Plan: | Buitengebied Deventer, nabij Blankenadijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0150.W011-VG01 |
Het voorliggende plan betreft de aanleg van een stapsteen (poel) voor de kamsalamander op een perceel nabij de Dortherbeek te Bathmen. Door de herinrichting van het perceel ontstaat een klein stukje nieuwe natuur. Het agrarisch gebruik van de betreffende grond is daarna niet meer mogelijk en gewenst. De stapsteen wordt aangelegd door het waterschap Rijn en IJssel en maakt onderdeel uit van een groter project dat voorziet in de herinrichting van het gebied rondom de Dortherbeek.
Dit project, genaamd "Herinrichting Dortherbeek Oost" en "Dortherbeek West tot Kring van Dorth (Midden)", omvat op hoofdlijnen de aanleg van natuurvriendelijke oevers en stapstenen langs de Dortherbeek. De rivier de Dortherbeek is in dit project aangegeven als natte ecologische verbindingszone (EVZ), die een verbinding moet vormen tussen de bovenstrooms aan de Dortherbeek gelegen landgoederen en de IJssel. De aanleg van de stapsteen is één van de maatregelen die nodig is om de doelstellingen voor deze EVZ te halen.
Het projectgebied betreft het gebied nabij de Blankenadijk, ten Noorden van de Dortherbeek.
(zie figuur 1)
Figuur 1. Locatie perceel nabij Blankenadijk
Figuur 2 Luchtfoto op perceelsniveau.
Voorliggend plan betreft een wijziging van het vigerend bestemmingsplan ‘Buitengebied Deventer’. (vastgesteld op 6 juni 2012 en in werking getreden op 6 september 2012)
Het beoogde gebruik van de gronden is in strijd met het vigerende bestemmingsplan.
De gronden zijn bestemd voor agrarisch gebruik. Door de aanleg van de stapsteen is agrarisch gebruik niet meer mogelijk en niet meer wenselijk.
Het bestemmingsplan geeft het college van Burgemeester en wethouders de mogelijkheid om de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Natuur'. Om mee te kunnen werken aan de wijzigingsbevoegdheid, moet voldaan zijn aan de volgende voorwaarden:
ad. a. Het waterschap heeft slechts een deel van de desbetreffende grond in beheer. Zij heeft een overeenkomst gesloten met de grondeigenaar waarin is vastgelegd dat het beheer en onderhoud van de betreffende percelen geheel is gericht op het instandhouden van de aan de registergoederen gekoppelde waterdoelen, te weten een stapsteen voor de kamsalamander. Daarmee wordt voldaan aan de eerste voorwaarde.
ad. b. De Natuurbestemming zal geen belemmerende werking hebben op de omringende
percelen en bestaande bestemmingen. Het naastgelegen bos blijft in stand en ook het naastgelegen agrarische perceel kan als zodanig worden gebruikt na aanleg van deze stapsteen.
ad. c. De aanleg van deze stapsteen past binnen de bestaande en natuurlijke waarden van het landschap. De stapsteen ligt in het deelgebied Dortherbeek-Midden.
Hier worden enkele stapstenen ( de andere in de gemeente Lochem) aangelegd, oevers natuurlijk ingericht en waar mogelijk onderhoudspaden aangelegd langs de beek.
De poel is gesitueerd in de lage delen van het landschap ( de voormalige maten).
De locatie, nabij de Dortherbeek en een bosje, betekent een versterking van het landschapsbeeld.
Omdat het initiatief voldoet aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid, wordt met het voorliggende wijzigingsplan de bestemming Agrarisch met waarden – Landschapswaarden gewijzigd in de bestemming Natuur.
Het eerstvolgende hoofdstuk geeft een planbeschrijving van de huidige situatie en de toekomstige stuatie. In hoofdstuk 3 volgt de ruimtelijke onderbouwing. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de voor het plan geldende beleidskaders, de landschappelijke inpassing van de ontwikkeling en de zogeheten randvoorwaarden zoals archeologie, water en milieuhygienische aspecten. Op basis van deze aspecten wordt in dit hoofdstuk onderbouwd waarom de voorgenomen ontwikkeling acceptabel is. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de planopzet en juridische aspecten nader toegelicht. Hoofdstuk 5 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Het plangebied ( weiland) ligt ten zuiden van de Blankenadijk en ten noorden van de Dortherbeek. Ten zuiden en oosten van het weiland ligt een stukje bos.
De beoogde ontwikkeling betreft het omzetten van agrarische gronden naar een
natuurbestemming om de doelstellingen voor de Dortherbeek als natte ecologische verbindingszone (EVZ) te halen. In het plangebied zal een poel aangelegd worden voor de kamsalamander.
Fig 3. Een voorbeeld van een poel (bij Eerde)
Om te oordelen of de in het vorige hoofdstuk beschreven (ruimtelijke) ontwikkeling mogelijk en wenselijk is, is deze getoetst aan het relevante rijks- provinciaal en gemeentelijk beleid. Ook is het plan getoetst aan de wettelijk vastgestelde milieukwaliteitseisen. Tevens zijn de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling op de waterhuishouding, het landschap beoordeeld en afgewogen.
Rijksbeleid
Natura 2000 is een Europees netwerk van waardevolle, te beschermen natuurgebieden die zijn aangewezen onder de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Doel is de achteruitgang van de biodiversiteit een halt toe te roepen. Het projectgebied ligt niet binnen de invloedssfeer van een Natura 2000- gebied.
Provinciaal beleid
Omgevingsvisie Overijssel 2009
De Omgevingsvisie is in juli 2009 vastgesteld als structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. Het betreft het integrale, provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De rode draden van de Omgevingsvisie zijn ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Om de provinciale ambities te bereiken wordt gebruik gemaakt van het uitvoeringsmodel. Deze is weergegeven in onderstaande figuur.
figuur 4 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie provincie Overijssel
Het uitvoeringsmodel is gebaseerd op de bestuursfilosofie van vitale coalities: met partners een gezamenlijke visie of doel delen en dan ieder in eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komen. Alle uitvoeringsacties zijn te plaatsen in de samenhang van (1) Generieke beleidskeuzes, (2) Ontwikkelings- en beleidsperspectieven en (3) Gebiedskenmerken. De omschreven drie niveaus sturen op basis van een inhoudelijke ontwikkelingsvisie, of, waar en hoe een ruimtelijke ontwikkeling gerealiseerd kan worden.
3. Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het plangebied kent volgens de Gebiedskenmerkencatalogus de volgende gebiedskenmerken:
a. natuurlijke laag: het plangebied ligt op dekzandvlaktes en ruggen en in beekdalen en natte laagtes. De bijbehorende ambitie op dekzandvlaktes en ruggen is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door beplanting met natuurlijke soorten.
De beekdalen en natte laagtes zijn belangrijke ruimtelijke en functionele dragers van de zandgebieden. De beken voeren het water af naar lager gelegen delen, maar vormen ook belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier. Samenhang en dynamiek zijn belangrijk voor het functioneren van het watersysteem.
b. laag van het agrarisch cultuurlandschap: het plangebied valt landschappelijk gezien binnen het jonge heide- en broekontginningslandschap.
Ten opzichte van omliggend essen- en hoevenlandschap zijn de landbouwontginningen relatief open ruimtes, deels omzoomd door boscomplex. De dragende structuren worden gevormd door landschappelijke raamwerken van lanen, bosstroken en waterlopen, die de rechtlijnige ontginningsstructuren versterken.
c. stedelijke laag: het plangebied wordt niet aangeduid in de stedelijke laag
d. lust- en leisurelaag: het plangebied wordt niet aangeduid in de lust- en leisurelaag.
Het wijzigingsplan heeft geen nadelige invloed op deze gebiedskenmerken.
Conclusie voor het plangebied
De ontwikkeling van Natuur nabij de Blankenadijk past binnen de Omgevingsvisie provincie Overijssel.
Omgevingsverordening
Om het beleid dat is verwoord in de Omgevingsvisie door te laten werken is de Omgevingsverordening opgesteld. De Omgevingsverordening is vastgesteld in juli 2009.
Meer dan in voorgaande verordeningen is het uitgangspunt van de Omgevingsverordening dat er niet méér geregeld wordt dan nodig is voor het beleid, zoals dat in de Omgevingsvisie is verwoord. Gemeenten krijgen zoveel mogelijk ruimte om daaraan een nadere invulling te geven. Wat elders geregeld wordt - bijvoorbeeld door het Rijk - wordt niet nog eens dubbel geregeld in deze verordening. Daarmee voorkomt de provincie extra regeldruk.
Het uitgangspunt 'decentraal wat kan, centraal wat moet' is ook toegepast bij de flexibiliteitbepalingen in deze verordening. Waar mogelijk zijn afwijkingsmogelijkheden toegepast in plaats van ontheffingsbepalingen. Ook heeft de provincie zoveel mogelijk gekozen voor positief geformuleerde voorwaarden. De Omgevingsverordening geeft regels voor:
Het plangebied is aangewezen als boringsvrije zone diep pakket van Salland en in het gebied met de funcie drinkwatervoorziening.
Conclusie voor het plangebied
Het ontwikkelingsperspectief verzet zich niet tegen de voorgenomen ontwikkeling.
Gemeentelijk beleid
Ecologische verbindingszone Dortherbeek, inrichtingsvisie
De Dortherbeek is aangegeven als natte ecologsiche verbindingszone (EVZ), die een verbinding moet vormen tussen de bovenstrooms aan de Dortherbeek gelegen landgoederen en de IJssel. De gemeente Lochem en het waterschap Rijn en IJssel hebben samen een inrichtingsvisie opgesteld, waarin beschreven wordt welke maatregelen nodig zijn om de doelstellingen voor deze EVZ te halen.
Dit project, "Herinrichting Dortherbeek Oost (Oost) en Dortherbeek West tot Kring van Dorth (Midden)", omvat op hoofdlijnen de aanleg van natuurvriendelijke oevers en stapstenen langs de Dortherbeek. Langs enkele trajecten wordt tevens een onderhoudspad aangelegd.
De stapsteen ligt in het deelgebied Dortherbeek-Midden.
Hier worden enkele stapstenen ( de andere in de gemeente Lochem) aangelegd, oevers natuurlijk ingericht en waar mogelijk onderhoudspaden aangelegd langs de beek.
De poel is gesitueerd in de lage delen van het landschap ( de voormalige maten).
De locatie, nabij de Dortherbeek en een bosje, betekent een versterking van het landschapsbeeld.
Beleid
Uitgangspunt van het archeologisch beleid vormt de Kadernota 20063/15121, zoals goedgekeurd door burgemeester en wethouders op 23 januari 2007 en bekrachtigd door de gemeenteraad in maart 2007, met bijbehorende Kaart van Archeologische Waarden Gemeente Deventer. Hierboven geldt de wet op de Archeologische Monumentenzorg van 21 december 2007 (gepubliceerd in Staatsblad 2007-42).
Verwachting
Het plangebied heeft een lage archeologische verwachting. Dit betekent dat de kans op archeologische vondsten in het bestemmingsplangebied klein is. Dit betekent niet dat er met zekerheid geen archeologische vondsten aangetroffen kunnen worden.
Voorafgaand aan eventuele graafwerkzaamheden is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk. Eventuele archeologische vondsten dienen gemeld te worden bij de bevoegde overheid: de gemeentelijk archeoloog, zoals aangegeven in de Monumentenwet.
Beleid
In het gemeentelijk milieubeleid (Milieubeleidsplan 2003-2008) staat een integrale benadering van milieu, ruimtelijke ordening, bouwen en wonen en verkeers- en vervoersbeleid centraal. Belangrijke uitgangspunten zijn:
Met name de eerste twee uitgangspunten zijn van belang bij het opstellen van bestemmingsplannen.
Om te oordelen of het voorliggende bestemmingsplan geen negatieve invloed heeft op de bestaande milieukwaliteit en voldoet aan de wettelijke normen die zijn vastgesteld in de milieuwetgeving, zijn de volgende milieukundige aspecten beoordeeld:
Bedrijven en milieuzonering
Wet milieubeheer
Het plangebied is een agrarisch gebied nabij de Blankenadijk. De plannen voor natuurontwikkeling hebben geen betrekking op het oprichten van nieuwe (agrarische) bedrijven. Voor zover bekend zal de nieuwe natuur niet aangemerkt worden als 'Natura-2000 gebied' in de zin van de Natuurbeschermingwet 1998 of als 'Zeer voor verzuring gevoelig gebied' in de zin van de Wet ammoniak en veehouderij. Er worden met de plannen ook geen nieuwe geluidgevoelige functies toegevoegd. In die zin heeft deze ontwikkeling geen nadelige effecten op de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestaande (agrarische) bedrijven. De Wet milieubeheer is verder niet relevant.
Bodem
Volgens het gemeentelijk bodeminformatiesysteem is het betreffende perceel niet verdacht voor een geval van (ernstige) bodemverontreiniging. Dus de vrijkomende grond kan elders vrij op het perceel worden toegepast. Indien de grond afgevoerd moet worden, dient dit gemeld te worden bij het meldpunt bodemkwaliteit.
Geluid
De Wet geluidhinder richt zich op geluidgevoelige bestemmingen zoals woningen. Het gaat daarbij om de woon- en leefomgeving. Daarom zijn de normen gericht op de gevelbelasting.
De normen voor de geluidisolatie van een woning zijn vastgelegd in het Bouwbesluit.
De geluidseffecten van bedrijfsbestemmingen naar de woonomgeving maken deel uit van het onderdeel Bedrijven en milieuzonering.
Deze planwijziging heeft geen betrekking op geluidgevoelige bestemmingen of bedrijfsmatige activiteiten. De Wet geluidhinder, Bouwbesluit en Bedrijven en Milieuzonering zijn voor dit plan daarom niet relevant.
Luchtkwaliteit
Van invloed op de kwaliteit van de leefomgeving is ook de luchtkwaliteit. Normstelling hieromtrent is vastgelegd in de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als
1. er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
2. een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
3. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
4. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL
Volgens de Regeling en het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) is vastgesteld dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
De verkeersintensiteit als gevolg van de planontwikkeling zullen naar verwachting afnemen, doordat de gronden minder intensief met landbouwvoertuigen bewerkt hoeven te worden. Deze ontwikkeling wordt dan ook niet als 'in betekenende mate' van invloed op de luchtkwaliteit beschouwd.
Externe veiligheid
De regelgeving op het gebied van externe veiligheid beoogt een minimaal veiligheidsniveau te garanderen voor de burger voor wat betreft risico's van opslag en transport van gevaarlijke stoffen.
De natuurontwikkelingsplannen hebben geen betrekking op kwetsbare objecten of BEVI objecten. Externe veiligheid is niet relevant.
Ecologie
Vanuit het oogpunt van natuurwetgeving is de sinds 1 april 2002 van kracht zijnde Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 relevant. Deze wetten voorzien in de bescherming van planten, dieren en gebieden in geheel Nederland. Voor de herinrichting van de Dortherbeek is ecologisch onderzoek uitgevoerd (Flora- en faunaonderzoek Herinrichting Dortherbeek, rapportnummer 1299, mei 2013, Stichting Staring Advies). Uit het rapport blijkt, dat nader onderzoek niet nodig is.
Er bevinden zich in het plangebied geen ondergrondse en bovengrondse leidingen die een belemmering vormen voor de wijziging van de bestemming.
Watertoets
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde Watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.
Resultaat watertoets
Er zijn geen waterbelangen die negatief beinvloedt worden.
Planopzet
Dit wijzigingsplan bestaat uit een analoge en digitale verbeelding, planregels en een toelichting. De digitale verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de analoge en digitale verbeelding is de bestemming aangegeven. Aan deze bestemming zijn bouwregels en planregels over het gebruik gekoppeld die zijn opgenomen in de planregels.
De planregels
Het bijzondere aan het wijzigingsplan is dat de planregels gelijk zijn aan die van het 'moederplan', te weten bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld op 6 juni 2012. De planregels, zoals die in artikel 14 Natuur van het bestemmingsplan Buitengebied zijn opgenomen, zijn derhalve overeenkomstig van toepassing op het plangebied van dit wijzigingsplan.
Standaardisering
Op 1 juli 2013 treedt de Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) in werking. Deze standaardiseringregels hebben nadrukkelijk geen betrekking op de inhoud van de bestemmingsplannen, maar op de uiterlijke verschijningsvorm in zowel digitale als analoge vorm. Hierbij kan gedacht worden aan standaardregels voor benamingen, kleuren en verschijningsvorm van bestemmingen of aanduidingen, de opbouw van de planregels en legenda, regels m.b.t. de digitale en analoge verbeelding, etc. Dit bestemmingsplan is overeenkomstig de standaard 2012 opgesteld.
In onderhavig wijzigingsplan is de volgende enkelbestemming opgenomen:
Artikel 3 Natuur
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden. Daarnaast is extensieve dagrecreatie en houtproductie toegestaan. Er mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd worden. Ten behoeve van de bouw van gebouwen en bouwwerken voor beheer en onderhoud van de terreinen is afwijking mogelijk. Om de natuur- en landschapswaarden te beschermen is een omgevingsvergunning nodig voor een aantal werken en werkzaamheden.
De toelichting
De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit wijzigingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het wijzigingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het wijzigingsplan.
Economische uitvoerbaarheid
In artikel 3.1.6 lid 1, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is.
Het plan wordt uitgevoerd door het waterschap Rijn en IJssel en heeft geen financiele consequenties voor de gemeente Deventer.
De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan kan worden geacht te zijn aangetoond.
Inspraak
In artikel 3.1.6 lid 1, aanhef en onder e van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat een beschrijving opgenomen moet worden van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereidingen van het bestemmingsplan betrokken zijn. Aangezien het gaat om een wijzigingsplan dat al was voorzien in het moederplan Buitengebied, is er geen noodzaak voor een inspraakperiode van het wijzigingsplan.
Vooroverleg
Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening moet de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met betrokken waterschappen en diensten van rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
Over het vooroverleg met het Rijk kan gemeld worden dat voor dit wijzigingsplan geen nationale belangen in het geding zijn. Daarom heeft geen overleg plaatsgevonden met het Rijk.
Het wijzigingsplan geeft uitvoering aan de wijzigingsbevoegdheid van het bestemmingsplan Buitengebied. Het bestemmingsplan Buitengebied is in een eerder stadium voorgelegd en goedgekeurd door de provincie Overijssel.
De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Waterschap Rijn en ijssel is zelf de aanvrager.