Bij de afwegingen in de eerste fase 'generieke beleidskeuzes' zijn in voorliggend geval hoofdzakelijk de volgende artikelen uit de verordening van belang: artikel 2.1.3: Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, artikel 2.1.4 Toekomstbestendigheid, artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit en artikel 2.1.6 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving, artikel 2.2.2: Realisatie nieuwe woningen. Tot slot wordt het initiatief getoetst aan Artikel 3.2.3.1: Boringsvrije zones.
Artikel 2.1.3: Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
lid 1
Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:
- dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
- dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.
lid 2
Bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving voorzien uitsluitend in ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen anders dan de uitleg van steden en dorpen wanneer aannemelijk is gemaakt:
- dat (her)benutting van bestaande erven en/of bebouwing in de Groene Omgeving in redelijkheid niet mogelijk is;
- dat mogelijkheden voor combinatie van functies op bestaande erven optimaal zijn benut.
Toetsing aan artikel 2.1.3
Door deze ontwikkeling, neemt de hoeveelheid landschapsontsierende bebouwing in het buitengebied af en worden ter compensatie drie vrijstaande woningen gebouwd. De locaties van de woningen zijn zorgvuldig gekozen. Eén en ander is zorgvuldig afgewogen op basis van het gemeentelijke beleid 'Kansen uit Buiten'. Er is geen sprake van extra ruimtebeslag door bouwen en verharden op de groene omgeving, maar juist een afname. Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de bepalingen zoals opgenomen in artikel 2.1.3 en in overeenstemming is met de principes van 'zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik'.
Artikel 2.1.4: Toekomstbestendigheid
In de toelichting op bestemmingsplannen waarin provinciale belangen in geding zijn wordt aannemelijk gemaakt dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt en die niet bedoeld zijn voor tijdelijk gebruik, toekomstbestendig zijn en dus:
- de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien niet in gevaar brengen;
- duurzaam en evenwichtig bijdragen aan het welzijn van mensen, economische welvaart en het beheer van natuurlijke voorraden;
- ook op lange termijn toegevoegde waarde hebben.
Toetsing aan artikel 2.1.4
Met het realiseren van drie compensatiewoningen wordt tegemoetgekomen aan de huidige lokale woonbehoefte. Daarnaast is sprake van een duurzame inrichting van het plangebied. Door de herontwikkeling van agrarische bedrijfsperceel naar woningen is ook op de lange termijn sprake van een toegevoegde waarde en draagt het plan bij aan de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien.
Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met de bepalingen zoals opgenomen in artikel 2.1.4.uit de omgevingsverordening.
Artikel 2.1.5: Ruimtelijke kwaliteit
- In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.
- In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan het Uitvoeringsmodel (OF-, WAAR- en HOE-benadering) die in de Omgevingsvisie Overijssel is neergelegd.
- In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt gemotiveerd dat de nieuwe ontwikkeling past binnen het ontwikkelingsperspectief die in de Omgevingsvisie Overijssel voor het gebied is neergelegd.
- In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan de vier-lagenbenadering die onderdeel uitmaakt van het Uitvoeringsmodel en op welke wijze de Catalogus Gebiedskenmerken is gebruikt bij de ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.
Toetsing aan artikel 2.1.5
Zoals in deze paragraaf blijkt voldoet de ontwikkeling aan de OF- WAAR- en HOE- benadering. Tevens is de ontwikkeling in overeenstemming met het ontwikkelingsperspectief en de vier-lagenbenadering die onderdeel uitmaakt van het Uitvoeringsmodel. Hieruit blijkt dat de ontwikkeling ruimtelijk goed wordt ingepast. In de volgende subparagrafen zal hier nader op in worden gegaan.
Artikel 2.1.6: Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (lid 1)
- Bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving kunnen – met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1.3 en artikel 2.1.4 en het bepaalde in artikel 2.1.5 voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de Groene Omgeving, uitsluitend indien hier sociaal-economische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.
Toetsing aan 2.1.6
Het voorliggende plan leidt tot een kwaliteitsimpuls van de Groene Omgeving (buitengebied) van de gemeente Deventer. Deze meerwaarde vertaalt zich in:
De totale compensatie
- Sloop van 2.498,5 m² landschapsontsierende gebouwen, inclusief zwaardere weging vanwege sanering van asbestdaken
- Beëindigen agrarisch intensief varkensbedrijf
- Een van de compensatiewoningen wordt kleiner dan is toegestaan. Het bouwvolume van twee woningen wordt gemaximaliseerd met een inhoud van 1.100 m³ inclusief inpandige berging en één woning gemaximaliseerd met een inhoud van 950 m³ inclusief inpandige berging. Cumulatief zorgt dit voor aanzienlijk minder verstening.
- Landbouwgrond grenzend aan de woningbouwkavels wordt voor een groot gedeelte ingericht voor natuur (extra inspanning). Ca. 0,6 ha. Verbeteren van landschappelijke kwaliteit, investeringen in landschap o.a. door beplanting;.
- Verhogen waarden biodiversiteit, afname van verhard en bebouwd terrein en inrichten met groenelementen
- Aanplant van ca. 1.195 m² houtsingel en erfbosje;
- Stepping stone van 1 grote (padden)poel van ca. 325 m² naar Linderplas
- Landschappelijke versterking kavelgrenssloot met aanplant van knotwilgen en verbreding sloot zuid- en oostzijde over ca. 860m² en 557 m²;
- Extensief beheer van het grasland om meer biodiversiteit te versterken.
- Verwijderen van ongeveer 3.000 m² verhardingen;
- Herstel doorzichten open coulissen landschap vanaf Bathmenseweg en Harmelinksdijk;
- Verwijderen van twee bestaande in-/uitritten op de Harmelinksdijk en herstel van de bermen van de uitritten;
- Aanplant van twee nieuwe bomen in de laanbeplanting van de Harmelinksdijk.
Er is sprake van een kwaliteitsinvestering in het kader van de KGO. Deze kwaliteitsprestaties dragen bij aan de versterking van de gebiedskenmerken. In paragraaf 2.2 is eerder al ingegaan op de concrete maatregelen die worden genomen.
Ontwikkelingsruimte
- Functiewijziging van Agrarisch naar Wonen
- Toevoegen van 2 woningen van 1.100 m³ en 1 wat kleinere woning van 950 m³, allen zijn inclusief inpandige berging
- Toevoegen van een hooiberg bij Bathmenseweg 46 en een kleine berging bij Harmelinksdijk 2
- De bedrijfswoning aan de Harmelinksdijk 2 conform het overgangsrecht bestemmen naar een reguliere woning (ca. 300m³).
Op deze plaats wordt geconcludeerd dat de extra investeringen in de ruimtelijke kwaliteit in verhouding staan tot de geboden ontwikkelingsmogelijkheden. Het plan is in overeenstemming met artikel 2.1.6 uit de Omgevingsverordening Overijssel.
Artikel 2.2.2: Realisatie nieuwe woningen
- Bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo, voorzien uitsluitend in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw.
- De behoefte aan nieuwe woningen zoals bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval geacht te zijn aangetoond als realisatie daarvan past binnen de geldende woonafspraken zoals die zijn gemaakt tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming.
Toetsing aan artikel 2.2.2
Voorliggende ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van drie compensatiewoningen en het legaliseren van de bestaande bedrijfswoning (correctie op bestemmingsplan Buitengebied). In paragraaf 3.4.4 wordt het initiatief getoetst aan de gemeentelijke woonvisie. Er kan worden geconcludeerd dat het plan in overeenstemming is met artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening Overijssel.
Artikel 3.2.3.1: Boringsvrije zones
Het is verboden in een boringsvrije zone binnen een inrichting waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, een lozing uit te voeren of een bodemenergiesysteem te installeren, voor zover deze activiteiten plaatsvinden:
- dieper dan vijftig meter onder het maaiveld in de boringsvrije zone Salland Diep, met uitzondering van de boringsvrije zone Engelse Werk te Zwolle.
Toetsing van het initiatief aan artikel 3.2.3.1
Het plangebied ligt in de 'boringsvrije zone Salland Diep' in het kader van de drinkwatervoorziening. In het plangebied is het met name van belang rekening te houden met de ligging in het diepe watervoerende pakket in Salland. Het diepe waterhoudende pakket in Salland bevat water van een uitstekende kwaliteit. Te veel water uit dit pakket onttrekken leidt echter tot het optrekken van de zoet/zout grens in de ondergrond. Onttrekkingen uit dit pakket worden alleen toegestaan voor drinkwater en voor industriële toepassingen met hoogwaardige doelen. Met het oog op deze kenmerken kan er alleen sprake zijn van bodemenergiesystemen in het ondiepe pakket (tot 50 meter diepte). Hierop is een uitzondering mogelijk voor het installeren van een bodemenergiesysteem, indien op basis van een boring ter plaatse van de voorgenomen activiteit wordt aangetoond dat de slecht doorlatende laag dieper ligt dan vijftig meter onder het maaiveld en de activiteit wordt uitgevoerd tot maximaal de diepte waarop de top van de slecht doorlatende laag is aangetroffen.
Op basis van de ligging in de 'boringsvrije zone Salland diep' geldt er een verbod op lozingen en het installeren van een bodemenergiesysteem dieper dan 50 meter onder maaiveld. Daar is in voorliggend plan geen sprake van. De ligging in de 'boringsvrije zone Salland diep' vormt dan ook geen belemmering voor voorliggende ontwikkeling.
Geconcludeerd wordt dat het voornemen in overeenstemming is met de artikelen met betrekking tot boringsvrije zones van de Omgevingsverordening Overijssel .