direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Deventer, Rodijksweg 7
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.W010-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Algemeen

Bij de gemeente Deventer is op 13 juni 2013 een aanvraag om wijziging van het bestemmingsplan ontvangen. De aanvraag voorziet in splitsing van de karakteristieke bedrijfswoning naar in totaal drie bedrijfswoningen. De drie bedrijfswoningen zijn onderdeel van het agrarische bedrijf op de Rodijksweg 7 in Deventer.

In de volgende figuur is de ligging van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W010-VG01_0001.jpg"

Globale ligging plangebied 'Buitengebied Deventer, Rodijksweg 7'

Plangbied

Het perceel Rodijksweg 7 ligt aan de Rodijksweg en is onderdeel van landgoed 'De Bannink', gelegen ten oosten van Deventer. Het erf is in de omgeving bekend onder de historische naam 'Erve Slonnink'. Het perceel is kadastraal bekend gemeente Deventer, sectie H, nummer 4613.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W010-VG01_0002.png"

  Kadastrale kaart van de Rodijksweg 7 en omgeving

Planologische regiem

Voor bovengenoemd perceel geldt momenteel het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer' (vastgesteld 6 juni 2012). Het beoogde plan is in strijd met dit bestemmingsplan. Het perceel heeft in het bestemmingspan 'Buitengebied Deventer' de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschapswaarden'. Op de gronden die bestemd zijn met 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschapswaarden' mag één bedrijfswoning per bouwvlak worden gebouwd. Het splitsing van de bestaande bedrijfswoning in drie bedrijfswoningen is hiermee in strijd.

Het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer' geeft het college van b&w de mogelijkheid het bestemmingsplan te wijzigigen. De wijzigingsbevoegdheid voorziet in splitsing van karakteristieke panden, waarmee het behoud van de karakteristieke waarden van de boerderij gestimuleerd wordt. Het voorliggende initiatief voldoet aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid, waardoor medewerking aan dit initiatief mogelijk is.

Met het voorliggende wijzigingsplan wordt de splitsing van het bedrijfsgebouw in 3 bedrijfswoningen (2 extra) juridisch planologisch mogelijk gemaakt.

Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven, de uitgangssituatie op de locatie en het voorgenomen (bouw)plan. In hoofdstuk 3 volgt de ruimtelijke onderbouwing. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de voor dit plan relevante beleidskaders en de zogeheten randvoorwaarden zoals archeologie, water en milieuhygiënische aspecten. Op basis van deze onderbouwing wordt duidelijk gemaakt waarom de voorgenomen ontwikkeling acceptabel is. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de planopzet en de juridische aspecten nader toegelicht. Hoofdstuk 5 gaat ten slotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Huidige situatie

Het plangebied wordt gevormd door het erf van het agrarische bedrijf aan de Rodijksweg 7. Op het erf staan een woning, vier schuren en zes overkapte parkeerplaatsen. Het erf is voor een groot gedeelte verhard.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W010-VG01_0003.png"

Luchtfoto van Rodijksweg 7.

De woning is een boerderij van het type hallenhuis met dwarsdeel. Voor zover bekent de enige boerderij van dit type in de gemeente Deventer. Het voorhuis van de boerderij is bewoond. De deel dient momenteel als bergruimte en wordt nauwelijk betreden. Het dak van de boerderij is voorzien van rieten dek.

Het erf ligt te midden van grote percelen die bedoeld zijn voor agrarisch gebruik. In de nabijheid van het plangebied ligt een bebost gebied en de Stonninkskolk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W010-VG01_0004.png"

Enkele foto's van de bestaande situatie

Toekomstige situatie

Het beoogde plan behelst de splitsing van de aanwezige bedrijfswoning in drie aparte bedrijfswoningen in dezelfde boerderij. De drie bedrijfswoningen zullen ten dienste van het agrarisch bedrijf blijven. Functioneel verandert er dan ook vrijwel niets.

Fysieke veranderingen zullen beperkt blijven tot wat er nodig is om de boerderij in drie aparte woningen te splitsen. Gelet op het feit dat behoud van de karakteristieke waarden van de boerderij het uitgangspunt is, wordt er in de verschijningsvorm van nieuwe ramen en deuren aansluiting gezocht bij de bestaande situatie.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke onderbouwing

Inleiding

Om te oordelen of de in het vorige hoofdstuk beschreven (ruimtelijke) ontwikkeling mogelijk en wenselijk is, is deze getoetst aan het relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Ook is het plan getoetst aan de wettelijk vastgestelde milieukwaliteitseisen, de Wet op de archeologische monumentenzorg en de Monumentenwet. Tevens zijn de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling op de waterhuishouding (de watertoets) en de mobiliteit beoordeeld en afgewogen.

3.1 Beleidskaders

Rijksbeleid

Bij het vaststellen van dit wijzigingsplan zijn geen rechtstreekse Europese en nationale ruimtelijke belangen betrokken. De algemene beleidsrichtlijnen van het Europees en rijksbeleid, o.a. de Nota Ruimte, worden nader uitgewerkt in provinciaal en gemeentelijk beleid en om die reden niet nader behandeld.

Provinciaal beleid

De beleidsrichtlijnen uit de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening zijn verwerkt in het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer'. In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt door 'het Oversticht' aangewezen karakteristieke panden te splitsen in meerdere wooneenheden, indien dat bijdraagt aan het behoud en de versterking van de karakteristiek van het betreffende pand.

Deze wijzigingsbevoegdheid sluit aan op de provinciale ambitie de verscheidenheid en identiteit van (binnen-) stedelijke kwaliteit en mooie landschappen in het buitengebied te behouden en te versterken, door o.a. in te zetten op het behoud en het versterken van cultureel erfgoed (monumenten, industrieel en agrarisch erfgoed).

Of en op welke wijze sprake is van behoud en herstelt van de karakteristiek waarden van het pand en daarmee het agrarische erfgoed wordt nader beschreven en gemotiveerd in paragraaf 3.2 'Cultuurhistorie en monumenten'.

Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer'

Cultuurhistorie

Onderdeel van het gemeentelijk beleid voor het buitengebied is het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, erven en ensembles. Het betreft zowel monumenten als karakteristieke panden. De gemeente Deventer heeft 'het Oversticht' gevraagd een inventarisatie naar de karakteristieke panden uit te voeren en om een voorstel te doen voor actualisatie van gemeentelijke monumenten. Dit heeft geresulteerd in het document 'karakteristieke panden en gemeentelijke monumenten' (november 2009). Op de verbeelding in het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer' zijn de karakteristieke panden en monumenten voorzien van een aanduiding.

Om het behoud van de karakteristieke panden en erven te kunnen waarborgen en te stimuleren, zijn in het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer' de volgende wijzigingsregels opgenomen:

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde het toestaan van extra woningen in monumenten en karakteristieke panden die hoofdgebouwen zijn.
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde het toestaan van een extra wooneenheid in een karakteristiek gebouw of monument dat niet is aangebouwd aan de (voormalige) bedrijfswoning.

Het voorliggende wijzigingsplan dat voorziet in de mogelijkheid twee extra woningen te realiseren door de bestaande karakteristieke bedrijfswoning op te splitsen naar in totaal drie bedrijfswoningen, past binnen dit beleid. De draagkracht voor het behoud van de karakteristieke boerderij wordt door het realiseren van twee extra woningen in het pand vergroot. Dit is uiteindelijk positief voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden.

3.2 Cultuurhistorie en monumenten

Op grond van de wet Modernisering Monumentenzorg (de MoMo), die per 1 januari 2012 van kracht is geworden, moet een goede ruimtelijke onderbouwing een beschrijving bevatten van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Gemeentelijke en/of Rijksmonumenten

Op het erf Rodijksweg 7 zijn geen monumenten gelegen.

Cultuurhistorische waarden

Geschiedenis van de Bannink en erve Slonnink 

De Bannink is een agrarisch landgoed in het voormalig schoutambt Colmschate. De eerste vermelding is 1385. Van 1682 tot omstreeks 1800 was de Bannink in bezit van de familie Jordens. Op het landgoed stond een eenvoudig zomerverblijf waar de familie veel verbleef. In 1749 liet burgemeester Joan Jordens "de spijker" vervangen door een landhuis. Het landhuis had een lanenstelsel, afgebeeld op een kaart van 1783. Het geometrisch lanenstelsel wordt begin 19e eeuw aangevuld met landschappelijke (gegraven) vijvers, die kolken worden genoemd. Ook bij de boerderij Slonnink wordt een vijver gegraven die de Slonninkkolk wordt genoemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W010-VG01_0005.png"

Bewerkte kadastrale minuut uit het document 'landgoederen Gemeente Deventer'.

Erve Slonnink

De eerste vermelding van erve Slonnink is 1399. In 1493 wordt de boerderij aangekocht door het klooster Ter Hunnepe. De boerderij blijft in eigendom van het klooster Ter Hunnepe tot het bezit in 1795 als domeingoed aan de staat vervalt. Na taxatie in 1813 volgt er een veiling. Het erf bestaande uit een huis, schuur, twee zaadbergen en schaapskot, bakhuis, hof, bosgrond, bouw- en weiland, wordt gekocht door mevrouw Westervelt-Jordens waardoor het erf sinds die tijd deel uitmaakt van landgoed de Bannink. In 1917 kwam de eerste Aarnink op het erf te wonen en nog steeds is de familie Aarnink de pachter op erve Slonnink. Op 8 april 1945 brandt de boerderij door oorlogsgeweld af. Na de oorlog wordt de huidige boerderij gebouwd. Het is een sobere wederopbouwboerderij met nog veel oorspronkelijke elementen.

Beschrijving karakteristiek

In september 2009 heeft het Oversticht in opdracht van de gemeente Deventer het buitengebied onderzocht op de aanwezigheid van karakteristieke panden. Erve Slonnink, zoals het erf aan de Rodijksweg 7 bekend staat, is karakteristiek beoordeeld om de volgende redenen:.

  • de waardevolle relatie met het landschap; de boerderij is beeldbepalend voor zijn directe omgeving;
  • de erfstructuur; de boerderij is een boerderij van het type hallenhuis met dwarsdeel. Voor zover bekent is het de enige boerderij van dit type in de gemeente Deventer. De ontsluiting en de bijgebouwen hebben een logische relatie met de boerderij;
  • de groene erfinrichting is waardevol;
  • de streekeigenheid; de hoofdvorm en detaillering zijn kenmerkend voor de boerderijen in de gemeente Deventer;
  • herkenbaarheid; de agrarische functie is duidelijk herkenbaar;
  • de gaafheid; de boerderij is sinds de wederopbouw weinig gewijzigd;
  • de architectuurhistorische en cultuurhistorische waarde; de wederopbouwboerderij wordt na de oorlog door M. van Harte herbouwd.

Het plan

Er wordt voorgesteld een karakteristieke boerderij te splitsen. In de deel van de boerderij worden 2 extra bedrijfswoningen gerealiseerd.

Toetsingscriteria

De boerderij ligt binnen de grenzen van landgoed 'De Bannink'. Lucia Alberts heeft in november 2010 een onderzoek uitgevoerd naar de begrenzing en de waardevolle elementen van landgoederen. Dit heeft geresulteerd in het document 'landgoederen Gemeente Deventer'. Dit document wordt bij toetsing door de Planadviesraad gebruikt als redengevende omschrijving van het landgoed. (In de welstandsnota staat met betrekking tot landgoederen geschreven: Uitgangspunt is dat alle nieuwbouw en aanpassingen aan bestaande gebouwen op een landgoed passen binnen de ruimtelijke karakteristiek die voor de afzonderlijke landgoederen is omschreven in de notitie 'De Deventer Landgoederen beschrijving en waardering')

De voorliggende splitsing van deze karakteristieke boerderij in drie bedrijfswoningen kan bijdragen aan het behoud van de cultuurhistorische waarden mits bij de herbestemming van de deel tot twee bedrijfswoningen de cultuurhistorische waarden voldoende behouden blijven. Hiermee bedoelen we onder andere:

  • De boerderij blijft aan de binnen- en buitenzijde duidelijk herkenbaar als wederopbouwboerderij van het type hallenhuis met dwarsdeel.
  • De oorspronkelijke indeling van ramen en deuren blijft grotendeels behouden. De hooiluiken en deeldeuren kunnen worden opengezet ten behoeve van extra daglicht.
  • Het karakterverschil tussen het voorhuis en de deel blijft goed herkenbaar.
  • De detaillering van de wederopbouwarchitectuur is zorgvuldig en terughoudend en moet uitgangspunt zijn bij de vormgeving van de nieuwe ramen en deuren.
  • Het aantal dakramen blijft beperkt ten behoeve van een redelijk gesloten dakvlak.

Conclusie:

In het plan is in basis voldoende rekening gehouden met deze aanwezige cultuurhistorische waarden. Om ook in de detaillering deze aansluiting voldoende te kunnen waarborgen is in de planregels van dit wijzigingsplan een aanvullende nadere eis opgenomen Middels deze nadere eis kunnen burgemeester en wethouders extra eisen stellen aan de verbouw van de bestaande karakteristieke boerderij teneinde ervoor te zorgen dat daadwerkelijk wordt bijgedragen aan het herstel en/of behoud van het pand en de cultuurhistorische waarde van de boerderij niet wordt aangetast.

3.3 Archeologie

Naast de monumentale en cultuurhistorische waarden moeten ook de archeologische (verwachtings)waarden worden meegewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Dit is vastgelegd in de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ, 1 september 2007). Doel van deze wet is: 'bescherming van aanwezige en te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten.

Verwachting

Op grond van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Deventer, welke is verwerkt in het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer', heeft het erf Rodijksweg 7 grotendeels een hoge tot middelhoge verwachtingswaarde. Dit betekent dat nog niet duidelijk is welke eventuele archeologische restanten in de bodem aanwezig zijn, maar dat er wel sprake is van een kans op het aantreffen van archeologische resten. Deze archeologische verwachting is gebaseerd op de relatieve hoogte en het geven dat mensen in de prehistorie en in de middeleeuwen tot de bedijking de hogere plekken opzochten om te wonen. Ook de kennis dat er een oude voorganger is van de huidige boerderij maakt de kans op de vondst van archeologische resten hoger.

Advies

Bij de realisatie van twee nieuwe woningen in de huidige boerderij vinden geen bodemverstorende activiteiten plaats. Het doen van archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' dient echter wel te worden gehandhaafd om bij eventuele toekomstige ontwikkelingen, die wel leiden tot verstoring van de bodem een nadere afweging te kunnen maken.

3.4 Milieu-aspecten

Beleid

In het gemeentelijk milieubeleid (Milieubeleidsplan 2003-2008) staat een integrale benadering van milieu, ruimtelijke ordening, bouwen en wonen en verkeers- en vervoersbeleid centraal. Belangrijke uitgangspunten zijn:

  • behoud van bestaande milieukwaliteiten, verantwoord gebruik van natuurlijke hulpbronnen (ruimtelijke ontwikkeling en milieu);
  • een duurzame ontwikkeling en betrokkenheid en verantwoordelijkheid van ondernemers staat centraal (economische ontwikkeling en milieu);
  • de betrokkenheid van de burger (maatschappelijke ontwikkeling en milieu).

Met name de eerste twee uitgangspunten zijn van belang bij het opstellen van bestemmingsplannen.

Om te oordelen of het voorliggende wijzigingsplan geen negatieve invloed heeft op de bestaande milieukwaliteit en voldoet aan de wettelijke normen die zijn vastgesteld in de milieuwetgeving, zijn de volgende milieukundige aspecten beoordeeld:

  • bedrijven en milieuzonering;
  • geluid;
  • bodemkwaliteit;
  • geurhinder;
  • luchtkwaliteit;
  • risico/veiligheid;
  • ecologie;
  • duurzaamheid.

Bedrijven en milieuzonering

Het perceel Rodijksweg 7 is gelegen in het buitengebied van de gemeente Deventer. Het perceel heeft al een agrarische bestemming en wordt als zodanig beschouwd bij vergunningverlening in het kader van de Wet milieubeheer. De omliggende woningen ondervinden geen extra hinder door realisatie van de extra bedrijfswoningen. Ook de omliggende bedrijven zijn op voldoende afstand gelegen om geen overlast te ervaren van de nieuwe woningen.

Geluid

De nieuwe woonfunctie komt niet (onacceptabel) dichter op agrarische bedrijven van derden te liggen dan de huidige woonfunctie. Deze bedrijven worden dan ook niet aangetast in hun vergunde rechten.

In relatie tot wegverkeerslawaai kan gesteld worden dat bij de nieuwe woonfuncties voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder. Akoestiek hoeft niet verder onderzocht te worden.

Bodem

Verdachte activiteit

Op basis van het historisch bodembestand blijkt dat op de locatie in het verleden een ondergrondse brandstoftank (5.000 liter) aanwezig is geweest. Deze tank is in 1992 verwijderd. Daarnaast was er op de locatie een bovengrondse tank voor de opslag van diesel van 3.000 liters aanwezig. Momenteel is er nog altijd een bovengrondse dieseltank van 1.200 liter aanwezig. Deze tank bevindt zich op circa 15 meter van de geplande boerderijwoning. De bodemkwaliteit ter plaatse van deze tanks is niet bekend. Daarnaast is op de locatie een graanmalerij aanwezig geweest. Dit betekent dat de locatie verdacht is voor aanwezigheid van een ernstig geval van bodemverontreiniging.

Bodemonderzoek

In juli 2013 is door Van der Poel Milieu een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de locatie Rodijksweg 7 te Deventer (projectcode 11306.191). De belangrijkste resultaten van het onderzoek zijn:

  • uitvoering heeft plaatsgevonden volgens de kwaliteitsnormen van het Besluit bodemkwaliteit;
  • zintuiglijk zijn in de bovengrond in een enkele boring sporen puin en kooldeeltjes aangetroffen. Verder zijn zintuiglijk geen bijzonderheden aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van een verontreiniging;
  • ter plaatse van de voormalige tanks zijn in de grond en het grondwater geen oliecomponenten aangetoond boven de achtergrondwaarden/streefwaarden;
  • bij de huidige dieselolietank is een matig verhoogd gehalte aan minerale olie aangetoond. Het aangetoonde gehalte overschrijdt de toetsingswaarde voor nader onderzoek en blijft beneden de interventiewaarde. In het grondwater zijn geen gehalten aan oliecomponenten boven de streefwaarden aangetoond;
  • in de bovengrond en ondergrond op het overige terrein zijn, van de geanalyseerde parameters, geen gehalten aangetoond boven de achtergrondwaarden;
  • in het grondwater is een licht verhoogd gehalte aan barium aangetoond. Het aangetoonde gehalte overschrijdt de streefwaarde en blijft beneden de toetsingswaarde voor nader onderzoek. Van de overig geanalyseerde parameters zijn geen gehalten aangetoond boven de streefwaarden.

Milieuvergunning

Ter plaatse van de huidige dieseltank is een matige verontreiniging met minerale olie aangetoond in de bovengrond. In de vergunning van 1991 is een voorwaarde opgenomen dat bodemverontreiniging moet worden verwijderd. Het is nodig om de houder van de inrichting erop te wijzen dat de verontreiniging ter plaatse van de bovengrondse dieseltank moet worden gesaneerd. Voordat gestart kan worden met de sanering is het nodig een plan van aanpak op te stellen waarmee wordt ingestemd door de gemeente. De resultaten en een omschrijving van de uitgevoerde saneringswerkzaamheden worden vastgelegd in een saneringsverslag en ter goedkeuring ingediend bij de gemeente Deventer. Houdt bij het uitvoeren van deze werkzaamheden rekening met de voorwaarden vanuit het Besluit bodemkwaliteit (ofwel inzet van erkende aannemer en milieukundig begeleider).

Ter plaatse van de bovengrondse dieseltank is geen nulsituatie bodemonderzoek uitgevoerd. In artikel 2.11 onder 5b van het activiteitenbesluit is vastgelegd dat dan getoetst moet worden aan de in het Besluit bodemkwaliteit bedoelde achtergrondwaarden.

In het Besluit bodemkwaliteit zijn de achtergrondwaarden gedefinieerd als de bij regeling van Onze Ministers vastgestelde gehalten aan chemische stoffen voor een goede bodemkwaliteit waarvoor geldt dat er geen sprake is van belasting door lokale verontreinigingbronnen.

Conclusie ruimtelijke procedure

Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek bestaat er vanuit bodemhygiënisch oogpunt geen belemmering voor de toekomstige functie (verandering boerderij in 3 bedrijfswoningen). Wel is in het kader van de Wet milieubeheer nodig de bodem ter plaatse van de bovengrondse dieseltank te saneren.

Geur

De nieuwe woonfuncties maken deel uit van de agrarische bestemming. In die zin worden ze beschouwd als agrarische bedrijfswoningen. Deze worden niet beschermd tegen de geurhinder van de eigen bedrijfsvoering. Voor nieuwe agrarische bedrijfswoningen is in de Wet geurhinder en veehouderij een beperkte geurbescherming (een vaste minimale afstand van 50 m) vastgelegd, in relatie tot geurhinder van agrarische bedrijven van derden. Binnen 50 meter liggen geen bedrijven van derden, deze worden dus niet beperkt in hun bedrijfsvoering.

Luchtkwaliteit

Het plan voor twee extra woningen in niet in betekenende mate van invloed op de lokale luchtkwaliteit. Ook met de ontwikkeling wordt ter plekke voldaan aan de normstelling voor luchtkwaliteit volgens de Wet milieubeheer. Aanvullend onderzoek is niet nodig.

Externe veiligheid

Het plangebied ligt niet in of nabij een invloedsgebied van risicobronnen volgens Bevi (besluit externe veiligheid) of vervoersassen/leidingen voor gevaarlijke stoffen. Externe veiligheid is voor dit plan niet relevant.

Ecologie

Vanuit het oogpunt van natuurwetgeving is een aantal wettelijke regelingen relevant in het kader van dit wijzigingsplan.

Allereerst de Natuurbeschermingswet 1998 die zich richt op de bescherming van gebieden. Het gebied is niet gelegen binnen de begrenzing van een Speciale Beschermingszone in het kader van de Vogel- en /of Habitatrichtlijn. Ook is het plangebied niet gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur, een Natura 2000-gebied of een beschermd natuurmonument. Gezien het karakter en omvang van de ingreep en de afstand tot deze gebieden worden effecten op deze gebieden niet verwacht.

Van toepassing is wel de sinds 1 april 2002 van kracht zijnde Flora- en faunawet. Deze wet voorziet in de bescherming van planten en dieren in heel Nederland. Onbekend is welke beschermde dier- en plantensoorten momenteel voorkomen in het plangebied. Gezien het overwegend bebouwde karakter van het plangebied zullen de natuurwaarden beperkt zijn. Uitzondering hierop vormen mogelijk de aanwezigheid van vleermuizen en de dier- en plantensoorten die voorkomen in groene deelgebieden. Om die reden is er door Tauw een quickscan uitgevoerd (Notitie N001-121764XMT-mfv-V01-NL, juli 2013).

De belangrijkste resultaten uit het onderzoek zijn:

  • er zijn geen beschermde plantensoorten op de planlocatie aangetroffen en worden evenmin verwacht;
  • de te verbouwen deel is potentieel geschikt als verblijfplaats voor de steenmarter, tijdens het veldonderzoek zijn echter geen sporen vand eze soort aangetroffen;
  • de te verbouwen deel is niet geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen, de spouwvoegen zitten te dicht bij de grond en het rietendak is van binnenuit zichtbaar. De planlocatie is ook geen geschikt foerageergebied en daarnaast zijn er voldoende alternatieven in de omgeving;
  • er zijn geen nesten van jaarrond beschermde vogelsoorten aangetroffen;
  • door het ontbreken van oppervlakte water of een geschikt leefgebied kunnen beschermde amfibiesoorten, reptielen en vissen worden uitgesloten
  • negatieve effecten op populaties van dagvlinders en libellen zullen ook niet optreden, gezien de omvang en het karakter van de ingreep en de afwezigheid van een geschikte biotoop.

Conclusie

Er zijn geen beschermde soorten aangetroffen en deze worden ook niet verwacht .Als de werkzaamheden buiten het broedseizoen aanvangen dan kunnen ook effecten op vogels voorkomen worden en is er geen ontheffing art. 75 Flora- en faunawet noodzakelijk.

Duurzaamheid

In juni 2009 is de Visie Duurzaam Deventer bestuurlijk vastgesteld. De gemeentelijke ambitie is dat Deventer in 2030 klimaatneutraal is. Om deze ambitie te realiseren is voor de periode 2011-2014 door de gemeenteraad de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid “Op weg naar een duurzaam evenwicht” vastgesteld. In deze agenda worden 8 gemeentelijke beleidsprioriteiten benoemd, zoals b.v. realisatie windturbines en een klimaatneutraal stadkantoor. Ook wordt er gewerkt aan een duurzaam energiebedrijf in een lokale coöperatieve vorm samen met verschillende organisaties. De sleutel zit in samenwerken. Als burgers en bedrijven initiatieven nemen zullen we die graag faciliteren. Waar nodig neemt de gemeente ook zelf het initiatief of schept de juiste voorwaarden. Zo hebben we een 'Visie op de Ondergrond' ontwikkelt waarmee de potentie voor o.a. koude-/ warmte opslag in beeld is gebracht. Deze informatie kan ontwikkelende partijen helpen bij een onderzoek naar de mogelijkheden voor warmte-koude opslag in de bodem, als warmte- en koelvoorziening.

De lijst ”Aanbevelingen voor duurzaam bouwen op bestemmingsplanniveau” uit de VNG - publicatie ”Bouwstenen voor een duurzame stedenbouw” is voor duurzaamheid een bruikbare ”Checklist” met maatregelen en aanbevelingen, die mogelijk in een plan toegepast kunnen worden.

Energiekosten gaan een steeds belangrijkere rol spelen, voor de ontwikkel- en beheerkosten voor vastgoed. Ook de (toekomstige) huizenbezitters en bedrijven zijn zich hiervan bewust en zullen dit laten meewegen. Het is in die zin verstandig inzicht te krijgen in het toekomstig energieverbruik van het te ontwikkelen vastgoed. Dit kan inzichtelijk gemaakt worden met b.v. een BREAAM quickscan. Met dit systeem kan ook in beeld gebracht worden welke duurzaamheidsmaatregelen efficiënt zijn. Hierbij kan gedacht worden aan zaken als:

  • zoveel mogelijk gebruik maken van passieve zonne-energie (oriëntatie);
  • overweeg het gebruik van actieve zonne-energie;
  • overweeg het gebruik van collectieve warmtelevering;
  • compacte (woning-)ontwerpen;
  • materiaal toepassingen (vernieuwbare materialen).

3.5 Leidingen en kabels

Er bevinden zich in en nabij het plangebied geen ondergrondse en bovengrondse leidingen, waarmee in het kader van dit wijzigingsplan rekening gehouden dient te worden.

3.6 Waterhuishouding

Watertoets

De watertoets is een wettelijke verplichting voor plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij (herziene) ruimtelijke plannen en besluiten met als doel negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor watersystemen te benutten.

Relevant beleid

Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijke niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Watertoetsproces

Via www.dewatertoets.nl is het Waterschap Groot Salland op de hoogte gebracht van het plan. Er is geen sprake van een waterbelang. Het betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Het Waterschap Groot Salland gaat akkoord met het plan. Hiermee is het watertoetsproces doorlopen.

Overstromingsrisicoparagraaf

Het plangebied ligt binnen de dijkring 53: Salland. Dit is een wettelijk vastgelegd dijkringgebied, waarbinnen alleen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk zijn indien in het bestemmingsplan voorwaarden worden opgenomen om de veiligheid ook op lange termijn voldoende te waarborgen. Door klimaatveranderingen moeten we meer rekening houden met de gevolgen van een overstroming. Inzet is het voorkomen van slachtoffers (rampenbeheersing) en van economische schade (gevolgenbeperking). In deze overstromingsrisicoparagraaf wordt ingegaan op de risico's bij overstroming en de stand van zaken van maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken.

De dijkring betreft een gebied met een risico op overstroming (minder snel en ondiep onderlopende gebieden) en heeft volgens de Waterwet een gemiddeld overschrijdingskans van 1/1250 per jaar. De primaire keringen worden op veiligheid beoordeeld door de beheerders. De Europese richtlijn overstromingsrisico's (2007) verplicht tot het inzetten van drie instrumenten voor een betere bescherming tegen overstromingen: een voorlopige risicobeoordeling (gereed in 2011), kaarten (gereed 2014) en risicobeheersplannen (in werking per 22 december 2015). De richtlijn geldt voor de binnendijkse (dijkringen) en buitendijkse gebieden van de IJssel. Voor woon- en werkgebieden dienen rampenplannen opgesteld te worden.

De gemeente Deventer zal de komende jaren samen met de Waterschappen en Rijkswaterstaat de overstromingsrisico's in het dijkringgebied onderzoeken en hiervoor beleid opstellen.

Voor 2015 zullen in het kader van het rijksprogramma Ruimte voor de Rivier maatregelen bij Deventer worden uitgevoerd, die bij hoogwater een dalend effect hebben op de waterstand.

Aangezien het hier om een inbreidingslocatie gaat, waarbij de bestaande bebouwing benut wordt en er alleen een kleinschalige uitbreiding van de bestaande bebouwing plaatsvindt, is geen sprake van een grootschalige ontwikkeling. Het effect van deze ontwikkeling, die wel een toename in de verharding van het perceel tot gevolg heeft, op het overstromingsrisico is dan ook minimaal.

3.7 Mobiliteit

Bereikbaarheid

Het buitengebied van Deventer is grotendeels ingericht als 60-km gebied. Het perceel Rodijksweg 7 wordt via 3 bestaande opritten ontsloten. Twee opritten ontsluiten op de Rodijksweg, de derde op de Banninkslaan. Via de Banninkslaan is de N344 (Holterweg) eenvoudig en snel te bereiken.

Door de realisatie van twee extra woningen op het perceel neemt het aantal verkeersbewegingen van en naar het perceel naar verwachting in niet betekende mate toe. Dit leidt niet tot problemen op het omliggende wegennet.

Parkeren

In het algemeen kan gesteld worden dat bij nieuw- en verbouw de parkeernormen uit de gemeentelijke Bouwverordening van toepassing zijn. Voor woningen gelegen in het buitengebied van de gemeente Deventer geldt een parkeernorm van twee parkeerplaatsen per woning.

Door de realisatie van twee extra bedrijfswoningen neemt de vraag naar parkeerruimte toe. Deze parkeerbehoefte moet opgelost worden op het eigen terrein. Gezien de ruimte op het erf, leidt dit niet tot problemen. In de geschetste oplossing is het parkeren gesitueerd aan de noordzijde van het erf, waardoor vanuit de Rodijksweg (zuidzijde erf) het zicht op de parkeerplekken beperkt is.

Hoofdstuk 4 Planopzet en juridische aspecten

Dit wijzigingsplan is gericht op het mogelijk maken van een ruimtelijke ontwikkeling welke alleen middels het toepassen van een wijzigingsbevoegd uit het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer' (artikel 43 lid 1) mogelijk gemaakt kan worden.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de plansystematiek en de opzet van dit wijzigingsplan, welke in grote lijnen overeenkomt met het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer'.

Planopzet

Dit wijzigingsplan bestaat uit een analoge en digitale verbeelding, planregels en een toelichting. De digitale verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding is de bestemming aangegeven. Aan deze bestemming zijn bouwregels en planregels over het gebruik gekoppeld die zijn opgenomen in de planregels.

Op dit wijzigingsplan zijn van toepassing de regels en de verbeelding welke deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer', met dien verstande dat de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer' wordt gewijzigd, zoals aangegeven op de verbeelding van dit wijzigingsplan.

De toelichting

De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit wijzigingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het wijzigingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het wijzigingsplan.

De planregels

Het bijzondere aan het wijzigingsplan is dat de planregels gelijk zijn aan die van het 'moederplan', te weten bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer', vastgesteld op 6 juni 2012. De planregels, zoals die in artikel 5 'Agrarische met waarden - Natuur en Landschapswaarden' van het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer' zijn opgenomen, zijn derhalve overeenkomstig van toepassing op het plangebied van dit wijzigingsplan. In dit plan zijn omwille van de (digitale) leesbaarheid van het plan alleen de regels opgenomen die rechtsreeks volgen uit de gewijzigde verbeelding. De overige regels van het moederplan blijven onverminderd gelden.

Enkelbestemmingen

In onderhavig wijzigingsplan is de volgende enkelbestemming opgenomen:

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuur en Landschapswaarden

Het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer' kent drie verschillende agrarische bestemmingen. Deze bestemmingen zijn gebaseerd op enerzijds de ontwikkelingsmogelijkheden voor verschillende functies in het plangebied, anderzijds in de mate waarin kwaliteiten van het plangebied worden beschermd. Het onderhavige plangebied ligt in de zone Agrarische gebied met natuurlijke en landschappelijke waarden en heeft om die reden de bestemming 'Agrarische met waarden - Natuur en Landschapswaarden' gekregen.

Alleen bestaande agrarische bedrijven groter dan 10 Nge zijn voorzien van een agrarische bestemming. Dit betekent dat hobbyboeren niet onder deze bestemming vallen.

Binnen de bestemmingsomschrijving wordt aangegeven welke productietakken rechtstreeks zijn toegestaan. In de huidige situatie komt het echter voor dat bedrijven een andere agrarische functie uitoefenen dan datgene wat bij recht is toegestaan. Deze bedrijven worden voorzien van een specifieke functieaanduiding. In onderhavige wijzigingsplan is geen sprake een specifieke productietak, welke specifiek moet worden aangeduid.

Voor de aanwezige agrarische bedrijven zijn bouwvlakken opgenomen, zo ook hier. Binnen het toegekende bouwvlak dienen de bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning, de bijgebouwen en de bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen), te worden gesitueerd. Dit betekent dat ook mestopslag, paardenbakken, sleufsilo's, kuilplaten en teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak worden gesitueerd.

Het agrarisch bouwvlak mag, met inachtneming van de van toepassing zijnde bouwregels, volledig worden bebouwd. Ten behoeve van de realisatie van de bebouwing kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen.

Door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ontstaan drie bedrijfswoningen onder 1 kap op het perceel Rodijksweg 7. Aangezien de algemene regel is dat per agrarische bedrijf slechts is één bedrijfswoning aanwezig mag zijn, is dit aantal specifiek op de verbeelding aangegeven. Daarnaast is ook aangegeven dat de drie woningen aan-een-gebouwd dienen te worden. Dit om te voorkomen dat er straks naast de karakteristieke boerderij nog twee nieuwe vrijstaande woningen worden bijgebouwd. De maximum inhoudsmaat voor agrarische bedrijfswoningen bedraagt in basis 750 m³, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen. Echter indien de bestaande inhoudsmaat van het pand reeds groter is dan geldt deze bestaande maat als maximaal toegestane inhoudsmaat (zie arikel 7.1). Dit geldt ook bij splitsing van een bestaande karakteristieke boerderij. Per bedrijfswoning is tevens 100 m² aan vrijstaande bijgebouwen en overkappingen toegestaan.

Afwijkingsregels

In de planregels is een aantal de afwijkingsbevoegdheden opgenomen:

  • ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak voor kleine overschrijdingen tot 25 m, met een maximum van 250 m²;
  • ten behoeve van de bouw van afwijkende stalsystemen in de vorm van serrestallen en boogstallen;
  • ten behoeve van kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestopslag;
  • ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen;
  • ten behoeve van extra woonruimte voor een tweede arbeidskracht of een rustende boer;
  • ten behoeve van paardenbakken buiten, mits aansluitend aan, het bouwvlak (zowel een agrarische bouwvlak als een bouwvlak met de bestemming 'Wonen')
  • ten behoeve van bio-energie installatie;
  • ten behoeve van nevenfuncties. De verschillende toegestane nevenfuncties worden bepaald aan de hand van genoemde criteria. Dit betekent dat er geen gelimiteerde lijst is opgenomen.

Milieuhygiënische inpasbaarheid
In verschillende flexibiliteitsbepalingen wordt als voorwaarde gesteld dat de ontwikkeling 'milieuhygiënisch inpasbaar' is. Milieuhygiënisch inpasbaar is een verzamelbegrip voor verschillende aspecten. Hieronder is weergegeven waar tijdens de toetsing rekening mee gehouden dient te worden:
- toetsing aan de eisen uit de Natuurbeschermingswet;
- toetsing van de geurhinder ter plaatse van omliggende geurgevoelige objecten (waarbij ook wordt gekeken naar mogelijke cumulatie van geurhinder);
- toetsing aan de eisen uit de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen;
- aantonen dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie en geen onevenredige negatieve gevolgen voor het waterbeheer optreden;
- beoordeling van de inpasbaarheid voor de thema's verkeer, externe veiligheid en geluid.  

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Op de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschapswaarden' is een vergunningenstelsel van kracht met het oog op de te beschermden waarden. Middels regels wordt het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bepaalde werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die een aantasting van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden dan wel de cultuurhistorische waarde betekenen. Dit vergunningenstelsel is niet van toepassing voor werken en werkzaamheden binnen het bouwvlak.

Wijzigingsbevoegdheid

Naast afwijkingsregels zijn er ook wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen voor ontwikkelingen waarvoor een zwaarder afwegingskader geldt dan bij afwijkingen van het bestemmingsplan. Daarnaast gaat een wijzigingsbevoegdheid gepaard met een aanpassing van de verbeelding. Dit wijzigingsplan kent de volgende wijzigingsbevoegdheden.

  • Ten behoeve van het vergroten van agrarische bouwvlakken. De noodzaak tot uitbreiding van het bouwvlak op de es dient onderbouwd te worden, door aan te tonen dat geen alternatieve uitbreidingslocaties mogelijk zijn. Indien het bouwvlak vergroot wordt, moet met een inrichtingsplan worden aangetoond dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan. Daarnaast moet in het inrichtingsplan aangetoond worden dat de karakteristiek van de es als geheel behouden en versterkt wordt. Hieraan worden de volgende eisen gesteld:
    • 1. bij een vergroting van het bouwvlak op de es moet aangetoond worden dat ondanks de ingreep de es ruimtelijk wordt versterkt;
    • 2. de es moet als geheel beleefbaar blijven;
    • 3. de kwaliteitsverbetering (compensatie) moet in verhouding staan met de ingreep die gedaan wordt;
    • 4. dit moet worden aangetoond met een inrichtingsplan waarbij wordt gekeken naar de totale es;
    • 5. de inrichting van het erf moet erop gericht zijn dat in de toekomst een verdere aantasting van de es wordt voorkomen.
      Kwaliteitsverbetering is bijvoorbeeld te behalen door het herstel van steilranden en het versterken van de esranden met beplanting.
  • Ten behoeve van de omschakeling naar een paardenhouderij.
  • Ten behoeve van vervolgfuncties. Net als bij nevenfuncties is hier geen gelimiteerde lijst opgenomen. Iedere gewenste vervolgfunctie is mogelijk, mits voldaan wordt aan de opgenomen voorwaarden. Algemeen uitgangspunt bij het toestaan van een vervolgfunctie is dat er geen extra gebouwen mogen worden gebouwd. Om die reden zijn deze voormalige (agrarische) bedrijven op de verbeelding aangegeven met een functieaanduiding. In de regels is bepaald dat het oppervlak aan bedrijfsgebouwen op gronden met deze bestemming niet mag worden vergroot tenzij sanering plaatsvindt. Daarbij geldt dat:
    • 1. na sanering tot 250 m² het gesloopte oppervlak mag worden teruggebouwd;
    • 2. indien meer dan 250 m² wordt gesloopt, in ieder geval 250 m² mag worden teruggebouwd;
    • 3. van het gesloopte boven de 250 m² mag 1/3 worden teruggebouwd tot een maximum van 850 m².

In tabel 5.1 zijn voorbeelden van deze rekenregel gegeven.

Tabel 5.1 rekenvoorbeeld saneringsregeling

te slopen bestaande bebouwing (m2)   rekenregel   maximaal oppervlak te realiseren nieuwbouw (m²)  
100   < 250 m2   100  
200   < 250 m2   200  
250     250  
400   250 + 1/3 x (400-250)   300  
1.000   250 + 1/3 x (1.000-250)   500  
1.600   250 + 1/3 x (1.600-250)   700  
2.050   250 + 1/3 x (2.050 - 250)   850  
2.500   > 850 m2 dus geldt het maximum   850  
3.000   > 850 m2 dus geldt het maximum   850  

  • Ten behoeve van nieuwe natuur.
  • Ten behoeve van waterberging.

Reconstructiewet

Naast de verschillende mogelijkheden voor agrarische bedrijven op basis van de zonering, leidt ook de Reconstructiewet tot verschillende mogelijkheden voor agrarische bedrijven. Voor de zones die voortkomen uit de Reconstructiewet, is voor het voorliggende wijzigingsplan de volgende gebiedsaanduiding van belang in het kader van de Reconstructiewet:

  • reconstructiewetzone-verwevingsgebied;

Wanneer bepaalde ontwikkelingen juist wel of juist niet in de bepaalde gebieden mogelijk zijn, is dat als voorwaarde bij de betreffende ontwikkeling opgenomen.

Dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die over een of meerdere onderliggende bestemmingen 'heen vallen' en een heel specifiek (ruimtelijk) belang beogen te regelen. De regels van een dubbelbestemming gaan vóór die van de onderliggende bestemming(en). Reden voor deze voorrangsregel is, dat de toegekende dubbelbestemming een bijzonder belang vertegenwoordigt dat zo zwaarwegend is, dat andere ruimtelijke belangen daarvoor moeten wijken.

In onderhavig wijzigingsplan zijn de volgende dubbelbestemmingen opgenomen:

Artikel 4 Waarde - Archeologie - 1

Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een aanlegvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden.

De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen geldt per archeologische dubbelbestemming een specifieke regeling. Deze regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing groter dan een bepaald oppervlak en lager dan een bepaalde diepte. Een aanlegvergunning is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.

Artikel 5 Waarde - Groeiplaats boom

Deze bestemming is opgenomen voor de bescherming en het behoud van bomen (of locaties waar deze wenselijk zijn) die beeld- en sfeerbepalend zijn. Ter bescherming is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

Algemene regels

De algemene regels omvatten een aantal algemene en aanvullende regels die van toepassing zijn op de gronden behorende bij het onderhavige plangebied. Vanwege het algemene karakter van deze planregels zijn deze opgenomen in apart hoofdstuk.

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaars verschillen. De regeling is met name van belang met het oog op woningbouw.

Artikel 7 Algemene bouwregels

Bestaande maten

Met deze regeling wordt voorkomen dat bestaande situaties die afwijken van de maatvoering ingevolge hoofdstuk 2 van de regels – onbedoeld – geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan vallen.

Herbouw (bedrijfs)woningen

In het kader van het bestemmingsplan is geen akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit betekent dat de afstandsmaten van woningen tot wegen niet bekend zijn. Om deze reden is de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande fundamenten uitgesloten. Middels een algemene afwijkingsregel of een algemene wijzigingsbevoegdheid wordt herbouw mogelijk gemaakt.

Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen zijn afzonderlijke bouwregels opgenomen. Op deze manier wordt voorkomen dat ondergrondse bouwwerken vanaf het maaiveld zichtbaar zijn.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State is gebleken dat wonen in bijgebouwen is toegestaan als dit niet expliciet is uitgesloten. Omdat dit niet gewenst is, wordt in deze algemene gebruiksregel wonen in bijgebouwen uitgesloten. Ook zijn prostitutiebedrijven en permanente bewoning van recreatiewoningen en plattelandkamers niet toegestaan.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

De reconstructiegebieden zijn opgenomen als gebiedsaanduiding. Zoals in dit hoofdstuk onder artikel 3 uitgelegd is, zijn de regels als gevolg van de Reconstructiewet opgenomen in de betreffende artikelen. In dit artikel is uitsluitend een verwijzing opgenomen naar deze betreffende artikelen om te kunnen voldoen aan de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Algemene afwijkingsregels zijn opgenomen voor zaken die niet voor één specifieke bestemming gelden, maar in meerdere bestemmingen voorkomen en bijvoorbeeld gekoppeld zijn aan een aanduiding. In dit bestemmingsplan zijn algemene afwijkingsregels opgenomen voor het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, de herbouw van woningen en de realisatie van kleinschalige windturbines.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Naast de algemene afwijkingsregels zijn er ook een aantal algemene wijzigingsregels. Concreet gaat het om:

  • verwijderen bestemming Waarde - Archeologie als uit nader onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • herbouw (bedrijfs)woningen.

De herbouw van (bedrijfs)woningen wordt, naast een algemene afwijkingsregel, ook via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Indien aangetoond kan worden dat aan de uiterste grenswaarde en de overige voorwaarden wordt voldaan, is herbouw buiten de bestaande fundamenten toegestaan. Hiervoor dient wel een 'verzoek hogere waarde' te worden aangevraagd. Omdat dit uitsluitend mogelijk is in het kader van een bestemmingsplan of wijzigingsbevoegdheid, is deze wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Overgangs- en slotregels

Tenslotte zijn in het laatste hoofdstuk van de planregels de overgangs- en slotregels opgenomen. Ook deze regels hebben een algemeen karakter en zijn op het gehele plangebied van toepassing.

Artikel 14 Overgangsregels

Overgangsrecht bouwwerken

Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is neergelegd in lid 14.1. Uitbreiding van de bebouwing die onder het overgangsrecht valt is slechts mogelijk via een afwijkingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders.

Overgangsrecht gebruik

Lid 14.2 betreft de overgangsbepaling met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor zover dat gebruik afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt.

Artikel 15 Slotregel

Hier staat de benaming van dit wijzigingsplan vermeld.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

In artikel 3.1.6 eerste lid, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, zowel economisch als maatschappelijk.

Economische uitvoerbaarheid

Voor de gemeente Deventer zijn aan de uitvoering van dit wijzigingsplan geen kosten verbonden. De ontwikkeling die door dit besluit wordt mogelijk gemaakt, is een particulier initiatief. De kosten die gepaard gaan met de uitvoering van het project komen voor rekening en risico van de initiatiefnemer. Ook de eventuele planschade die voortvloeit uit voorliggende ontwikkeling zal door de initiatiefnemer worden gedragen.

De enige kosten voor de gemeente Deventer zijn de begrote kosten voor de planvorming. Deze kosten kunnen worden doorberekend op grond van de Legesverordening.

Gelet op artikel 6.12, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening hoeft ten behoeve van dit wijzigingsplan geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Het voorliggende plan betreft de verbouw van een bestaand voormalig agrarische bedrijfsgebouw tot een enkele woning. Alleen bij de realisatie van ten minste 10 woningen is er sprake van een zogenaamd "aangewezen bouwplan' op grond van artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Er zijn hiermee geen omstandigheden die duiden op financiële onhaalbaarheid van het plan. De economische uitvoerbaarheid van deze ontwikkeling kan derhalve worden geacht te zijn aangetoond.

Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder e van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat een beschrijving dient te worden opgenomen van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Inspraak

Dit wijzigingsplan is niet voor inspraak ter inzage gelegd. Het plan is overeenkomstig het vastgesteld ruimtelijk beleid. Het past binnen de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in het vastgestelde en inwerking getreden bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer'. Uiteraard blijft de mogelijkheid bestaan om een zienswijze in te dienen op het ontwerp wijzigingsplan.

Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met betrokken waterschappen en diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Rijk:

Omtrent het vooroverleg met het Rijk kan gemeld worden dat voor het onderhavige plan geen nationale belangen in het geding zijn. Op 1 januari 2012 is de VROM-Inspectie samengevoegd met de Inspectie V&W tot de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT heeft geen adviserende en coördinerende rol met betrekking tot de advisering op voorontwerp ruimtelijke plannen. Dit heeft als gevolg dat gemeenten na 1 januari 2012 geen gecoördineerd rijksadvies op een voorontwerpplan meer ontvangen. De VROM-Inspectie reageert vanaf januari inhoudelijk niet meer op nieuw toegezonden plannen.

Provincie:

Dit (bouw)plan valt formeel niet binnen de provinciale vrijstellingslijst van Gedeputeerde Staten van Overijssel. In overleg met de provincie is echter besloten dat vooroverleg niet noodzakelijk is, indien het gaat om de realisatie van een nieuwe woning in een bestaand karakteristiek (bedrijfs)gebouw op basis van de betreffende wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer'. Er kan dan een analogieredenering worden op toepassen ten aanzien van B1 van de lijst met plannen waarvoor geen vooroverleg gevoerd hoeft te worden; 'plannen voor geheel of gedeeltelijke vernieuwing, vervanging of verandering van een bestaande en bestemde (bedrijfs)woning. Bij vervanging/vernieuwing gaat het om dezelfde plek van de bestaande woning of op daartoe bestemde gronden binnen een afstand van maximaal 10 meter van de bestaande woning'.

Waterschap:

Via www.dewatertoets.nl is het Waterschap Groot Salland op 16 juli 2013 de hoogte gebracht van het plan. Uit het invullen van de digitale watertoets bleek dat er is geen sprake van een waterbelang. Het betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Het Waterschap Groot Salland gaat akkoord met het plan. Hiermee is het watertoetsproces doorlopen.