrijstellingslijst van Gedeputeerde Staten van Overijssel. Vooroverleg met de provincie is dan ook niet noodzakelijk. Via de wettelijke voorschreven kennisgeving zal de provincie wel actief worden geïnformeerd over de ter visie legging het ontwerpbestemmingsplan.

Waterschap:

Het waterschap is op 30 januari 2014 op de hoogte gebracht van voorliggend plan. Op 5 februari 2014 is een advies van het waterschap ontvangen. Dit advies is verwerkt in paragraaf 3.7 van deze toelichting.