Plan: | Binnenstad |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0150.D111-VG01 |
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. De wet is enerzijds gericht op het voorkomen van negatieve effecten voor volksgezondheid. Anderzijds biedt de wet mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Om de bovenstaande doelen te behalen voorziet de Wet milieubeheer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling indien:
In het Besluit en de Regeling "Niet in betekenende mate" is exact vastgelegd welke type projecten 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Het gaat onder andere om:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient, los van het toetsingskader uit de Wet milieubeheer, te worden afgewogen of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat uit het oogpunt van luchtkwaliteit.
Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen grootschalige ontwikkelingen rechtreeks mogelijk gemaakt. Zodoende zullen de bovengenoemde drempelwaarden uit het besluit "Niet in betekenende mate" niet worden overschreden en is toetsing aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer niet aan de orde.