Plan: | Hoornwerk 2009 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0150.D120-OH01 |
Sinds 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verplicht voor plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Eén van de oorzaken van wateroverlast is de wijze waarop plannen en besluiten kunnen leiden tot wateroverlast, een achteruitgaande waterkwaliteit, verdroging van natuurgebieden, etc. De watertoets heeft als doel deze negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor het watersysteem te benutten. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij ruimtelijke plannen en besluiten. In deze paragraaf wordt hierop nader ingegaan.
Vanaf maaiveld wordt regionaal gezien een dik watervoerend pakket bestaande uit zeer fijn tot zeer grof zand aangetroffen. Lokaal kunnen zich hierin kleilagen bevinden. De onderkant van dit pakket bevindt zich naar verwachting op ca. NAP -35 m.
Het maaiveld in het plangebied varieert van ca. NAP +7,5 m tot +6,3 m. Het plangebied is dus relatief vlak te noemen. Het voorgesteld peil voor het plangebied bedraagt Nap +7,0 m.
De bodemopbouw tot ca. MV -2,0 à -2,7 m (NAP +4,7 à +3,7 m) bestaat uit zeer fijn tot zeer grof, zwak tot sterk ziltig zand. De doorlatendheid van dit zandpakket bedraagt minimaal 7,3 m/dag.
Ter plaatse van HB2 wordt in het zandpakket van MV -1,0 tot -1,6 m (NAP +5,6 tot +5,0 m) een slecht doorlatende kleilaag aangetroffen. Onder het zandpakket wordt tot ca. MV -3,0 à (minimaal) -4,0 m (NAP +3,7 à max. +2,4 m) een slecht doorlatend kleipakket aangetroffen. Het daaronder aangetroffen zandpakket is naar verwachting (zeer) goed doorlatend. Voor de doorlatendheid van de beide zandpakketten wordt een rekenwaarde gehanteerd van 7,0 m/dag.
Ten noorden van het plangebied ligt het Overijssels Kanaal. Het waterpeil in dit kanaal wordt (ook in de toekomst) gehandhaafd op ca. NAP +5,75 m. Het kanaal heeft een infiltrerende werking naar de directe omgeving.
Op ca. 750 m ten zuidwesten van de locatie stroomt de IJssel. De IJssel staat door middel van een sluis in verbinding met het Overijssels Kanaal. De IJssel heeft een belangrijk drainerende invloed op de stijghoogten in het watervoerend pakket. Echter gezien de afstand tot de projectlocatie wordt geen grote invloed op de waterhuishoudkundige situatie van de projectlocatie verwacht.
Op de locatie is op de meeste plaatsen een kleilaag aanwezig op geringe diepte. De stijghoogte van het diepe grondwater is beduidend lager dan die van het freatische grondwater. Dit houdt in dat indien de kleilaag wordt doorboord het freatische grondwater via deze gaten kan wegstromen naar het diepere grondwaterpakket.
De gemiddeld hoogste grondwaterstand bevindt zich op NAP +5,2 m (stijghoogte) en de laagst gemeten grondwaterstand op NAP +3,4 m (stijghoogte). Voor de aanleghoogte van de gebouwen (bovenkant vloer) en wegen wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 100 centimeter ten opzichte van de gemiddeld hoogste grondwaterstand. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 20 cm boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lagere, beneden het maaiveld gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. De ontwateringsdiepte moet voldoende zijn
Algemeen geldt dat de hemelwaterafvoer van het gemengde stelsel riool dient te worden afgekoppeld, indien dit redelijkerwijs mogelijk is. Het hemelwater dient ter plaatse te worden geïnfiltreerd en bij zware regenval moet het overtollige water afgevoerd kunnen worden naar het oppervlaktewater. Ter plaatse infiltreren is goed mogelijk mits de slecht doorlatende laag wordt doorbroken. Overtollig water kan eenvoudig naar het Overijssels Kanaal worden afgevoerd.
De inmiddels gesloopte woonwijk Hoornwerk was aangesloten op het gemengde stelsel van Deventer. Gemeente en Waterschap stellen dat Hoornwerk mag worden beschouwd als een geval van afkoppeling van bestaand verhard oppervlak en dat het niet om een geval van uitbreiding van verhard oppervlak gaat. Voor het Waterschap is daarnaast van belang dat de afvoer van regenwater naar het Overijssels Kanaal niet toeneemt ten opzichte van de oude situatie.
Het Waterschap geeft de voorkeur aan bovengrondse infiltratievoorzieningen zoals wadi's en vijvers. In individuele gevallen wordt echter de toepassing van ondergrondse voorzieningen (IT-riool) ook toegestaan. Hiervoor gelden de volgende beperkingen:
De gemeente heeft een voorkeur voor bovengrondse voorzieningen als daar voldoende ruimte voor is. Ondergrondse voorzieningen zijn toegestaan mits deze goed te beheren en onderhouden zijn.
Eisen
Als bergingseis wordt een infiltratievoorziening van 10 mm (per m² verhard oppervlak) gehanteerd. Hierdoor neemt de afvoer van regenwater naar het kanaal niet toe ten opzichte van de vroegere situatie met een gemengd stelsel. Voor het drempelniveau van de gebouwen dient rekening gehouden te worden met een T=100-situatie. Eventueel aan te leggen halfverdiepte parkeervoorzieningen vragen speciale aandacht.
In de woonwijk mag als gevolg van regenval niet vaker dat eens per 2 jaar kortdurend water op straat staan. Het regenwater dient naar de buitenzijde van de woningen te worden geleid en vervolgens afgevoerd naar een infiltratievoorziening. Zand en bladeren dienen afgevangen te worden door de kaveleigenaar.
Infiltratiemogelijkheden
Mogelijkheden voorzieningen projectlocatie
Het oorspronkelijk rioolstelsel in het gebied is een zogenaamd gemengd stelsel, dat wil zeggen dat het huishoudelijk afvalwater en het regenwater van de verharde oppervlakken, daken en wegen, in één buizenstelsel, worden afgevoerd naar de aan de Roland Holstlaan gelegen zuiveringsinstallatie (via een vrijverval systeem, gemalen en persleidingen).
Het gemengde stelsel is verwijderd uit het gebied en voor de afvoer van het huishoudelijk afwater wordt een vuilwaterstelsel gerealiseerd. Dit stelsel sluit aan op de riolering in de Verlengde Kazernestraat.
Het waterschap Groot Salland is in dit geval de relevante waterbeheerder. Met het betreffende waterschap is overleg gevoerd tijdens de voorbereiding op dit ontwerpbestemmingsplan.
In december 2010 hebben het waterschap en de gemeente aan de hand van een notitie gereageerd op het nieuwe waterplan Hoornwerk fase 2 en 3. Op basis van deze reactie is het waterplan aangepast en die is ter beoordeling ingediend bij het waterschap en de gemeente.