direct naar inhoud van 5.3 Milieuaspecten
Plan: Hoornwerk 2009
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D120-OH01

5.3 Milieuaspecten

5.3.1 Bodem

Door Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. is in februari 2002 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het Hoornwerk. Het bodemonderzoek is gebaseerd op de richtlijnen uit de NEN-5740 (NNI 1999) voor onverdachte terreinen (ONV). Hierbij is rekening gehouden met hogere achtergrondwaarden.

In de vaste bodem zijn lokaal licht verhoogd gehalten aan zware metalen, EOX, PAK en/of minerale olie aangetoond. In de ondergrond zijn geen gehalten aangetoond boven de streefwaarden. In het grondwater zijn lokaal licht verhoogde gehalten aan zware metalen en vluchtige aromaten aangetoond. De aangetoonde licht verhoogde gehalten overschrijden de streefwaarden en vormen geen aanleiding tot nader onderzoek en/of (sanerings)maatregelen.

Op de (voormalige) locatie Snipperlingsdijk 22 en nabij de Douwelerstraat 27 (te ontdempen dam) zijn meerdere onderzoeken uitgevoerd. Op de locatie Snipperlingsdijk 22 was sprake van een geval van ernstige verontreiniging met PAK (> 25 m3 grond verontreinigd met PAK-gehalten boven de interventiewaarden). Bij de te ontdempen dam was sprake van een niet ernstig geval van verontreiniging (< 25 m3). In respectievelijk 2005 en 2007 zijn op deze locaties saneringen uitgevoerd. Het bevoegd gezag Wet bodembescherming heeft ingestemd met de resultaten van de sanering. Op de locaties zijn, na sanering, maximaal licht verhoogde gehalten achtergebleven. Op basis van de resultaten van de sanering bestaat er geen aanleiding voor aanvullende maatregelen en/of gebruiksbeperkingen.

5.3.1.1 Asbest

Binnen het plangebied “Hoornwerk” is in 2002 een verkennend asbestonderzoek uitgevoerd. Bij de visuele beoordeling van de individuele monsters is bij monstergat 105 (voormalige speelplaats) asbest verdacht plaatmateriaal waargenomen. Analytisch is tevens in een proefgat in het (voormalig) openbaar groen niet hechtgebonden asbest (losse vezels) aangetroffen. In de overige gaten zijn geen asbest verdachte materialen waargenomen.

Het huidige gebruik ter plaatse van boring 105 is een parkeerdek met appartementen. In de grond van boring 105 is in 2002 428,8 mg/kg d.s. aan asbest aangetoond. Tijdens de sloopwerkzaamheden in 2005 is asbest verwijderd. De verontreiniging ter plaatse van het voormalige openbaar groen is hierna niet meer visueel door de milieukundig begeleider van Oranjewoud vastgesteld.

Door de aanwezigheid van een verharding ter plaatse van de voormalige speelplaats (nu eiland 1) is geen contact met eventuele verontreiniging mogelijk. De locatie is in feite gesaneerd en risico's voor direct contact zijn niet aanwezig.

5.3.1.2 Conclusie

De algemene kwaliteit van de vaste bodem en het grondwater binnen het plangebied 'Hoornwerk' vormen geen belemmering voor de huidige en toekomstige bestemming (wonen met/zonder tuin).

5.3.2 Geluid
5.3.2.1 Algemeen

De Wet geluidhinder schrijft voor dat bij toepassing van een procedure als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening voor het aspect wegverkeerslawaai en industrielawaai akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd.

In de Wet geluidhinder is geregeld dat voor wegverkeerslawaai een voorkeurgrenswaarde van 48 dB in acht moet worden genomen, waarbij de hoogst toelaatbare gevelbelasting 63 dB bedraagt. Voor industrielawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) en een maximale toelaatbare gevelbelasting van 55 dB(A ).

Het vaststellen van hogere grenswaarden is een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders. Het beleid van de gemeente Deventer is weergegeven in het interim-beleid 'Wet geluidhinder- beleid t.a.v. de voorkeursgrenswaarden en de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting'. In deze beleidsregel is vastgelegd onder welke voorwaarden van de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting gebruik kan worden gemaakt.

Bij brief van 27 februari 1997 (kenmerk MAB 96/3626) hebben Gedeputeerde Staten van Overijssel voor een aantal gebieden binnen de gemeente Deventer voor wegverkeerslawaai een algemene ontheffing verleend tot 55 dB(A) LAeq. Conform de overgangregels van de Wet geluidhinder met betrekking tot de dosismaat Lden komt 55 dB(A) LAeq overeen met 53 dB Lden. Praktisch gezien betekent deze gebiedsgerichte algemene ontheffing dat bij (planologisch) nieuwe situaties binnen de aangewezen gebieden er tot een geluidbelasting van 53 dB Lden (inclusief aftrek artikel 110g van de Wgh) er geen hogere grenswaardenbesluit genomen hoeft te worden. Deze ontheffing geldt alleen voor woningen langs bestaande wegen.

5.3.2.2 Akoestisch onderzoek

Ten behoeve van de voorgenomen herontwikkeling van het Hoornwerk is voor eiland 2 en 3 (eiland 1 is al gerealiseerd) een akoestisch onderzoek verricht (kenmerk B02013.000123, datum 18 november 2010 door Arcadis). Doel van het onderzoek is om de geluidsbelasting vanwege industrielawaai en wegverkeerslawaai ter plaatse van woningen vast te stellen. Hierna volgen de samenvatting en de conclusie van dit onderzoek.

Op diverse woningen van eiland 2 en 3 van het plangebied wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai en 50 dB(A) industrielawaai overschreden. De grenswaarde van 63 dB voor wegverkeerslawaai en 55 dB(A) voor industrielawaai wordt op geen enkel punt overschreden.

Eiland 2

Op eiland 2 wordt de voorkeursgrenswaarde vanwege wegverkeerslawaai op 15 woningen overschreden. De geluidsbelasting vanwege wegverkeer is op eiland 2 echter niet hoger dan de algemene hogere waarde van 53 dB. Deze algemene hogere waarde is in 1997 door de provincie Overijssel vastgesteld voor de bebouwde kom van de gemeente Deventer (kenmerk MAB 96/3626, datum 25 februari 1997).

Op eiland 2 wordt de voorkeursgrenswaarde vanwege industrielawaai op 54 woningen overschreden. Deze waarde ligt wel onder de maximale ontheffingswaarde van 55 dB(A) voor stedelijk gebied.

Eiland 3

Op eiland 3 wordt de voorkeursgrenswaarde vanwege wegverkeerslawaai op 100 woningen overschreden. De geluidsbelasting vanwege wegverkeer op de Mr de Boerlaan is voor 89 woningen en vanwege wegverkeer op de Kazernestraat voor 9 woningen hoger dan de algemene hogere waarde van 53 dB. De geluidsbelasting is maximaal 61 dB.

Op eiland 3 wordt de voorkeursgrenswaarde vanwege industrielawaai op 91 woningen overschreden. Deze waarde ligt onder de maximale ontheffingswaarde van 55 dB(A) voor stedelijk gebied.

Bron- en overdrachtsmaatregelen om de geluidsbelasting terug te dringen

Gezien het grote aantal geluidsbronnen op het bedrijventerrein en de hoge ligging van de geluidsbronnen is het om kostentechnische redenen niet mogelijk om bronmaatregelen te treffen waarmee de geluidsbelasting op eiland 2 en 3 van het plangebied Hoornwerk wordt teruggebracht tot de voorkeursgrenswaarde. Maatregelen in de overdracht worden vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk geacht. Op basis van het subcriterium 'vervanging bestaande bebouwing' kunnen hogere waarden worden vastgesteld door de gemeente Deventer.

Voor de Mr. De Boerlaan is nagegaan of bronmaatregelen, zoals het aanbrengen van een dunne deklaag met een reductie van ca. 3 dB ten opzichte van dicht asfaltbeton, toegepast kan worden. De wegdelen waar dit kan worden toegepast zijn echter te gering in lengte. Nabij de kruisingen met Snipperlingsdijk en Kazernestraat is het vanwege wringkrachten - door optrekkend en afremmend verkeer - niet mogelijk om een dergelijk wegdektype toe te passen. Overdrachtsmaatregelen in een stedelijke omgeving zijn vanwege overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard niet mogelijk. Ook voor wegverkeer geldt dat op basis van het subcriterium 'vervanging bestaande bebouwing' een hogere waarde vastgesteld kan worden door de gemeente Deventer.

Voor de meeste nieuw te projecteren woningen langs de Mr de Boerlaan is sprake van een tweezijdige geluidsbelasting. Hierdoor is het creëren van een geluidsluwe zijde niet mogelijk. Een andere stedenbouwkundige invulling van het plan leidt niet tot een situatie waarbij voor alle woningen een geluidsluwe zijde wordt gecreëerd. De geluidsbronnen op het bedrijventerrein zijn zodanig hoog gelegen dat deze tot ver in het plangebied binnendringen. Afscherming door een andere oriëntatie van de woningen leidt derhalve voor de woningen langs de Mr. de Boerlaan niet tot een geluidsluwe zijde.

Cumulatie

Indien er sprake is van het aanvragen van een hogere waarde dient gekeken te worden naar cumulatie. Cumulatie geldt voor onderliggend project vanwege de verschillende wegvakken en vanwege de geluidsbelasting van wegverkeer en industrielawaai. Voor eiland 2 bedraagt de gecumuleerde geluidsbelasting maximaal 60 dB. Hiermee wordt de grenswaarde van 63 dB niet overschreden. Voor eiland 3 bedraagt de gecumuleerde geluidsbelasting maximaal 67 dB. Hiermee wordt de grenswaarde van 63 dB overschreden. De gecumuleerde geluidsbelasting bedraagt voor eiland 3 voor het pand met de gevel direct aan de Mr. H.F. De Boerlaan meer dan 63 dB. Hierbij dient de kanttekening te worden gemaakt dat bij het bepalen van de gecumuleerde geluidsbelasting er geen rekening wordt gehouden met de aftrek van 5 dB voor wegverkeerslawaai conform artikel 110g WGH. Wel dient bij het bepalen van de binnenwaarde (gevelisolatie) rekening te worden gehouden met deze gecumuleerde geluidsbelastingen. Voor de overige gevels van de panden van eiland 3 wordt de grenswaarde van 63 dB niet overschreden.

Over het algemeen leiden de gecumuleerde geluidsbelastingen niet tot onacceptabele hogere geluidsbelastingen dan de afzonderlijk vast te stellen hogere waarden.

5.3.2.3 Conclusie

Voor eiland 2 en 3 van het plangebied Hoornwerk dienen hogere waarden te worden vastgesteld. Samengevat gaat het om de volgende hogere waarden:

Eiland 2:

  • industrielawaai: 54 woningen met een geluidsbelasting tot maximaal 54 dB(A).

Eiland 3:

  • wegverkeerslawaai Mr de Boerlaan: 89 woningen met een geluidsbelasting tot 61 dB;
  • wegverkeerslawaai Kazernestraat: 9 woningen met een geluidsbelasting tot maximaal 55 dB;
  • industrielawaai: 91 woningen met een geluidsbelasting tot 55 dB(A).

Het besluit hogere waarden wordt niet vastgesteld voor een specifiek aantal woningen. Bij het besluit is een kaartje gevoegd waarop per bouwblok van de nieuw op te richten bebouwing is weergegeven welke hogere waarde geldt.

5.3.3 Luchtkwaliteit

Het wetsvoorstel voor de wijziging van de 'Wet milieubeheer' is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'. De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:

  • negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken;
  • mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Gelijktijdig met de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen is het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' van 30 oktober 2007 in werking getreden. Een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) in de buitenlucht als de 3% grens niet wordt overschreden. Hiermee wordt bedoeld 3% van de grenswaarde van 40 ìg/m3 ('microgram per kubieke meter') voor de jaargemiddelde concentratie fijn stof of stikstofdioxide. Dit betekent dat feitelijk een toename van maximaal 1,2 ìg/m3 toelaatbaar wordt geacht.

Voor projecten die wél in betekenende mate bijdragen aan de concentraties is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) relevant. Met ingang van 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Dit betekent dat sinds 3 augustus 2009 zowel het NSL als de onderliggende Saneringstool (het rekeninstrument) openbaar zijn en dat voor de onderbouwing van NSL-projecten kan worden verwezen naar het NSL wanneer het gaat om de effecten op luchtkwaliteit. Voor initiatieven ligt de NIBM-grens bij 1.500 woningen (welke ontsloten worden op één ontsluitingsweg), voor kantoorlocaties ligt de grens bij 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte.

Het project 'Hoornwerk, eiland 2 & 3' betreft de realisatie van minder van 1500 woningen. Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat onderhavig project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Een nader onderzoek naar de luchtkwaliteit is derhalve niet noodzakelijk.

5.3.4 Geurhinder

Industriële emissies van schadelijke stoffen, afkomstig van het nabij gelegen bedrijventerrein Bergweide, zijn thans niet zodanig dat de luchtkwaliteit in de woonomgeving van het Hoornwerk daaronder te lijden heeft. De tolueenemissie van diepdrukkerij Roto Smeets Deventer, die in dit verband als meest relevant is aan te merken, voldoet aan de Nederlandse Emissie Richtlijnen Lucht en levert door een grote afvoerhoogte en verdunning in de buitenlucht, verwaarloosbare concentraties op in de (woon)omgeving. De geurbelasting vanwege bedrijventerrein Bergweide heeft niet geleid tot geurklachten afkomstig van de voormalige bewoners van het Hoornwerk. Dat wil niet zeggen dat de locatie geurvrij is. Wel heeft in de afgelopen jaren bij enkele relatief grote bronnen een geursanering plaatsgevonden, door maatregelen en ook door het beëindigen van bedrijfsactiviteiten. Daarmee is de totale, cumulatieve geurbelasting naar een lager niveau teruggedrongen. Na deze saneringen resteert een acceptabel hinderniveau in de omliggende woonwijken, waaronder Hoornwerk. Uit in het verleden uitgevoerde geuronderzoeken is gebleken dat de geuremissies ter plaatse van het Hoornwerk vanwege omliggende bedrijven niet leidt tot overschrijding van de geldende geurnormering.

5.3.5 Externe veiligheid

De risiconormen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in het “Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen” (BEVI). In dit besluit zijn milieukwaliteitseisen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. De bij het besluit behorende ministeriële regeling “Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen” (REVI) werkt de afstanden, de referentiepunten en de wijze van berekenen van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico verder uit ter uitvoering van het BEVI. De Regeling tot wijziging van de REVI is op 1 juli 2007 in werking getreden.

Daarnaast zijn de Handreiking Verantwoording Groepsrisico van VROM en de Handleiding externe veiligheid inrichtingen hulpmiddelen voor de wijze waarop volgens het BEVI met het externe veiligheidsrisico's moet worden omgegaan relevant.

Het BEVI verplicht het bevoegd gezag op basis van de Wet milieubeheer om veiligheidsafstanden aan te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. In het besluit zijn gevoelige objecten gedefinieerd als kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De te realiseren woningen zijn kwetsbare objecten.

Plaatsgebonden risico (PR)

In het BEVI zijn normen opgenomen voor de kans dat één persoon buiten het inrichtingsterrein overlijdt als gevolg van een calamiteit bij het bedrijf (plaatsgebonden risico).

Groepsrisico (GR)

In het Bevi zijn normen opgenomen voor de kans dat meerdere personen buiten het inrichtingsterrein overlijden als gevolg van een calamiteit bij het bedrijf (groepsrisico). Voor het groepsrisico wordt een oriëntatiewaarde gegeven en geldt voor nieuwe situaties een verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag.

5.3.5.1 Groepsrisico voor herstructurering

In opdracht van MRE partners, namens Woonbedrijf Ieder1, heeft Oranjewoud/Save een risicoberekening (projectnr. 234548 - 100958 - DI04 van 24 november 2010) uitgevoerd voor onderhavige ruimtelijke ontwikkeling. Het Hoornwerk is gesitueerd nabij het goederenemplacement en tegenover het ROC. In verband met handelingen met treinen met gevaarlijke stoffen op het goederenemplacement moet inzicht worden gegeven in de invloed van het plan op de risicosituatie en dan met name de invloed op het groepsrisico.

Het Hoornwerk is voor een deel gelegen binnen de 300 m zone van het emplacement ten zuiden van het goederenemplacement. De minimale afstand van het Hoornwerk tot de ongevalslocaties op het emplacement bedraagt 280 m tot eiland 1 en tot de overige locaties (eiland 2 en 3) meer dan 300 m.

Het vigerende bestemmingsplan voor het Hoornwerk uit 1978 kent alleen woningbouw. In 2006 is vrijstelling verleend voor één appartementencomplex (wooncomplex, deels gezondheidszorgfunctie), te weten eiland 1. Eiland 1 is inmiddels gerealiseerd.

Uit de groepsrisicoberekeningen blijkt dat de hoogte van het groepsrisico in de nieuwe situatie ongewijzigd blijft ten opzichte van de oude situatie ondanks een lichte toename van het aantal mensen op de locatie.

Dit wordt veroorzaakt omdat Hoornwerk:

  • a. ruimschoots buiten de afmetingen van een vuurbal veroorzaakt door een mogelijke LPG BLEVE* ligt, maar deels (eiland 1 en een klein deel van eiland 2) wel binnen de 1%-letaliteitsafstand;
  • b. voor de QRA alleen in de invloedssfeer van één mogelijke ongevalslocatie op het emplacement ligt en voor het grootste gedeelte buiten de 300 m zone gelegen is;

is de conclusie gerechtvaardigd dat de nieuwe ontwikkeling geen nadelige invloed zal hebben op de hoogte van het groepsrisico. Dit geldt des te meer omdat de faalfrequentie voor een BLEVE door brand op de ene relevante ongevalslocatie lager (ca. een factor 2) is dan de faalfrequenties voor een BLEVE op de andere locaties.

* Een BLEVE (uitgesproken als blevvie) is een afkorting voor "boiling liquid expanding vapour explosion" (kokende vloeistof-gasexpansie-explosie). Dit is een soort explosie die kan voorkomen als een houder (tank) met een brandbare vloeistof onder druk openscheurt.

5.3.5.2 Zelfredzaamheid

De wijk is voorzien van een net van wandel- en fietsroutes waarover langs het kanaal in zuidwestelijke richting van de risicobron af gevlucht kan worden via de Mr. H.F. de Boerlaan. De Verlengde Kazernestraat is een alternatief in die vluchtrichting. Vluchten in zuidoostelijke richting is mogelijk via de Snipperlingsdijk en de Schonenvaarderstraat. De ontsluiting van de woningen in het plangebied sluiten goed bij de vluchtrichtingen aan. De alarmering via de sirenes is goed hoorbaar in het gebied.

5.3.5.3 Bereikbaarheid op planniveau

Het plangebied ligt op korte afstand van de brandweerkazerne en is bereikbaar voor de hulpdiensten via twee routes. De kortste route via de Snipperlingsdijk en een alternatief via de Hunneperkade en de Mr. H.F. de Boerlaan waarbij zowel de Verlengde Kazernestraat als de wandel/fietsroute toegankelijk zijn voor brandweervoertuigen.

5.3.5.4 Bestrijdbaarheid

Ten behoeve van het rangeren met gevaarlijke stoffen op het spoorwegemplacement en het doorgaande vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor is een Rampenbestrijdingsplan spoor opgesteld. Het plan beschrijft specifiek hoe bij een zwaar ongeval op het spoor of het emplacement met gevaarlijke stoffen welke organisatorische maatregelen worden getroffen en welke middelen worden ingezet om het ongeval te bestrijden en het gebied te ontruimen.

Het plangebied wordt voorzien van voldoende brandkranen.

5.3.5.5 Eindafweging

De vervangende nieuwbouw op de locatie laat geen wijziging in de hoogte van het groepsrisico zien. Dit wordt veroorzaakt door de relatief gunstige ligging ten opzichte van de mogelijke ongevalslocaties op het emplacement. De mogelijkheden om de wijk te ontvluchten en de mogelijkheden die de hulpdiensten hebben om de wijk te bereiken zijn goed. Uit oogpunt van externe veiligheid is er sprake van een acceptabele invulling op deze locatie.

5.3.6 Bedrijven & milieuzonering

In de directe nabijheid van het plangebied voor woningbouw liggen enkele omliggende bedrijven op het bedrijventerrein Bergweide met de daarbij behorende milieuzonering. Voor de milieuzonering worden richtafstanden gehanteerd volgens de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (december 2006). Geluid is hiervoor de belangrijkste parameter.

Uit het geluidsonderzoek van Arcadis blijkt dat ten behoeve van industrielawaai de optredende geluidsbelasting conform het door de gemeente aangeleverde zonemodel wordt gerespecteerd. Er worden geen bronmaatregelen voorgesteld. Het heeft dus geen aanscherping tot gevolg, hetgeen betekent dat de bedrijfsvoering conform de vergunning mogelijk blijft. De bedrijven worden dus niet benadeeld ten opzichte van de huidige situatie. In de rapportage van Arcadis is opgenomen dat is uitgegaan van de recentelijk verleende milieuvergunning. De geluidsituatie in het rapport is bijgewerkt tot oktober 2010.

Voor de overlast die de woningen ondervinden van het bedrijventerrein is het belangrijk op te merken dat in de oude situatie de lage woonbebouwing op dezelfde afstand van het industrieterrein gelegen was. Hier is vroeger bij de vergunningverlening voor de bedrijven rekening mee gehouden.

De nieuwe woningbouw past binnen het zonemodel dat geldt voor het bedrijventerrein. Er bestaat voldoende ruimtelijke scheiding tussen beide functies. Op het gebied van milieuzonering doen zich geen problemen voor.

5.3.7 Ecologie

Voor het plangebied is in oktober 2004 een quick scan (d.d. 15 november 2004) in het kader van de natuurbeschermingswetgeving uitgevoerd. De scan heeft tot doel om inzicht te verkrijgen in de aanwezigheid van in het kader van natuurbeschermingswetgeving beschermde soorten.

Daarnaast is ingegaan op de effecten van de ruimtelijke ingreep binnen het plangebied op deze soorten. Op het moment dat de quick scan werd uitgevoerd waren nog niet alle woningen in het Hoornwerk gesloopt.

In deze quick scan is geconcludeerd dat met de voorgenomen ingreep:

  • geen negatief effect zal optreden op beschermde planten;
  • geen uitspraak is te doen over de effecten op vleermuizen, doordat het onderzoek in november is uitgevoerd (winterslaap);
  • naar verwachting geen negatieve effecten op andere zoogdieren, vissen, amfibieën, reptielen en beschermde ongewervelden zullen optreden;
  • een lokaal en tijdelijk verlies van biotoop voor algemene broedvogels zal plaatsvinden. De gunstige staat van instandhouding is echter niet in het geding;
  • naar verwachting geen verstoring van wezenlijke invloed van zoogdieren en vogels zal plaatsvinden.

Om een uitspraak over de effecten van de ingreep op vleermuizen te kunnen doen, is op 21 april en 12 mei 2005 aanvullend veldonderzoek uitgevoerd door Bureau Waardenburg bv. Er zijn verschillende foeragerende dwergvleermuizen waargenomen, verblijfsplaatsen zijn echter niet in de wijk aangetroffen. De conclusie is dat de wijk Hoornwerk geen grote betekenis voor vleermuizen heeft. Inmiddels zijn alle opstallen gesloopt.

Er zijn geen plannen om het Overijssels Kanaal om te leggen en/of gedeeltelijk te dempen. Aangezien ook anderszins geen verstoring van het waterleven wordt voorzien, is geen ecologische inventarisatie in en rond het kanaal noodzakelijk.

Derhalve zijn er geen belemmeringen voor het realiseren van de voorgenomen ontwikkeling.

5.3.8 Duurzaamheid

Thema's zoals energie- en waterbesparing, aandacht voor langzaam verkeer en groenvoorzieningen, zuinig grondstoffengebruik, efficiënt ruimtegebruik en duurzaam bouwen, zullen met name bij nieuwbouwplannen en herinrichting een belangrijke plaats toegekend krijgen.

Ontwikkeling van duurzaamheid past in de ontwikkeling die het duurzaamheids denken nu ook landelijk doormaakt en waarbij ook steeds meer het eisen als negatieve prikkel omgezet wordt in een positieve benadering in de vorm van wijzen op de kwaliteit van het gebouw, op (woon-)comfort, het binnenmilieu in het algemeen, op gezond wonen en leven. In het Milieubeleidsplan 2003-2008 presenteert de gemeente Deventer haar ambitie op het gebied van duurzaam bouwen en energiebeleid.

In 1998 is landelijk de Energie Prestatie op Locatie (EPL) geïntroduceerd. De EPL is een maat voor de energetische kwaliteit voor een gehele bouwlocatie, inclusief de energievoorziening die voor en/of in deze locatie is aangelegd. De EPL kent een schaal van 0 tot 10, waarbij 10 staat voor een ideaalsituatie waarbij geen fossiele brandstoffen worden gebruikt. Bij nieuwbouwlocaties moet het principe van de 'trias energetica' worden meegenomen. In het Milieubeleidsprogramma 2007-2008 stelt de gemeente Deventer de EPL voor nieuwbouwlocaties op 7.0. Deze norm kan onder meer gehaald worden door het plaatsen van zonneboilers, warmtepompen en het efficiënt en zuinig verlichten van wegen en paden. Voor de verschillende deelgebieden van de herstructurering zal een verdiepingsslag uitgevoerd moeten worden, waar concreet op gebouwniveau maatregelen worden uitgewerkt.

Op gebouwniveau hanteert de gemeente het GPR-gebouwsysteem als basis voor de kwaliteitseisen aan woningen/gebouwen. Het GPR systeem is een registratiesysteem dat prestaties weergeeft van items op het gebied van milieu en (woon-)kwaliteit. Voor elk thema geeft GPR Gebouw een kwaliteitsscore op een schaal van 1 tot 10. Hoe hoger de kwaliteit - of hoe lager de milieubelasting - hoe hoger de score. Een score van 5 komt - indien relevant - overeen met het niveau van het Bouwbesluit. Het systeem kent zes thema-onderdelen en wel: Energie, Materialen, Afval, Water, Gezondheid en Woonkwaliteit. De ontwikkelende partij zal een sublicentie van het softwarepakket aangeboden worden. De duurzaamheidsambities voor de nieuwbouw in Hoornwerk worden in samenspraak met de initiatiefnemer woonbedrijf Ieder1 en aan de hand van GPR Gebouw vastgesteld.