direct naar inhoud van 5.3 Ecologie
Plan: Bedrijvenpark A1
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D124-OH01

5.3 Ecologie


Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel
De aanleg en het gebruik van het Bedrijvenpark A1 leiden niet tot directe aantasting van het Natura 2000-gebied, er vindt geen ruimtebeslag plaats en ook geen versnippering van leefgebied van aangewezen soorten.

Uit geluidberekeningen blijkt dat de aanleg van het Bedrijvenpark A1 niet leidt tot (een toename van) de verstoring in het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel. Uit het geluidsonderzoek van Oranjewoud (2008) blijkt dat de geluidbelasting ten westen van de Deventerweg afneemt, als gevolg van de verplaatsing van deze weg naar het oosten. De contouren verschuiven van het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel af.

Uit het Waterhuishoudingsplan (ARCADIS, 2008) kan worden afgeleid dat de realisatie van het Bedrijvenpark A1 geen invloed heeft op grondwaterstanden in de IJsseluiterwaarden. Uit het Luchtonderzoek (Tauw, 2008) kan worden afgeleid dat ten opzichte van de huidige situatie de depositie van stikstof iets af zal nemen. In de huidige situatie is er sprake van te hoge aanwezige waarden. Afname van deze waarden kan dus positief zijn voor de natuurwaarden in de omgeving.

Er treden geen significant negatieve effecten op het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel door de aanleg en het gebruik van het Bedrijvenpark A1. Een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is daarom niet nodig. Nader onderzoek (een zogenaamde passende beoordeling) hoeft daarom niet uitgevoerd te worden.


Ecologische hoofdstructuur
In de Natuurtoets Bedrijvenpark A1 (Arcadis, 2008) is ook onderzocht of er sprake is van verstoring van de nabijgelegen EHS.

Als gevolg van de aanleg van de oostelijke ontsluiting verdwijnt ca. 1,5 ha aan EHS aan de oostzijde van het plangebied. Daarnaast is er in dit gebied sprake van enige afname van de kwaliteit van de EHS als gevolg van verstoring door licht en geluid. Uit het Akoestisch onderzoek Bedrijvenpark A1 (Oranjewoud, 2008) volgt dat de geluidscontouren opschuiven richting het EHS-gebied. De opschuiving van de contouren zorgt dan wel voor een afname in kwaliteit van het gebied door geluid, maar omdat de geluidsbelasting in de huidige situatie al zo hoog is, verandert er relatief maar weinig (gebaseerd op relatieve broedvogeldichtheid). Er treedt daarom slechts een beperkte toename op van verstoring van belangrijke leefgebieden van verstoringsgevoelige soorten (met name broedvogels en das).

Uitstraling van verlichting naar de omgeving heeft voor bepaalde dieren negatieve effecten. Onder andere door de toepassing van speciale armaturen kan de invloed hiervan naar de EHS beperkt blijven. De aanleg van beplante aarden wallen bij de bufferzone en de oostelijke ontsluiting zorgen voor een beperking van de lichteffecten. Ook het negatieve effect van geluid wordt hierdoor beperkt.

Met de provincie Overijssel is overeenstemming over, dat het feitelijk verdwijnen van een stukje EHS en de (beperkte) vermindering van de kwaliteit van een deel van de EHS ruimschoots wordt gecompenseerd door de aanleg van de bufferzone.

Ecologische verbindingszones
De provinciale ecologische verbindingszone langs de Dortherbeek (model laaglandbeek) krijgt in het kader van de planrealisatie vorm (zie paragraaf 4.5.2).

De ecologische verbindingszone model kamsalamander wordt deels aangelegd in het kader van de aanleg van de bufferzone. In het Addendum op de Bestuursovereenkomst van september 1999 is afgesproken, dat de gemeente Gorssel (huidige gemeente Lochem) de aanleg van de zone op Lochems grondgebied voor haar rekening neemt. In het Inrichtingsplan bufferzone (Vista, 2005) is een inrichtingsvoorstel opgenomen voor de ecologische verbindingszone vanaf de onderdoorgang onder het spoor tot de onderdoorgang bij de N348.

Flora- en faunawet
In de Natuurtoets Bedrijvenpark A1 (Arcadis, 2008) is uitgebreid beschreven wat de effecten zijn van de werkzaamheden in het kader van de planontwikkeling op beschermde soorten.

Naast negatieve effecten zijn er ook positieve effecten:

  • De kolonies, vliegroutes en foerageergebieden van vleermuizen kunnen in stand gehouden en versterkt worden in de bufferzone en langs de Dortherbeek (mits uitstraling van licht naar de bufferzone, de Dortherbeek en het bos bij de oostelijke ontsluiting wordt voorkomen).
  • Er ontstaan geschikte biotopen voor bijzondere diersoorten als Waterspitsmuis, Ringslang, Kamsalamander en beekgebonden vissoorten.
  • De kwaliteit van biotopen voor bos- en struweelvogels, uilen, zoogdieren en amfibieĆ«n neemt sterk toe.
  • De variatie van begroeiingtypen, biotopen en soorten in het gebied neemt toe.


De negatieve effecten kunnen worden beperkt door in de natuurtoets geformuleerde mitigerende maatregelen zoals:

  • Zorgvuldigheid bij de uitvoering, zodat zo min mogelijk flora en fauna wordt verstoord. In de natuurtoets is hiervoor een ecologisch protocol ontwikkeld.
  • Verwijderen van vegetatie en bouwrijp maken buiten het broedseizoen.
  • Eventueel tijdelijk wegvangen en verplaatsen van bepaalde soortgroepen, zoals amfibieĆ«n en reptielen.


Voor een aantal beschermde soorten zijn de negatieve effecten strijdig met de algemene verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet. Voor deze soorten zal een beroep gedaan moeten worden op mogelijkheden voor de vrijstelling en ontheffing in de Flora- en Faunawet. Voor de Poelkikker en Ringslang zal ontheffing gevraagd worden. Ontheffing is mogelijk als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Voor het Bermpje en de Kleine modderkruiper zal nagegaan worden of volgens de beschikbare gedragscodes gewerkt kan worden, zodat met een vrijstelling kan worden volstaan. Als dat niet mogelijk blijkt, zal ook voor deze soorten ontheffing aangevraagd moeten worden.

Voor het Akkerklokje, Grasklokje, mol, haas, konijn, veldmuis en egel geldt een algemene vrijstelling. Wel is op deze soorten de zorgplicht van toepassing. Aan deze plicht kan worden voldaan door te werken volgens het ecologisch protocol.

Voor alle soorten, waarvoor gebruik gemaakt zal worden van ontheffing danwel vrijstelling van de Flora- en faunawet is de gunstige instandhouding van de soort niet in het geding, terwijl ook voldaan kan worden aan de vereiste criteria 'geen andere bevredigende oplossing' en 'dwingende reden van groot openbaar belang' (Natuurtoets Bedrijvenpark A1, Arcadis, 2008).

Dassenburcht
In aanvulling op de Natuurtoets in het kader van het MER, is vanuit de gemeente een veldonderzoek gedaan naar de aanwezigheid van een dassenburcht. Deze is aangetroffen aan de oostkant van het plangebied. De burcht bevindt zich in de overgang van spoorsloot en werkpad naast het spoor en blijkt zelfs door te lopen tot onder het spoor. De gemeente heeft hierover contact gezocht met Prorail. Prorail heeft vervolgens Stichting Das&Boom opdracht verleend voor een nader onderzoek ter plekke. In hun rapport mei 2009 en nadere veldwaarnemingen, waaronder met permanente cameraopstelling, is vastgesteld dat zich (op en af) enkele dassen in de burcht ophouden. De burcht loopt door tot onder het westelijk spoor. Dat zorgt voor risico van de verkeersveilheid. Prorail voert permanent onderzoek uit naar de condities van het spoor. Wegens waargenomen lichte daling zijn reeds stutvoorzieningen aangebracht. Voor de langere termijn en mogelijk zelfs op kortere termijn is sprake van een niet te handhaven situatie vanwege het veiligheidsrisico van het spoorverkeer.

Prorail, gemeente Deventer en Stichting Das&Boom hebben overleg gezocht met de Dienst Landelijk Gebied en het ministerie van LNV. Uitkomst hiervan is dat Prorail in juni 2009 een verzoek voor ontheffing bij LNV heeft ingediend voor verplaatsing van de dassen en het opheffen van de burcht. Deze is verleend.

Uit verder onderzoek is gebleken dat het niet gaat om een hoofdburcht maar om een dynamisch buitenverblijf dat zo af en toe wordt bezocht. Er is dan ook geen reden om de dassen te verplaatsen, omdat de dassen hun hoofdverblijf elders buiten het plangebied hebben. Omdat het geen hoofdburcht is, maar een buitenverblijf, is besloten de burchten te dichten nadat het zeker is dat er geen dieren meer in bevinden.

ProRail zal om een aanpassing van de eerder verleende ontheffing verzoeken.

Voor de dassen die een burcht buiten het plangebied bewonen zal als gevolg van de aanleg van het bedrijvenpark het areaal geschikt foerageergebied afnemen. De aan te leggen bufferzone zal echter geschikt blijven als foerageergebied voor de das, denk aan de inrichting van de bufferzone met fruit-, noot- en besdragende struiken, de aarden wallen en het grasland. Daarnaast is aan de oostzijde van de spoorlijn en ten zuiden van het plangebied voldoende foerageergebied aanwezig.