Regels
Preambule
Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van een gebiedsontwikkeling op de locatie Wetermansweg 10 Diepenveen en vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk [22s]) van het omgevingsplan van de gemeente Deventer. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening
www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.
De in dit op
www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk [22s] van het omgevingsplan van de gemeente Deventer. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '[22s]' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '[22s]' gelezen worden.
Hoofdstuk 1 [H. 22s paragraaf 1] Algemene bepalingen
Artikel 1 Begrippen
Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op hoofdstuk 22s, tenzij hierna daarvan is afgeweken.
Aanvullend gelden voor de toepassing van hoofdstuk 22s de volgende begripsbepalingen:
1.1 TAM-omgevingsplan
Het TAM-omgevingsplan TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22s Wetermansweg 10 met identificatienummer NL.IMRO.0150.TAM019-OW01 van de gemeente Deventer, met de daarbij behorende geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.2 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.3 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.4 Aan- en uitbouw en aangebouwd bijgebouw en aangebouwde overkapping
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw of overkapping welke in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.5 Agrarisch bedrijf
Een ter plaatse functionerend deeltijd, reëel of volwaardig agrarisch bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in de volgende productietakken:
- akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en boomkwekerij;
- grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder tevens een paardenfokkerij wordt verstaan;
- intensieve veehouderij: een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m² bedrijfsoppervlakte dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden, of dieren 'biologisch' worden gehouden en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;
- glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- sierteelt en boomkwekerij: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen in open grond, in potten of in containers, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
- fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.
1.6 Ambachtelijke be- of verwerking van agrarische producten
Het be- of verwerken van agrarische producten die afkomstig zijn van het eigen bedrijf of het be- of verwerken van agrarische producten die afkomstig zijn uit de eigen regio.
1.7 Archeologisch onderzoek
Onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.8 Archeologische verwachtingswaarde
De kans op het aantreffen van archeologische resten in een bepaald gebied.
1.9 Archeologische waarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit het verleden.
1.10 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 Bebouwingspercentage
Een in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van de nader in de planregels omschreven gronden aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.12 Bed and Breakfastvoorziening buitengebied
Een aan de woonactiviteit ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de woning. Onder een Bed and Breakfastvoorziening buitengebied wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.
1.13 Bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon of personen, wiens huisvesting daar, gelet op de Gebruiksactiviteiten toegestaan van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.14 Besluitgebied
Het gebied waarop het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22s Wetermansweg 10 van toepassing is.
1.15 Bevoegd gezag
Het bestuursorgaan dat bevoegd is om ten aanzien van een verzoek een besluit te nemen of een handeling uit te voeren.
1.16 Beroep of bedrijf aan huis
Een beroep of bedrijf dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonactiviteit behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonactiviteit in overeenstemming is;
1.17 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en dakvorm
Afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en dakvorm van een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarbij het voorgaande niet van toepassing is op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit omgevingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan of wijzigingsbesluit omgevingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan of besluit.
1.18 Bestaand gebruik
Gebruik van grond(en) en (een) bouwwerk(en) zoals dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaat of rechtens mag bestaan, waarbij het voorgaande niet van toepassing is op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.19 Bijgebouw
Een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (bedrijfs)woning.
1.20 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.21 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak;
1.22 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;
1.23 Bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel;
1.24 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;
1.25 Bouwwerk
Constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties anders dan een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart.
1.26 Cultuurhistorische waarde
De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.27 Dak
Iedere bovenbeëindiging van een bouwwerk.
1.28 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.29 Duurzame energie
Vormen van hernieuwbare energie die verkregen worden uit andere dan fossiele brandstoffen (zoals aardgas). Hieronder wordt onder andere begrepen energie die uit wind, stromend water, zonnestraling en aardwarmte wordt verkregen, maar ook energie die vrijkomt bij verwerking van afval (vooral verbranding) of biomassa. Het gaat om energie waarbij, door het gebruik ervan, het leefmilieu en de mogelijkheden voor toekomstige generaties niet worden benadeeld.
1.30 Duurzame energievoorziening
Een voorziening die het mogelijk maakt om een gebouw te voorzien van duurzame energie.
1.31 Erf
Bebouwd of onbebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij het omgevingsplan die inrichting niet verbiedt.
1.32 Erotisch getinte vermaaksfunctie
Een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
1.33 Extensieve dagrecreatie
Niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen, natuurobservatie en natuurspeelplaatsen.
1.34 Gebouw
Bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.35 Hellend dak
Een afdekking van een gebouw of bouwwerk, die geen horizontale of gebogen vlakken bevat, met uitzondering van dakkapellen of vergelijkbare onderdelen.
1.36 Hobbymatige activiteiten
Het uitoefenen van agrarische of natuurgerichte activiteiten die bijdragen aan het beheer van het landschap maar niet als volwaardig, reëel of deeltijd agrarisch bedrijf kunnen worden aangemerkt.
1.37 Horeca
Het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.38 Hoofdgebouw
Gebouw, of bouwkundig en functioneel te onderscheiden gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor het verrichten van andere activiteiten dan bouwactiviteiten die op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit op het perceel zijn toegestaan en, als meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die toegestane activiteiten het belangrijkst is.
1.39 Kap
Een dak met een nok en een zekere helling.
1.40 Kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
Voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.41 Kunstobject
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van culturele aard en bedoeld ter expositie al dan niet in de buitenlucht.
1.42 Landschappelijke inpassing
De situering van de ontwikkeling waarbij rekening gehouden wordt met de landschappelijke kenmerken van de nabije omgeving en waarbij de ontwikkeling wordt ingepast middels bijvoorbeeld erfbeplanting.
1.43 Landschapswaarde
De aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid van gebiedskenmerken en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.44 Natuurwaarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.45 Normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
Werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de gebruiksactiviteiten.
1.46 Nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.47 Omgevingsplan
Omgevingsplan van de gemeente Deventer als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet.
1.48 Overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.49 Onderbouw
Het doorlopende gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat geheel of grotendeels is gelegen beneden het peil.
1.50 Onderkomen
Een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn Gebruiksactiviteiten toegestaan onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voorzover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.
1.51 Overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.52 Peil
- Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- Voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdingang, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
- Voor een bouwwerk drijvend op het water: de waterspiegel;
- Voor een bouwwerk in of over het water, geen drijvend bouwwerk zijnde: de hoogte van het terrein ter plaatse van het punt dat het meest nabij ligt aan waar het water grenst aan het vasteland.
1.53 Prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.
1.54 Raamprostitutie
Een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter prostitutie plaatsvindt.
1.55 Seksautomatenhal
Een seksinrichting waarin hoofdzakelijk erotisch-pornografische voorstellingen worden gegeven met behulp van automaten.
1.56 Seksbioscoop
Een seksinrichting waarin hoofdzakelijk erotisch-pornografische voorstellingen worden gegeven door middel van audiovisuele apparatuur.
1.57 Seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop of sekstheater, een seksautomatenhal, prostitutie, waaronder tevens begrepen een parenclub en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.58 Sekstheater
Een seksinrichting waarin hoofdzakelijk erotisch-pornografische voorstellingen worden gegeven door middel van live-shows.
1.59 Teeltondersteunende voorzieningen
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:
- teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van niet meer dan 1,5 m (niet zijnde teeltondersteunende kassen of boomteelthekken) die maximaal 6 maanden op dezelfde locatie gebruikt mogen worden, waaronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, vraatnetten, boogkassen tot 0,5 m, hagelnetten, wandelkappen en schaduwhallen;
Permanente teeltondersteunende voorzieningen:
- laag: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van niet meer dan 1,5 m die langer dan 6 maanden worden gebruikt, zoals bakken op stellingen, regenkappen en containervelden; hieronder worden niet verstaan teeltondersteunende kassen en boomteelthekken;
- hoog: teeltondersteunende kassen met een bouwhoogte van meer dan 1,5 m die langer dan 6 maanden worden gebruikt.
1.60 Verkoop agrarische producten
Het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, voor zover deze producten op het eigen bedrijf zijn geteeld of het resultaat zijn van ambachtelijke be- of verwerking van agrarische producten.
1.61 Voorgevel
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.62 Voormalige bedrijfsbebouwing
Bebouwing die niet meer in gebruik is voor de uitoefening van een (agrarisch) bedrijf.
1.63 Weg
Alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
1.64 Woning/wooneenheid
Een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.65 Zijerf
De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Meet- en rekenbepalingen
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.24 gelden voor de toepassing van de regels in [H. 22s paragraaf 3] Ruimtelijke bouwactiviteiten en [H. 22s paragraaf 4] Aanwijzingen, beschermingszones, beperkingengebieden de volgende meetbepalingen:
2.1 Afstand tussen bouwwerken
Tussen bouwwerken onderling daar waar deze afstand het kleinst is.
2.2 De afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.
2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 De diepte van een aan- of uitbouw
De diepte van een aan- of uitbouw wordt loodrecht vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, gemeten.
2.5 De dakhelling
De helling van het dakvlak, gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de bovenkant van de begane grondvloer, de binnenzijde van de buitenmuren en/of scheidingsmuren en de binnenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Artikel 3 Algemene verbodsbepalingen gebruik
- Het is verboden om zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de toegelaten Gebruiksactiviteiten, zoals opgenomen in [H. 22s paragraaf 2] Gebruiksactiviteiten.
Tot een strijdig gebruik, strijdig met de toegelaten Gebruiksactiviteiten, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een speelautomatenhal.
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een kinderboerderij.
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt motorbrandstof,
- het gebruik van onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, en als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de toegelaten Gebruiksactiviteiten gerichte beheer van de gronden;
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel waarbij geen sprake is van incidenteel, in beperkte mate, en voortvloeiend uit en ondergeschikt aan de overige op het perceel toegestane activiteiten, met uitzondering van gronden waarbij middels specifieke gebruiksactiviteiten detailhandel is toegestaan;
- het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van bewoning.
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Toepassingsbereik
- De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, c, g, h, i, of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het derde lid;
- De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn, niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
- De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie Wetermansweg 10 Diepenveen, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0150.TAM019-OW01 zoals vastgelegd op www.ruimtelijkeplannen.nl.
Hoofdstuk 2 [H. 22s paragraaf 2] Gebruiksactiviteiten
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
6.1 Beroep of bedrijf aan huis
Gebruik van ruimten binnen een woning (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen, en overige bijgebouwen en overkappingen) ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt als overeenkomstig de toegestane gebruiksactiviteiten zoals opgenomen in overige artikelen in dit hoofdstuk aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonactiviteiten en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- het gebruik dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
- alleen beroepen of bedrijven zijn toegestaan die in de van deze planregels deel uitmakende [Staat van beroep- of bedrijfsactiviteiten aan huis] zijn aangeduid als milieucategorie 1, of beroepen en bedrijven die gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving redelijkerwijs met deze bedrijven kunnen worden gelijkgesteld;
- het gebruik mag geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte hebben;
- maximaal 35% van de vloeroppervlakte van de woning (met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen), tot ten hoogste (en in totaal) 100 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;
- er mag geen detailhandel plaatsvinden;
er mag geen horeca plaatsvinden, waarbij in afwijking hiervan een Bed and Breakfastvoorziening buitengebied mag worden gerealiseerd mits:
- de toeristisch recreatieve overnachtingsmogelijkheid niet als zelfstandige wooneenheid functioneert (de realisatie van een aparte kookgelegenheid is niet toegestaan);
- het authentieke uiterlijk of de verschijningsvorm van de woning wordt gehandhaafd;
- het maximaal aantal slaapplaatsen ten dienste van de Bed and Breakfastvoorziening buitengebied niet meer dan 4 bedraagt;
- er mag geen seksinrichting worden opgericht;
- het beroep of bedrijf dient door een bewoner van de woning te worden uitgeoefend.
6.2 Kleinschalige kinderopvang
6.2.1 Gebruiksregels
Gebruik van ruimten binnen een bedrijfswoning of woning (i.c. hoofdgebouw , aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen) ten behoeve van kleinschalige kinderopvang wordt als overeenkomstig de toegestane gebruiksactiviteiten zoals opgenomen in overige artikelen in dit hoofdstuk aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonactiviteiten en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- het maximaal aantal kinderen dat gelijktijdig mag worden opgevangen is 6;
- het gebruik dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
- het gebruik mag geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte hebben.
6.2.2 Toepassingsbereik
Het bepaalde in lid 6.2.1 is niet van toepassing op een bedrijfswoning of woning (i.c. hoofdgebouw, aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen), die geheel of gedeeltelijk ligt binnen:
- een beschermingszone van een hoofdtransportaardgasleiding;
- een brand- en/of explosieaandachtsgebied
- een veiligheidszone van een lpg-vulpunt;
- een veiligheidszone van een munitieopslag;
- een straal van 160 meter vanaf gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - risicobron';
- een jaargemiddelde magneetveld langs hoogspanningslijnen hoger dan 0,4 microtesla (µT);
- 2 kilometer van een geitenhouderij.
6.3 Voorwaardelijke verplichting parkeren auto’s en fietsen, laden en lossen
6.3.1 Gebruiksregels
- Een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden, zoals toegestaan op grond van de onderliggende bouw- en gebruiksactiviteiten, waarbij sprake is van een parkeerbehoefte, wordt niet eerder verleend dan nadat in voldoende mate is voorzien in parkeergelegenheid voor auto's en fietsen , overeenkomstig de 'Beleidsregels Parkeren bestemmingsplannen Deventer' (2015) en de 'Nota parkeernormen 2013';
- Een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden, zoals toegestaan op grond van de onderliggende bouw- en gebruiksactiviteiten, waarbij sprake is van een behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, wordt niet eerder verleend dan nadat in voldoende mate is voorzien in ruimte voor het laden en lossen van goederen, overeenkomstig de 'Beleidsregels Parkeren bestemmingsplannen Deventer' (2015) en de 'Nota parkeernormen 2013';
- Als de onder a bedoelde beleidsregels en de 'Nota parkeernormen' worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
6.3.2 Afwijken van de gebruiksregels
- Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning en overeenkomstig de Beleidsregels parkeren bestemmingsplannen Deventer (2015) afwijken van het bepaalde in artikel 6.3.1 sub a en artikel 6.3.1 sub b inzake de eis dat in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen en ruimte voor laden en lossen moet worden voorzien, mits in dat geval sprake is van een integrale afweging en daarmee een ander, zwaarder wegend belang wordt gediend en dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de kwaliteit van de openbare ruimte.
- Als de onder a bedoelde beleidsregels of nota wordt gewijzigd, dan wordt met die wijziging rekening gehouden.
6.3.3 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden en bouwwerken met een parkeerbehoefte dan wel een behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen zonder dat hierin in voldoende mate is voorzien overeenkomstig de 'Beleidsregels Parkeren bestemmingsplannen Deventer' (2015) en de 'Nota Parkeernormen 2013' van de gemeente Deventer.
Artikel 7 Agrarisch met waarden - landschapswaarden
7.1 Gebruiksactiviteiten toegestaan
In het als Agrarisch met waarden - landschapswaarden aangewezen gebied zijn de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:
- grondgebruik ten dienste van de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1.5 onder a, e en f;
- de verkoop-aan-huis streekeigen agrarische producten;
- ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten;
- behoud, versterking en ontwikkeling van de landschapswaarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid en de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen);
- extensieve dagrecreatie;
- met de daarbij behorende voorzieningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is een bedrijfswoning niet toegestaan.
Artikel 8 Wonen - Buitengebied
8.1 Gebruiksactiviteiten toegestaan
In het als Wonen - buitengebied aangewezen gebied zijn de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:
het wonen, in niet gestapelde vorm;
- al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis conform het gestelde in artikel 6.1 en kleinschalige kinderopvang conform het gestelde in artikel 6.2;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' voormalige bedrijfsbebouwing;
- bij deze toegestane gebruiksactiviteiten behorende voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- de in onderstaande tabel 'Nevenactiviteiten die bij recht zijn toegestaan' vermelde toegestane nevenactiviteiten;
- Bed and Breakfastvoorziening buitengebied;
nevenactiviteiten | maximaal aantal m² |
| | gronden in gebruik voor nevenactiviteiten | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenactiviteiten |
verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten | - | 100 m² |
inpandige opslag en stalling | - | 500 m² |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) | - | 200 m² |
kano-, boot- of fietsenverhuur | - | 100 m² |
Tabel: nevenactiviteiten die bij recht zijn toegestaan
8.2 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- bij een combinatie van nevenactiviteiten mag de bebouwingsoppervlakte ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
- bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning;
- het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 4;
- nevenactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan binnen bestaande bebouwing;
- de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen detailhandel toegestaan.
Hoofdstuk 3 [H. 22s paragraaf 3] Ruimtelijke bouwactiviteiten
Artikel 9 Algemene regels bouwactiviteiten
9.1 Toepassingsbereik
Artikel 22.27 is alleen van toepassing op bouwactiviteiten die voldoen aan de regels uit hoofdstuk 3.
9.2 Bestaande afstanden en maten
- In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand van bouwwerken, die rechtens tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in of krachtens het bepaalde in Hoofdstuk 3 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven respectievelijk maximaal toegestaan.
10.1 Toepassingsbereik
Artikel 10 geldt ter plaatse van 'Bouwregel-18'.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen van woningen, inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen, aangebouwde overkappingen en ondergrondse bouwwerken met een ruimtelijke uitstraling, gelden de volgende regels als bedoeld in artikel 22.29, eerste lid, onder a:
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de toegelaten functie worden gebouwd;
- bijgebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevel gebouwd worden;
- de afstand tussen de woning en het bijgebouw bedraagt ten hoogste 20 m;
- verder geldt het volgende:
| | max. aantal per bouwvlak | max. inhoud | max. oppervlakte | max. goothoogte | max. bouwhoogte | dakhelling |
woningen (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) | één | 750 m³ | - | 4,5 m | 10 m | 20°/55° |
overige bijgebouwen en overkappingen per woning | - | - | 100 m² | 3 m | 6 m | 20°/55° |
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' m.u.v. de woning | - | bestaand** | bestaand** | bestaand** | bestaand** | bestaand** |
lichtmasten ten behoeve van paardenbakken | - | - | - | - | 6 m | - |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - overige plaatsen | - | - | - | - | | - |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | 3 m | - |
- = Niet van toepassing.
* = Niet van toepassing voor platte, ondergeschikte bouwdelen.
** = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
met dien verstande dat:
voor de reeds bestaande bijgebouwen en overkappingen boven de 100 m² het volgende geldt:
- het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
- nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
- het gebruik van kassen, anders dan hobbykassen is in geen geval toegestaan;
- van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien bebouwing boven de 100 m², niet zijnde de woning, wordt gesaneerd, met dien verstande dat de oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing ten hoogste 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m²;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' het volgende geldt:
- het uitbreiden van bestaande bebouwing, niet zijnde de (voormalige bedrijfs)woning, is in geen geval toegestaan;
- nieuwbouw van gebouwen, uitgezonderd de (voormalige bedrijfs)woning, is in geen geval toegestaan;
- nieuwbouw van de (voormalige bedrijfs)woning is uitsluitend toegestaan mits de nieuwbouw plaatsvindt op of binnen de bestaande funderingen;
- het gebruik van kassen is in geen geval toegestaan;
- van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien alle bebouwing, niet zijnde de woning, wordt gesaneerd, met dien verstande dat de oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing ten hoogste 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m².
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Ten behoeve van nieuwbouw bij voormalige agrarische bedrijven
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 10.2 sub f onder 2 teneinde nieuwbouw toe te staan met inachtneming van het volgende:
er dient sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen plaats te vinden, hierbij geldt het volgende:
- indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag de gesloopte oppervlakte teruggebouwd worden;
- indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden;
- van de gesloopte oppervlakte boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat de maximum oppervlakte dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m²;
- door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan.
- tevens dienen bij het plan de aspecten hittestress en klimaatadaptatie in voldoende mate te zijn betrokken.
11.1 Toepassingsbereik
Artikel 11 geldt ter plaatse van 'Bouwregel-47'.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen, veekeringen en paardenbakken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
- ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de woningen aaneengebouwd te zijn;
- verder geldt het volgende:
| | max. aantal per bouwvlak | max. oppervlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | dakhelling (min./ max.) |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) | één, tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven | - | 750 m3 | 4,5 m | 10 m | 20°/55°** |
bijgebouwen en overkappingen per woning | - | 100 m2 | - | 3 m | 6 m | 12°/55°** |
hoge permanente teeltondersteunend kassen ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'teeltondersteunende voorzieningen' | - | 1.500 m2 | - | - | 6 m | - |
lage permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'lage teeltondersteunende voorzieningen' [sba -ltv] | - | - | - | - | 1,5 m | - |
overige hoge permanente teeltondersteunende kassen | - | 500 m2 | - | - | 6 m | - |
rijhal ten behoeve van een paardenfokkerij > 70 Nge | - | 1.000 m2 | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' | - | bestaand* | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
bedrijfsgebouwen ten behoeve van een agrarisch hulpbedrijf ter plaatse van de aanduiding (specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulpbedrijf) | - | bestaand + 25% | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' | - | bestaand* | - | bestaand* | bestaand* | - |
overige bedrijfsgebouwen | - | volledig bouwvlak | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
sleufsilo's | - | - | - | - | 2 m | - |
voedersilo's | - | - | - | - | 15 m | - |
mestsilo's | - | - | - | - | 6 m | - |
mestopslagplaten | - | - | - | - | 3 m | - |
luchtwassers | - | - | - | - | 12 m | - |
lichtmasten ten behoeve van paardenbakken | - | - | - | - | 6 m | - |
lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' | - | - | - | - | 8 m | - |
erf- of terreinafscheidingen:- voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | - |
1 m 1 m
2 m
| - |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | 3 m | |
- = Niet van toepassing.
* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
** = Niet van toepassing voor platte, ondergeschikte bouwdelen.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Ten behoeve van overschrijding het bouwvlak
In afwijking van het bepaalde in
artikel 11.2 sub a en in aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 in hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan kan - ten behoeve van agrarische bedrijven - een omgevingsvergunning ook worden verleend voor het afwijken van het aangeduide bouwvlak, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist;
- er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in artikel 7.1 sub d niet onevenredig worden aangetast;
- het bouwvlak mag eenmalig worden overschreden met niet meer dan 25 m, met dien verstande dat het maximum te overschrijden oppervlak ten hoogste 250 m² bedraagt;
- van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruik gemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
- de oppervlakte van het bouwvlak en de oppervlakte van de overschrijding mag samen in geen geval meer bedragen dan 1,5 ha.
11.3.2 Ten behoeve van kuilplaten, sleufsilo's en mestopslag buiten het bouwvlak
In afwijking van het bepaalde in
artikel 11.2 sub a en in aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 in hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan kan - ten behoeve van agrarische bedrijven - een omgevingsvergunning ook worden verleend om kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestopslag buiten het bouwvlak toe te staan, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aansluitend aan het bouwvlak en binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak worden gerealiseerd;
- van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht wordt genomen;
- er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande landschappelijke waarden, zoals genoemd in artikel 7.1 sub d, niet onevenredig worden aangetast;
- mestopslag in mestsilo's is niet toegestaan;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken behorende bij mestzakken bedraagt ten hoogste 2 m.
11.3.3 Ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen
In afwijking van het bepaalde in
artikel 11.2 sub a en in aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 in hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan kan - ten behoeve van agrarische bedrijven - een omgevingsvergunning ook worden verleend om tijdelijke en permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak toe te staan, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- de bevoegdheid tot afwijken is niet van toepassing op hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen;
- lage permanente en hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan het bouwvlak;
- de hoogte van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt ten hoogste 4 m;
- het oppervlak van lage permanente teeltondersteunende voorzieningen bedraagt ten hoogste 2 ha;
- de bestaande landschappelijke waarden zoals genoemd in artikel 7.1 sub d niet onevenredig worden aangetast.
11.3.4 Ten behoeve van regenkappen
In afwijking van het bepaalde in
artikel 11.2 sub a en in aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 in hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan kan - ten behoeve van agrarische bedrijven - een omgevingsvergunning ook worden verleend om permanente teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van regenkappen buiten het bouwvlak toe te staan, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- de bevoegdheid tot afwijken is uitsluitend van toepassing op regenkappen behorende bij een fruitteeltbedrijf.
11.3.5 Ten behoeve van de bouw van afwijkende stalsystemen in de vorm van serrestallen en boogstallen
In afwijking van het bepaalde in
artikel 11.2 sub d en in aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 in hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan kan - ten behoeve van agrarische bedrijven - een omgevingsvergunning ook worden verleend voor het afwijken van de goothoogte en dakhelling voor bedrijfsgebouwen, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- ten behoeve van de bouw van serrestallen en/of boogstallen;
- er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande landschappelijke waarden, zoals genoemd in artikel 7.1 sub d, niet onevenredig worden aangetast.
11.3.6 Ten behoeve van hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen
In afwijking van het bepaalde in
artikel 11.2 sub d en in aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 in hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan kan - ten behoeve van agrarische bedrijven - een omgevingsvergunning ook worden verleend om een groter oppervlak dan 500 m² aan permanente hoge teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak toe te staan, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- er dient te worden voorzien in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande landschappelijke waarden, zoals genoemd in artikel 7.1 sub d, niet onevenredig worden aangetast.
11.3.7 Ten behoeve van bebouwingsoppervlak paardenhouderijen
In afwijking van het bepaalde in
artikel 11.2 sub d en in aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 in hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan kan - ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' - een omgevingsvergunning ook worden verleend om een groter bebouwingsoppervlak toe te staan, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- het bebouwingsoppervlak bedraagt ten hoogste 1 ha;
- de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden middels een bedrijfsplan;
- er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande landschappelijke waarden, zoals genoemd in artikel 7.1 sub d, niet onevenredig worden aangetast.
11.3.8 Ten behoeve van paardenbakken buiten het bouwvlak
In afwijking van het bepaalde in
artikel 11.2 en in aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 in hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan kan bij toepassing van de binnenplanse omgevingsplanactiviteit zoals opgenomen in
artikel 11.3 een omgevingsvergunning ook worden verleend om een afrastering behorende bij een paardenbak met een hoogte van ten hoogste 1,5 m toe te staan.
11.3.9 Realisatie bio-energie installatie
In afwijking van het bepaalde in
artikel 11.2 en in aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 in hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan kan - ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven - een omgevingsvergunning ook worden verleend om een groter bebouwingsoppervlak toe te staan, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- realisatie van de bio-energie installatie dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;
- de gezamenlijke inhoud van de bio-energie en biomassa silo's bedraagt ten hoogste 3.000 m³;
- de verwerkingscapaciteit bedraagt ten hoogste 80 ton biomassa per dag;
- de bio-energie productie dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
- er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande landschappelijke waarden, zoals genoemd in artikel 7.1 sub d, niet onevenredig worden aangetast.
Hoofdstuk 4 [H. 22s paragraaf 4] Aanwijzingen, beschermingszones, beperkingengebieden
Artikel 12 Aanlegstelsel Agrarisch met waarden
12.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Het is verboden op of in de gronden met de gebruiksactiviteiten '
Agrarisch met waarden - landschapswaarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen;
- graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage;
- het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
- de aanleg van verhardingen > 50 m² (zoals verharde wandel- of fietspaden en kavelpaden).
12.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in
artikel 12.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden:
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen
- in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- waarmee op grond van een omgevingsvergunning is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
- waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, indien daarvoor geen omgevingsvergunning vereist was.
- binnen een bouwvlak plaatsvinden;
- voor eenmalig ophogen van grond tot een hoogte van maximaal 25 cm met een maximale oppervlakte van 2.000 m².
Artikel 13 Waarde - Archeologie - 2
13.1 Aanwijzing archeologisch waardevol gebied
In het gebied 'Waarde - Archeologie - 2' gelden, naast de andere daar opgenomen regels over activiteiten, regels ter bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.
13.2 Specifieke indieningsvereisten voor de ruimtelijke bouwactiviteit in een archeologisch waardevol gebied
Onverminderd de andere op deze locatie voorkomende bouwregels, zoals opgenomen in Hoofdstuk 3 en in aanvulling op de aanvraagvereisten zoals opgenomen in artikel 22.35 in hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan is de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwwerken:
- met een oppervlakte groter dan 2.500 m²;
- waarbij benodigde grondingrepen, zoals graafwerkzaamheden en heiwerkzaamheden, dieper zijn dan 0,5 m onder maaiveld, en
- die worden gebouwd op en/of in de gronden als bedoeld in artikel 13.1,
verplicht een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld, tenzij:
- als het bouwen uitsluitend betrekking heeft op de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering,
- als de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag al voldoende vaststaat.
13.3 Koppelen voorschriften aan de omgevingsvergunning voor de ruimtelijke bouwactiviteit in een archeologisch waardevol gebied
13.3.1 Voorschriften in omgevingsvergunning volgend uit archeologisch rapport
Indien uit het in
artikel 13.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen een of meerdere van de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten of archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 van de Erfgoedwet op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen.
13.3.2 Visuele waarneming als voorschrift in de omgevingsvergunning
Indien de ingreep dieper is dan 0,5 m onder maaiveld en meer dan 1.000 m² maar minder dan 2.500 m² bedraagt kan aan de omgevingsvergunning de voorwaarde worden verbonden dat gelegenheid moet worden geboden voor een archeologische waarneming tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.
13.4 Aanvullende beoordelingsregels voor de ruimtelijke bouwactiviteit in een archeologisch waardevol gebied
In aanvulling op de beoordelingsregels zoals opgenomen in Hoofdstuk 3 wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwwerken uitsluitend verleend als aangetoond is dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning niet zullen worden verstoord, tenzij er voorschriften aan de omgevingsvergunning gekoppeld worden zoals bedoeld in
artikel 13.3.
13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (aanlegactiviteit) in een archeologisch waardevol gebied
13.5.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit op en/of in de gronden als bedoeld in
artikel 13.1, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, waarbij sprake is van een bodemingreep die groter is dan 1000 m² en een bodemverstoring die dieper is dan 0,50 m onder maaiveld:
- het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
- het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;
- het uitvoeren van graafwerkzaamheden en grondbewerkingen;
- het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
- het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
- het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen;
- het uitvoeren van sloopwerkzaamheden met een bodemverstorende werking.
13.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in
artikel 13.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden:
- in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- in het kader van archeologisch onderzoek en/of het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
- indien op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische monumenten of waarden aanwezig zijn;
- die noodzakelijk zijn met het oog op het realiseren van een bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
- waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan indien daarvoor geen vergunning vereist was;
- waarmee op grond van een omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding worden van het plan.
13.6 Specifieke indieningsvereisten voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (aanlegactiviteit) in een archeologisch waardevol gebied
Overeenkomstig de aanvraagvereisten zoals opgenomen in artikel 22.284 tweede lid van dit omgevingsplan is de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 13.5.1 verplicht een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld, tenzij:
- de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen al voldoende vaststaat;
- de werkzaamheden plaatsvinden over een oppervlakte groter dan 1.000 m² en kleiner is dan 2.500 m².
13.7 Koppelen voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (aanlegactiviteit) in een archeologisch waardevol gebied
13.7.1 Voorschriften in omgevingsvergunning volgend uit archeologisch rapport
Indien uit het in
artikel 13.6 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen een of meerdere van de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten of archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 van de Erfgoedwet op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen.
13.7.2 Visuele waarneming als voorschrift in omgevingsvergunning
Indien de ingreep dieper is dan 0,5 m onder maaiveld en meer dan 1.000 m² maar minder dan 2.500 m² bedraagt kan aan de vergunning het voorschrift worden verbonden tot het bieden van gelegenheid voor een archeologische waarneming tijdens de werkzaamheden.
13.8 Beoordelingsregels omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (aanlegactiviteit) in een archeologisch waardevol gebied
De in
artikel 13.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden.
Artikel 14 Waarde - Archeologie - 4
14.1 Aanwijzing archeologisch waardevol gebied
In het gebied 'Waarde - Archeologie - 4' gelden, naast de andere daar opgenomen regels over activiteiten, regels ter bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.
14.2 Specifieke indieningsvereisten voor de ruimtelijke bouwactiviteit in een archeologisch waardevol gebied
Onverminderd de andere op deze locatie voorkomende bouwregels, zoals opgenomen in Hoofdstuk 3 en in aanvulling op de aanvraagvereisten zoals opgenomen in artikel 22.35 in hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan is de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwwerken:
- met een oppervlakte groter dan 200 m²;
- waarbij benodigde grondingrepen, zoals graafwerkzaamheden en heiwerkzaamheden, dieper zijn dan 0,5 m onder maaiveld, en
- die worden gebouwd op en/of in de gronden als bedoeld in artikel 14.1,
verplicht een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld, tenzij:
- als het bouwen uitsluitend betrekking heeft op de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering,
- als de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag al voldoende vaststaat.
14.3 Koppelen voorschriften aan de omgevingsvergunning voor de ruimtelijke bouwactiviteit in een archeologisch waardevol gebied
14.3.1 Voorschriften in omgevingsvergunning volgend uit archeologisch rapport
Indien uit het in
artikel 14.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen een of meerdere van de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten of archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 van de Erfgoedwet op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen.
14.3.2 Visuele waarneming als voorschrift in de omgevingsvergunning
Indien de ingreep dieper is dan 0,5 m onder maaiveld en meer dan 100 m² maar minder dan 200 m² bedraagt kan aan de omgevingsvergunning de voorwaarde worden verbonden dat gelegenheid moet worden geboden voor een archeologische waarneming tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.
14.4 Aanvullende beoordelingsregels voor de ruimtelijke bouwactiviteit in een archeologisch waardevol gebied
In aanvulling op de beoordelingsregels zoals opgenomen in Hoofdstuk 3 wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwwerken uitsluitend verleend als aangetoond is dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning niet zullen worden verstoord, tenzij er voorschriften aan de omgevingsvergunning gekoppeld worden zoals bedoeld in
artikel 14.3.
14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (aanlegactiviteit) in een archeologisch waardevol gebied
14.5.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit op en/of in de gronden als bedoeld in
artikel 14.1, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, waarbij sprake is van een bodemingreep die groter is dan 100 m² en een bodemverstoring die dieper is dan 0,50 m onder maaiveld:
- het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
- het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;
- het uitvoeren van graafwerkzaamheden en grondbewerkingen;
- het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
- het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
- het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen;
- het uitvoeren van sloopwerkzaamheden met een bodemverstorende werking.
14.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in
artikel 14.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden:
- in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- in het kader van archeologisch onderzoek en/of het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
- indien op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd rapport is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische monumenten of waarden aanwezig zijn;
- die noodzakelijk zijn met het oog op het realiseren van een bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
- waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan indien daarvoor geen vergunning vereist was;
- waarmee op grond van een omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding worden van het plan.
14.6 Specifieke indieningsvereisten voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (aanlegactiviteit) in een archeologisch waardevol gebied
Overeenkomstig de aanvraagvereisten zoals opgenomen in artikel 22.284 tweede lid van dit omgevingsplan is de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 14.5.1 verplicht een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld, tenzij:
- de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen al voldoende vaststaat;
- de werkzaamheden plaatsvinden over een oppervlakte groter dan 100 m² en kleiner is dan 200 m².
14.7 Koppelen voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (aanlegactiviteit) in een archeologisch waardevol gebied
14.7.1 Voorschriften in omgevingsvergunning volgend uit archeologisch rapport
Indien uit het in
artikel 14.6 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen een of meerdere van de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten of archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 van de Erfgoedwet op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen.
14.7.2 Visuele waarneming als voorschrift in omgevingsvergunning
Indien de ingreep dieper is dan 0,5 m onder maaiveld en meer dan 100 m² maar minder dan 200 m² bedraagt kan aan de vergunning het voorschrift worden verbonden tot het bieden van gelegenheid voor een archeologische waarneming tijdens de werkzaamheden.
14.8 Beoordelingsregels omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (aanlegactiviteit) in een archeologisch waardevol gebied
De in
artikel 14.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden.
Hoofdstuk 5 [H. 22s paragraaf 5] Beheer en onderhoud
Artikel 15 Verplichting natuurinclusief bouwen
15.1 Uitvoerings- en instandhoudingsverplichting inrichting en natuurinclusieve maatregelen
- Ter plaatse van het werkingsgebied Wetermansweg 10 is de rechthebbende verplicht om binnen 18 maanden na het onherroepelijk worden van dit wijzigingsbesluit natuurinclusieve maatregelen uit te voeren conform het in bijlage 2 van de bijlagen bij de regels opgenomen Puntensysteem Natuur Inclusief Bouwen, waarbij ten minste 5 punten worden behaald;
- De op grond van lid a uitgevoerde natuurinclusieve maatregelen worden op duurzame wijze in stand gehouden.
Hoofdstuk 6 [H22s paragraaf 6] Overgangsregels
Voor de toepassing van dit hoofdstuk [22s] geldt het volgende overgangsrecht: