Plan: | Plasmansweg 2 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0150.P247-OH01 |
Aanleiding
Bij de gemeente Deventer is op 26 oktober 2009 een aanvraag om een herziening bestemmingsplan binnengekomen voor het in gebruik nemen van een karakteristieke schuur als woonhuis op het perceel Plasmansweg 2 te Okkenbroek, kadastraal bekend gemeente Diepenveen, sectie F, nummer 3033 en 3034. In het kader van het VAB-beleid (beleid ten aanzien van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen) komt een karakteristieke voormalig agrarische schuur in aanmerking voor functiewijziging naar wonen.
Plangebied
Het perceel Plasmansweg 2 ligt aan de oostkant van de Plasmansweg, direct ten zuiden van de Soestwetering. Het perceel bevindt zich circa 2 km ten zuiden van het dorp Okkenbroek.
In de volgende figuur is de globale ligging van het plangebied aangegeven ter hoogte van de rode cirkel aan de rechterkant.
Globale ligging plangebied "Plasmansweg 2 "
Planologisch regime
Voor het bovengenoemde perceel geldt momenteel het bestemmingsplan Buitengebied 1994 (Diepenveen), vastgesteld op 23 juni 1994 en goedgekeurd op 14 februari 1995.
Het beoogde plan is in strijd met dit vigerende bestemmingsplan. Het perceel heeft op basis van dit bestemmingsplan de bestemming 'woondoeleinden'. De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor woningen met de daarbij behorende bijgebouwen, andere bouwwerken, tuinen en verhardingen. Op basis van de voorschriften mag op het perceel één burgerwoning aanwezig zijn en mogen de bijgebouwen niet gebruikt worden om in te wonen. Het plan voor functiewijziging van een schuur tot een woning is in strijd met deze bestemmingsbepaling, omdat er na realisatie van de beoogde functiewijziging sprake is van twee woningen in het plangebied.
Het voorliggende bestemmingsplan beoogt de woonbestemming voor de bestaande woning en de nieuwe woning in de voormalige karakteristieke schuur juridisch-planologisch mogelijk te maken.
Leeswijzer
Het eerstvolgende hoofdstuk geeft een planbeschrijving, de uitgangssituatie op de locatie en het voorgenomen inrichtingsplan. In hoofdstuk 3 volgt de ruimtelijke onderbouwing. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de voor het plan geldende beleidskaders, de landschappelijke inpassing van de ontwikkeling en de zogeheten randvoorwaarden, zoals bodem, water en de milieuhygiënische aspecten. Op basis van deze aspecten wordt in dit hoofdstuk onderbouwd waarom de voorgenomen ontwikkeling acceptabel is. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de planopzet en juridische aspecten nader toegelicht. Hoofdstuk 5 gaat ten slotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.