direct naar inhoud van 4.4 Milieu-aspecten
Plan: Herinrichting Zandwetering nabij Diepenveen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P228-OH01

4.4 Milieu-aspecten

4.4.1 Bedrijven en milieuzonering

Binnen de ontwikkeling is er geen sprake van een "inrichting" in de zin van de Wet milieubeheer. Het aanvragen van een milieuvergunning is daarom niet noodzakelijk.

Het aanleggen van wandelpaden en een kunstwerk heeft geen invloed op de vergunde rechten van omliggende (agrarische) bedrijven. De waterberging en de hiermee samenhangende ecologische opgave wordt niet aangemerkt als "zeer voor verzurings gevoelig" in de zin van de Wet ammoniak en veehouderij. Deze nieuwe natuur is in die zin niet extra beperkend voor omliggende agrarische bedrijven. De genoemde functies en activiteiten zijn niet geluid- en geurgevoelig. Ook vanuit deze aspecten worden vanuit de "omgekeerde werking" geen rechten beperkt van omliggende bedrijven.

4.4.2 Geluid

Binnen de ontwikkeling zijn geen onderdelen die geluidgevoelig (Wgh en Wm ) zijn en zoals hiervoor ook al is aangegeven is er geen sprake van een inrichting (Wm). Geluid is dan ook geen relevant milieuaspect.

4.4.3 Bodem

Op basis van milieu informatie systeem en historisch bodem bestand zijn binnen de ontwikkeling geen voor bodemverontreiniging verdachte activiteiten uitgevoerd. Ook is op de locatie geen bodemonderzoek uitgevoerd. Er is ter plaatse geen sprake van de voortdurende aanwezigheid (>2 uur per dag) van mensen.

Op de locaties is geen bodemonderzoek uitgevoerd en hebben geen voor bodemverontreiniging verdachte activiteiten plaatsgevonden. Op basis van de handreiking van de provincie is in het kader van dit bestemmingsplan een bodemonderzoek niet nodig.

Op de locaties van de toekomstige plannen is geen sprake van de voortdurende aanwezigheid (>2 uur per dag) van mensen. Daarom is een bodemonderzoek conform de NEN 5740 (met een vooronderzoek conform de NEN 5725) niet nodig.

4.4.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de wijzigingswet van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) werktitel "Wet luchtkwaliteit" (Stb. 2007, 414), in werking getreden (Stb. 2007, 434). Deze wet vervangt het "Besluit luchtkwaliteit 2005". De grenswaarden voor lucht zijn niet gewijzigd, wel het moment wanneer getoetst moet worden aan deze normen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe "Wet luchtkwaliteit" geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als een project "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtverontreiniging. De (bouw)plannen hebben geen betrekking op gemotoriseerde voertuigbewegingen en hebben hiermee dus ook geen negatieve invloed op de lokale luchtkwaliteit. Op grond hiervan vindt de gemeente Deventer het niet noodzakelijk dat een luchtkwaliteitsonderzoek wordt uitgevoerd.

4.4.5 Externe veiligheid

Gezien de ligging van het plangebied t.o.v. relevante objecten en/of risicovolle vervoersassen op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, de circulaire "Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen 1984" en het ontwerp Besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB), is externe veiligheid voor dit plan geen aandachtspunt.

4.4.6 Ecologie

Vanuit het oogpunt van natuurwetgeving is een aantal wettelijke regelingen relevant in het kader van dit bestemmingsplan.

Het gehele plangebied is ligt niet binnen de begrenzing van een Speciale Beschermingszone in het kader van de Vogel- en /of Habitatrichtlijn. Ook ligt het plangebied niet binnen de Ecologische Hoofdstructuur of een beschermd natuurmonument (Natuurbeschermingswet).

Van toepassing is wel de sinds 1 april 2002 van kracht zijnde Flora- en faunawet. Deze wet voorziet in de bescherming van planten en dieren in heel Nederland.


Gebiedsbescherming

In het kader van gebiedsbescherming is er getoetst aan de Natuurbeschermingswet 1998 (Natura 2000, Beschermde natuurmonumenten en Wetlands). Het onderhavige geval van de Zandwetering nabij Diepenveen ligt in geen van de genoemde gebieden. Het dichtstbijzijnde Natuurbeschermingswetgebied is het op ongeveer 800 m afstand gelegen Natura 2000 gebied IJsseluiterwaarden. Een externe werking van het project bij Diepenveen op het Natura 2000 gebied is niet aan de orde. Hiernaast is er getoetst aan de uitwerking van de Nota Ruimte voor wat betreft de Overijsselse Provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Het project bij Diepenveen blijkt niet in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) te liggen. De kortste afstand tot de EHS is ongeveer 280 m. Het is niet te verwachten dat het project bij Diepenveen een negatief effect heeft op de kernkwaliteiten (bos) van de EHS en ook niet dat toekomstige ontwikkelingen ten gunste van de EHS belemmerd worden.

Ten behoeve van de herinrichting van de Zandwetering is het Masterplan Zandwetering (2005) opgesteld. In dat plan wordt uiteen gezet dat het de bedoeling is dat de Zandwetering mede gaat functioneren als ecologische corridor met als doelsoorten Waterspitsmuis en Kamsalamander. Ten behoeve daarvan is een continue natuurvriendelijke oeverinrichting met bredere uitspanningen (broekbos, nat schraalland, rietland) gewenst. Het project bij Diepenveen voldoet aan deze wensen.

Soortbescherming

Met betrekking tot soortbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun leefgebied. Deze wet bevat onder andere verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of verblijfplaatsen. Bij elk plan dat ingrijpt op standplaatsen van planten of verblijfplaatsen van dieren, dient getoetst te worden wat het effect is op beschermde soorten die met name genoemd zijn in de Flora- en faunawet.

Aan de hand van gegevens die beschikbaar zijn als ecologische data in de Milieuatlas en een veldbezoek door de gemeentelijke ecoloog is de conclusie getrokken dat een aanvullend veldbezoek door ecologen van het Waterschap Groot Salland noodzakelijk was. Laatstgenoemd onderzoek is in april 2010 uitgevoerd. Daarbij heeft het Waterschap ook van een eigen ecologische database gebruik gemaakt. Voor wat betreft de fauna is het volgende geconstateerd: Kamsalamander, Kleine Modderkruiper en Rivierdonderpad zijn niet aangetroffen doch kunnen wel in het gebied verwacht worden. Indien bij de uitvoering van de projecten gewerkt wordt volgens de gedragscode van de Waterschappen kan voorkomen worden dat genoemde soorten nadeel ondervinden. Met betrekking tot broedvogels wordt aangegeven dat er buiten het broedseizoen (half maart- half juli) gewerkt moet worden. Overigens mogen broedende vogels ook buiten deze periode niet verstoord worden. Voor wat betreft de flora blijkt dat er geen juridisch beschermde plantensoorten in het plangebied aanwezig zijn. Wél komen op de taluds van een te vergraven zijwatergang lokaal minder algemene soorten (Tweerijige zegge en Veldrus) voor die met een eenvoudige aanpassing in de werkzaamheden behouden kunnen blijven.


Muggen

Voor dit bestemmingsplan heeft de gemeente Deventer gevraagd aan GGD of de realisatie van plan gevolgen heeft voor de komst van door muggen overdraagbare ziekten. De conclusie van het onderzoek is dat het niet aannemelijk dat de uitbreiding van water kan leiden tot overlast en hinder door muggen. Een verbinding tussen overloopgebieden en het doorstromende open water, vermindert de kans op muggenpopulaties doordat natuurlijke predatoren meer aanwezig zijn.


Bronnen:

  • Gemeente Deventer & Waterschap Groot Salland. 2005. Masterplan Zandwetering.
  • Waterschap Groot Salland. 2010. Flora en fauna-onderzoek (10 lokaties) Project Laage Diepenveen en Retentie Randerpad.
  • Provincie Overijssel. 2009. Ecologische Hoofdstructuur en Natura 2000 gebieden.

4.4.7 Duurzaamheid

Duurzaamheidthema's zoals energie- en waterbesparing, aandacht voor langzaam verkeer en groenvoorzieningen, zuinig grondstoffengebruik, efficiënt ruimtegebruik en duurzaam bouwen, zullen met name bij nieuwbouwplannen en herinrichting een belangrijke plaats toegekend krijgen.

Ontwikkeling van duurzaamheid past in de ontwikkeling die het duurzaamheids denken nu ook landelijk doormaakt en waarbij ook steeds meer het eisen als negatieve prikkel omgezet wordt in een positieve benadering in de vorm van wijzen op de kwaliteit van het gebouw, op (woon-)comfort, het binnenmilieu in het algemeen, op gezond wonen en leven. In het Milieubeleidsplan 2003-2008 presenteert de gemeente Deventer haar ambitie op het gebied van duurzaam bouwen en energiebeleid.

Dit bestemmingsplan speelt in op de aspecten klimaat en ecologie. Met de ontwikkeling wordt ingespeeld op de klimatologische ontwikkelingen door ruimte te bieden aan de waterlopen en door hiermee ook ecologische ontwikkelingen mogelijk te maken.