Plan: | Windturbines Kloosterlanden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0150.D278-VG01 |
Uit de vorige paragraaf blijkt dat zowel op nationaal, provinciaal als gemeentelijke niveau de nadruk wordt gelegd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. De Provincie Overijssel geeft concreet aan dat beleid ruimte moet bieden aan (economische) dynamiek, zolang deze de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid bevordert. Het beleid kent dan ook geen strikte voorschriften (meer) met betrekking tot welke functie op welke plek moet plaatsvinden.
Om deze sturingsfilosofie te waarborgen heeft de provincie in de Omgevingsverordening opgenomen dat in het bestemmingsplan moet worden onderbouwd op welke wijze een beoogde ontwikkeling, in dit geval de realisatie van twee windturbines, bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Aan deze onderbouwing wordt de eis gesteld dat inzichtelijk moet worden gemaakt hoe is omgegaan met de provinciale vier-lagenbenadering, de bijbehorende Catalogus Gebiedskenmerken 2009 en welk ontwikkelingsperspectief van toepassing is. In deze paragraaf zal daarop nader worden ingegaan.
Landschappelijke inpassing - ontwikkelingsperspectief
Landschappelijke inpassing speelt een belangrijke rol als het gaat om behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Indien aan de gewenste ontwikkeling behoefte bestaat, is de vraag waar deze ontwikkeling het beste kan plaatsvinden.
In het provinciaal beleid is het grondgebied van de provincie opgedeeld op basis van zes ontwikkelingsperspectieven, drie ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en drie voor de stedelijke omgeving. Deze ontwikkelingsperspectieven geven aan in welke richting het gebied zich dient te ontwikkelen en biedt een (ruimtelijk) kader voor ontwikkelingen binnen het gebied.
Het plangebied is gelegen binnen het ontwikkelingsperspectief met het accent op de veelzijdige gebruiksruimte, een mixlandschap met landbouw, natuur, water en wonen als goede buren'. In het mixlandschap is ruimte voor landbouw, landschapsontwikkeling, natuur, cultuurhistorie, vrije tijd, wonen en overige bedrijvigheid.
Dit ontwikkelingsperspectief richt zich op die gebieden binnen de provincie waar sprake is van verweving van functies. Aan de ene kant de melkveehouderij en akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. Gezien de ligging van het plangebied tussen het bedrijventerrein en de rijksweg A1 is het gebruik voor windturbines passend binnen dit ontwikkelingsperspectief dat een mix van functies toelaat.
Landschappelijke inpassing - gebiedskenmerken
Op basis van de Provinciale gebiedskenmerken is het plangebied gelegen op een 'dekzandvlakte' (natuurlijke laag) en is er sprake van een 'Bebouwing' onder het agrarisch cultuurlandschap. In de stedelijke laag heeft het plangebied geen kenmerken, maar bevindt zich in de omgeving van 'bedrijventerrein' en 'autowegen' (beide stedelijke laag). Het gebied heeft in de lust- en leisure laag geen kenmerken. Als overige beleidslaag wordt aangegeven dat het plangebied valt in het 'beekdal'.
De dekzandgronden beslaan een groot deel van de oppervlakte van de provincie en kenmerken zich door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat. De ambitie is deze natuurlijke verschillen functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er altijd om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. De bebouwing is divers en wordt logischerwijs niet gespecificeerd.
De autowegen zijn onderdeel van de hoofdinfrastructuur. Ze vormen het verbindende regionale autoverkeersnetwerk. Het doorgaande karakter maakt dat de weg een barriere kan vormen voor water, mens, plant en dier. Het uitzicht vanaf de weg op het omliggende landschap maakt ook onderdeel uit van de weg. Ontwikkelingen in de directe omgeving van deze autowegen dienen bij te dragen aan integrale verbetering van de bereikbaarheid.
Bedrijventerreinen kenmerken zich als werk- of voorzieningengebieden, te onderscheiden in industriegebieden, meubelboulevards, kantorenparken en gemengde bedrijventerreinen. De verkavelingeninrichting is functioneel. De terreinen zijn slechts beperkt aangesloten op omliggende wijken en landschappen.
Bij het ontwerp van de windturbines en haar omgeving is met de ambities uit de stedelijke laag rekening gehouden. Er is besloten geen ontsluiting via het bedrijventerrein Kloosterlanden te realiseren, omdat aansluiting van deze terreinen op het omliggende landschap niet wenselijk wordt geacht.
Landschappelijke inpassing - beperkingen
Niet overal binnen Overijssel is de oprichting van windturbines gewenst gelet op de impact die dat kan hebben op landschappelijke en natuurlijke waarden. Ook zijn hoge bouwwerken ongewenst binnen zones waar (laag) gevlogen kan worden. De Omgevingsverordening verbiedt daarom ook de oprichting van windturbines binnen de EHS, de twee nationale landschappen (IJsseldelta en Noordoost-Twente) en gebieden die zijn aangewezen als laagvliegroutes en funnels (funnels zijn trechtervormige obstakelvrije vlakken van start- en landingsvlakken met zijkanten in de verlengden van de start- en landingsbanen waarbinnen beperkingen gelden ten aanzien van het oprichten van hoge obstakels). Toetsing van het beoogde bouwplan aan deze uitsluitingen laat zien dat de windturbines niet zijn gelegen binnen de EHS, niet binnen de grenzen van een nationaal landschap en niet binnen een laagvliegzone zijn gesitueerd.
Het provinciale beleid staat de oprichting van windturbines buiten deze beperkingsgebieden toe. De plaatsing van windturbines moet echter verder beoordeeld worden op basis van een nadere verkenning van de lokale situatie. De gemeente Deventer volgt hierbij, voor de landschappelijke inpassing, het effect op het omringende kleinschalige landschap en van de IJssel, de provinciale insteek om de windturbinelocaties te zoeken op/of langs bedrijventerreinen en/of langs grootschalige infrastructuur. Deze locaties zijn 'logisch en aanvaardbaar'. Het provinciaal beleid heeft, gegeven de grootte van moderne windturbines, specifieke richtlijnen opgesteld. Windturbinelocaties markeren op deze wijze in het landschap de aanwezigheid van andere activiteiten; bedrijvigheid en/of mobiliteit/vervoer. De grootte van de turbines is daarbij juist uitgangspunt. Het na te streven effect is dat windturbines landmarks zijn waarbij in de buurt bedrijvigheid en infrastructuur mag worden verwacht.
Afhankelijk van de situering ten opzichte van natuurgebieden, is ecologisch onderzoek nodig zijn om aan te tonen dat de oprichting van de windturbines niet leidt tot significante effecten op beschermde natuurwaarden. In paragraaf 3.4.8 Ecologie wordt hier nader op ingegaan.
In de Omgevingsverordening is het principe van verplichte clustering vastgelegd. Dit houdt in dat als de intentie aanwezig is om windturbines in het buitengebied (in de Omgevingsverordening wordt hiervoor de term 'groene omgeving' gehanteerd) te plaatsen,dan zijn windturbines alleen toegestaan in de vorm van windparken. Een windpark bestaat dan uit minimaal 4 windturbines.
De beoogde locaties bevinden zich in de stadsrandzone van de stad Deventer. Zij staan ingeklemd tussen de Rijksweg A1 (zuid) en het bedrijventerrein (noord), de Zutphenseweg (west) en de spoorlijn Deventer-Zutphen/ Siemelinksweg (oost). Op termijn wordt aan de zuidzijde van de Rijksweg A1 een nieuw bedrijventerrein ontwikkeld. Het terrein heeft geen directe aansluiting met het buitengebied. Dat de huidige bestemming voor de oostelijke turbine 'Groen' is, maakt dit niet anders (de beoogde locatie voor de westelijke windturbine heeft de bestemming 'Verkeer'). Deze bestemming is gerelateerd aan het feit dat het gebied een primair watergebied is, bij hoog water loopt het gebied onder. Toetsing van het bestemmingsplan aan deze beperking laat zien dat het plangebied niet gelegen is in de door de Provincie omschreven 'groene omgeving'. De noodzakelijkheid van een windpark met 4 windturbines is dan ook geen vereiste.
Landschappelijke inpassing - beschermd stadsgezicht
De windturbines zijn voorzien op circa 2,5 km. van het beschermd stadsgezicht van Deventer. Uit jurisprudentie kan worden opgemaakt dat wettelijk de bescherming geldt binnen de reikwijdte van het tot beschermd stadsgezicht aangewezen gebied. Door de genoemde afstand interfereren dewindturbines niet of – vanuit een beperkt aantal gezichtsvelden - in beperkte mate met het beschermd stadsgezicht. Als voorbeelden worden gegeven: vanaf de A1 IJsselbrug is er geen interferentie, vanaf de spoorbug is er wel interferentie. Vanwege de afstand blijven de verhoudingen beperkt tot een goed schaalniveau waarin sprake is van een vanuit de acceptatie dat sprake is van interferentie, die ook onderling een versterkende werking kan hebben: het beschermde en historische IJsselfront en de moderne turbines voor duurzame energie opwekking op respectvolle afstand van elkaar.
Landschappelijke inpassing - natuurcompensatie
Waterberging
Zowel de oostelijk gelegen windturbine als de ontsluiting brengen met zich mee dat het waterbergend vermogen en de doorstromendheid van de Schipbeek afneemt. Deze gronden worden namelijk op hoogte gebracht, zodat ze te allen tijde bereikbaar zijn bij aanleg, onderhoud, dan wel storing. De waterbeheerder, in dit geval het Waterschap Rijn en IJssel geeft aan positief te staan ten opzichte van de bouw van de twee turbines, mits er compensatie plaatsvindt. Het waterbergend vermogen mag niet worden verminderd. De kosten voor de compensatie zijn voor rekening van de initiatiefnemer van de windturbines.
Compensatie van het waterbergend vermogen van het gebied wordt gerealiseerd door het aan leggen van een bypass van de Schipbeek door het tussen de twee plangebieden gelegen populierenbos. Deze bypass zal er tevens toe leiden dat het in ecologisch opzicht arme populierenbos in de toekomst kan uitgroeien tot een waardevol zachthoutooibos, een uiterst zeldzaam bostype in Salland. Voor het gebied wordt momenteel gewerkt aan een masterplan herinrichting Schipbeekzone. In dit masterplan wordt uitgewerkt op welke wijze uitvoering kan worden gegeven aan de bypass.
Bos
Een direct gevolg van de bouw van de twee windturbines is dat er bos gekapt zal moeten worden. Dit geldt zowel voor de bomen op de plaats waar de locatie van de mast zelf is gepland, als ook de locatie waar waterberging gecompenseerd gaat worden. Het bos bestaat voornamelijk uit Canadese populierenklonen. De Boswet, de wet waarin de kap van bossen is geregeld, schrijft voor dat de te kappen oppervlakte aan bos gecompenseerd moet worden (herplantplicht). Het gemeentelijk beleid schrijft voor dat dit met streekeigen boomsoorten moet gebeuren. Voor het mogen kappen van bomen moet de initiatiefnemer een melding bij Dienst Regelingen worden ingediend.
De Boswet kent de mogelijkheid om de herplantplicht uit te voeren op een ander perceel dan waar gekapt wordt. Zij schrijft voor dat de herplantplicht bosbouwkundig verantwoord moet plaatsvinden en over minimaal dezelfde oppervlakte. In overleg met de handhaver van de Boswet, de Provincie, wordt tezijnertijd bepaald op welke percelen en over welke oppervlakte compensatie wordt uitgevoerd.