direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Pikeursbaan 3 en 5
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P308-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

De binnenstad is het bruisend hart van Deventer. De ligging aan de IJssel, het monumentale karakter en niet te vergeten een goed voorzien winkelcentrum én een aantrekkelijk woonmilieu maken de binnenstad beeldbepalend voor Deventer. De binnenstad kent een grote diversiteit aan functies, een bijzondere monumentale waarde én een grote dynamiek. In het noordoosten van de binnenstad is aan de Pikeursbaan 3 -5 een gebouw aanwezig waar op basis van het geldende bestemmingsplan 'Binnenstad' de bestemming 'Gemengd' is toegekend. In het pand is momenteel ambulante GGZ (Geestelijke GezondheidsZorg) gevestigd. De ambulante GGZ is tegenwoordig onderdeel van de Dimence Groep. Voorheen was deze zorg bekent onder de naam RIAGG. Het RIAGG is in 1996 in dit pand gevestigd, waarmee al vele jaren geestelijke gezondheidszorg in het plangebied wordt aangeboden. Een dergelijke functie is aan te merken als maatschappelijk. Op basis van het geldende bestemmingsplan is een maatschappelijke functie niet toegestaan in het plangebied, waardoor sprake is van een situatie die in strijd is met het geldende bestemmingsplan 'Binnenstad'. Op grond van het voorgaande bestemmingsplan 'Leeuwenbrug/ Pikeursbaan' was vestiging van de GGZ (voorheen RIAGG) wel toegestaan.

Het ontbreken van de functie aanduiding 'maatschappelijk' gaf ongewenste effecten, en werd zichtbaar toen bleek dat een ander onderdeel van de Dimence Groep, namelijk polikliniek De Tender voornemens was om zich te vestigen aan de Pikeursbaan 3-5. Net als de huidige GGZ is polikliniek De Tender een maatschappelijke (zorg)functie. Polikliniek De Tender biedt eenzelfde vorm van zorg met grotendeels dezelfde zorgverleners als de huidige GGZ, alleen aan een andere doelgroep van patiënten, namelijk patiënten die last hebben - of dreigen te krijgen- van grensoverschrijdend gedrag of een strafbaar feit pleegden - of dreigen te plegen - als gevolg van een psychiatrische ziekte.

Om het bestaande gebruik aan de Pikeursbaan 3-5 weer expliciet mogelijk te maken en de bestemmingsplanregels weer in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie ter plaatse is gekozen om het bestemmingsplan te herzien en ter plaatse van het plangebied de functieaanduiding 'maatschappelijk' toe te voegen.

1.2 Ligging plangebied

1.2.1 Ligging

Het plangebied (kadastraal bekend, gemeente Deventer, sectie G, nr. 12114 en nr. 12374) ligt ten noorden van het historische centrum van Deventer. In de volgende figuur is de globale ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P308-VG01_0001.jpg"

Globale ligging van het plangebied "Pikeursbaan 3 en 5"

1.2.2 Begrenzing

Het plangebied "Pikeursbaan 3 en 5" grenst in zuidelijke zijde aan de Pikeursbaan. Aan de noord-, oost-, en westzijde wordt het gebouw omgeven door gebouwen met een gemengde functie en kantoren. Ten zuiden van het plangebied liggen woningen. De globale begrenzing van het plangebied "Pikeursbaan 3 en 5" is in de volgende figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P308-VG01_0002.jpg"

Begrenzing plangebied "Pikeursbaan 3 en 5"

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan “Binnenstad”. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Deventer vastgesteld op 19 december 2012. Het beoogde plan is in strijd met dit geldende bestemmingsplan. Aan de gronden in het plangebied is de bestemming 'Gemengd' toegekend. Binnen deze bestemming zijn de functies specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijk (begane grond), dienstverlening, kantoor, wonen en atelier toegestaan. Het gebruik van het pand door maatschappelijke functies is niet in overeenstemming met voornoemde functies. In dit kader is voorliggende partiële bestemmingsplanherziening opgesteld.

1.4 Leeswijzer

Het eerstvolgende hoofdstuk geeft een beschrijving van het plan, de uitgangssituatie op de locatie en het voorgenomen gebruik in de toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 volgt de ruimtelijke onderbouwing. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de voor het plan geldende beleidskaders en de zogeheten randvoorwaarden, zoals archeologie, water en de milieuhygiënische aspecten. Op basis van al deze aspecten wordt in dit hoofdstuk onderbouwd waarom de voorgenomen ontwikkeling acceptabel is. In hoofdstuk 4 worden de juridische aspecten nader toegelicht en wordt aangegeven de planregels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd. Hoofdstuk 5 gaat ten slotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk is een beschrijving opgenomen van de huidige en toekomstige situatie in het plangebied.

2.2 Beschrijving huidige situatie

Reeds vele jaren wordt in het plangebied geestelijke gezondheidszorg (GGZ) geleverd in de vorm van ambulante behandelingen, wellicht beter bekend onder de naam 'GGZ'. Ook de activiteit gelabeld 'Mindfit' valt in de categorie geestelijke gezondheidszorg. Mindfit is een onderdeel van de Ggroep. Het zien en individueel spreken van patiënten in behandelkamers is de kernactiviteit. De ambulante behandelingen vinden plaats op werkdagen tussen 8.30 en 17.00 uur. Incidenteel vindt een beperkte avondopenstelling plaats. In het weekend is het gebouw gesloten. De gemiddelde verblijftijd van een patiënt is 1,5 uur. Dit gebruik is echter in strijd met het geldende bestemmingsplan, doordat een maatschappelijke functie ter plaatse niet is toegestaan.

2.3 Beschrijving toekomstige situatie

Sinds 1 maart 2014 valt polikliniek De Tender onder de Dimence Groep. Om de veranderingen en bezuinigingen in de zorg het hoofd te kunnen bieden wil de Dimence groep de verschillende onderdelen en functies binnen haar groep meer centreren. Polikliniek De Tender is momenteel nog gevestigd aan de Kamperstraat 24. Het voornemen is polikliniek De Tender ook aan de Pikeursbaan 3-5 te vestigen. De vestiging van polikliniek De Tender op deze locatie levert geen uitbreiding van het aantal behandelkamers op, maar betreft het inzetten van bestaande behandelkamers voor een andere patiëntengroep. Dit is mogelijk door de bezuinigingen in de geestelijke gezondheidszorg en het veranderende opdrachtgeverschap in de geestelijke gezondheidszorg. Als gevolg van die ontwikkelingen is het aantal traditionele behandelingen afgenomen, waardoor het mogelijk is om de beschikbare behandelkamers in te zetten voor polikliniek De Tender. De kernactiviteit van polikliniek De Tender is eveneens 'Het zien en individueel spreken van patiënten in behandelkamers'. Alleen de doelgroep verandert. Het is daardoor niet de verwachting dat als gevolg van het inzetten van een deel van de reeds beschikbare behandelkamers een verandering van de verkeersaantrekkende werking of de parkeerbehoefte cq. parkeerdruk in de openbare ruimte optreedt.

In de toekomstige situatie vinden geen fysieke ingrepen plaats op de percelen Pikeursbaan 3-5. Voor het planvoornemen is ook geen interne verbouwing van het gebouw noodzakelijk.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke onderbouwing

3.1 Inleiding

Om te oordelen of de in het vorige hoofdstuk beschreven (ruimtelijke) ontwikkeling mogelijk en wenselijk is, is deze getoetst aan het relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Ook is het plan getoetst aan de wettelijk vastgestelde milieukwaliteitseisen, de Wet op de archeologische monumentenzorg en de Monumentenwet. Tevens zijn de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling op de waterhuishouding (de watertoets), het landschap en de mobiliteit beoordeeld en afgewogen.

3.2 Beleidskaders

3.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Deze drie doelen zijn uitgezet in dertien nationale belangen. Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:

  • Kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
  • Bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld afspraken met provincies en gemeenten, internationale afspraken met overheden in buurlanden);
  • Financieel (bijvoorbeeld Infrastructuurfonds, Deltafonds);
  • Kennis (bijvoorbeeld inzetten van het College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen, verspreiden van best practices).

Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van elkaar in aard (beleidsmatig versus procesmatig):

  • Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerend ruimtelijk rijksbeleid te borgen.
  • Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden. Met name de procesvereisten voor een goed systeem van de ruimtelijke ordening, die het rijk in het Bro heeft vastgelegd spelen bij elke ruimtelijke ontwikkeling op elk overheidsniveau een belangrijke rol. Naast de proceseisen voor een goed ontwerp en aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed, is ook 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geborgd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

De ladder voor duurzame verstedelijking komt voort uit nationaal belang 13: 'een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen.

Om beide te bereiken, is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening, in het artikel 3.1.6. Deze ladder is een procesvereiste. Dit houdt in dat bij ruimtelijke besluiten moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. Artikel 3.1.6 lid 2, waarin 'de ladder voor duurzame verstedelijking' is opgenomen luidt als volgt:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld. De verplichte aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed komen verderop in deze ruimtelijke onderbouwing aan de orde. De locatiekeuze wordt hieronder nader onderbouwd.

De ladder voor duurzame verstedelijking: Pikeursbaan 3-5

De maatschappelijke zorgfunctie in het plangebied is al vele jaren aanwezig. De noodzakelijke reparatie van het geldende bestemmingsplan voorziet dan ook niet in het faciliteren van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De vestiging van polikliniek De Tender op deze locatie levert geen uitbreiding van het aantal behandelkamers op, maar betreft het inzetten van bestaande behandelkamers voor een andere patiëntengroep. Polikliniek De Tender voorziet in een zorgfunctie vanuit de regio en past haar programma aan op de actuele zorgvraag in de regio. Voorliggend plan is een uitvoering van het beleid van de Dimence Groep, waar polikliniek De Tender deel van uitmaakt. Doordat de ontwikkeling plaatsvindt binnen het bestaand stedelijk gebied wordt voldaan aan trede 2 van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' en is trede 3 verder niet meer van toepassing op voorliggend plan.

Conclusie voor het plangebied

Gezien het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de vestiging van polikliniek De Tender op de locatie Pikeursbaan 3-5 past binnen de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'. Doordat sprake is van hervestiging van een soortgelijke zorgfunctie vanuit de regio, kan worden gesteld dat sprake is van een actuele regionale behoefte. Aangezien beide zorginstellingen (GGZ en polikliniek De Tender) ook al in Deventer gevestigd zijn is de vestiging van beide functies aan de Pikeursbaan 3-5 in Deventer een logische keuze. De locatie Pikeursbaan 3-5 is gelegen in het noordoostelijk deel van de binnenstad en ligt daarmee binnen het bestaand stedelijk gebied.

3.2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Overijssel 2009

De Omgevingsvisie is in juli 2009 vastgesteld als structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. Het betreft het integrale, provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De rode draden van de Omgevingsvisie zijn ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Om de provinciale ambities te bereiken wordt gebruik gemaakt van het uitvoeringsmodel. Deze is weergegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P308-VG01_0003.png"

Afbeelding Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie provincie Overijssel 

Het uitvoeringsmodel is gebaseerd op de bestuursfilosofie van vitale coalities: met partners een gezamenlijke visie of doel delen en dan ieder in eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komen. Alle uitvoeringsacties zijn te plaatsen in de samenhang van (1) Generieke beleidskeuzes, (2) Ontwikkelings- en beleidsperspectieven en (3) Gebiedskenmerken. De omschreven drie niveaus sturen op basis van een inhoudelijke ontwikkelingsvisie, of, waar en hoe een ruimtelijke ontwikkeling gerealiseerd kan worden.

  • 1. Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van EU, rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalend zijn of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. Er wordt onder andere gebruik gemaakt van de SER-ladder. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden. Aangezien onderhavig project uitgaat van het bestemmen en deels uitbreiden van het bestaand gebruik in een bestaand gebouw binnen de bebouwde kom van Deventer wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten.

2. Beleidsambities
De beleidsambities van de provincie zijn verwoord in de ontwikkelingsperspectieven. Voor het plangebied geldt het ontwikkelingsperspectief "Steden als motor", met nadere specificatie "Historische kern, binnenstad". De omschrijving van "Steden als motor" is als volgt: "Gebieden voor dynamische en veerkrachtige woon-, werk- en voorzieningenniveau's, waar de kwaliteit en identiteit van de bestaande stad worden versterkt en benut voor herstructurering, transformatie, inbreiding en uitbreiding". Voor historische kernen en binnensteden geldt als ambitie: "Ruimte voor een multifunctioneel milieu gebaseerd op voorzieningen (winkels, cultuur, OV etc.) en versterking van de eigen identiteit gebaseerd op het historisch karakter, erfgoed en monumenten. Het bestemmen en deels uitbreiden van het bestaande gebruik in het bestaande gebouw aan de Pikeursbaan 3-5 past in dit ontwikkelingsperspectief. Het draagt bij aan het behoud en de versterking van een dynamische en diverse voorzieningenniveau van de binnenstad.

3. Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuur-landschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Aangezien het bestemmingsplan uitsluitend voorziet in de uitbreiding van het bestaande gebruik in een bestaand pand zijn er vanuit de gebiedskenmerken geen beperkingen of aandachtspunten te noemen waarmee rekening mee hoeft te worden gehouden.

Conclusie voor het plangebied

Het bestemmen en deels uitbreiden van de bestaande zorgfunctie door het toevoegen een nieuwe doelgroep van patiënten binnen bestaande bebouwing past binnen de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel. Het plan is in overeenstemming met de drie niveaus van het uitvoeringsmodel, (1) Generieke beleidskeuzes, (2) Ontwikkelings- en beleidsperspectieven en (3) Gebiedskenmerken.

Omgevingsverordening

Om het beleid dat is verwoord in de Omgevingsvisie door te laten werken is de Omgevingsverordening opgesteld. De Omgevingsverordening is vastgesteld in juli 2009.

Meer dan in voorgaande verordeningen is het uitgangspunt van de Omgevingsverordening dat er niet méér geregeld wordt dan nodig is voor het beleid, zoals dat in de Omgevingsvisie is verwoord. Gemeenten krijgen zoveel mogelijk ruimte om daaraan een nadere invulling te geven. Wat elders geregeld wordt - bijvoorbeeld door het Rijk - wordt niet nog eens dubbel geregeld in deze verordening. Daarmee voorkomt de provincie extra regeldruk.

Het uitgangspunt 'decentraal wat kan, centraal wat moet' is ook toegepast bij de flexibiliteitbepalingen in deze verordening. Waar mogelijk zijn afwijkingsmogelijkheden toegepast in plaats van ontheffingsbepalingen. Ook heeft de provincie zoveel mogelijk gekozen voor positief geformuleerde voorwaarden. De Omgevingsverordening geeft regels voor:

  • de provinciale adviescommissie (regelt instelling, taken en werkwijze van de Provinciale Commissie voor de Fysieke Leefomgeving);
  • gemeentelijke ruimtelijke plannen (geeft instructies aan gemeenteraden over de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen);
  • grondwaterbescherming, bodemsanering en ontgrondingen (gericht op burgers, bedrijven en instellingen);
  • kwantitatief en kwalitatief waterbeheer (geeft instructies aan Waterschappen);
  • verkeer (regeling voor provinciale wegen en scheepvaartwegen).

Voor onderhavig plangebied is meer specifiek de regeling voor gemeentelijke ruimtelijke plannen van belang. Onderhavige ruimtelijke onderbouwing sluit aan op de Omgevingsverordening.

Het plan gebied zelf maakt geen deel uit de Ecologische Hoofdstructuur, een Nationaal Landschap, een waterwin- of intrekgebied. In het kader van de waterveiligheid maakt het plangebied geen deel uit van een primair watergebied of een waterbergingsgebied en binnen het plangebied zijn geen essentiële waterlopen gelegen. Ter plaatse van het plangebied is geen sprake van risico op overstromingen. Het plangebied ligt wel in een grondwaterbeschermingsgebied. Het bestemmen en deels uibreiden van het huidige gebruik vormt geen belemmering voor de grondwaterkwaliteit. Er vinden geen lozingen plaats, die het grondwater kunnen verontreinigingen, doordat het plan niet voorziet in nieuwbouw.

Voor het plangebied is in de Omgevingsverordening één ontwikkelingsperspectief benoemd. Net als in de omgevingsvisie ligt het plangebied in het ontwikkelingsperspectief “Steden als motor”. Zoals eerder aangegeven past het voorliggende plan binnen dit ontwikkelingsperspectief.

Conclusie voor het plangebied

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de Omgevingsverordening. Er gelden binnen het plangebied geen beperkende voorschriften vanuit de verordening. De ontwikkeling draagt daarnaast bij aan de doelstelling van het ontwikkelingsperspectief en de voorwaarden van de diverse gebiedskenmerken verzetten zich niet tegen de voorgenomen ontwikkeling.

3.2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Deventer 2025 (2004)

In het structuurplan Deventer 2025 (april 2004) zijn de toekomstige ruimtelijke opgaven voor Deventer en de gewenste ontwikkelingsrichting in beeld gebracht.

De ambitie van Deventer voor de ontwikkeling en herstructurering van de stad is hoog. Deventer wil ruimte bieden aan voldoende en kwalitatief goede woningen in de nieuwbouw en het bevorderen van de aantrekkelijkheid en gevarieerdheid van de bestaande wijken.

Ten aanzien van de Deventer binnenstad wordt op het vlak van centrumfuncties en voorzieningen gesteld dat het beleid zich richt op een aantrekkelijk winkel- en uitgaansgebied, vergroting van de leisurefunctie en het benutten van culturele en historische kwaliteiten van de binnenstad en de IJssel. De centrumfunctie wordt de komende jaren in en rondom de binnenstad verder versterkt o.a. door de herontwikkeling van de stedelijke pleinen, het stadskantoor en de bibliotheek.

Naast deze specifieke thema's is het beleid van de gemeente erop gericht dat de binnenstad van Deventer een grote diversiteit aan functies heeft en behoudt. Van detailhandel en kantoren tot zorgfuncties en van horeca en culturele voorzieningen tot wonen. Deze diverse functies versterken elkaar en dragen op die manier individueel en gezamenlijk bij aan de aantrekkelijkheid van de Deventer binnenstad voor een grote diverse groep gebruikers. Daarnaast dient leegstand te worden voorkomen aangezien dat een zeer negatieve uitwerking heeft op de aantrekkelijkheid van de binnenstad voor alle doelgroepen van gebruikers. Clustering van functies is in dat kader en in het kader van duurzaam ruimtegebruik gewenst.

Conclusie voor het plangebied

Voor de locatie aan de Pikeursbaan geldt dat al sinds 1996 een maatschappelijke zorgfunctie ter plaatse is gehuisvest. Op basis van het toen geldende bestemmingsplan “Leeuwenbrug/ Pikeursbaan” was ambulante geestelijke gezondheidszorg in het plangebied mogelijk. Door het voorliggend plan blijft de ambulante geestelijke gezondheidszorg in de binnenstad aanwezig, wordt leegstand voorkomen en wordt bijgedragen aan het behoud van een grote functionele diversiteit en daarmee aan de aantrekkelijkheid van de binnenstad.

Ambitiedocument: Deventer een bericht aan de stad (2010)

Vervolgens is voor de binnenstad van Deventer een Ambitiedocument: Deventer een bericht aan de stad opgesteld en in juni 2010 door de raad vastgesteld. Het ambitiedocument richt zich op de binnenstad als één functioneel gebied en benadrukt de factoren die de samenhang bepalen. Het vormt het kader voor de toekomstige binnenstadsontwikkelingen. Essenties zijn onder meer een verrassend voorzieningenaanbod in een historische en ontspannen setting en een unieke ligging aan de IJssel. Het versterken van deze kwaliteiten en de onderlinge samenhang, is een belangrijke voorwaarde voor een levendige en veelzijdige binnenstad in de toekomst.

De binnenstad vindt haar samenhang in vijf specifieke aspecten, die gemakshalve worden aangeduid met de “5 B's”:

  • Bereikbaarheid (gebied Boven: entreegebied rond het station);
  • Binnenstad (de strook van station naar de IJssel: de zogenaamde culturele loper);
  • de Boreel (het nieuwe commerciële complex);
  • Brug (de Wilhelminabrug met zijn aanlanding, die het Sluiskwartier scheidt van de binnenstad).
  • de Brink: dé centrale ontmoetingsplaats van Deventer.

In navolgende figuur is dit weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P308-VG01_0004.jpg"

Afbeelding Aspecten binnenstad: de 5 B's

De binnenstad krijgt ook samenhang door de wijze waarop vorm en functie van het openbaar gebied zich manifesteert. De beleving van de binnenstad wordt bepaald door de kwaliteit van de plint met zijn diversiteit aan gevelbeelden en winkelpuien, maar ook door de inrichting met haar verharding en stoffering. Het openbaar domein moet zo onbelemmerd mogelijk ruimte bieden aan de voetganger: richtinggevend, veilig en comfortabel.

De marktwaarde van de binnenstad wordt versterkt door het aanscherpen van het karakter van de drie hoofdroutes: de “culturele loper”, de route naar De Brink en de route naar De Boreel. Daar tussendoor kan de toerist via een dwaalroute deze drie routes kruisen. Bij het initiëren en realiseren van diverse binnenstadsontwikkelingen moet de samenhang met bovenstaande alles bepalende factoren centraal staan.

Bij het voorbereiden van elke maatregel, zowel van ruimtelijke dan wel van programmatische aard, moet rekening gehouden worden met de samenhang tussen de identiteit van de stad, het comfort van de functies en de vitaliteit de (bereikbare) economie.

Conclusie voor het plangebied

Het plangebied ligt niet binnen een van de 5 B's. Het bestemmen en deels uitbreiden van het bestaand gebruik vormt geen aantasting van de beleidsambities voor deze gebieden en de binnenstad als geheel, zoals verwoordt in het ambitiedocument. Het ambitiedocument vormt dan ook geen belemmering voor onderhavig plan.

Overige gemeentelijk beleid

Het plan heeft betrekking op bestaand bebouwd gebied binnen het stedelijk netwerk. Het gemeentelijke beleid is verder nauwelijks direct van invloed op dit plan, mede ook gezien de beperkte omvang van de voorgenomen ontwikkeling. Voorliggend plan voorziet enerzijds in het bestemmen van de bestaande al sinds jaren aanwezige maatschappelijke zorgfunctie en anderzijds is sprake van een duurzame functie toevoeging aan het pand, waardoor nieuwbouw wordt voorkomen. De ontwikkeling is hiermee in lijn met het beleid van de gemeente Deventer en dat van hogere overheden.

De gemeente stimuleert tevens het voorkomen van leegstaand vastgoed. De voorgenomen ontwikkeling is ook in lijn met dit beleid, doordat door duurzaam hergebruik van bestaande bebouwing leegstand wordt voorkomen.

3.3 Archeologie en cultuurhistorie

3.3.1 Archeologie

In het plangebied vinden geen bouwactiviteiten plaats. Hierdoor is het aantasten van archeologische waardevolle resten in de ondergrond uitgesloten. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek wordt derhalve niet noodzakelijk geacht.

3.3.2 Cultuurhistorie

Binnen het plangebied zijn geen rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig. Dit aspect hoeft dan ook niet nader beoordeeld te worden.

3.3.3 Conclusie

De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling.

3.4 Verkeer en parkeren

Bij ontwikkelingen met een verkeersaantrekkende werking moet worden gemotiveerd of de verkeersafwikkeling kan worden gewaarborgd. Daarnaast dient aandacht te worden besteed aan aspecten als openbaar vervoer, langzaam verkeer en parkeren.

3.4.1 Verkeer

Het perceel is ontsloten op de Pikeursbaan. De Pikeursbaan wordt in westelijke en oostelijke richting via het omliggende wegennet ontsloten op de Singel/Gedempte gracht/Verzetslaan. De omliggende wegen hebben voldoende capaciteit om de verkeersbewegingen die dit plan met zich meebrengt op te vangen.

De Pikeursbaan 3-5 is voor fietsers en voetgangers eenvoudig bereikbaar. De locatie is aan alle zijden voorzien van doorgaande straten, waardoor het gebouw gemakkelijk benaderbaar is voor voetgangers en fietsers. De bewegingen zijn goed op te vangen in het huidige verkeersnetwerk en deze bewegingen horen bij een binnenstad.

3.4.2 Parkeren

Parkeerbeleid Deventer

Deventer heeft een historische binnenstad. Om de binnenstad aantrekkelijk te houden en de leefbaarheid te verbeteren wil Deventer minder geparkeerde auto's op straat (o.a. op de pleinen). Deze ambitie is vertaald in het parkeerbeleid. Dit betekent dat de binnenstad vooral parkeergelegenheid gaat bieden voor kort bezoek en bewoners. Bezoekers die langere tijd in de binnenstad moeten zijn kunnen hun auto in de garages en aan de randen van de binnenstad parkeren.

Gelet op het beleid om de historische binnenstad autoluw te maken, is het niet wenselijk dat bij ontwikkelingen in de binnenstad op eigen terrein volledig in de extra parkeerbehoefte wordt voorzien.

In de bouwverordening is dan ook aangegeven dat voor nieuwe bouwontwikkelingen in de binnenstad er niet op eigen terrein in parkeren wordt voorzien, maar dat ontwikkelingen in de binnenstad een financiële bijdrage leveren in de kosten van de aanleg van al dan niet reeds gerealiseerde openbaar blijvende parkeervoorzieningen.

Parkeren Pikeursbaan 3-5

Uit de meest recente parkeertelling uit 2012 blijkt dat er in de gehele binnenstad voldoende parkeercapaciteit aanwezig is. De Deventer binnenstad heeft ongeveer 3500 openbare parkeerplaatsen, verdeeld over de garages (circa 2400) en straat (circa 1100). De restcapaciteit van de betaalde parkeerplaatsen is op het drukste moment, de zaterdagmiddag, ongeveer 30%. Ruim 1000 parkeerplaatsen zijn dus niet bezet op het piekmoment. Sommige van deze 1000 vrije parkeerplaatsen zullen echter gevoelsmatig te ver weg gelegen zijn.

Nabij het plangebied zijn echter voldoende openbare parkeergelegenheden (Verzetslaan, Hema en Boreel) op acceptabele loopafstand gelegen (200 tot 600 meter), zoals deze is opgenomen in het parkeerbeleidsplan van de gemeente Deventer en CROW publicatie 317. In de nota Parkeernormen wordt in de zone centrum ook gerekend met een afstand van 600 meter. Daarbij hebben de activiteiten in het plangebied plaats op momenten dat er geen piek in parkeerdruk aanwezig is in nabijgelegen parkeergelegenheden. Hierdoor is geen sprake van een capaciteit probleem. Naast dat bezoekers per auto zullen komen, zullen ook veel bezoekers met de fiets en per trein komen. Daarbij zijn in de huidige situatie geen parkeer- en/of bereikbaarheidsproblemen voor medewerkers en bezoekers van het gebouw Pikeursbaan 3-5 bekend.

3.4.3 Conclusies voor het plangebied

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

3.5 Milieukwaliteitseisen

Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de volgende milieukundige aspecten van belang, te weten:

  • bedrijven en milieuzonering;
  • bodemkwaliteit;
  • geluid;
  • luchtkwaliteit;
  • externe veiligheid;
  • ecologie;
  • duurzaamheid.
3.5.1 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Deventer de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De Staat van bedrijfsactiviteiten geeft richtafstanden voor twee verschillende omgevingstypen ('rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'). Onderstaande tabel geeft de relatie weer tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P308-VG01_0005.png"

Een maatschappelijke functie wordt volgens de VNG systematiek beschouwd als een categorie 1 bedrijf. Het maatgevende aspect is geluid. De functie zelf is geen geluidgevoelig object en belemmerd in die zin niet de vergunde geluidsruimte van omliggende bedrijven. Gezien de ligging aan de rand van het stadscentrum, is het te rechtvaardigen dit gebied te beschouwen als omgevingstype gemengd gebied. De richtafstand naar omliggende gevoelige bestemmingen is dan 0 meter. In de planopzet kan aan die richtafstand op alle plaatsen voldaan worden. Akoestisch onderzoek kan daarmee achterwege blijven. De bedrijfsopzet voldoet aan de eisen conform het Activiteitenbesluit. Daarnaast is in het kader van 'de goede ruimtelijke ordening', de indirecte hinder onderzocht. Hiermee is onderbouwd dat met de planontwikkeling sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat (zie ook de navolgende paragrafen).

Conclusie voor het plangebied

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

3.5.2 Bodemkwaliteit

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in het bestemmen en deels uitbreiden van een bestaande functie binnen een bestaand gebouw. Dit gebouw huisvest op basis van het geldende bestemmingsplan al gevoelige functies. In dit kader is het uitvoeren van een nader bodemonderzoek niet noodzakelijk.

Conclusies voor het plangebied

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

3.5.3 Geluid

De voorgenomen bestemming is op grond van de Wet geluidshinder niet aan te merken als een geluidgevoelige functie. Een nader akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Conclusies voor het plangebied

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

3.5.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is titel 5.2: luchtkwaliteitseisen van de gewijzigde Wet milieubeheer (de 'Wet luchtkwaliteit') in werking getreden (Stb. 2007, 414). De regelgeving is uitgewerkt in de onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en ministeriële regelingen.

Langs de wegen in Nederland vinden geen overschrijdingen plaats van de richtwaarden en grenswaarden van de zware metalen (lood, arseen, cadmium en nikkel) en ozon. Om deze reden zijn deze stoffen niet opgenomen in de rekenmodellen.

Te beschouwen grenswaarden met betrekking tot luchtkwaliteit

Op landelijk niveau leveren fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) knelpunten op. De concentraties van de overige stoffen die op grond van de 'Wet luchtkwaliteit' getoetst dienen te worden voldoen aan de grenswaarden, zie Preliminary assessment of air quality, RIVM nr. 756021005 voor lood (Pb) en zwaveldioxide (SO2) en nr. 756021007 voor koolmonoxide (CO) en benzeen. Om deze reden zijn deze stoffen verder buiten beschouwing gelaten. Voor de stoffen NO2 en PM10 zijn in de Wet luchtkwaliteit grenswaarden gesteld voor de jaargemiddeldeconcentratie van 40 µg/m3. Voor NO2 geldt voor het prognosejaar 2008 een plandrempel van 44 µg/m3. Daarnaast geldt een grenswaarde van de uurgemiddelde concentratie voor NO2 van 200 µg/m3 die maximaal 18 keer per jaar mag worden overschreden en een grenswaarde voor de 24-uursgemiddelde concentratie voor PM10 (50 µg/m3) die maximaal 35 dagen per jaar mag worden overschreden. De grenswaarde voor het uurgemiddelde van NO2 wordt in Nederland alléén langs zeer drukke verkeerswegen meerdere malen overschreden. Het komt in Nederland niet voor dat deze grenswaarde vaker dan 18 keer per jaar wordt overschreden.

Bij invoering van de 'Wet luchtkwaliteit' is het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM) geïntroduceerd. Wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit is toetsing aan de grenswaarden niet meer nodig. De voorgenomen ontwikkeling is dan inpasbaar op basis van artikel 5.16 lid 1c van de Wet milieubeheer. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3 % van de jaargemiddelde grenswaarde voor PM10 en NO2. Dit komt neer op een maximale bijdrage van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. Dit betekent dat wanneer aangetoond kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling niet meer dan 1,2 µg/m3 bijdraagt aan de jaargemiddelde concentratie van beide stoffen, het project niet getoetst hoeft te worden aan de grenswaarden en inpasbaar is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit.

Onderzoek en resultaten

De toekomstige situatie in het plangebied leidt niet tot een substantiële intensivering van het aantal verkeerbewegingen. De voorgenomen ontwikkeling draagt hiermee 'niet in betekenende mate' bij (NIBM) aan de luchtkwaliteit ter plaatse. Omdat het effect van de ontwikkeling op de luchtkwaliteit te beperkt is, is het niet nodig om nader onderzoek naar de luchtkwaliteitsituatie uit te voeren.

Conclusies voor het plangebied

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

3.5.5 Externe veiligheid

Transport van gevaarlijke stoffen over de IJssel en het spoor brengen risico's voor de omgeving met zich mee. Het thema externe veiligheid is erop gericht om de risico's voor mensen die zich in de nabijheid van onder andere transportassen gevaarlijke stoffen bevinden, te beperken. Externe veiligheid maakt onderscheid tussen risicobronnen en risico-ontvangers.

De enige risicobron die in de nabijheid van dit plan ligt is het spoor Apeldoorn - Deventer. Over deze transportassen worden gevaarlijke stoffen vervoerd.

Bij risico-ontvangers worden het plaatsgebonden risico en het groepsrisico onderscheiden. Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich permanent en onbeschermd op een bepaalde locatie bevindt. Hoe dichter bij de bron, hoe groter het risico. Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat, in het geval van een ongeval met gevaarlijke stoffen in één keer een groep van een bepaalde omvang dodelijk wordt getroffen. Hoe meer mensen bij de bron, hoe hoger het groepsrisico.

Gemeentelijk extern veiligheidsbeleid

Op 4 juli 2007 is door de Raad de 'omgevingsvisie externe veiligheid' vastgesteld. In de nota is de ambitie vastgelegd wat betreft het veiligheidniveau wat moet worden nagestreefd per deelgebied in Deventer.

Het ambitieniveau voor het gebied waarin dit plangebied is gelegen is de ambitie 'Ruimte voor ontwikkeling'. Dit gebied is op de kaart 'Gebiedsgerichte ontwikkelingsmogelijkheden externe veiligheid' van de Omgevingsvisie externe veiligheid in de kleur blauw weergegeven.

Het ambitieniveau is samengevat in de onderstaande tabel:

  Overschrijding grenswaarde PR (10-6) voor kwetsbare objecten
 
Overschrijding richtwaarde PR (10-6) voor beperkt kwetsbare objecten   Overschrijding oriënterende waarde (OW) groepsrisico   Toename groepsrisico  
Ruimte voor ontwikkeling   Niet acceptabel   Nieuw: Niet acceptabel Bestaand: Niet wenselijk, indien mogelijk verbeteren   Acceptabel onder voorwaarden optimaal planontwerp   Acceptabel onder voorwaarden optimaal planontwerp  

Het plan voldoet ruimschoots aan het ambitieniveau.

Onderzoek

De nabijgelegen risicobron is het spoorvervoer van gevaarlijke stoffen. Deze transportas ligt op circa 220 meter van het plangebied en is derhalve formeel niet van belang voor het plan. Over het spoor Deventer - Apeldoorn worden met ingang van 1 januari 2014 volgens cijfers van het Basisnet spoor brandbare vloeistoffen vervoerd en een tiental wagons met LPG op jaarbasis. Gezien de afstand tot het spoor zijn er nauwelijks effecten te verwachten van een spoorongeval met gevaarlijke stoffen. Daarnaast voorziet het plan niet in de toename van (beperkt) kwetsbare objecten in het plangebied. Hierdoor is in geen geval sprake van een toename van het groepsrisico, waardoor een nadere beoordeling achterwege kan blijven.

Conclusies voor het plangebied

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

3.5.6 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse en in de directe omgeving. Daarbij is onderscheid te maken in soortbescherming en gebiedsbescherming.

Gebiedsbescherming

Het plangebied is niet gelegen in of in de directe omgeving van een gebied dat is beschermd op grond van de natuurbeschermingswet en/of de Vogel- en/of Habitatrichtlijn en maakt geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Gebiedsbescherming is dus niet direct aan de orde.

Soortbescherming

Wat betreft soortbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Veel dier- en plantensoorten hebben een beschermde status. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de beschermde soorten. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd. Omdat in voorliggend plan slechts sprake is van het bestemmen en deels uitbreiden van de bestaande functie in het bestaand bebouwd gebied, kan geen sprake zijn van negatieve effecten op eventueel voorkomende soorten. Noodzaak tot een nader ecologisch onderzoek is hier dan ook niet aan de orde. Ecologisch gezien zijn er geen beperkingen voor de uitvoering van het project. Ook is er geen sprake van sloop of aanpassing van bebouwing in verband met de aanwezigheid van vleermuizen en/of broedvogels.

Conclusies voor het plangebied

Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

3.5.7 Duurzaamheid

In juni 2009 is de Visie Duurzaam Deventer bestuurlijk vastgesteld. De gemeentelijke ambitie is dat Deventer in 2030 klimaatneutraal is. Om deze ambitie te realiseren is voor de periode 2011-2014 door de gemeenteraad de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid “Op weg naar een duurzaam evenwicht” vastgesteld. In deze agenda worden 8 gemeentelijke beleidsprioriteiten benoemd, zoals b.v. realisatie windturbines en een klimaatneutraal stadskantoor. Ook wordt er gewerkt aan een duurzaam energiebedrijf in een lokale coöperatieve vorm samen met verschillende organisaties. De sleutel zit in samenwerken. Als burgers en bedrijven initiatieven nemen zullen we die graag faciliteren. Waar nodig neemt de gemeente ook zelf het initiatief of schept de juiste voorwaarden. Zo hebben we een 'Visie op de Ondergrond' ontwikkelt waarmee de potentie voor o.a. koude-/ warmte opslag in beeld is gebracht. Deze informatie kan ontwikkelende partijen helpen bij een onderzoek naar de mogelijkheden voor warmte-koude opslag in de bodem, als warmte- en koelvoorziening.

De lijst ”Aanbevelingen voor duurzaam bouwen op bestemmingsplanniveau” uit de VNG - publicatie ”Bouwstenen voor een duurzame stedenbouw” is voor duurzaamheid een bruikbare ”Checklist” met maatregelen en aanbevelingen, die mogelijk in een plan toegepast kunnen worden.

Conclusies voor het plangebied

Doordat in het plangebied uitsluitend het gebruik wordt verruimd en geen nieuwbouw is voorzien vormt het aspect duurzaamheid geen belemmering voor de haalbaarheid van het plan.

3.6 Leidingen en kabels

Er bevinden zich in en nabij het plangebied geen ondergrondse en bovengrondse leidingen, waarmee in het kader van dit bestemmingsplan rekening gehouden dient te worden. 

3.7 Waterhuishouding

3.7.1 Relevant waterbeleid

Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijke niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

3.7.2 Situatie plangebied

In de huidige situatie is het plangebied bebouwd en verhard. De waterhuishoudkundige situatie in het plangebied wijzigt niet. De voorgenomen ontwikkeling heeft alleen betrekking op een uitbreiding van het gebruik. Een nadere beoordeling van het aspect water kan derhalve achterwege blijven.

3.7.3 Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 4 Planopzet en juridische aspecten

4.1 Indeling planregels

De planregels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels bevat de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze gemeten dient te worden. Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels bevat de planregels in verband met de bestemmingsbepalingen. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk planregels, welke specifiek voor die bestemming gelden. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels bevat de algemene regels. Hierbij gaat het om planregels die op nagenoeg alle bestemmingen betrekking hebben en die zijn ondergebracht in dit hoofdstuk, evenals een aantal specifieke planregels, waaronder een anti-dubbeltelbepaling en procedureregels. De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht; zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen. Ook is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Het gaat hier om ondergeschikte gevallen als een wijziging van het beloop, profiel of onderlinge aansluiting van wegen ten behoeve van de verkeersveiligheid en voor het overschrijden van bestemmings- c.q. bouwgrenzen, mocht een meetverschil daartoe aanleiding geven.

Ten slotte bevat hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels de overgangs- en slotregels. Deze planregels bevatten onder meer het overgangsrecht en de titel.

4.2 Verklaring van de bestemmingen

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is zoveel mogelijk aangesloten op het vastgestelde bestemmingsplan Binnenstad.

Dit bestemmingsplan kent één hoofdbestemming, namelijk de bestemming 'Gemengd' in artikel 3. De bestemming 'Gemengd' is wat betreft het gebruik een zeer ruime bestemming. Binnen deze bestemming komen allerlei centrumfuncties voor, zoals bijvoorbeeld dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en wonen. Op de verbeelding is met functieaanduidingen aangegeven welk van de centrumfunctie in het specifieke pand zijn toegestaan. Voor het pand Pikeursbaan 3-5 geldt dat kantoren, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen wonen, ateliers en ambachtelijke bedrijven zijn toegestaan.

4.2.1 Dubbelbestemmingen

Archeologie

De archeologische verwachtingsgebieden en waardevolle gebieden in de binnenstad worden beschermd door middel van een dubbelbestemming. Het voorliggende bestemmingsplan kent de volgende dubbelbestemming: Artikel 4 Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied kleine informatiedichtheid.

Niet alle delen van de binnenstad hebben dezelfde archeologische verwachting. Er zijn verschillen in bijvoorbeeld trefkans, informatiedichtheid en mate van verstoring, daarom worden in de binnenstad van Deventer vier verschillende dubbelbestemmingen gehanteerd. In voorliggend plangebied is één van de vier dubbelbestemmingen aanwezig.

In het algemeen geldt voor de bestemming: indien de archeologische waarden worden bedreigd door grondingrepen van een bepaalde omvang, dienen de archeologische waarden te worden beschermd door technische maatregelen of voorafgaand aan de verstoring door middel van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde specialist te worden onderzocht. De onderbouwing voor de archeologische verwachtingsgebieden is terug te vinden in Bijlage 1 Uitleg categorieën en planregels dubbelbestemmingen archeologie van deze toelichting.

4.2.2 Algemene aanduidingsregels

milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Over het hele plangebied ligt de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'. In verband met grondwaterwinning in de directe omgeving van het plangebied, is de bescherming van het grondwater van groot belang. Voor werkzaamheden, zoals het ophogen en ontgronden van gebieden, het graven en dempen van sloten en waterlopen, maar ook het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen, moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Voor normaal onderhoud (nader omschreven in de regels) geldt een uitzondering.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Inleiding

In artikel art. 3.1.6 lid 1, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is. Allereerst wordt in paragraaf 5.2 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Vervolgens wordt in paragraaf 5.3 ingegaan op de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan. De zogenaamde “aangewezen bouwplannen” waarbij een exploitatieplan verplicht is en welke zijn opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1000 m² of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1000 m².

Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de exploitatiekosten over de gronden anderszins verzekerd is. Inmiddels is een ministeriele regeling van kracht waarbij wordt gesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen als hiervoor bedoeld, maar sprake is van onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan de plankosten op nul gesteld mogen worden.

Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in het toevoegen van de functieaanduiding 'maatschappelijk' binnen de bestemming 'Gemengd'. Concluderend kan gesteld worden dat binnen het plan Pikeursbaan 3 en 5 geen sprake is van aangewezen bouwplannen, waardoor de gemeente niet in de mogelijkheid en verplicht is om eventuele kosten te verhalen en er derhalve geen verplichting is om tegelijkertijd met het nieuwe bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen.

Voor de gemeente Deventer zijn aan zowel de opstelling als de uitvoering van dit bestemmingsplan, met uitzondering van de begrote kosten voor de planvorming, geen kosten verbonden. Deze plankosten worden op basis van de legesverordening bij de aanvrager in rekening gebracht. Met de aanvrager is ook een planschadeovereenkomst gesloten. De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan kan derhalve worden geacht te zijn aangetoond.

5.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder e van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat een beschrijving dient te worden opgenomen van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Inspraak

Dit bestemmingsplan is niet voor inspraak ter inzage gelegd. Wel is er tijdens de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan een bewonersavond georganiseerd om de omwonenden te informeren over de ontwikkelingen in het plangebied. Daarnaast is iedereen in de gelegenheid zijn of haren bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling kenbaar te maken middels de mogelijkheid tot het indienen van een zienswijze. Dit is ook wettelijk bepaald. De ingediende zienswijzen worden vervolgens bij de definitieve besluitvorming meegenomen.

Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met betrokken waterschappen en diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Rijk:

Omtrent het vooroverleg met het Rijk kan gemeld worden dat voor het onderhavige plan geen nationale belangen in het geding zijn. Op 1 januari 2012 is de VROM-Inspectie samengevoegd met de Inspectie V&W tot de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT heeft geen adviserende en coördinerende rol met betrekking tot de advisering op voorontwerp ruimtelijke plannen. Dit heeft als gevolg dat gemeenten na 1 januari 2012 geen gecoördineerd rijksadvies op een voorontwerpplan meer ontvangen. De VROM-Inspectie reageert vanaf januari inhoudelijk niet meer op nieuw toegezonden plannen.

Provincie:

Dit (bouw)plan valt binnen de provinciale vrijstellingslijst van Gedeputeerde Staten van Overijssel, aangezien het hier gaat om maatschappelijke zorgfunctie binnen bestaand stedelijk gebied. Vooroverleg met de provincie is dan ook niet noodzakelijk. Hiermee is voldaan aan het ambtelijke vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.

Waterschap:

Door het invullen van de digitale watertoets is het waterschap Groot Salland geïnformeerd over voorliggende ruimtelijke ontwikkeling. Uit het invullen van de digitale watertoets is gebleken dat er geen sprake is van een waterbelang.