direct naar inhoud van 5.3 Milieu-aspecten
Plan: Buitengracht-Oost
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D114-OH01

5.3 Milieu-aspecten


Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de volgende milieukundige aspecten van belang, te weten:

  • bedrijven en milieuzonering;
  • geluid;
  • bodem;
  • luchtkwaliteit;
  • externe veiligheid;
  • ecologie.
5.3.1 Bedrijven en milieuzonering


De in, of in de nabijheid van het plangebied, aanwezige bedrijven behoren voor het grootste deel tot de dienstverlening, kantoren en onderwijsinstellingen. Deze soorten bedrijven zijn veelal ingedeeld in milieucategorie 1 en 2, waarbij een beperkte invloed geldt voor de woonomgeving. Deze indeling volgt uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (uitgave 2009). Een horeca-onderneming is gesitueerd aan de Handelskade (de Chinees boven Tauw). Daarnaast zijn bedrijven in milieucategorie 3 (onder meer Tauw en Saxion Hogeschool aan de Handelskade) en in milieucategorie 4 (Senzora aan de Sluisstraat) aanwezig.
Mogelijke overlast wordt voldoende beperkt door de voorschriften op grond van de Wet milieubeheer.

Het plangebied ligt nabij het bedrijventerrein Bergweide. De bestaande bedrijven op dit bedrijventerrein hebben vanuit de Wet milieubeheer vergunde rechten die afgestemd zijn op de omliggende woonwijken. Voor dit bedrijventerrein is een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding. Hierbij wordt door middel van inwaartse milieuzonering planologisch vastgelegd, dat mogelijkheden voor de vestiging van zwaardere industrie op ruime afstand van omliggende woonbebouwing kan worden gerealiseerd. Lichtere categorieën bedrijven kunnen zich aan de randen van het bedrijventerrein vestigen. Met deze zonering wordt een optimale balans nagestreefd tussen woon- en leefklimaat en vestigingsmogelijkheden van bedrijven.

5.3.2 Geluid

Geluid weg- en railverkeerslawaai

De Wet geluidhinder stelt dat bij planologisch nieuwe situaties, de geluidsbelasting op de gevel van woningen en andere geluidgevoelige gebouwen bij wegverkeerslawaai bij voorkeur niet hoger mag zijn dan 48 dB (voorkeursgrenswaarde). Voor spoorweglawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 dB. Indien een bestemmingsplan de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk maakt, zal door een akoestisch onderzoek moeten worden aangetoond dat voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde. 30 km/uur wegen worden niet getoetst aan de Wet geluidhinder.

Als bij planologisch nieuwe situaties het niet mogelijk is om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, kan er een hogere grenswaarde overwogen worden. Hiervoor moet er aan de wettelijke criteria en voorwaarden voldaan kunnen worden. Burgemeester en wethouders zijn hiervoor bevoegd.

Bestaande situaties hoeven niet getoetst te worden bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De feitelijke of toekomstige geluidbelasting speelt juridisch geen rol bij het opnieuw vaststellen van de bestaande situaties binnen het plangebied. De regels voor geluid in de woning zijn opgenomen in het Bouwbesluit.

Bestemmingsplan Buitengracht-Oost heeft een conserverend karakter. Binnen het    plangebied zijn geen ontwikkelingslocaties met een geluidsgevoelige bestemming opgenomen. Daarom is een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.

Zone industrielawaai

Voor het aangrenzende Industrieterrein Bergweide, Kloosterlanden, Hanzepark, Veenoord is bij Koninklijk Besluit d.d. 11 juni 1993 een geluidzone vastgesteld. Op grond van artikel 53 van de Wet geluidhinder moet voor industrieterreinen waarop 'grote lawaaimakers' aanwezig of planologisch mogelijk zijn, een zone zijn vastgesteld. Welke bedrijven gerekend worden tot de grote lawaaimakers is opgenomen in het 'Besluit omgevingsrecht' (artikel 2.1.3 Bor).

De geluidzone (het aandachtsgebied) ligt rond het industrieterrein. Buiten de geluidzone mag de geluidbelasting van alle bedrijven tezamen niet meer dan 50 dB(A) bedragen. De zone industrielawaai (geluidzone - industrie) die over de Raambuurt, Buitengracht en Knutteldorp is gelegen is in dit bestemmingsplan opgenomen.

Nieuwe situaties
Planologisch nieuwe situaties in de geluidzone moeten getoetst worden aan de regels van de Wet geluidhinder (Wet geluidhinder, artikel 57 e.v.). In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe geluidgevoelige situaties opgenomen.

Bestaande situaties
Voor bestaande situaties (de woonlocaties die al opgenomen zijn in het huidige bestemmingsplan) geldt er een maximale geluidbelasting van 55 dB(A) op de gevel van woningen (Wet geluidhinder, artikel 57 e.v.). Bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor bedrijven wordt de grenswaarden getoetst.

5.3.3 Bodem

Op de volgende locaties binnen het gebied Buitengracht-Oost is sprake van de aanwezigheid van een geval van ernstige verontreiniging:

  • Bergsingel 2/Raamstraat 4-8;
  • Meester H.F. de Boerplein.


Op deze locaties is in totaal meer dan 25 m³ grond of 100 m³ grondwater verontreinigd met gehalten boven de interventiewaarden. Bij wijziging van de bestemming op bovenstaande locaties dient te worden aangegeven wat op dat moment de huidige kwaliteit van de locatie is. Op basis van de kwaliteit dient te worden bepaald of wijziging van de bestemming mogelijk is. Voor de locatie Meester H.F. de Boerplein is een sanering uitgevoerd waarbij nu door uitvoering van een langjarige grondwatermonitoring wordt beoordeeld of de verontreiniging stabiel is (geen/beperkte verspreiding).

Binnen het gebied Buitengracht-Oost bevindt zich een aantal locaties (Raambuurt, Handelskade, zuidzijde Pothoofd) waar een functionele sanering is uitgevoerd. Deze locaties zijn gesaneerd door het aanbrengen van een leeflaag. De gebruiksbeperkingen voor de locaties “Raambuurt” en “Handelskade 11-75” zijn vastgelegd in een 'beschikking nazorgplan' op basis van de Wet Bodembescherming. De beschikkingen zijn als bijlage 1 en 2 bij deze toelichting toegevoegd. De gebruiksbeperkingen voor de zuidzijde Pothoofd bestaan uit het in stand houden van de leeflaag en de aanwezige folie. Bij iedere wijziging op deze saneringslocaties is het nodig te letten op de gebruiksbeperkingen en eventueel benodigde maatregelen voorafgaand aan functiewijziging. Om inzichtelijk te maken in welk gebied de gebruiksbeperkingen op basis van de Wet Bodembescherming geldt is een aanduiding 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' opgenomen.

Op een aantal locaties zijn in het verleden saneringen uitgevoerd. Bij de uitgevoerde sanering op de locatie Pothoofd noordzijde/Buitengracht en Snipperlingsdijk/ROC is niet alle sterk verontreinigde grond verwijderd. Bij deze verontreinigingen is een verontreiniging met gehalten boven de interventiewaarden achtergebleven. De achtergebleven verontreinigingen vormen geen belemmering voor de huidige bestemming. Nabij de schoorsteen aan de Bergpoortstraat is een sterke verontreiniging met oliecomponenten aangetoond. Het gaat om een niet ernstig geval. Bij wijziging van de bestemming op deze locaties is aanvullend onderzoek nodig en bestaat de mogelijkheid dat verwijdering van de achtergebleven verontreiniging nodig is. Dit is afhankelijk van de wijziging.

Binnen het overige gebied “Buitengracht Oost” zijn diverse onderzoeken en saneringswerkzaamheden uitgevoerd. De aangetoonde licht verhoogde gehalten in grond en/of grondwater overschrijden de streefwaarden en vormen derhalve geen aanleiding tot nader onderzoek en/of (sanerings)maatregelen. De algemene kwaliteit van de vaste bodem en het grondwater binnen het gebied Buitengracht Oost vormen geen belemmering voor de huidige bestemming.

Waterbodem
De waterbodem van de Buitengracht is sterk verontreinigd. Er is sprake van een geval van ernstige verontreiniging. In 2011 zijn baggerwerkzaamheden (sanering en onderhoud) gestart.

Nieuwe ontwikkelingen
Bij nieuwe ontwikkelingen is minimaal een historisch onderzoek nodig. Indien een locatie van functie of bouwblok wijzigt en ter plaatse een voor bodemverontreiniging verdachte activiteit is uitgevoerd, dient een bodemonderzoek conform de NEN-5740 te worden uitgevoerd. Uit het onderzoek moet blijken of de locatie geschikt is voor het toekomstige gebruik of aanvullende bodemwerkzaamheden (onderzoek en/of sanering) nodig zijn.
Voorafgaand aan nieuwbouw bestaat in het kader van het Bouwbesluit mogelijk de noodzaak om een onderzoek conform de NEN-5740 uit te voeren.

5.3.4 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is titel 5.2: luchtkwaliteitseisen van de gewijzigde Wet milieubeheer (de 'Wet luchtkwaliteit') in werking getreden (Stb. 2007, 414). De regelgeving is uitgewerkt in de onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en ministeriele regelingen.
Langs de wegen in Nederland vinden geen overschrijdingen plaats van de richtwaarden en grenswaarden van de zware metalen (lood, arseen, cadmium en nikkel) en ozon. Om deze reden zijn deze stoffen niet opgenomen in de rekenmodellen.

Te beschouwen grenswaarden met betrekking tot luchtkwaliteit
Voor de stoffen NO2 en PM10 zijn in de Wet luchtkwaliteit grenswaarden gesteld voor de jaargemiddeldeconcentratie van 40 µg/m3. Daarnaast geldt een grenswaarde van de uurgemiddelde concentratie voor NO2 van 200 µg/m3 die maximaal 18 keer per jaar mag worden overschreden en een grenswaarde voor de 24-uursgemiddelde concentratie voor PM10(50 µg/m3) die maximaal 35 dagen per jaar mag worden overschreden.
Voor de toetsing van het plan aan de luchtkwaliteitsnormen zijn in de praktijk de volgende normen van toepassing:
- jaargemiddelde concentratie NO2 (40 µg/m3);
- jaargemiddelde concentratie PM10 (40 µg/m3);
- plandrempel jaargemiddelde concentratie NO2 (44 µg/m3);
- aantal dagen overschrijding van de grenswaarde van de 24-uursgemiddelde concentratie PM10 van 50 µg/m3 (maximaal 35 dagen per jaar).

Nieuwe ontwikkelingen
Bij planvorming voor nieuwe ontwikkelingen dient te worden onderzocht of deze ontwikkelingen nadelige gevolgen voor de luchtkwaliteit kunnen hebben. In het bestemmingsplan Buitengracht-Oost worden geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen.

Onderzoeken en resultaten
Om te kunnen vaststellen of wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet luchtkwaliteit is de Verkeersmilieukaart (VMK) geraadpleegd. Met dit rekeninstrument worden de effecten van het gemotoriseerd verkeer op de geluids- en luchtkwaliteit langs de wegen vastgesteld.
De luchtkwaliteit is berekend op basis van de verkeersintensiteiten voor het jaar 2010, 2015 en 2020, de emissieparameters en achtergrondprognoses voor 2004 en 2010 zoals opgenomen in het CAR II-model. De resultaten zijn vervolgens getoetst aan de grenswaarden zoals die nu en vanaf 2010 gelden.

Voor het conserverend bestemmingsplan Buitengracht-Oost geldt het volgende.

  • Resultaten stikstofdioxide (NO2)
    Uit de rekenresultaten blijkt ten eerste dat in de onderzochte prognosejaren de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie van 200 µg/m3 niet wordt overschreden. Daarnaast blijkt dat de jaargemiddelde concentratie in de onderzochte prognosejaren beneden de grenswaarde van 40 µg/m3 blijft.
  • Resultaten fijn stof(PM10)
    Uit de berekeningsresultaten blijkt dat langs alle onderzochte wegen in geen van de prognosejaren de grenswaarde voor het jaargemiddelde van de concentratie van 40 µg/m3wordt overschreden. Het aantal dagen dat sprake is van een overschrijding van de grenswaarde voor het uurgemiddelde van 50 µg/m3 blijft in alle onderzochte peiljaren ruim beneden de grenswaarde van 35 dagen per jaar.

Conclusie
In het kader van het aspect luchtkwaliteit heeft onderzoek plaatsgevonden naar de concentraties van twee, in de 'Wet luchtkwaliteit' opgenomen stoffen, te weten stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De concentraties van voornoemde stoffen in het conserverend bestemmingsplan Buitengracht-Oost blijven ruim beneden de grenswaarden zoals die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen.
Voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit wordt voldaan aan de normen.

5.3.5 Externe veiligheid

Regelgeving
De regelgeving op het gebied van externe veiligheid beoogt om een minimaal veiligheidsniveau de garanderen voor de burger voor wat betreft risico's van opslag en transport van gevaarlijke stoffen. Hiervoor zijn normen en richtwaarden opgenomen in de wetgeving in de vorm van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico is de plaatsgebonden kans per jaar dat een onbeschermd persoon komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De kans van éénmaal in de miljoen jaar op een dergelijk ongeval is als norm in de regelgeving opgenomen. Het plaatsgebonden risico (PR 10-6) is weer te geven met een contour rondom een activiteit.

Het groepsrisico geeft de kans per jaar aan dat een groep personen van een bepaalde grootte (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico (GR) wordt weergegeven in een curve waarin het aantal personen is afgezet tegen de kans per jaar op (tegelijk) overlijden. Het groepsrisico is echter geen harde norm, maar een oriënterende waarde.

Voor de verschillende typen risicobronnen is regelgeving vastgesteld. Voor bedrijven en installaties zoals in dit geval het spoorwegemplacement en Akzo Nobel is de normstelling vastgesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen Wet milieubeheer, en voor transportassen voor vervoer van gevaarlijke stoffen zoals in dit geval het doorgaand spoor, in de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen”.

Gemeentelijk extern veiligheidsbeleid
Op 4 juli 2007 is door de Raad de “Omgevingsvisie externe veiligheid” vastgesteld. In die nota is de ambitie vastgelegd wat betreft het veiligheidniveau wat moet worden nagestreefd per deelgebied in Deventer. Voor het gebied wat dit bestemmingsplan bestrijkt zijn twee ambitieniveaus vastgelegd voor het aspect externe veiligheid. Het betreft de ambitieniveaus “Ruimte voor wonen” en “Ruimte voor ontwikkeling”. Deze gebieden zijn op de kaart “Gebiedsgerichte ontwikkelingsmogelijkheden externe veiligheid” van de Omgevingsvisie externe veiligheid weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D114-OH01_0005.png"

Uitsnede uit de kaart 'Gebiedsgerichte ontwikkelingsmogelijkheden externe veiligheid'. Met de witte stippellijn is globaal de ligging van het plangebied van Buitengracht-Oost weergegeven.

De gebieden met het ambitieniveau “Ruimte voor ontwikkeling” (transportzone) zijn in de Omgevingsvisie met de kleur blauw aangegeven. Het betreft voor dit bestemmingsplan een zone van 200 meter langs het doorgaand spoor en de rivier de IJssel. Voor het spoorwegemplacement wordt, in overleg met het RIVM, een invloedsgebied van 300 meter aangehouden.
In de spoorzone (200 m ten weerszijde van het spoor) wordt uitgegaan van maximale ontwikkelingsmogelijkheden voor de ruimtelijke ordening. Dat betekent dat de mogelijkheden voor het transport van gevaarlijke stoffen beperkt zullen zijn. In het landelijk vast te stellen Basisnet voor vervoer van gevaarlijke stoffen zal voor Deventer slechts beperkt vervoer van gevaarlijke stoffen worden toegestaan.

Het gebied “Ruimte voor wonen” betreft het overige gebied binnen het bestemmingsplan (met groen aangegeven).

De, voor Buitengracht-Oost relevante, ambitieniveau's zijn samengevat in de onderstaande tabel:

  Overschrijding grenswaarde PR (10-6) voor kwetsbare objecten
 
Overschrijding richtwaarde PR (10-6) voor beperkt kwetsbare objecten   Overschrijding oriënterende waarde (OW) groepsrisico   Toename groepsrisico  
Woonwijken   Niet acceptabel   Nieuw: Niet acceptabel Bestaand: Niet wenselijk, indien mogelijk verbeteren   Niet acceptabel   Niet wenselijk resteffect meewegen  
Ruimte voor ontwikkeling
(transportzone)  
Niet acceptabel   Nieuw: Niet acceptabel
Bestaand: Niet wenselijk, indien mogelijk verbeteren  
Acceptabel onder voorwaarden optimaal planontwerp   Acceptabel onder voorwaarden optimaal planontwerp  


Risicobronnen in en nabij het plangebied
In en nabij het plangebied bevindt zich de volgende relevante risicobronnen die met het vervoer van gevaarlijke stoffen te maken hebben:

  • Het spoorwegemplacement waarop met gevaarlijke stoffen wordt gerangeerd bevindt zich voor een deel in het plangebied.
  • Ook het doorgaande spoor Apeldoorn – Almelo waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd bevindt zich voor een deel in het plangebied.
  • Net buiten het plangebied bevindt zich de rivier de IJssel.

Over de IJssel vindt een relatief kleine vervoersstroom van gevaarlijke stoffen plaats. Het rangeren op het emplacement Deventer betreft treinen die vanuit Zutphen richting Deventer rijden en op het emplacement van rijrichting veranderen, om vervolgens richting Almelo te vertrekken. Dit keren van rijrichting wordt aangeduid als “kopmaken”.
Het doorgaand spoor en het spoorwegemplacement worden in het kader van het aspect externe veiligheid gezien als twee aparte risicobronnen.

Daarnaast ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van Akzo Nobel aan de Zutphenseweg 10 te Deventer.

Toetsing aan het plaatsgebonden risico en groepsrisico

Spoorvervoer gevaarlijke stoffen Apeldoorn - Deventer – Almelo

De risico's ten gevolge van het doorgaand spoor berekend in het rapport “Risico inventarisatie spoor gemeente Deventer“ van maart 2007 zijn de risico's voor het plangebied berekend. Deze berekeningen zijn gebaseerd op het vervoersprognose voor het jaar 2010 en in een aanvullende notitie voor de vervoersprognose voor het jaar 2020. Er wordt geen 10-6 PR contour berekend. Voor de prognose 2020 wordt overschrijding van en de oriënterende waarde van het groepsrisico berekend.

Spoorwegemplacement

In het voornoemde rapport is tevens het plaatsgebonden risico en groepsrisico van het spoorwegemplacement berekend. Er wordt geen 10-6 PR contour berekend. Voor het rangeren met gevaarlijke stoffen op het emplacement is in de milieuvergunning bepaald dat de oriënterende waarde van het groepsrisico niet mag worden overschreden. ProRail moet dus met het rangeren altijd onder die grens blijven.

IJssel

Risico's ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de IJssel zijn berekend in het kader van het in voorbereiding zijnde Basisnet water. Voor een toename van het vervoer van gevaarlijk stoffen is een tijdshorizon aangegeven tot het jaar 2030. Er wordt geen 10-6 PR contour berekend. Er wordt een groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde berekend.

Akzo Nobel
De risico's van Akzo Nobel aan de Zutphenseweg 10 zijn berekend in het rapport QRA 2006 Akzo Nobel Polymer Chemicals, locatie Deventer d.d. 2 februari 2007. De 10-6 PR risicocontour ligt buiten het plangebied. De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt niet overschreden.

Nieuwe ontwikkelingen

Momenteel worden de landelijke Basisnetten water en spoor voorbereid. Het Basisnet dient ertoe om een duurzaam evenwicht te creëren tussen vervoer, veiligheid en ruimtelijke ontwikkelingen. Hiertoe worden vervoersplafonds gesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De besluitvorming over het Basisnet spoor en Basisnet water wordt in 2011 verwacht. Daarna moet deze besluitvorming nog in de regelgeving worden verwerkt. Het ontwerp Basisnet spoor van 8 juli 2010 laat voor het spoor door dit plangebied een groepsrisico onder de oriënterende waarde zien. Dit wordt veroorzaakt door nieuwe rekeninzichten en veiligheidsmaatregelen die in het kader van het Basisnet spoor worden verwacht.

Voor dit bestemmingsplan is er sprake van een ongewijzigd groepsrisico aangezien er geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien. Verschillen in de hoogte van het groepsrisico die in verschillende rapporten over de risicobronnen worden berekend zijn het gevolg van veranderingen van die bron of nieuwe rekeninzichten.


De verantwoordingsplicht per risicobron

Akzo Nobel

Bestrijdbaarheid
De Akzo beschikt over meerdere opslagen voor gevaarlijke stoffen. Die stoffen worden gebruikt in de productiefaciliteiten op het terrein wat een aantal verschillende ongevalsscenario's kan opleveren. Het bepalende ongevalsscenario voor dit plangebied is een lekkage van fosfortrichloride (PCl3) uit een opslagtank. Hieronder zijn de invloedsgebieden van de verschillende bronpunten van Alzo weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D114-OH01_0006.jpg"

Afbeelding: invloedsgebieden Akzo. Met de witte stippellijn is globaal de ligging van het plangebied van Buitengracht-Oost weergegeven.

Over de effecten van een lekkage van fosfortrichloride (PCl3) is door Akzo een notitie opgesteld, getiteld “Invloed waterscherm op PCl3 emissie”. In die notitie wordt beschreven wat de te verwachten scenario's zijn als zich een PCl3 lekkage zich voordoet en wat het effect is van het afschermende waterscherm bij een lekkage. Dit waterscherm kan snel aangesloten worden door de bedrijfsbrandweer van de Akzo die 24 uur per dag aanwezig is op het bedrijf.
Op basis van de beschreven scenario's is de omgeving van de installatie ingevoerd voor wat betreft het aanwezige aantal mensen bij een pluim van toxisch gas die zich verplaatst van de fosfortrichloride-opslag naar het kantoorgebouw “Olympus” dat momenteel op het voormalige Tedeco terrein wordt gerealiseerd.
Gebleken is dat zonder het voornoemde waterscherm lekkage van fosfortrichloride kan leiden tot een onbeheersbaar incident voor de hulpverleningsdiensten. Met waterscherm wordt het maximale incident beheersbaar geacht.

Zelfredzaamheid bij een calamiteit met fosfortrichloride bij Akzo Nobel
Bij lekkage van een giftig gas zoals fosfortrichoride is schuilen binnen de woning of een gebouw de beste optie. Een tijdige alarmering dat men moet binnenblijven met de deuren en ramen gesloten is belangrijk. Het plangebied beschikt over een voldoende sirenedekking.

Het spoorwegemplacement en het spoorvervoer van gevaarlijke stoffen

Voor het spoorwegemplacement en het doorgaand spoorvervoer van gevaarlijke stoffen gelden dezelfde ongevalsscenario's. Vandaar dat voor de aspecten “bestrijdbaarheid”, “zelfredzaamheid” voor beide risicobronnen gezamenlijk worden behandeld. Hieronder is het invloedsgebied van het spoorwegemplacement (300 m) weergegeven. Het invloedsgebied valt over het invloedsgebied van het doorgaande spoor (200 m).

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D114-OH01_0007.jpg"

Afbeelding: invloedsgebied spoorwegemplacement. Het plangebied van Buitengracht-Oost is globaal weergegeven met de rode stippellijn.

Bestrijdbaarheid
Ten behoeve van het rangeren met gevaarlijke stoffen op het spoorwegemplacement en het doorgaande vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor is een Rampenbestrijdingsplan spoor opgesteld. Het plan beschrijft specifiek hoe bij een zwaar ongeval op het spoor of het emplacement met gevaarlijke stoffen welke organisatorische maatregelen worden getroffen en welke middelen worden ingezet om het ongeval te bestrijden en het gebied te ontruimen.

Zelfredzaamheid
Bij lekkage van een giftig gas vanuit een spoorketelwagon is schuilen binnen de woning of een gebouw de beste optie. Een tijdige alarmering dat men moet binnenblijven met de deuren en ramen gesloten is belangrijk. Het plangebied beschikt over een voldoende sirenedekking.
Bij een scenario waarbij kans is op een explosie van een spoorketelwagon is tijdig ontruimen de beste optie. Dit is beschreven in het voornoemde rampenbestrijdingsplan spoor.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de IJssel

Bestrijdbaarheid
Een plasbrand op de IJssel is moeilijk te bestrijden. Bestrijding van een dergelijke brand vindt plaats met blusschuim. Op een snelstromende rivier zoals de IJssel waarbij de brandende vloeistof zich breeduit kan verspreiden en verplaatsen is bestrijding met blusschuim nauwelijks effectief. Ook de bereikbaarheid is moeilijk door de snelle verplaatsing en de slechte bereikbaarheid van de IJsseloevers. Bestrijding zal plaatsvinden daar waar de plasbrand de oever bereikt.

Zelfredzaamheid
In het definitief ontwerp Basisnet water worden enkele begrippen geïntroduceerd, waaraan getoetst moet worden. Dit is de waterlijn en het plasbrandaandachtsgebied.

De waterlijn wordt gedefinieerd als de grenslijn die wordt bepaald door de waterstand die meestal aanwezig is of die met enige regelmaat optreedt. Voor de IJssel met de sterk wisselende waterstanden is dit de waterstand die maximaal 50 dagen per jaar wordt overschreden. Deze waterlijn geldt als begrenzing van de maximale ruimte die de 10-6 PR contour mag innemen. Vanaf die waterlijn wordt een plasbrandaandachtsgebied gedefinieerd. In geval van de IJssel wordt daarbovenop het winterbed van de rivier als plasbrandaandachtsgebied gedefinieerd. Het plangebied wordt begrensd door de winterdijk. De plangrens valt dus samen met de uiterste grens van het plasbrandaandachtsgebied. Vanaf de uiterste grens van het plasbrandaandachtsgebied, de top van de winterdijk, is over een afstand van 20 meter tot de eerste bebouwing sprake van een groenbestemming. Deze bestemming voorziet in een afdoende bescherming tegen mogelijke effecten in het plasbrandaandachtsgebied voor de achterliggende bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D114-OH01_0008.jpg"

Eindafweging

Het groepsrisico ten gevolge van het emplacement bevindt zich nabij de oriënterende waarde. Het groepsrisico ten gevolge van het doorgaand spoor volgens de toekomstprognose voor het jaar 2020 is hoog. Het onderhavige ruimtelijke plan is echter conserverend van aard. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er zijn binnen het kader van dit ruimtelijke plan dan ook geen mogelijkheden om dit groepsrisico te beïnvloeden en moet op dit moment als een gegeven worden beschouwd. Overigens is in de door de Raad vastgestelde Omgevingsvisie externe veiligheid gesteld dat in de zone langs het spoor een overschrijding van de oriënterende waarde acceptabel is onder voorwaarde van een optimaal planontwerp. In een optimaal planontwerp wordt bijvoorbeeld aandacht besteed aan de positionering van gebouwen ten opzichte van de risicobron en de breedte van ontsluitingswegen (vluchtroutes, bereikbaarheid hulpdiensten). In dit plan zijn echter geen ontwikkelingen voorzien. De mogelijkheid van het opstellen van een optimaal planontwerp, anders dan behoud van de bestaande situatie, doet zich niet voor.

De risicoberekeningen die in het kader van het ontwerp Basisnet spoor van 8 juli 2010 zijn gemaakt laten voor Deventer een groepsrisico zien onder de oriënterende waarde. Op termijn wordt dus verlaging van de risico's van de risicobron verwacht. Besluitvorming over de Basisnet spoor wordt in 2011 verwacht waarna dit in regelgeving wordt verankerd.

5.3.6 Ecologie

Algemeen
In de directe omgeving van Buitengracht-Oost ligt Natura 2000-gebied 'Uiterwaarden IJssel'. Dit gebied maakt ook deel uit van de Ecologische hoofdstructuur' (EHS).

Er zijn in Buitengracht-Oost waarnemingen bekend van in de Flora- en faunawet middelhoog en strikt beschermde diersoorten, waaronder steenmarter, meervleermuis, ruige dwergvleermuis, gewone dwergvleermuis, grootoorvleermuis, rosse vleermuis, watervleermuis, franjestaart en laatvlieger. Ook komen er middelhoog beschermde plantensoorten voor onder andere steenbreekvaren en wilde marjolein.

Nieuwe ontwikkelingen
De ligging op korte afstand van het Natura 2000-gebied en de EHS betekent dat er geen activiteiten mogen worden ondernomen die direct of via externe werking de waarden, soorten of de instandhoudingdoelstellingen van dit gebied aan kunnen tasten. Bij vermoeden van aantasting dient te worden getoetst of deze significante negatieve effecten teweeg brengen.
Bij planvorming voor nieuwe ontwikkelingen dient tevens te worden onderzocht of deze ontwikkelingen nadelige effecten kunnen hebben op aanwezige beschermde flora en fauna. Hierbij kan gedacht worden aan het verstoren, aantasten of vernietigen van beschermde flora en fauna en hun leefgebied of het aantasten van nesten of vaste rust- en verblijfplaatsen. Worden er nadelige gevolgen verwacht dan dient te worden nagegaan welke beschermde soorten aanwezig zijn en hoe de schadelijke effecten kunnen worden gemitigeerd of gecompenseerd. In veel gevallen is compensatie of mitigatie mogelijk door zorgvuldig te handelen of te werken volgens een gedragscode. In enkele gevallen is het aanvragen van een ontheffing Flora- en faunawet verplicht.
Worden er nadelige effecten verwacht op het Natura 2000-gebied en de EHS of beschermde flora en fauna dan is het uitvoeren van een (ecologisch) onderzoek noodzakelijk.

In het bestemmingsplan Buitengracht-Oost worden geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen. Een ecologisch onderzoek is dan ook niet nodig.