direct naar inhoud van 3.7 Invloed op vliegbewegingen
Plan: Windturbines Kloosterlanden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D278-VG01

3.7 Invloed op vliegbewegingen

Vanwege de hoogte van de windturbines is toetsing aan luchtverkeeraspecten aan de orde, zowel voor de burgerluchtvaart als militaire vluchten. Het is van groot belang dat er geen conflict ontstaat tussen de gewenste windturbines en deze vliegbewegingen. In deze paragraaf is op meerdere aspecten, welke belangrijk zijn bij het vliegen, onderzocht of er een mogelijk conflict ontstaat. Bij deze onderzoeken is rekening gehouden met actuele jurisprudentie op het gebied van windturbines in combinatiemet luchtverkeersaspecten. Expliciet wordt hier de uitspraak van 14 december 2011 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State genoemd inzake de bouw van vijf windturbines op en nabij bedrijventerrein Ecofactorij in Apeldoorn (201107145/1/H1).

Laagvliegroute

Laagvliegen voor vliegtuigen is essentieel om in crisistijd grondstrijdkrachten te kunnen ondersteunen. Door zo laag mogelijk boven de grond te vliegen, kan een vlieger buiten het radarbeeld van een tegenstander blijven. Laagvliegen is niet zomaar te leren. Het vereist regelmatig oefenen. Tijdens het oefenen wordt de vlieger geleidelijk vertrouwd gemaakt met het vliegen op steeds geringere hoogte. Eén van de laagvliegroutes loopt van Zwolle via Deventer naar het zuiden, ten oosten van de oostelijke beoogde windturbine. Deze turbine bevindt zich op ongeveer 2 kilometer afstand en vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling van de twee windturbines.

Radarverstoring

Windturbines kunnen radarbeelden verstoren, vooral als het gaat om windparken met clusters van turbines. In de nabijheid van militaire en burger luchtvaartterreinen, radars en bakens geldenregels voor obstakelvrije vlakken. Dat is van belang omdat de radarposten ervoor zorgen dat het vliegverkeer veilig en efficiënt verloopt.

Het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) bereidt op dit moment de opname voor van het radarverstoringsregime rond militaire radars in de ministeriële regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) behorend bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Deze wetswijziging heeft tot gevolg dat de invloed van geplande windturbines op militaire radarsystemen verruimd wordt van een cirkel van 28 km naar 75 km, vanwege verstorende effecten van de wieken van een windturbine op de radar (spiegeleffect). De twee geplande windturbines liggen buiten de 28 km zone van een militaire radar, maar binnen de nieuwe 75 km zone van radarpost Nieuw Millingen.

Op circa 8800 meter vanaf het plangebied is burgerluchthaven Teuge gesitueerd. In gebieden rondom burgerluchthavens worden in verband met veiligheid ruimtelijke beperkingen gesteld aan nieuwbouw. Het gaat daarbij om externe veiligheid, vliegveiligheid en de goede werking voor luchtverkeersapparatuur. De vorm en omvang van deze beperkingengebieden vloeien onder meer voort uit de het Besluit burgerluchthavens, de Regeling burgerluchthavens, Regelgeving Burgerluchthavens en Militaire en Luchthavens (RBML) en het internationale Verdrag van Chicago, waar Nederland zich aan gebonden heeft. Er wordt een nieuw rekenmodel ontwikkeld om de invloed van obstakels op het radarbeeld te toetsen. Door het toepassen van meervoudige radardekking en technische verbeteringen aan de radar ontstaan over het geheel genomen meer mogelijkheden om windparken te realiseren, omdat naar verwachting in de meeste gevallen de uitkomsten van de toetsingen gunstiger zullen zijn. Het ministerie van Defensie is verzocht het Deventer windplan met het rekenmodel te toetsen. Defensie heeft aangegeven dat berekeningen met het nieuwe rekenmodel uitgevoerd moeten worden door TNO. Defensie toetst uiteindelijk de resultaten.

Ondanks dat de genoemde wetswijzigingen nog niet van kracht zijn heeft de gemeente TNO opdracht gegeven een z.g. indicatieve PERSEUS berekening uit te voeren. Ten tijde van het ter inzage gaan van het ontwerpbestemmingsplan, is de definitieve rapportage van TNO beschikbaar. De rapportage bevindt zich in bijlage 7 Indicatief radarverstoringsonderzoek windturbines Kloosterlanden. TNO concludeert dat de berekeningen laten zien dat er geen enkele beïnvloeding van de MASS primaire radarketen berekend is. Verder zijn de effecten op de primaire radar van de MPR zeer gering. TNO spreekt dan ook de verwachting uit dat de plaatsing van de windturbines geen problemen opleveren i.r.t. Defensieradars.

Hoogtebeperking

De Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) toetst of voorgenomen (bouw)plannen mogelijk van invloed zijn op de goede werking van de communicatie-, navigatie- of surveillanceapparatuur (CNS) van LVNL. De Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) toetst aan de hand van hoogtebeperkingsvlakken of hoge bouwwerken een gevaar kunnen opleveren voor de vliegtuigoperaties. De beperkingengebieden zijn driedimensionale vlakken die gerelateerd zijn aan de start- en landingsbaan.

Met onderhavige plannen wordt voldaan aan het geen is gesteld in artikel 14, eerste lid, van het Besluit burgerluchthavens, gelezen in verbinding met artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, in samenhang met bijlage 5 van de Regeling burgerluchthavens. Hier is bepaald dat binnen een veiligheidszone van 5100 meter geen object is toegestaan dat hoger is dan 100 meter. Gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van de luchthaven op een afstand van meer dan 5100 meter, kan geconcludeerd worden dat de vliegveiligheid in samenhang met luchthaven Teuge niet onevenredig wordt aangetast door het Deventer windplan. De plannen voor de bouw van de windturbines zijn afgestemd met Luchthaven Teuge, Luchtverkeersleiding Nederland en Inspectie Verkeer en Waterstaat. De conclusie uit deze afstemming is verwoord in hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid.