direct naar inhoud van Motivering wijzigingsbesluit
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22b Sporthal Bathmen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.TAM002-OW01

Motivering wijzigingsbesluit

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot wijzigen van het omgevingsplan

Het project betreft het realiseren van een nieuwe (multifunctionele) sporthal centraal op het sportpark de Looënk ter vervanging van de huidige sporthal de 'Uutvlog', de buitensport kleedkamers en de kantine van de voetbalvereniging.

De projectgroep 'Sportvoorzieningen Bathmen' is voortgekomen uit de 'Dorpsagenda Bathmen'. Deze projectgroep heeft het 'Adviesrapport ten behoeve van Sportvoorzieningen Bathmen 2020-2040' opgesteld. In dit rapport staat dat noodzakelijk is om de sporthal de 'Uutvlog' op de korte termijn te vervangen.

De huidige sporthal de 'Uutvlog' is door de voormalige gemeente Bathmen in 1978 gerealiseerd. Gezien de leeftijd van de sporthal en de staat van de inpandige voorzieningen zijn er op dit moment bouwkundige problemen. Daarnaast voldoet de sporthal niet meer aan de huidige duurzaamheidseisen en aan de eisen van de sportbonden qua afmetingen. Elk jaar moet er weer dispensatie aangevraagd worden om officiële wedstrijden te kunnen spelen.

Het geldende omgevingsplan van rechtswege biedt geen mogelijkheid dit project te realiseren. De nieuwe sporthal past op de beoogde locatie niet binnen het bouwvlak. Om dit project mogelijk te maken wordt het omgevingsplan gewijzigd.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt aan de Prinses Magrietlaan ten zuidoosten van het dorp Bathmen. Het plangebied van dit Tam-omgevingsplan bestaat uit twee locaties op het sportpark 'De Looënk' die met het voorliggende Tam-omgevingsplan worden gewijzigd. Een locatie is het gebied rondom de huidige sporthal 'De Uutvlog' en de andere locatie is het gebied rondom de plek waar de nieuwe sporthal wordt gerealiseerd.


afbeelding "i_NL.IMRO.0150.TAM002-OW01_0001.png"

Het plangebied bestaat uit de twee grijze vlakken op de bovenstaande afbeelding.

1.3 Leeswijzer

De motivering van dit wijzigingsbesluit omgevingsplan bestaat uit 10 hoofdstukken. Na de inleiding volgt in hoofdstuk 2 de planbeschrijving. In hoofdstuk 3 wordt het participatieproces beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de ontwikkeling aan het beleidskader getoetst.

In hoofdstuk 4 worden alle andere relevante aspecten van de fysieke leefomgeving behandeld. Hoofdstuk 5 betreft de beperkingsgebieden en hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid. Ten slotte worden in hoofdstuk 7 de juridische aspecten behandeld en in hoofdstuk 8 de belangenafweging en conclusie.

Hoofdstuk 2 Beschrijving initiatief/ ontwikkeling

2.1 Huidige situatie

De sporthal 'De Uutvlog' (bouwjaar 1978) bevindt zich aan de rand van het sportpark, vlak bij de parkeerplaats. De sporthal wordt gebruikt door sportverenigingen en scholen. Tevens zijn er op het sportpark 'De Looënk' buitenkleedkamers, een kantine van voetbalvereniging ABS, een voetbaltribune en een klein opslaggebouwtje aanwezig. Het sportpark bestaat verder uit verschillende voetbalvelden, een trainingsveld, een hockeyveld en meerdere beachvolleybalvelden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.TAM002-OW01_0002.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.TAM002-OW01_0003.png"

2.2 Beschrijving huidige planologische situatie

Het 'Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel D (vastgesteld op 1 juli 2020) is onderdeel geworden van (het op de planlocatie geldende) geldende omgevingsplan van rechtswege.

Op de planlocatie zijn twee bouwvlakken aanwezig. In het bouwvlak van de huidige sporthal 'Uutvlog' geldt de maatvoering maximum bouwhoogte: 10 m/ maximumgoothoogte: 10 m. Het (tweede) gezamenlijke bouwvlak, ter plaatse van de kantine van de voetbalvereniging, de voetbaltribune, de buitensportkleedkamers en het opslaggebouwtje, geldt de maatvoering maximum bouwhoogte 8 m /maximum goothoogte: 8 m.

In de twee aanwezige bouwvlakken gelden de functies 'Maatschappelijk, ''Sport', ''Horeca-3B' en bouwregel-30. Verder is in het bouwvlak van de huidige sporthal 'Uutvlog' dubbelbestemming' waarde - Archeologie – 2' opgenomen. In het (tweede) gezamenlijke bouwvlak is de dubbelbestemming' waarde - Archeologie – 2' en de dubbelbestemming' waarde - Archeologie – 3' aanwezig.

2.3 Beschrijving ontwikkeling en toekomstige planologische situatie

Het plan betreft het realiseren van een nieuwe sporthal ter vervanging van de huidige sporthal 'De Uutvlog', de buitensport kleedkamers en de kantine van de voetbalvereniging. De nieuwe sporthal wordt ter plaatse van de huidige voetbalkantine gerealiseerd. Bij de nieuwe sporthal komt een terras voor ondersteunende horeca. Het nieuwe bouwvlak biedt ruimte voor een sporthal van ongeveer maximaal (naar boven afgerond) 4.500 m2 BVO, maar de verwachting is dat de nieuwe sporthal in werkelijkheid ca. 3800 m2 BVO gaat worden.

Het bouwvlak, van de huidige sporthal 'De Uutvlog', het (gezamenlijke) bouwvlak van de huidige voetbalkantine, voetbaltribune, buitensportkleedkamer en het opslagebouwtje, wordt wegbestemd. De huidige sporthal, voetbalkantine en de buitensportkleedkamer worden gesloopt. Het opslaggebouwtje blijft staan en krijgt een nieuw 'zelfstandig' bouwvlak met de maatvoering maximum bouwhoogte: 8 m/ maximumgoothoogte: 8 m. In dit bouwvlak zijn de gebruiksactiviteiten Sport en Horeca - ondergeschikt en Bouwregel-30 opgenomen.

Op de locatie van de huidige voetbalkantine ligt een nieuw (gezamenlijk) bouwvlak voor de nieuwe sporthal en de huidige voetbaltribune. In dit bouwvlak zijn de gebruiksactiviteiten Sport en Horeca - ondergeschikt opgenomen. Verder zijn in dit bouwvlak Bouwregel-30, een maximum bebouwingspercentage van 75%, de maatvoering maximum bouwhoogte: 11 m/ maximumgoothoogte: 11 m, opgenomen. Aangrenzend aan dit bouwvlak is de de locatie van het terras geregeld met de functieaanduiding 'terras'.

Op basis van de representatieve maximale invulling van het Tam-omgevingsplan moeten er 55 extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd voor een sporthal van (naar boven afgerond) ca. 4.500 m2 BVO. Het plan is om een 'overloopparkeerplaats' te realiseren aangrenzend aan de huidige parkeerplaats op de locatie van de huidige sporthal 'De Uutvlog'. Verder worden er bomen geplant op de locatie van de huidige sporthal ter compensatie van de bomen die worden gekapt op de locatie van de nieuwe sporthal. Op de locatie van de 'overloopparkeerplaats' zijn de gebruiksactiviteit 'Groen - Sporthal Bathmen en Bouwregel-25, en opgenomen. In het gebied ten westen van de 'overloopparkeerplaats' is de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - motorrijtuigen parkeren uitgesloten' opgenomen.

In het hele plangebied gelden de gebiedsaanduidingen 'overige zone - algemene regels' en 'overige zone overgangs- en slotregels'.

Hoofdstuk 3 Beleid en regelgeving

In dit hoofdstuk wordt het beleidskader dat relevant is voor de ontwikkeling behandeld en wordt de ontwikkeling hieraan getoetst. Er wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds beleid van hogere overheden waar lagere overheden rekening mee moeten houden, maar gemotiveerd van kunnen afwijken en anderzijds instructieregels van hogere overheden in omgevingsverordeningen en het Besluit kwaliteit leefomgeving (hierna: Bkl).

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 4.1.1 Toetsen aan de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en de instructieregels van het Rijk

De NOVI biedt een duurzaam perspectief voor de leefomgeving met ambities. In deze NOVI worden de nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven beschreven. Er worden vier prioriteiten voor Nederland geformuleerd:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Om beleidskeuzes op een heldere en voorspelbare manier te maken, hanteert de NOVI drie afwegingsprincipes, die helpen bij het prioriteren en afwegen van de verschillende belangen en opgaven;

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: in het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Er wordt weer gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van ruimte;
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: er moet altijd gekeken worden naar de context van het gebied. Keuzes in verschillende gebieden kunnen daarom verschillen;
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat onze leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van toekomstige generaties.

Beoordeling:
Het project betreft het realiseren van een nieuwe multifunctionele sporthal centraal op het sportpark de Looënk ter vervanging van de huidige sporthal de 'Uutvlog', de buitensport kleedkamers en de kantine van de voetbalvereniging. De sporthal gaat gebruikt worden door de sportvereniging en er worden overdag gymlessen in gegeven en hiermee wordt aangesloten bij de doelstelling voor efficiënt ruimtegebruik. De sporthal wordt energieneutraal (ENG) en wordt natuurinclusief gebouwd. Het project sluit hiermee aan op de kwaliteiten van de locatie en de ambities uit de NOVI.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In deze paragraaf wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking behandeld. De Ladder is een instructieregel voor zorgvuldig ruimtegebruik en tegengaan van leegstand.

Wettelijk kader

De ladder voor duurzame verstedelijking is een instructieregel voor zorgvuldig ruimtegebruik en tegengaan van leegstand. De instructieregel in artikel 5.129g Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) regelt dat bij een wijziging van het omgevingsplan voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling toepassing van de ladder is vereist. Indien met een wijziging van het omgevingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt moet de behoefte aan deze ontwikkeling worden gemotiveerd. Indien met de wijziging een stedelijke ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied mogelijk maakt, wordt gemotiveerd waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Bij andere stedelijke functies in de vorm van een terrein is de ondergrens 'in beginsel' 500 m2. Dus met een ruimtebeslag van minder dan 500 m2 is er 'in beginsel' geen stedelijke ontwikkeling. Bij toevoeging van een gebouw ligt de ondergrens 'in beginsel' bij een bruto-vloeroppervlakte van minder dan 500 m2. Deze realisatie van de nieuwe sporthal betreft een stedelijke ontwikkeling.

Binnen dat stedelijk gebied
In de bijlage van het Bkl is stedelijk gebied als volgt omschreven. Stedelijk gebied is het samenstel van bebouwing voor wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel en horeca, en de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen en infrastructuur. Het betreft het samenstel van bebouwing dat in een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit is toegelaten.

De nieuwe sporthal wordt op het bestaande sportpark 'de Looënk' binnen de bebouwde kom van Bathmen gebouwd. Op deze locatie staat nu de huidige voetbalkantine. In de directe omgeving van het sportpark staan woningen, een sportgebouw en een begraafplaats met uitvaartcentrum. Vanwege de omgeving wordt geconcludeerd dat de nieuwe sporthal binnen het bestaande stedelijke gebied wordt gebouwd.

Vergelijking m2 BVO bestaande en toekomstige planologische situatie

M2 BVO nieuwe sporthal op basis representatieve maximale invulling TAM-omgevingsplan

  • Het bouwvlak heeft een oppervlakte van 4351m2;
  • In het bouwvlak moet ruimte zijn voor de nieuwe sporthal en de en de huidige voetbaltribune van 420m2;
  • Maximum bebouwingspercentage 75%. Met dit maximale bebouwingspercentagepercentage van 75% mag 3263,25 m2 van het bouwvlak worden bebouwd.
  • De maximale bouwhoogte en maximale goothoogte is 11m / 11;
  • 3263,25 m2 – 420 (bestaande tribune) = 2843,25 m2 ruimte is er maximaal over voor de nieuwe sporthal;
  • 1200m2 (sportzaal) 1 bouwlaag en de rest kan op basis van de maximale invulling uit 2 bouwlagen bestaan.
  • 2843,25 – 1200 = 1643,25 m2;
  • 1643,25 m2 * 2 (bouwlagen) = 3286,5;
  • 3286,5 + 1200 = 4.486,5 m2 BVO is de sporthal op basis van de representatieve maximale invulling van het omgevingsplan.

M2 BVO huidige sporthal, buitensport kleedkamers en de kantine

De huidige sporthal de 'Uutvlog', de buitensport kleedkamers en de kantine van de voetbalvereniging hebben gezamenlijk een m2 BVO van ca. 2491 m2 BVO. Deze drie gebouwen worden vervangen door één (multifunctionele) sporthal.

  • Sporthal de 'Uutvlog' ca. 1740m2 BVO
  • Buitensport kleedkamers ca. 350,5 m2
  • Kantine van de voetbalvereniging ca. 400,5 m2.
  • 3 gebouwen gezamenlijk ca. 2491 m2 BVO

Verschil in m2 BVO

  • 4.486,5 – 2491 = 1995,5 m2 BVO wordt er op basis van de maximale invulling van het Tam-omgevingsplan toegevoegd. Dit betekent dat het een stedelijke ontwikkeling betreft en de behoefte moet worden gemotiveerd.

  • Laddertoetsmotivatie behoefte

Adviesrapport ten behoeve van Sportvoorzieningen Bathmen 2020-2040

Het Adviesrapport Sportvoorziening Bathmen bevat een advies voor de nieuwbouw van het sportcentrum op korte termijn. Dit adviesrapport is opgesteld door de projectgroep Sportvoorzieningen Bathmen, die een afgeleide is van de Dorpsagenda Bathmen en ontstaan is vanuit een behoefte van voldoende en goede sportfaciliteit van de Algemene Bathmense Sportvereniging (ABS). Dit adviesrapport is gebaseerd op: een inventarisatie van de sportontwikkelingen in het algemeen en voor Bathmen in het bijzonder en een inventarisatie van de wensen van de sportverenigingen, bewoners en andere betrokken instanties in Bathmen. Tevens is een financiële onderbouwing voor nieuwbouw van het sportcentrum uitgewerkt. Om te komen tot een onderbouwd, breed gedragen en haalbaar advies is deskresearch en fieldresearch verricht. Tijdens het fieldonderzoek zijn:

  • Enquêtes en aanvullende interviews afgenomen bij sportverenigingen en sportgerelateerde organisaties,
  • Inwoners van Bathmen bevraagd tijdens een openbare bijeenkomst;
  • Toekomstbestendige, multifunctionele sportaccommodaties in de regio bezocht.

Behoefte Bathmen nieuwe sporthal

Bathmen is een vitaal en ambitieus dorp dat beschikt over diverse sportvoorzieningen waar een aanzienlijk deel van de inwoners van Bathmen veelvuldig gebruik van maakt. In Bathmen wonen momenteel ruim 5800 inwoners. Door geplande woningbouw neemt dit inwonertal de komende jaren toe.

De sporttakken handbal en volleybal van de Algemene Bathmense Sportvereniging (ABS) hebben op een bijeenkomst van de Dorpsagenda op 15 november 2017 kenbaar gemaakt dat er behoefte is aan betere en modernere sportvoorzieningen.

De sportafdelingen hebben hun noodkreet over de staat van de sporthal geuit. Deze hal biedt in hun ogen onvoldoende mogelijkheden om te sporten, voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd, is sterk verouderd en de afmetingen voldoen niet meer aan de eisen van de sportbonden, namelijk de vrije ruimte en de hoogte. Elk jaar moet er weer dispensatie aangevraagd worden om officiele wedstrijden te kunnen spelen. Met name de veiligheid komt in het geding, de uitloopruimtes zijn te klein en enkele stalen palen staan nagenoeg in het veld.

Door capaciteitsproblemen kan er niet naar behoefte gesport worden. Er is onvoldoende beschikbare ruimte om te trainen, wedstrijdvoorbereidingen te kunnen doen en wedstrijden te spelen. Ook de veiligheid en hygiëne van de binnensportaccommodaties (sporthal De Uutvlog en de gymzaal bij De Dorpsschool aan het Meesterspad) laten te wensen over. De staat van onderhoud is dermate slecht dat grote investeringen in de nabije toekomst noodzakelijk zijn om de voorzieningen veilig en toekomstgericht te maken.

Uit het onderzoek blijkt dat de bouw van de nieuwe sporthal op korte termijn urgent is, en wel om de volgende redenen:

  • Er is een dringende behoefte aan meer ruimte om te kunnen sporten en aan goede sportvoorzieningen;
  • De sporthal is aan uitbreiding en vernieuwing toe;
  • De huidige sporthal 'De Uutvlog' voldoet niet aan de normen die gesteld zijn door de verschillende sportbonden;
  • De sporthal 'De Uutvlog' is niet hygienisch en sterk verouderd.
  • De staat van onderhoud is dermate slecht dat er veel kosten zijn in het jaarlijkse onderhoud en dat grote investeringen in de nabije toekomst noodzakelijk zijn om de voorzieningen veilig en toekomstgericht te houden;
  • De sporthal 'De Uutvlog' is een energievreter. Langer uitstellen betekent veel energiekosten en onnodige extra CO2 uitstoot.
  • De gymzaal (gesitueerd bij de Dorpsschool), die door enkele verenigingen wordt gebruikt, slecht onderhouden is en qua hygiëne niet meer voldoet.

De nieuwe sporthal (multifunctionele binnensportaccommodatie) krijgt een centrale functie op Sportpark 'De Looenk'. Sportpark de Looenk wordt gezien als een unieke locatie voor een multifunctionele binnen- en Sportvoorzieningen Bathmen. De ligging en directe omgeving, denk daarbij ook aan de Schipbeek die erlangs loopt, maakt deze locatie geschikt voor zowel individuele sporters als verenigingen.

Huidige en toekomstige gebruikers

De huidige sporthal ''De Uutvlog' kent een hoge bezettingsgraad zowel doordeweeks als in het weekend. Structurele gebruikers van De Uutvlog zijn:

  • ABS-Handbal;
  • ABS-Volleybal;
  • ABS-Badminton;
  • Sportinstuif voor ouderen (SIVO);
  • Handbalvereniging Lettele;
  • Basisscholen Bathmen t.b.v. wekelijkse gymlessen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.TAM002-OW01_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0150.TAM002-OW01_0005.png"

Met de nieuwe (multifunctionele) sporthal worden de huidige sporthal de 'Uutvlog', de buitensport kleedkamers en de kantine van de voetbalvereniging vervangen. De nieuwe sporthal (inclusief kantine en buitensportkleedkamers), zal door de huidige gebruikers worden gebruikt. Verder gaat de sporthal onder schooltijden gebruikt worden voor gymlessen van drie basisscholen in Bathmen.
Vanwege de verwachte groei van de kern Bathmen zullen aantal gebruikers van de sporthal in de toekomst waarschijnlijk gaan toenemen.

Beoordeling

  • Met de nieuwe (multifunctionele) sporthal worden de huidige sporthal de 'Uutvlog', de buitensport kleedkamers en de kantine van de voetbalvereniging vervangen op het sportpark de Looënk in de kern van Bathmen. Het maximumaantal m2 BVO van de nieuwe sporthal is op basis van de maximale invulling van het TAM-omgevingsplan 1995,5 m2 BVO groter dan de huidige sporthal, de buitensport kleedkamers en de kantine van de voetbalvereniging samen. De twee reden hiervoor zijn dat de huidige sporthal 'De Uutvlog' qua afmetingen niet meer voldoet aan de normen die gesteld zijn door de verschillende sportbonden en er komt een aanvullende multifunctionele zaal waar naar verwachting ca. 20 sporters tegelijk zullen gaan sporten. De nieuwe sporthal (inclusief kantine en buitensportkleedkamers) gaan door de huidige gebruikers worden gebruikt. De huidige sporthal kent een hoge bezetting er is soms sprake van ruimtegebrek. Vanwege de verwachte groei van de kern Bathmen zullen het aantal gebruikers van de sporthal in de toekomst volgens de prognose gaan toenemen. Verder is het voldoende aannemelijk dat er voldoende behoefte is aan één (nieuwe) multifunctionele sporthal in de kern van Bathmen.
  • De huidige sporthal de 'Uutvlog', de buitensport kleedkamers en de kantine van de voetbalvereniging moeten 2 jaar na ingebruikname van de nieuwe sporthal worden gesloopt. Dit is geborgd een voorwaardelijke verplichting (zie artikel 6 lid 6.5 Voorwaardelijke verplichting slopen).

Conclusie

Het is voldoende aannemelijk dat er voldoende behoefte is aan 1 nieuwe multifunctionele sporthal in de kern van Bathmen. Geconcludeerd wordt dat het Tam-omgevingsplan op passende wijze invulling geeft aan de Ladder van Duurzame Verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

In de omgevingsvisie wordt het provinciaal belang en het beleid voor de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel uiteengezet. De omgevingsvisie bevat de visie, beleidskeuzes en de uitvoeringsstrategie op het hele ruimtelijk-fysieke domein en is opgesteld met een doorkijk tot 2030.


De hoofdambitie van de provincie is om een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi en vitaal landschap (ruimtelijke kwaliteit). De centrale beleidsambitie hierbij is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn (sociale kwaliteit) met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke voorraden (duurzaamheid). Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel. Duurzaamheid wil de provincie realiseren door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door naast bescherming in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast zet de provincie Overijssel in op de sociale kwaliteit. Dit gaat over het welzijn of 'goed voelen' van de mens. Daarbij spelen zaken als gezondheid en vitaliteit een belangrijke rol, maar ook arbeidsparticipatie (mede in relatie tot onderwijs), sociale uitsluiting en armoede. In de Omgevingsvisie ligt de focus ten aanzien van sociale kwaliteit op het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving.


Toetsing

De Omgevingsvisie van de provincie Overijssel bevat een uitvoeringsmodel. Vanuit dit model wordt bepaald of een initiatief bijdraagt aan de provinciale ambities. In het model staan de stappen of, waar en hoe centraal. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door provinciale generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven geven richting aan waar wat ontwikkeld kan worden en de gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij de vraag hoe een initiatief ingepast kan worden. De onderstaande afbeelding geeft het uitvoeringsmodel weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.TAM002-OW01_0006.png"

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)

Hierna wordt voorliggend initiatief besproken aan de hand van de of-waar-hoe-benadering.

Of
Of een initiatief mogelijk is hangt af van een aantal generieke en gebiedsspecifieke beleidskeuzes die gelden. De generieke beleidskeuzes die voor de gehele provincie gelden hebben betrekking op integraliteit, toekomstbestendigheid, concentratiebeleid, (boven)regionale afstemming en zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Voor voorliggende ontwikkeling geldt dat de deze in bestaand stedelijk gebied wordt voorzien in de behoefte aan een (nieuwe) multifunctionele sporthal. Verder heeft raadpleging van de digitale versie van de Omgevingsvisie heeft uitgewezen dat de planlocatie is aangewezen als 'Boringsvrije zone Salland Diep'. Dit betekent dat er niet dieper dan 50 meter in de grond mag worden geboord. Voor de ontwikkeling van de nieuwe sporthal is het niet nodig dusdanig diep in de grond te boren.

Waar
Overijssel onderscheidt in de Omgevingsvisie zes ontwikkelingsperspectieven: drie voor de Groene Omgeving en drie voor de Stedelijke Omgeving. Deze perspectieven geven een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities voor de provincie leidend zijn. Raadpleging van de digitale versie van de Omgevingsvisie heeft uitgewezen dat het is aangewezen als 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken'.

Bestaande woonmilieus binnen de stedelijke netwerken
Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze locaties vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. De herstructurering en transformaties bieden ook kansen om te anticiperen op klimaatverandering, de energietransitie en risico's als overstromingen. In een woonmilieu is er behoefte aan voldoende sportaccommodaties. Voorliggend project betreft het realiseren van een nieuwe (multifunctionele) sporthal centraal op het sportpark de Looënk ter vervanging van de huidige sporthal de 'Uutvlog', de buitensport kleedkamers en de kantine van de voetbalvereniging. Hiermee wordt voorzien aan de behoefte aan een een (nieuwe) multifunctionele sporthal in de kern van Bathmen.

Hoe
Ruimtelijke kwaliteit is, naast duurzaamheid en sociale kwaliteit, ook één van de rode draden binnen de beleidsambities van de provincie Overijssel bij initiatieven in de fysieke leefomgeving. De inzet op ruimtelijke kwaliteit is daarbij volgens de provincie van belang voor het vestigingsklimaat van onder andere bedrijven en bewoners. Een belangrijk instrument dat de provincie heeft opgesteld ten aanzien van het sturen op ruimtelijke kwaliteit is de Catalogus Gebiedskenmerken. De Catalogus is opgenomen binnen de Omgevingsvisie en hierbinnen wordt een onderscheid gemaakt in vier lagen, namelijk:

  • 1. Natuurlijke laag
  • 2. Laag van agrarisch cultuurlandschap
  • 3. Stedelijke laag
  • 4. Laag van de beleving


Iedere laag kent vervolgens weer haar eigen gebiedstypen, die elk weer eigen kwaliteiten en ambities hebben. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden verbonden met bestaande gebiedskenmerken. Het besluitgebied kent de volgende gebiedskenmerken:

1) Natuurlijke laag

In de digitale Omgevingsvisie staat dat het projectgebied binnen de natuurlijke laag behoort tot de gebiedskenmerken van 'Dekzandvlakte en ruggen'. De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. De ambitie van de provincie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleef baar te maken. Het nieuwe bouwvlak komt op ongeveer dezelfde plek als het huidige gezamenlijke bouwvlak voor de huidige kantine van de voetbalvereniging, de voetbaltribune, de buitensportkleedkamers en het opslaggebouwtje. De nieuwe sporthal past niet in dit huidige bouwvlak en daarom wordt er een bouwvlak opgenomen en wordt het huidige bouwvlak wegbestemd. Op de locatie staan al gebouwen en met de realisatie van de nieuwe sporthal wordt er geen onevenredige afbreuk gedaan aan de laag 'Dekzandvlakte en ruggen'.

2) Laag van agrarisch cultuurlandschap

In de deze laag is het projectgebied aangewezen als 'Oude hoevenlandschap'. Kenmerkend voor dit type landschap is een landschap met verspreide erven. Met de realisatie van een nieuwe sporthal op het bestaande sportpark wordt het 'Oude hoevenlandschap' niet onevenredig aangetast.

3) Stedelijke laag

Het besluitgebied behoort binnen de stedelijke laag tot de gebiedstypen 'Woonwijken 1955 - nu' en 'Informele trage netwerk'.

Woonwijken 1955 - nu
De woonwijken van 1955 tot nu zijn planmatig opgezette uitbreidingswijken op basis van een collectief idee en grotere bouwstromen. Met de realisatie van een nieuwe sporthal op het bestaande sportpark wordt er niks veranderd aan de woonwijken in de kern van Bathmen en daarom is het plan niet in strijd met dit gebiedstype.

Informele trage netwerk
Het informele trage netwerk is het 'langzame' netwerk (wandelpaden, fietspaden, ruiterpaden, vaarroutes) van de provincie, dat delen van het agrarisch cultuurlandschap en het natuurlijke laag toegankelijk en ervaarbaar maakt. De oude zandwegen en paden vormen het basisstramien. Met de realisatie van de nieuwe sporthal op het bestaande sportpark wordt het 'langzame' netwerk niet aangetast.

4) Laag van de beleving

Het projectgebied behoort binnen deze laag tot de het gebiedskenmerk 'Donkerte'. Lichte gebieden geven een beeld van de economische dynamiek van de provincie: de steden en dorpen, de autosnelwegen, de kassengebieden, de attractieparken, de grote bedrijventerreinen en de gebieden met veel bebouwing. De donkere gebieden zijn de gebieden waar het 's nachts nog echt donker is, waar je de sterrenhemel kunt waarnemen. De nieuwe sporthal komt op het bestaande sportpark ter vervangen van de huidige sporthal de 'Uutvlog'. Ten aanzien van de verlichting gaat er niks veranderen en 's nachts is het donker op het sportpark.

Conclusie

Het voorgenomen project is niet in strijd met de 'Omgevingsvisie Overijssel'.

3.2.2 Provinciale omgevingsverordening

De Omgevingsverordening Overijssel 2024 is per 1 januari 2024 als beleidsneutrale omzetting van de Provinciale Verordening in werking getreden en geeft regels voor:

  • Gemeentelijke ruimtelijke plannen (geeft instructies aan gemeenteraden over de inhoud van een wijzigingsbesluit omgevingsplan of omgevingsvergunning (BOPA);
  • Grondwaterbescherming, bodemsanering en ontgrondingen (gericht op burgers, bedrijven en instellingen);
  • Kwantitatief en kwalitatief waterbeheer (geeft instructies aan waterschappen);
  • Verkeer (regeling voor provinciale wegen en scheepvaartwegen).

Ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid zijn rode draden in de verordening. De sturing daarop is vertaald in generieke regels. Dit betekent dat alle andere onderdelen in de verordening altijd in combinatie met de bepalingen ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid toegepast moeten worden.


OF, Generieke beleidskeuzes

In heel Overijssel is een aantal beleidskeuzes van toepassing op nagenoeg alle thema's en locaties. Dit zijn:

  • Integraliteit

In de onderbouwing van nieuwe initiatieven geeft de gemeente inzicht in de wijze waarop alle relevante belangen en beleidsambities zijn afgewogen, zoals ook in deze "motivering voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties ".

  • Toekomstbestendigheid

De eis dat gekozen oplossingen voor maatschappelijke opgaven toekomstbestendig moeten zijn, houdt in dat een initiatief de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te kunnen voorzien niet in gevaar mag brengen. Initiatieven moeten bijdragen aan een duurzame benadering van ontwikkelingen die voorzien in de behoefte van de huidige generatie, maar die opties openhoudt om ook te voorzien in behoeften van toekomstige generaties. Het gaat dan om een evenwichtige benadering van het welzijn van mensen, economische welvaart en van het beheer van natuurlijke voorraden. Bij toekomstbestendigheid gaat het ook om de effecten van ingrepen op verschillende schaalniveaus (van directe buren tot ver over de grens) en over de vraag of het project over 20 of 30 jaar nog steeds toegevoegde waarde heeft.

  • Concentratiebeleid

Het concentratiebeleid van de provincie Overijssel houdt in dat stedelijke ontwikkelingen (wonen, werken en voorzieningen) zoveel mogelijk geconcentreerd worden in de stedelijke netwerken Twente (Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne), Zwolle-Kampen en Cleantech regio Deventer. Daar mag gebouwd worden voor de (boven)regionale behoefte. De kernen Hardenberg en Steenwijk kunnen bouwen voor de regionale behoefte mits dit past binnen de regionale programmering.


Toetsing
Met de realisatie van een nieuwe (multifunctionele) sporthal op het sportpark de Looënk in Bathmen wordt een bijdrage geleverd aan het toekomstbestendig maken van de sportvoorzieningen van Bathmen. Verder past het in het concentratiegebied om de nieuwe sporthal op het bestaande sportpark van Bathmen te realiseren ter vervangen van de huidige sporthal de 'Uutvlog', de buitensport kleedkamers en de kantine van de voetbalvereniging. In Hoofdstuk 3 Beleid en regelgeving en Hoofdstuk 4 Fysieke leefomgeving is een integrale afweging gemaakt op basis van het relevante beleid en alle ascpeten van de fysieke leefomgeving.

Conclusie
Het voorgenomen project is niet in strijd met de Provinciale omgevingsverordening.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regionale Energiestrategie (RES)

In het Klimaatakkoord staat de Nederlandse uitwerking van de internationale klimaatafspraken van Parijs. Daarin is als doel opgenomen om de CO2-uitstoot sterk te verminderen: in 2030 49% minder ten opzichte van 1990. In het Klimaatakkoord is ook afgesproken dat in 2030 in totaal 35 TWh aan stroom op land opgewekt wordt uit zonne- en windenergie. De 30 energieregio's in Nederland maken allemaal een Regionale Energiestrategie (RES) waarin ze vastleggen welk deel ze van de 35 TWh voor hun rekening nemen en hoe ze dat willen doen.

RES West-Overijssel
Gemeente Deventer valt onder de RES-regio West-Overijssel. De RES 1.0 van West-Overijssel is het resultaat van intensief overleg tussen elf ge-meenteraden, Provinciale Staten, algemeen besturen van vier waterschappen, ad-viesgroep RES en diverse ontmoetingen met maatschappelijke organisaties.

De RES 1.0 heeft het karakter van een beleidsdocument dat, al dan niet in samenhang met eerder vastgestelde beleidsdocumenten, richtinggevend is voor de verdere ontwikkeling van de energiestrategie. In de kern bestaat de RES 1.0 uit zes doelstellingen en zes afspraken. De zes doelstellingen:

  • 1. Het bod van de RES West-Overijssel voor duurzame opwek van elektriciteit in 2030 bedraagt 1,826TWh waarbij er wordt gestreven naar een verhouding van 60% opwek door windenergie en 40% door zon.
  • 2. Zoekgebieden en/of uitsluitingsgebieden zijn vastgelegd of worden uiterlijk bestuurlijk vastgelegd bij de RES 2.0 zodat er een goede verdeling naar HSMS stations kunnen creëren.
  • 3. Op lokaal en subregionaal niveau wordt de ruimtelijke potentie in de regio verder uitgewerkt op basis van de ontwerpprincipes uit de concept-RES. Bij de RES 2.0 wordt de balans opgemaakt.
  • 4. De maatschappelijke kosten van het netwerk worden beperkt door de 'knop-pen' te hanteren voor meer wind, grotere clusters en redelijke afstanden tot aansluitpunten.
  • 5. Voor de realisatie van windmolens en grootschalige zonneparken wordt ge-streefd naar een gebiedsgerichte en grensontkennende aanpak.
  • 6. Als doel is gesteld om minimaal 50% lokaal eigendom in de opwek door wind en grootschalig zon-op-veld te realiseren.

De zes afspraken:

  • 1. West-Overijssel versterkt de subregionale samenwerking van gemeenten in de regio.
  • 2. West-Overijssel continueert de regionale participatie met maatschappelijke organisaties naar de RES 2.0.
  • 3. West-Overijssel gaat aan de slag met groen gas, geothermie, lokale water-stof, aquathermie en de duurzaamheidsladder in de Regionale Structuur Warmte (RSW). Hierbij monitoren de gemeenten de stappen die zij zetten op energiebesparing.
  • 4. West-Overijssel formuleert gezamenlijk een onderzoeksagenda die op de schaal van de regio inzicht biedt in (cumulatieve) milieu- en gezondheidsas-pecten. Op basis van de resultaten wordt een besluit genomen over een MER.
  • 5. West-Overijssel gaat de samenwerking verder vormgeven op basis van het "opgavegericht werken".
  • 6. West-Overijssel zet zich gezamenlijk in voor een lobby op betaalbaarheid en governance op basis van het organisatiemodel opgavegericht werken.

Toetsing
Het project betreft het realiseren van een nieuwe sporthal centraal op het sportpark de Looënk. De sporthal wordt een energieneutraal gebouw (ENG) en het plan is niet in strijd met de Regionale Energiestrategie (RES).

Conclusie:
Het voorgenomen project is niet in strijd met het de Regionale Energiestrategie (RES).

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Omgevingsvisie Deventer

''De gemeente Deventer heeft op 18 december 2019 de Omgevingsvisie vastgesteld.

In de Omgevingsvisie legt de gemeente haar ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving voor de lange termijn vast. Bij de totstandkoming van de Deventer Omgevingsvisie heeft de gemeente diverse maatschappelijke organisaties, bedrijven en inwoners betrokken.

De belangrijkste en urgentste opgaven die de gemeente in de visie benoemd zijn:

  • Het noaberschap de inclusiviteit meegeven die we willen: iedereen telt mee, iedereen doet mee;
  • Innovatiever zijn dan ooit tevoren; een slimme, schone economie in leren en werken;
  • Verduurzaming op met name de thema's energie en klimaat.

Naar aanleiding van de opgaven heeft de gemeente de volgende ambities geformuleerd:

  • Meer zijn dan een historisch stadsfront aan de IJssel;
  • Ook de overgang van ommeland naar stad is van belang, waarbij het platteland net zo vitaal moet worden als de bedrijvige binnenstad en de 'schil' daaromheen;
  • Meer cultuurhistorische gelaagdheid aanbrengen door nieuwe functies en elementen toe te voegen bij het transformeren en hergebruiken met respect voor bestaande kwaliteiten;
  • Meer Deventer stedelijkheid en het meer met elkaar verweven raken van wonen, werken en vrije tijd;
  • Zichtbaarder economische vernieuwing en innovatie in de werkgebieden, zodat ze dragers worden van een duurzaam en innovatief werk- en opleidingsmilieu;
  • Sterkere wisselwerking tussen platteland en stad voor een goede beschikbaarheid van rust, ruimte en voorzieningen;
  • Een kwaliteitsimpuls voor duurzame mobiliteit op de Deventer schaal;
  • Waardevast ondernemen binnen flexibiliteit (functiemenging) en duurzaamheid;
  • Een vitale samenleving met een vestigingsklimaat dat meer inwoners en ondernemers aanspreekt, met de kwalitatief goede voorzieningen die daarbij horen. Onderdeel hiervan is een onderzoek naar woningbouw uitbreiding buiten de bebouwde kom;
  • Handelen vanuit het perspectief van een ongedeelde samenleving met het aanbod dat daarbij hoort;
  • veiliger en gezonder leven;
  • een duurzame toekomst, met extra aandacht voor klimaatadaptatie, energietransitie en circulaire economie.

De gemeente zoekt met de Deventer samenleving naar ontwikkelkansen die bij de ambities horen.

In de Omgevingsvisie is per gebied een beschrijving opgenomen van de kwaliteiten en ambities.

Toetsing

  • De realisatie van een nieuwe sporthal die voldoet aan de actuele (sport)eisen en capaciteitsvraag kan een bijdrage leveren de geformuleerde ambitie in de omgevingsvisie voor een gezonder leven.
  • De sporthal wordt een 'relatief' duurzaam- en een energieneutraal (ENG) gebouw. Het plan sluit aan bij de doelstelling op het gebied van de energrietransitie.

Conclusie:
De voorgenomen ontwikkeling past in de omgevingsvisie.

Hoofdstuk 4 Fysieke leefomgeving

In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze bij de activiteit rekening is gehouden met diverse aspecten van de fysieke leefomgeving en de evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De aspecten sluiten aan op en dekken de onderdelen zoals genoemd in artikel 1.2 Omgevingswet.

4.1 Ruimtelijke inpassing

In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze de ontwikkeling ruimtelijk wordt ingepast.

Om de ruimtelijke inpassing te borgen is het Beeldkwaliteitsplan Sportvoorziening Bathmen opgesteld. In het beeldkwaliteitsplan zijn criteria opgenomen over de gewenste ruimtelijke kwaliteit van de bebouwing en de buitenruimte. Het 'Beeldkwaliteitsplan Sportvoorziening Bathmen' wordt apart vastgesteld door de gemeenteraad en heeft een aanvullende werking op de welstandregels die gelden voor het plangebied 'Sportvoorziening Bathmen'. Er is een verwijzing opgenomen naar het beeldkwaliteitsplan met Artikel 13 Beoordeling uiterlijk van bouwwerken (welstand).

4.2 Beschermen van de gezondheid

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect gezondheid. Het gaat om:

  • het beschermen van gezondheid;
  • het bevorderen van de gezondheid.

Wettelijk kader

Het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit is een belangrijk maatschappelijk doel van de Omgevingswet (artikel 1.3, sub a, Omgevingswet). De aspecten veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit hangen nauw met elkaar samen. Gelet op de centrale rol van het gezondheidsaspect binnen de Omgevingswet dient dit aspect breed te worden gemotiveerd.

Omdat het bereiken en in stand houden van een gezonde fysieke leefomgeving een belangrijk doel is van de Omgevingswet bevat het Bkl een aantal instructieregels die specifiek de bescherming van de gezondheid en het milieu tot doel hebben. De instructieregels hebben onder andere betrekking tot de aspecten geluid, geur, trillingen, luchtkwaliteit en bodem. Deze aspecten worden in de hiernavolgende paragrafen gemotiveerd, echter ligt het voor de hand om ter introductie kort te schetsen op welke wijze het gezondheidsaspect bij de motivering van de besluitvorming omtrent het vaststellen van het wijzigingsbesluit omgevingsplan is meegenomen. Dit niet alleen omdat het bereiken en in stand houden van een gezonde fysieke leefomgeving een belangrijk maatschappelijk doel is van de Omgevingswet, waar logischerwijs bij het nemen van een besluit op grond van deze wet aandacht voor moet zijn. Ook omwonenden en rondom het project gevestigde bedrijven zijn vaak geïnteresseerd in de gezondheidssituatie die ten gevolge van de activiteit optreedt.


Beoordeling:

  • Het project betreft het realiseren van een nieuwe sporthal (multifunctionelebinnensportaccommodatie) op het sportpark 'De Looënk' ter vervanging van de verouderde sporthal de 'Uutvlog'. De huidige sporthal kent een hoge bezettingsgraad zowel doordeweeks als in het weekend. Verder voldoet de huidige sporthal niet aan de huidige eisen van de sportbonden, t.w. vrije ruimte en hoogte. Voor de gezondheid van de inwoners is het belangrijk dat er voldoende toegang is tot sportvoorzieningen in de buurt en het is daarom belangrijk dat deze moderne en toekomstbestendige sporthal wordt gerealiseerd. Deze ontwikkeling kan belangrijke impulsen geven op het gebied van vitaliteit, duurzaamheid en toegankelijkheid.
  • In het overige deel van 'Hoofdstuk 5 Fysieke leefomgeving' wordt ingegaan op de andere relevante (milieu) aspecten die van invloed zijn op het thema gezondheid.

Conclusie
Vanuit het aspect gezondheid is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies op locaties.

Uitgangspunten omgevingsplan
Er is vanuit het onderwerp gezondheid geen aanleiding tot het wijzigen en/of toe-voegen van regels aan het omgevingsplan.

4.3 Milieueffectrapportage

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect milieueffectrapportage. Dit betreft een toets om na te gaan of sprake is van een project met grote milieugevolgen.

Wettelijk kader

Een plan-milieueffectrapport is een milieueffectrapport (MER) bij een vast te stellen plan. De procedure die hierbij hoort, heet de plan-milieueffectrapportage (m.e.r.). In een aantal situaties is het verplicht een plan-mer-beoordeling te doen.

Er gelden twee eisen voor de plan-mer-plicht. De eerste eis is dat het moet gaan om een wettelijk of bestuursrechtelijk voorgeschreven plan (art. 16.34, eerste lid Ow). Een (wijziging van het) omgevingsplan is zo'n plan. De tweede eis is dat het plan een kader vormt voor besluiten voor mer-(beoordelings)plichtige projecten (art. 16.36 Ow). De mer-(beoordelings)plichtige projecten staan in kolom 1 van bijlage V bij het Omgevingsbesluit.

Er moet ook een plan-mer worden doorlopen als voor het plan een passende beoordeling voor natuur moet worden gemaakt (art. 16.36 lid 2 Ow). Dit is het geval wanneer een plan mogelijk significante negatieve gevolgen kan hebben voor een Natura 2000 gebied. Daar geldt echter een uitzondering op. Artikel 3, lid 3 smb-richtlijn biedt de mogelijkheid van een plan-mer-beoordeling, ook als een passende beoordeling nodig is. Het plan moet dan wel aan voorwaarden voldoen, namelijk kleine gebieden op lokaal niveau of kleine wijzigingen. Als uit de passende beoordeling blijkt dat er geen significant negatieve gevolgen zijn, en er ook geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu zijn, is een plan-mer niet verplicht.

Bij een plan-mer-beoordeling toetst het bevoegd gezag of er bij het plan aanzienlijke milieueffecten kunnen optreden. Er zijn twee mogelijke resultaten:

  • Aanzienlijke milieueffecten zijn niet uitgesloten: er volgt een plan-milieueffect-rapportage en er moet een milieueffectrapport worden gemaakt.
  • Aanzienlijke milieueffecten zijn uitgesloten: er is geen plan-milieueffectrapportage nodig en er wordt geen milieueffectrapport gemaakt.

Een plan-mer-beoordeling kan aan de orde zijn in twee situaties:

  • Het plan is kaderstellend voor projecten uit bijlage V Omgevingsbesluit. Dan moet een plan-mer-beoordeling worden uitgevoerd.
  • Het plan is kaderstellend voor projecten die milieueffecten kunnen hebben. Maar het gaat om projecten die niet in bijlage V bij het Omgevingsbesluit staan.

Het bevoegd gezag voor een omgevingsplan beoordeelt of sprake is van aanzienlijke milieueffecten.

Beoordeling
Het project betreft het realiseren van een nieuwe (multifunctionele) sporthal centraal op het sportpark de Looënk ter vervanging van de huidige sporthal de 'Uutvlog', de buitensport kleedkamers en de kantine van de voetbalvereniging. Theoretisch gezien moeten er op basis van de maximale representatieve invulling van het Tam-omgevingsplan er 55 extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

In bijlage V van het Omgevingsbesluit staan aanwijzingen voor welke categorieën projecten en de daarvoor benodigde besluiten een mer-(beoordelings)plicht geldt. Het plan (verplaatsen sporthal en het realiseren van de benodigde extra parkeerplaatsen) betreft geen ontwikkeling die genoemd staat in bijlage V van het Omgevingsbesluit.

De nieuwe sporthal wordt weliswaar groter dan de vorige sporthal, er is een theoretische vraag naar 55 extra parkeerplaatsen en het aantal gebruikers kan in de toekomst gaan groeien, maar op basis van de milieuaspecten (zie alle aspecten in Hoofdstuk 4 Fysieke leefomgeving) kan worden geconcludeerd dat het plan geen significant negatief effect heeft op de omgevingen en het milieu ten opzichte van vigerende gebruik. Deze ontwikkeling moet niet worden beschouwd als onderdeel van een stedelijke ontwikkeling. Een mer-(beoordelings)plicht is niet van toepassing.

Conclusie
Met dit wijzigingsbesluit wordt er een nieuwe sporthal gerealiseerd en wordt de bestaande parkeerplaats uitgebreid. Voor dit project bestaat geen plan-mer-plicht en er is geen plan-mer-beoordeling nodig. Op basis van de milieuaspecten die zijn beschreven in Hoofdstuk 4 Fysieke leefomgeving wordt geconcludeerd dat aanzienlijke milieueffecten zijn uitgesloten.

Uitgangspunten omgevingsplan
Er is vanuit het onderwerp milieueffectrapportage geen aanleiding tot het wijzigen en/of toevoegen van regels aan het omgevingsplan.

4.4 Geluid door activiteiten

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect geluid.

Wettelijk kader

De aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting onder de Omgevingswet is vooral een decentrale afweging. Gemeenten geven met het omgevingsplan voor elke locatie in de gemeente de gewenste geluidskwaliteit vorm.

Geluid kan van grote invloed zijn op het woon- en leefklimaat van mensen en op hun gezondheid. Het Bkl bevat geluidsregels die via het omgevingsplan zullen gelden voor individuele bedrijven die geluid voortbrengen. Voor de andere belangrijke geluidsbronnen, zoals industrieterreinen, wegen en spoorwegen worden via de Aanvullingswet geluid en het Aanvullingsbesluit geluid regels toegevoegd aan de Omgevingswet en het Bkl. De regels voor geluid hebben een tweezijdige werking om de bescherming tegen geluidsbelasting vorm te geven. Enerzijds bij de aanleg of aanpassing van spoorwegen of industrieterreinen en anderzijds bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige gebouwen en locaties nabij een geluidsbron.

De geluidinhoudelijke doelstellingen zijn:

  • het voorkomen van een onbeheerste groei van de geluidsbelasting op en in geluidsgevoelige gebouwen en locaties;
  • het reduceren van geluidbelastingen op en in geluidsgevoelige gebouwen en locaties die blootstaan aan zeer hoge geluidsbelastingen;
  • het bevorderen van bronmaatregelen;
  • het scheppen van een beter toegankelijk en minder complex geheel van regels;
  • het beperken van de lasten bij de uitvoering van de regels.


Geluidproductieplafonds
Een geluidsproductieplafond geeft de maximale toegestane productie weer op een vast fictief punt, het referentiepunt, op korte afstand van de geluidsbron. Daarnaast voorziet afdeling 3.5 Bkl in het wettelijk kader omtrent de beheersing van het geluid afkomstig van wegen, spoorwegen en industrieterreinen. In Bijlage XXII Bkl zijn activiteiten aangewezen die in aanzienlijke mate geluid kunnen veroorzaken.

Geluidsgevoelige gebouwen
De geluidsgevoelige gebouwen worden aangewezen in artikel 3.20 Bkl. Het betreft gebouwen, waaronder een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat een woonfunctie heeft. De geluidsnormen hebben betrekking op het geluid op de gevel van een geluidsgevoelig gebouw en hebben primair als doel het beschermen van de gezondheid door het stellen van eisen aan het geluid op en rond woningen, waar mensen langdurig verblijven en slapen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de voorgevel, zijgevel en achtergevel.

Ter bescherming van de gezondheid zijn voor het aspect geluid instructieregels opgenomen in paragraaf 5.1.4.2 Bkl. Het omgevingsplan bevat op grond van en in overeenstemming met instructieregels waarden voor geluid (immissienormen) die leiden tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

Beoordeling
In opdracht van de gemeente Deventer heeft Alcedo een Geluidonderzoek activiteiten uitgevoerd voor de realisatie van de nieuwe sporthal op basis van de representatieve maximum invulling van het Tam-omgevingsplan. Vanwege de al lange tijd aanwezige combinatie van woningen, sportvelden en parkeervoorzieningen wordt er voor de toetsing van de 'evenwichtige toedeling van functies aan locaties' uitgegaan van een gemengd gebied.

Trainingsdag
Uit het onderzoek blijkt dat tijdens een trainingsdag zowel in de huidige als toekomstige situatie voldaan wordt aan de standaardwaarde uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Hiermee is sprake van een aanvaardbare situatie.

Bij de toetsing aan de standaardwaarde uit het Bkl blijft onversterkt menselijk stemgeluid buiten beschouwing. Bij de toetsing of er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL) is dit stemgeluid wel in beschouwing genomen. Bij de woning aan de Looënkweg 1 is inclusief stemgeluid sprake van een overschrijding van de richtwaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau in de avondperiode. Dit wordt veroorzaakt door het stemgeluid bij trainingen.

Onversterkt menselijk geluid wordt uitgesloten voor de toetsing aan wettelijke grenswaarde. De optredende maximale geluidniveaus treden nu ook al op en blijven na de wijziging hetzelfde. Op basis hiervan is het treffen van maatregelen niet nodig, omdat deze activiteiten al bestemd zijn. Deze kunnen daarom als acceptabel worden beschouwd.

Wedstrijddag
Bij wedstrijddagen in de dagperiode, waarbij ook het 1ste elftal thuis speelt en gebruik wordt gemaakt van muziekgeluid uit de omroepinstallatie, wordt de standaardwaarde uit het Bkl voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau overschreden tot ten hoogste 61 dB(A) in de dagperiode. Indien ook rekening wordt gehouden met stemgeluid bedraagt de waarde 62 dB(A). Deze waarden zijn zonder bedrijfsduurcorrectie op het muziekgeluid en inclusief 10 dB(A) muziektoeslag en zijn in de huidige en toekomstige situatie gelijk. De overschrijding neemt in de toekomstige situatie dus niet toe ten opzichte van de bestaande situatie.

Opgemerkt wordt dat het muziekgeluid kortstondig aanwezig is (uur voor de wedstrijd van het 1ste en in de rust) en alleen optreedt bij thuiswedstrijden op de zondag. Indien wel een bedrijfsduurcorrectie en geen muziektoeslag wordt toegepast, is de deelbijdrage van het muziekgeluid 41 dB(A) in de dagperiode. De deelbijdrage van het muziekgeluid is daarmee minder relevant dan bijvoorbeeld het stemgeluid van de toeschouwers. Daarnaast zou daarmee voldaan worden aan de standaardwaarden uit het Bkl. Dit kan als een acceptabel geluidniveau worden beoordeeld.

Op de onderstaande afbeelding is de ligging van de bestaande omroepinstallatie weergegeven

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.TAM002-OW01_0007.png"

Indien de hogere geluidniveaus toegestaan worden dient in de geluidgevoelige gebouwen een (langtijdgemiddeld) binnenniveau van 35 dB(A) etmaalwaarde te worden gewaarborgd. Voor de woning aan de Prinses Margrietlaan 22 dient de gevelwering 26 dB(A) te bedragen en voor de woning aan de Looënkweg 1 21 dB(A). Aangetoond dient te worden dat in de woningen, waarbij sprake is van overschrijdingen, kan worden voldaan.

De gemeente Deventer kan, omdat het muziekgeluid slechts 13 keer per jaar optreedt, van de overschrijdingen door muziekgeluid afwegen dat de overschrijdingen alsnog aanvaardbaar zijn. Met een maatwerkvoorschrift kan de gemeente Deventer vastleggen dat het ten gehore brengen van muziekgeluid via de omroepinstallatie alleen toegestaan is een uur voor aanvang van de wedstrijd van het 1ste elftal en tijdens de rust.

De maximale geluidniveaus tijdens een wedstrijddag voldoen zowel in de huidige als de toekomstige situatie aan de waarde van 70 dB(A) die voor 'gemengd gebied met wonen' aanvaardbaar wordt geacht.

Inrichtingsgebonden verkeer 
Voor het inrichtingsgebonden verkeer is tijdens de trainingsdag en wedstrijddag sprake van een toename van 2 dB(A) en tijdens de wedstrijddag van 1 dB(A). In beide gevallen kan bij alle woningen nog steeds aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A)- etmaalwaarde worden voldaan.

Isolatie sporthal en muziekgeluid
Het plan is om de sporthal voldoende te isoleren zodat er eventueel muziek in de sporthal kan worden afgespeeld tijdens het sporten en er dan kan worden voldaan aan de standaardwaarden van het Bkl. Bij de verdere uitwerking van het plan dient de constructie nader onderzocht te worden en dit is geborgd met artikel 6.6 Voorwaardelijke verplichting voldoende isolatie muziekgeluid. In het Geluidonderzoek activiteiten is ervanuitgegegaan dat deze voorwaardelijke verplichting wordt opgenomen.

Gekozen maatregelen:

  • Met artikel 6.6 Voorwaardelijke verplichting voldoende isolatie muziekgeluid is geborgd dat er voldoende isolatie in de nieuwe sporthal wordt aangebracht, zodat er aan de standaardwaarden van het BKL wordt voldaan wanneer er muziek wordt afgespeeld tijdens het sporten in de sporthal. In het akoestisch onderzoek is er al vanuit gegaan dat deze voorwaardelijke verplichting wordt opgenomen.
  • De omgevingsdienst heeft een beschikking in procedure gebracht waarin een maatwerkvoorschrift is opgenomen om het afspelen van muziekgeluid via de omroepinstallatie te begrenzen.

Conclusie
Er is sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het Tam-omgevingsplan.

Uitgangspunten omgevingsplan

4.5 Kwaliteit van buitenlucht

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect luchtkwaliteit.

Wettelijk kader
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de instructieregels opgenomen in het Bkl. Ter bescherming van de gezondheid zijn voor het aspect luchtkwaliteit instructieregels opgenomen in paragraaf 5.1.4.1 Bkl. Volgens deze regels gelden zogeheten omgevingswaarden voor onder andere de in de buitenlucht voorkomende stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10).

Een activiteit is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grens-waarde;
  • het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • het project draagt alleen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging.

Mede door het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is in de afgelopen jaren in Nederland de luchtkwaliteit aanzienlijk verbeterd. Vanwege deze verbetering komt het NSL na de inwerkingtreding van de Omgevingswet dan ook te vervallen.

De beoordeling van de luchtkwaliteit vindt daarom niet meer overal plaats. Vooral in en nabij de aandachtsgebieden moeten overheden toetsen aan de rijksomgevingswaarden.

Aandachtsgebieden
Aandachtsgebieden zijn locaties met hogere concentraties stikstofdioxide (NO2) en/of fijnstof (PM10). De aandachtsgebieden staan in artikel 5.51 lid 2 Bkl. Gemeen-ten die onder agglomeraties vallen staan in artikel 2.38 Omgevingsregeling. De gemeente Deventer valt daar niet onder.

Niet in betekende mate (NIBM)
Voor een activiteit die niet in betekende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtveront-reiniging, is geen toetsing aan de rijksomgevingswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof nodig, ook niet in de aandachtsgebieden. Uit artikel 5.53 en 5.54 Bkl volgt dat een project niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit als de toe-name van de concentratie NO2 en PM10 niet hoger is dan 1,2 ìg/m3. Dat is 3% van de omgevingswaarde voor de jaargemiddelde concentraties.

Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft:

1 Motiveren dat het project binnen de getalsmatige grenzen van een aangewe-zen categorie blijft. Onder deze 'standaardgevallen NIBM' vallen kantoren, woonwijken en het telen van gewassen. Dit moet wel onder een bepaalde omvang blijven conform artikel 5.54 Bkl. Valt een project binnen de genoemde categorie, maar niet binnen de gestelde grenzen? Het is dan moge-lijk om alsnog via detailberekeningen aannemelijk te maken dat de 3%-grens niet wordt overschreden.

2 Op een andere manier aannemelijk maken dat een project de 3%-grens niet overschrijdt. Soms kan een kwalitatieve berekening voldoende zijn. Veel mensen bepalen met de NIBM-tool op een eenvoudige en snelle manier of een project in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Soms zijn detailberekeningen nodig als aanvulling op de NIBM-tool.

In enkele situaties moet de luchtkwaliteit nog wel in het hele land worden beoordeeld:

  • Bij een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit;
  • Bij de aanleg van een tunnel langer dan 100 meter, of als een tunnel wijzigt en daarbij minimaal 100 meter toeneemt;
  • Bij de aanleg van een autoweg of een autosnelweg.

Beoordeling
Ter plaatse van het plangebied wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2,5 en ook aan de advieswaarden van de WHO voor NO2 en PM10. De concentratie PM 2,5 ligt nu en in 2030 iets hoger dan 5 ug/m3. Dit is echter slechts een advieswaarde en geen wettelijke eis. Het plan zelf (herinrichting locatie huidige sporthal) draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. In de directe omgeving van het plangebied liggen ook geen grote bronnen van luchtverontreiniging die van invloed zijn op de concentraties NO2, PM10 en PM2,5. Geen belemmering.

Conclusie
Het onderdeel kwaliteit van buitenlucht vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

Uitgangspunten omgevingsplan
Er is vanuit het onderwerp luchtkwaliteit geen aanleiding tot het wijzigen en/of toe-voegen van regels aan het omgevingsplan.

4.6 Stikstof

In het kader van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) in de Omgevingswet is het noodzakelijk de mogelijke stikstofuitstoot door de beoogde ontwikkeling inzichtelijk te maken. Het bureau SAB heeft op basis van de maximale planologische mogelijkheden van het TAM-omgevingsplan een Stikstofonderzoek uitgevoerd met het programma Aerius Calculator 2024 voor de de aanlegfase en gebruiksfase van het project.

Beoordeling
Met de gehanteerde parameters blijkt uit de uitgevoerde berekeningen van voor zowel de aanlegfase als de dgebruiksfase er geen rekenresultaten hoger zijn dan 0,00 mol stikstof/ha/j op de stikstofge-voelige habitattypen in de omliggende Natura 2000-gebieden. Er zijn daardoor geen nadelige milieueffecten te verwachten op de omliggende Natura 2000-gebieden.

Op de onderstaande afbeelding is de Situering van de ontwikkellocatie ten opzichte van Natura 2000-gebieden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.TAM002-OW01_0008.png"

Conclusie
Het aspect stikstof vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

4.7 Geur

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect geur.

Wettelijk kader
Het Rijk stelt voor een aantal gebouwen specifieke regels aan geurbelasting. De in-structieregels van het Bkl, opgenomen in paragraaf 5.1.4.6 voor geur, zijn gericht op aangewezen geurgevoelige gebouwen. In de aanwijzing van geurgevoelige ge-bouwen is de functie bepalend. Hierbij kan gedacht worden aan wonen, onderwijs of zorg. Voor overige gebouwen of locaties bepaalt de gemeente zelf de mate van geurbescherming. Dat doet de gemeente vanuit haar taak van het evenwichtig toe-delen van functies aan locaties.

Een omgevingsplan voorziet erin dat geur door een activiteit op geurgevoelige ge-bouwen aanvaardbaar is (artikel 5.92 lid 2 Bkl). Aan die aanvaardbaarheid wordt voldaan door in het omgevingsplan toepassing te geven aan de in de wet opgeno-men standaardwaarden op een geurgevoelig gebouw. Onder bepaalde omstandig-heden kan een hogere of lagere grenswaarde aanvaardbaar zijn. Bij zwaarwegende economische of andere maatschappelijke belangen kan een hogere waarde wor-den toegestaan dan de grenswaarden. Activiteiten waarvoor deze regels gelden zijn onder andere het exploiteren van zuiveringtechnische werken (rwzi), het hou-den van landbouwhuisdieren in een dierenverblijf en andere agrarische activiteiten.

In artikel 5.91 Bkl worden de geurgevoelige gebouwen aangewezen die in ieder ge-val beschermd moeten worden. Hieronder vallen gebouwen met een woonfunctie, gebouwen voor onderwijs, gezondheidszorg en kinderopvang. Specifieke beoorde-lingsregels voor geur voor de milieubelastende activiteit staan in artikel 8.20 Bkl.

Op industrie- en bedrijventerreinen kunnen ook bedrijfsmatige activiteiten voorko-men die geurhinder veroorzaken. Die activiteiten zijn dan zelf een relevante geur-bron. Het bevoegd gezag bepaalt echter zelf welke mate van geurhinder ze aanvaardbaar vindt. De vergunningverlener moet dus bij het beoordelen van het aanvaardbaar geurhinderniveau rekening houden met het omgevingsplan


Beoordeling

Geurhinder en veehouderij
Er wordt geen geurgevoelig object gerealiseerd, zodat de gewenste verandering niet beperkend is voor veehouderijen van derden. De gewenste verandering zelf zal ook geen geurhinder veroorzaken naar de omgeving. Geen belemmering voor het plan

Geurhinder en industrie
Er wordt geen geurgevoelige object gerealiseerd binnen het plangebied. Ook gaat de gewenste verandering niet gepaard met een relevante geuremissie. Daarnaast zijn geurgevoelige objecten van derden op relatief grote afstand gelegen. Geurhinder van industriële activiteiten is niet belemmerend voor het plan.

Conclusie
Het besluit voldoet aan de kaders voor geur.

4.8 Bodemkwaliteit

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect bodem.

Wettelijk kader
Ter bescherming van de gezondheid en het milieu zijn voor het aspect bodem instructieregels in het Bkl opgenomen. De inhoud van deze regels is via het Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet opgenomen in paragraaf 5.1.4.5 Bkl. Het aanvullingsbesluit bepaalt voor welke activiteiten kan worden volstaan met een melding. Er worden drie basisvormen van bodemgebruik onderscheiden: landbouw/natuur, wonen en industrie. De kaders zijn gebaseerd op de risicogrenswaarden die voor de betreffende situaties zijn afgeleid.

De algemene doelstelling van het bodembeleid is het waarborgen van de gebruikswaarde van de bodem en het faciliteren van het duurzaam gebruik van de functionele eigenschappen van de bodem, door in onderlinge samenhang;

  • beschermen van de bodem tegen nieuwe verontreinigen en aantastingen;
  • evenwichtig toedeling van functies aan locaties, rekening houdend met de kwaliteiten van de bodem;
  • duurzaam en doelmatig beheren van de resterende historische verontreinigingen en -aantastingen.


De gemeente stelt de waarde voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem vast. Deze waarde mag niet hoger zijn dan het blootstellingsniveau van het maximaal toelaatbaar risico voor de mens (het humane Maximaal Toelaatbare Risiconiveau (MTR humaan)). De gehalten MTR humaan zijn opgenomen in bijlage Vb van het Bkl. De toelaatbare kwaliteit van de bodem is een voorwaarde voor bouwen op verontreinigde bodem en is geen omgevingswaarde. De beoordeling van de mogelijke aanwezigheid van onaanvaardbare risico's voor de gezondheid voor bodemgevoelige gebouwen moet met de Risicotool boxBodem met de module Beoordelen van de bodemkwaliteit voor een bodemgevoelig gebouw.


Totdat de gemeente invulling heeft gegeven aan deze instructieregel, geldt artikel 22.30 van de bruidsschat. Dit artikel regelt dat de toelaatbare kwaliteit gelijk is aan de interventiewaarde bodemkwaliteit, in een omvang van een bodemvolume van meer dan 25 m3. Voor asbest geldt geen volumecriterium.

Bij overschrijding van deze waarden moet de initiatiefnemer sanerende of andere beschermende maatregelen nemen.

Beoordeling
Voor de ontwikkeling van is een Verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het bodemonderzoek is uitgevoerd volgens NEN 5740.

Beoordeling Resultaten:

  • In de boringen die zijn geplaatst ter plaatse van het beachveld is op 0,5 meter minus maaiveld een textieldoek aangetroffen. Mogelijk dat dit is aangebracht voorafgaand aan de aanleg van het beachveld. In de bodemlaag eronder zijn zintuiglijk geen bijzonderheden aangetroffen;
  • Verder zijn geen bijzonderheden en/of asbestverdachte materialen aangetroffen die duiden op de mogelijke aanwezigheid van een verontreiniging.

  • Analyseresultaten grond:
  • In de bovengrond zijn geen verhoogde gehalten aangetoond aan onderzochte componenten. De bovengrond is aanvullend geanalyseerd op PFAS/PFOA. De aangetoonde gehalten blijven beneden de gehalten voor landbouw/natuur bij toepassing op landbodem uit het handelingskader.
  • In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aangetoond aan onderzochte componenten.

  • Analyseresultaten grondwater:
  • Het grondwater is licht verontreinigd met barium, nikkel en/of naftaleen.
  • In de omgeving komen deze verhogingen veelvuldig voor en hebben veelal een natuurlijke oorzaak. Er is geen reden om te verwachten dat een mogelijke verontreinigingskern zich op het terrein bevind. Vandaar dat de verontreinigingen geen belemmering zijn.

Conclusie
Het onderdeel bodem vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

Uitgangspunten omgevingsplan
Er is vanuit het onderwerp Bodemkwaliteit geen aanleiding tot het wijzigen en/of toevoegen van regels aan het omgevingsplan.

4.9 Omgevingsveiligheid

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit de veiligheid gewaarborgd wordt. Gedoeld wordt op het waarborgen van de veiligheid ter voorkoming van een branden, rampen of crises.

Wettelijk kader
Artikel 5.2 Bkl geeft aan dat in een omgevingsplan voor risico’s van branden, rampen en crises als bedoeld in artikel 10, onder a en b, van de Wet veiligheidsregio’s, rekening gehouden dient te worden met: het belang van het voorkomen, beperken en bestrijden daarvan, de mogelijkheden voor personen om zich daarbij in veiligheid te brengen en de geneeskundige hulpverlening.

De hoofdlijnen van het wettelijk kader omtrent de externe veiligheid zijn opgenomen in instructieregels in afdeling 5.1.2 Bkl. In bijlage VII van het Bkl zijn activiteiten aangewezen als risicobronnen. Deze risicobronnen zijn van belang voor de regels over het plaatsgebonden risico en aandachtsgebieden.

Het betreft de volgende activiteiten:

  • Activiteiten met gevaarlijke stoffen bij bedrijven. Dit zijn verschillende milieubelastende activiteiten uit het Besluit activiteiten leefomgeving.
  • Het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen (weg, water en spoor).
  • Buisleidingen met gevaarlijke stoffen die zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Besluit activiteiten leefomgeving.
  • Windturbines die zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Besluit activiteit leefomgeving.

Het werken met aandachtsgebieden voor externe veiligheidsrisico's is een nieuwe manier van omgaan met het groepsrisico (artikel 5.12 t/m 5.15 Bkl). Een aandachtsgebied geldt van rechtswege. Deze worden vastgelegd in het Register Externe Veiligheid en zijn digitaal raadpleegbaar. In het deelplan moet binnen deze aandachtsgebieden rekening worden gehouden met het groepsrisico. Locaties voor zeer kwetsbare gebouwen in een brand- of explosieaandachtsgebied moeten altijd worden aangewezen als voorschriftengebied in het omgevingsplan. Voor deze gebouwen zijn de aanvullende bouweisen na aanwijzing van het voorschriftengebied in het omgevingsplan dus altijd van toepassing. Het gaat dan om bijvoorbeeld ziekenhuizen, basisscholen en kinderdagverblijven.

Daarnaast staan in het Bkl ook instructie-regels voor de volgende risicobronnen die zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Besluit activiteiten leefomgeving:

  • Opslaan, bewerken en herverpakken van vuurwerk (afdeling 5.1.2.4 Bkl).
  • Opslaan en bewerken van ontplofbare stoffen voor civiel gebruik (afdeling 5.1.2.5 Bkl).
  • Exploiteren van een IPPC-installatie voor het maken van explosieven (afdeling 5.1.2.5 Bkl).
  • Opslaan en bewerken van ontplofbare stoffen voor militair gebruik (afdeling 5.1.2.5 Bkl).

Kwetsbare gebouwen en locaties
In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) staan 3 categorieën 'gebouwen en locaties' waarvoor de regels bescherming bieden: zeer kwetsbaar, kwetsbaar en beperkt kwetsbaar. De gemeente moet regels opnemen in het omgevingsplan om deze gebouwen en locaties te beschermen vanwege externe veiligheidsrisico's.

3 categorieën gebouwen en locaties

Gebouwen en locaties zijn ingedeeld in 3 categorieën:

1. zeer kwetsbaar (alleen gebouwen);
2. kwetsbaar (gebouwen en locaties);
3. beperkt kwetsbaar (gebouwen en locaties).


Bij het bepalen van de kwetsbaarheid van een gebouw of locatie is gekeken naar het volgende:

  • het aantal personen dat gelijktijdig aanwezig is;
  • de aanwezigheidsduur van personen;
  • in hoeverre personen zichzelf in veiligheid kunnen brengen bij een incident.

Zeer kwetsbare gebouwen
De categorie zeer kwetsbare gebouwen is nieuw ten opzichte van de voorheen geldende regelgeving. De gebouwen in deze categorie vielen eerder onder de categorie kwetsbare objecten. Een gebouw is 'zeer kwetsbaar' als het een gebouw is voor mensen die zichzelf niet op tijd in veiligheid kunnen brengen. Het gaat om de volgende gebouwen:

  • woonfunctie voor 24-uurszorg;
  • basisscholen;
  • scholen voor minderjarigen met een lichamelijke of geestelijke beperking;
  • dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking;
  • gezondheidszorg met bedgebied (ziekenhuizen en verpleeghuizen);
  • kinderopvang;
  • gevangenissen.

Kwetsbare gebouwen en locaties
Kwetsbare gebouwen zijn alle gebouwen met een woonfunctie (niet verspreid liggende bebouwing) en locaties bestemd voor grote evenementen of voor recreatief nachtverblijf voor meer dan 50 personen. Gebouwen en locaties zijn ook kwetsbaar als er veel personen een groot deel van de dag aanwezig zijn. Het gaat bijvoorbeeld om:

  • woonfunctie;
  • bijeenkomstfunctie;
  • kantoorfunctie;
  • sportfunctie;
  • scholen voor volwassenen;
  • gezondheidszorg zonder bedgebied;
  • locatie voor evenementen in de open lucht voor ten minste 5.000 personen.



Beoordeling
In opdracht van de gemeente heeft adviesbureau DGMR heeft het advies Voorstel omgevingsveiligheid Sporthal Bathmen opgesteld.

Het onderstaande figuur toont de ligging van de voorgenomen sporthal ten opzichte van de bestaande sporthal en ten opzichte van de buisleidingen. Het oostelijke punt van het bouwvlak ligt op 250 meter vanaf de gasleidingen, de westelijke punt op 330 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.TAM002-OW01_0009.png"

De nieuwe sporthal is net zoals de meeste sporthallen 'multifunctioneel'. De sporthal gaat in de avonden en weekenden gebruikt worden door de diverse sportverenigingen. Doordeweeks worden er ook gymlessen gegeven van basisscholen in Bathmen. De sporthal valt onder de categorie ''Kwetsbare gebouwen en locaties''. Bijvoorbeeld een basisschool is een 'zeer kwetsbare gebouw'. Er gaan gymlessen worden gegeven in de sporthal, maar ten opzichte van een basisschool zijn twee gymklassen sneller uit het gebouw te ontruimen. Daarom wordt de sporthal aangemerkt als een 'kwetsbaar gebouw' en niet als een 'zeer kwetsbare gebouw'. Voor een nieuw te bouwen 'kwetsbaar gebouw' is het bevoegd gezag niet verplicht een brandvoorschriftengebied op te nemen binnen een brandaandachtsgebied, maar kan er wel voor kiezen dit wel te doen. In dit geval is ervoor gekozen om geen brandvoorschriftengebied op te nemen in het Tam-omgevingsplan, omdat:

  • De kans op een calamiteit met de buisleidingen is nagenoeg nihil, hoewel er theoretisch gezien een uiterst geringe kans blijft bestaan;
  • Een calamiteit met de buisleiding ontstaat meestal door graafwerkzaamheden. Ter plaatse van de buisleidingen is in het geldende omgevingsplan van rechtswege (bestemmingsplan Buitengebied Deventer, 1e herziening) is al reeds met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas - 2' geregeld dat er beperkingen gelden. Het is bijvoorbeeld verboden om zonder omgevingsvergunning grondbewerkingen uit te voeren waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • De Gasunie neemt beheersmaatregelen om de integriteit van de hogedrukleiding te Bathmen te monitoren, zoals het jaarlijks voeren van gesprekken met de grondeigenaar, monitoring vanuit de lucht (helikopter) en het volgens van 'KLIC-melding bij Kadaster meldingen' voor werkzaamheden. In de ca. 30 jaar dat de leiding er ligt, is er is nabij deze leiding geen KLIC-melding gedaan en zijn er geen graafwerkzaamheden uitgevoerd;
  • De bouwkosten onevenredig hard zouden stijgen als gevolg van de aanvullende bouweisen die verplicht zijn in een voorschriftengebied;
  • Het toepassen van onbrandbare materialen leidt tot een buitenzijde van bijvoorbeeld steenachtig materiaal en/of metalen. En dat sluit niet aan bij het beoogde (welstand) beeld;
  • Vanwege de aanvullende eisen wordt de sporthal minder duurzaam, hernieuwbare bouwmaterialen, zoals hout, voldoen niet aan de eisen geldend bij een een brandvoorschriftengebied, Bepaalde onbrandbare materialen, zoals beton en metaal scoren slecht op duurzaamheid en de CO2-footprint.


Met de specifieke bouwaanduiding 'zeer kwetsbare gebouwen uitgesloten' is geregeld dat het verboden is om binnen het plangebied van dit Tam-Omgevingsplan 'zeer kwetsbare gebouwen' te realiseren.

Aanvullende maatregel ontwerp sporthal
De sporthal wordt zo ontworpen dat deze gedurende minstens 1 uur weerstand biedt tegen de fakkelbrand. Dit is een bovenwettelijke eis. Hier wordt voor gekozen omdat dit extra mogelijkheden biedt om:

  • te schuilen, eventueel tot de leiding is ingeblokt en de vlam dooft;
  • het ontruimen beter voor te bereiden, door contact te maken met 112 voor nadere instructies, bedekkende kleding aan te trekken over de sportkleding en deze nat te maken, eerste hulpverlening te regelen etc.

Conclusie
Met het gestelde lage risico en de vastgelegde maatregelen acht de gemeente Deventer het externe risico acceptabel. Het onderdeel omgevingsveiligheid vormt daarmee geen belemmering voor de ontwikkeling.

Uitgangspunten omgevingsplan
Er is vanuit het onderwerp omgevingsveiligheid geen aanleiding tot het wijzigen en/of toe-voegen van regels aan het omgevingsplan.

4.10 Ecologie

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze rekening wordt gehouden met ecologie bij de activiteit. Gedoeld wordt op het waarborgen van de soorten- en gebiedsbescherming binnen en rondom het besluitgebied.

Wettelijk kader

Soortenbescherming
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om het besluitgebied. De Omgevingswet beschermt bepaalde plant- en diersoorten. Het gaat hoofdzakelijk om soorten van Europees belang die onder de reikwijdte van de Vogel- en Habitatrichtlijn vallen. Daarnaast betreft het bepaalde soorten van nationaal belang. In principe zijn provincies verantwoordelijk voor de bescherming van soorten (artikel 2.18, lid 1, sub f). Echter kunnen ook andere overheden actief beleid voeren. Zo is het vaststellen van een programma voor soortenbescherming een mogelijkheid.

Soortenbescherming is in de Omgevingswet vooral gericht op het reguleren van flora-en fauna-activiteiten. Een flora en fauna-activiteit is een activiteit met mogelijke gevolgen voor van nature in het wild levende dieren of planten. Door deze brede formulering van een flora- en fauna-activiteit is het bij activiteiten in de fysieke leefomgeving nodig om te controleren of:

  • 1. Er soorten aanwezig zijn;
  • 2. Welke soorten dat zijn.


Voordat een flora en fauna-activiteit mag worden verricht, moet gecontroleerd worden of er aanwijzingen zijn dat op die plek of in de directe nabijheid bepaalde beschermde soorten of habitats voorkomen. Als er aanwijzingen zijn dat deze aanwezig zijn, dan is het verplicht om na te gaan of nadelige gevolgen voor die dieren of planten uit te sluiten zijn. Als nadelige gevolgen niet uitgesloten kunnen worden, moet degene die de activiteit verricht alle passende preventieve maatregelen treffen om nadelige gevolgen voor dier- en plantensoorten te voorkomen. Voor schadelijke handelingen geldt in de meeste gevallen een vergunningplicht. In een aantal gevallen is echter ook sprake van een vrijstelling.

Gebiedsbescherming
De bescherming van natuurgebieden is tweeledig; het Rijk is verantwoordelijk voor de bescherming van Natura 2000-gebieden en de bescherming van het Natuurnet-werk Nederland (NNN) is een verantwoordelijkheid van de provincies.


Een Natura 2000-gebied is een beschermd natuurgebied van Europees belang. Bescherming van deze gebieden is nodig voor het behoud van de biodiversiteit (soortenrijkdom) en om te voldoen aan de verplichtingen van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Nieuwe ontwikkelingen (activiteiten) die - afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten - significant negatieve gevolgen kunnen hebben op een Natura 2000-gebied, zijn onder de Omgevingswet gedefinieerd als 'Natura 2000-activiteit'. Deze kunnen zowel binnen als buiten een Natura 2000-gebied plaatsvinden. In de meeste gevallen vindt de activiteit echter plaats buiten een Natura 2000-gebied. Ook dan kan een activiteit effect hebben op het Natura 2000-gebied. Dit wordt ook wel de 'externe werking van een Natura 2000-gebied' genoemd. Als het effect significant kan zijn, is in veel gevallen een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit nodig.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is verankerd in de omgevingsverordening van de provincies. Daarin zijn de wezenlijke kenmerken en waarden van NNN-gebieden vastgelegd en zijn regels gesteld in het belang van de bescherming, instandhouding, verbetering en ontwikkeling van de kenmerken en waarden van NNN-gebieden.

Beoordeling
Voor de ontwikkeling is de Natuurtoets Sportvoorziening Bathmen uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.TAM002-OW01_0010.png"

Tabel: Onderzoeksdata en informatie veldbezoeken.

Hieronder worden de bevindingen van de onderzoeken besproken.

Camerabeelden:
Er zijn op de verschillende camera’s (foto’s en film) diverse soorten waargenomen. Er zijn geen kleine marterachtigen waargenomen. Wel veel kleine zoogdieren, diverse vogelsoorten, katten en insecten. De Mostela heeft geen relevante beelden opgenomen. In deze paragraaf wordt een kleine weergave van de vastgelegde soorten gegeven, er zijn echter veel meer soorten vastgelegd. Met de warmtebeeldcamera zijn katten, kleine zoogdieren en slapende vogels waargenomen.

Steenuil

Er is aangaande steenuil geen overtreding van de Wnb te verwachten. Een ontheffing is niet noodzakelijk.

Kleine marterachtigen
Er is aangaande kleine marterachtigen geen overtreding van de Wnb te verwachten. Een ontheffing is niet noodzakelijk.

Boerenzwaluw
Er is aangaande boerenzwaluw geen overtreding van de Wnb te verwachten. Een ontheffing is niet noodzakelijk.

Bomen- en floracheck
Een nader onderzoek (op basis van het protocol voor vleermuisinventarisaties 2021 (GaN)) naar boombewonende vleermuizen of jaarrond beschermde nesten is niet noodzakelijk bevonden en derhalve ook niet uitgevoerd. Er zijn geen soorten uit de Operationele lijst beschermde planten van de gemeente Deventer waargenomen.

Overige soorten/ zorgplicht
Op de camera’s zijn diverse muizensoorten, vogels en dergelijke vastgelegd. Tijdens de bomencheck zijn er twee niet-jaarrond beschermde nesten aangetroffen. Voor dergelijke soorten geldt de zorgplicht.

De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet. Eventueel aanwezige dieren dienen de kans te krijgen om te vluchten. De zorgplicht houdt ook in dat er zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de periode waarin wordt gewerkt (buiten kwetsbare voortplantings- en overwinteringsperiode).
De sloopwerkzaamheden dienen buiten het broedseizoen van vogels plaats te vinden (deze periode loopt globaal van maart tot en met augustus, afhankelijk van weer en soort). In het te verwijderen groen zijn zeer waarschijnlijk muizen, amfibieën en dergelijke aanwezig. Dit groen dient met zorg verwijderd te worden zodat eventueel aanwezige soorten kunnen vluchten.

SMP Deventer
Ondanks het feit dat er tijdens onderhavige onderzoeken geen beschermde soorten zijn waargenomen, kunnen ze wel aanwezig zijn, zoals vleermuizen, huismus, gierzwaluw en steenmarter. Tijdens de quickscan zijn sporen en een exemplaar gewone dwergvleermuis aangetoond. Die gebouwbewonende soorten vallen echter onder het SMP Deventer. De voorwaarden/ werkwijzen uit het SMP zijn derhalve leidend, naast de zorgplicht en dergelijke.

Conclusie
Vanuit het aspect ecologie zijn er geen belemmeringen voor de vastelling van dit Tam-omgevingsplan.

4.11 Archeologie

Inleiding

De archeologische verwachting voor de gemeente Deventer is gebaseerd op de landschappelijke en bodemkundige context van bekende archeologische vindplaatsen. Een uitgebreide onderbouwing van de fysisch geografische bouwstenen van de archeologische verwachtingswaarden is te vinden in het RAAP- rapport 2571: "…Die plaatsen, welke in de Douwelerkolk verdronken zijn… Fysisch- en historische bouwstenen voor een archeologische verwachtingskaart van de gemeente Deventer".

Vanaf de late middeleeuwen is het verband tussen landschappelijke mogelijkheden en locatiekeuze minder goed in een model te vatten, omdat de mens er steeds meer in slaagt de natuur naar zijn hand te zetten. Juist voor deze periode zijn historische bronnen, zoals kaarten, beschikbaar, waardoor veel elementen goed kunnen worden gelokaliseerd. Op de archeologische verwachtingskaart zijn recente archeologische en historische onderzoeksgegevens gecombineerd met de fysisch geografische verwachting ter plekke. Ook bekende verstoringen zijn weergegeven op de archeologische verwachtingskaart.

Het archeologiebeleid en de regels in dit TAM-IMRO Omgevingsplan
De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente Deventer. Dit archeologiebeleid is op 28 januari 2015 door de raad vastgesteld in de vorm van een beleidskaart en een onderbouwing (zie hiervoor: Vermeulen, B., 2015 ). Het archeologiebeleid wordt zo nodig tussentijds geactualiseerd, om de door het bevoegd gezag in een selectiebesluit vrijgegeven gebieden op de beleidskaart op te nemen.

De archeologische beleidskaart vormt de basis voor de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie', zoals die in het bestemmingsplan zijn gehanteerd. In het TAM-IMRO Omgevingsplan 'Sporthal Bathmen' gelden de beleidswaarden '1, 2, 3 en 4' (afb. 1).

De beleidswaarden zijn vertaald in de regels van dit TAM-IMRO Omgevingsplan. In het TAM-IMRO Omgevingsplan zijn regels 'Waarde - Archeologie' opgenomen voor de gebieden die op de beleidskaart een beleidswaarde 2 of hoger kennen. Er is voor gekozen om aan gronden met beleidswaarde 'Waarde - Archeologie 1' niet op te nemen in het TAM-IMRO Omgevingsplan.

Waarde - Archeologie 1
Voor de gebieden met een lage verwachtingswaarde (beleidswaarde '1') is de kans dat een bodemingreep het bodemarchief verstoort door de lage dichtheid aan vindplaatsen en de veelal relatief kleine oppervlakte van die vindplaatsen, zeer klein. Eigenlijk komt dit type resten vooral aan het licht bij archeologische begeleiding van grootschalige werkzaamheden. Daarom is voor deze beleidswaarde een vrijstellingsoppervlakte van 10.000 m² gehanteerd. Boven de 10.000 m2 geldt een meldingsplicht. Dit type omvangrijke werkzaamheden is over het algemeen op ruim op tijd bekend bij de gemeente. Een regel is daarmee een relatief zwaar middel dat voor deze groep leidt tot onnodige administratieve last. Er wordt daarom voor deze ingrepen actief contact gezocht met de initiatiefnemer met het verzoek om medewerking te verlenen aan een archeologische waarneming tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. Op deze manier kan de archeologische verwachting steekproefsgewijs gecontroleerd worden.

Waarde - Archeologie 2
Op gronden met de regels 'Waarde - archeologie 2' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 1.000 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 1000 m² en 2.500 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,5 m dient bij de aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Waarde - Archeologie 3
Op gronden met de regels 'Waarde - archeologie 3' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 200 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 200 m² en 500 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 m dient bij de aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Waarde - Archeologie 4
Op gronden met de regels 'Waarde - archeologie 4' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 100 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 100 m² en 200 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 200 m² en dieper dan 0,5 m dient bij een aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Uitsnede beleidskaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.TAM002-OW01_0011.png"

De ligging van het bestemmingsplangebied op de archeologische beleidskaart 2015.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.TAM002-OW01_0012.png"

Beoordeling
Op basis de Quickscan Archeologie – Sporthal Bathmen is besloten om een verkennend booronderzoek uit te voeren.

Uit het Rapport Verkennend booronderzoek is gebleken dat de bodem in het grootste deel van het plangebied is verstoord tot in de C-horizont. Bovendien bestaat de ondergrond uit verspoeld dekzand, kenmerkend voor relatief laaggelegen en vochtige gebieden. In twee boringen is een restant van een B-horizont aanwezig (op 0,95 à 1,35 m -mv), maar de slechte sortering en ijzerrijkheid wijzen eveneens op vochtige omstandigheden. In enkele boringen is een mogelijk restant van een esdek aangetroffen. Dit dek gaat scherp over in de pleistocene ondergrond, waardoor de top van een eventueel archeologisch niveau naar verwachting verploegd is. De bovenste 0,4 à 1,5 m bestaat uit een verstoord pakket, vermoedelijk gerelateerd aan de inrichting van het huidige sportpark.

Op basis van de archeologische QuickScan zouden in het noorden van het plangebied historische resten voor kunnen komen, gezien de ligging in een bufferzone rondom een historisch erf. Het huidige onderzoeksgebied valt voor zo'n 250 m2 binnen deze zone met hoge verwachting. Dit is ter plaatse van de parkeerplaats in het noorden van het plangebied. Uit het booronderzoek blijkt dat de bodem op deze parkeerplaats tot 70 à 80 cm -mv verstoord is. De kans is daarom groot dat eventuele historische vindplaatsen reeds verstoord zijn geraakt. Op historische kaarten uit de 19e en 20e eeuw ligt het erf bovendien buiten het plangebied (zie kaart 7). Op basis hiervan wordt ook de verwachting op historische resten binnen het plangebied bijgesteld naar laag.

Op grond van de resultaten van het veldonderzoek adviseert Econsultancy om het plangebied vrij te geven.

Conclusie
Op basis van het uitgevoerde archeologische onderzoek is gebleken dat er vanuit het aspect archeologie geen belemmeringen zijn en het plangebied vrij kan worden gegeven.

Uitgangspunten omgevingsplan
Op basis van het archeologische onderzoek is geconcludeerd dat er geen archeologische verwachting hoeft te worden opgenomen in het Tam-omgevingsplan sporthal Bathmen.

4.12 Trillingen

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect trillingen.

Wettelijk kader
Ter bescherming van de gezondheid en het milieu zijn voor het aspect trillingen instructieregels in het Bkl opgenomen.

Geacht wordt in een omgevingsplan rekening te houden met trillingen door activiteiten in trillinggevoelige ruimten van trillinggevoelige gebouwen. Een omgevings-plan voorziet erin dat trillingen door een activiteit in trillinggevoelige ruimten van trillinggevoelige gebouwen aanvaardbaar zijn. Aan die aanvaardbaarheid wordt voldaan door in het omgevingsplan toepassing te geven aan de in de in artikel 5.87 Bkl opgenomen standaardwaarden voor continue trillingen in trillinggevoelige ruimten en de in artikel 5.87a Bkl opgenomen standaardwaarden voor herhaald voorkomende trillingen in trillinggevoelige ruimten.

Onder bepaalde omstandigheden en voorwaarden kan het omgevingsplan een hogere grenswaarde bevatten, mits de grenswaarden niet worden overschreden. Lagere waarden zijn ook mogelijk. Bij zwaarwegende economische of andere maatschappelijke belangen kan ook meer trilling worden toegestaan dan de grenswaarden.

Beoordeling
Er zijn geen trillingsbronnen in de buurt van het sportpark. De mogelijke trillingsbronnen zoals het spoor en eventueel de snelweg liggen op meer dan 100 meter van het sportpark. Verder zijn er in de directe omgeving geen bedrijven die mogelijk trillinghinder kunnen veroorzaken.

Conclusie
Vanuit het aspect trillingen zijn er geen belemmeringen voor de vastelling van dit Tam-omgevingsplan.

Uitgangspunten omgevingsplan
Er is vanuit het onderwerp trillingen geen aanleiding tot het wijzigen en/of toevoegen van regels aan het omgevingsplan.

4.13 Lichthinder

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect lichthinder.

Kunstmatige verlichting kan hinder geven voor mens en natuur. Ook kan er horizonvervuiling zijn door kunstmatig licht. Kunstmatige verlichting komt voor bij veel functies, zoals:

  • (autosnel)wegen;
  • woonkernen;
  • industrie- en bedrijventerreinen;
  • glastuinbouwbedrijven;
  • sportterreinen.


De hinder van kunstmatige verlichting hangt af van de aard, intensiteit, duur en plaats van de verlichting. Maar ook door de kans op blootstelling. Dit hangt samen met de omgeving en de leefwijze van mens en dier.

Toetsing
Het plan betreft het realiseren van een nieuwe sporthal. Het plangebied bestaat alleen uit de twee wijzigingsgebieden. De locatie van de nieuwe sporthal en het gebied waar van de huidige sporthal waarvan het bouwvlak wordt weggestemd.

Aangezien er woningen in de buurt zitten van het plangebied is lichthinder een relevant onderwerp indien er nieuwe lichtmasten worden gerealiseerd. In de onderstaande tabel van de 'NSVV Richtlijn Lichthinder 2020' staan de verschillende zones weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.TAM002-OW01_0013.png"

Voor het plangebied van het Tam-omgevingsplan Sporthal Bathmen is zone E3 van toepassing, omdat het een algemeen stedelijke (woon) gebied betreft. Het bestaande sportpark ligt tegen de kern van Bathmen aan en daarom sluit het plangebied aan bij zone E3.

Op de onderstaande afbeelding is het plangebied weergegeven dat bestaat uit twee wijzigingsgebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.TAM002-OW01_0014.png"

Locatie huidige sporthal
In het gebied van de huidige sporthal die wordt wegbestemd zijn de gebruiksactiviteit Groen - Sporthal Bathmen en Bouwregel-25 opgenomen. In dit gebied zijn geen sportlichtmasten toegestaan.

Locatie nieuwe sporthal
In het gebied waar de nieuwe sporthal komt zijn de gebruiksactiviteiten Sport en Horeca - ondergeschikt opgenomen. Verder is Bouwregel-30 opgenomen. De gebruiksactiviteit 'sport' in het plangebied zit op iets meer dan 30 meter afstand van de dichtsbijzijnde tuin. Er zijn geen concrete plannen om in het gebied rondom de nieuwe sporthal (sport) lichtmasten te realiseren, maar dat is planologisch gezien wel mogelijk. Om te borgen dat er geen onevenredige lichthinder kan worden veroorzaakt wanneer er in de toekomst een (sport)lichtmast wordt geplaatst binnen het plangebied zijn er extra regels opgenomen in het Tam-omgevingsplan. Er is in Bouwregel-30 een Specifieke bouwregel lichtmasten sportvoorzieningen opgenomen met grenswaarden waar de verlichting van de (sport) lichtmasten aan moet voldoen. Met deze specifieke bouwregel is geregeld dat voorafgaand aan de plaatsing van (sport)lichtmasten met een lichthinderonderzoek de grenswaarden zoals bedoeld onder a. door de te bouwen lichtmasten niet worden overschreden.

Conclusie
Er is voldoende geborgd dat binnen het plangebied er alleen lichtmasten ten behoeve van sportvoorzieningen kunnen worden gerealiseerd wanneer deze geen onevenredige lichthinder veroorzaken en daarmee vormt dit milieuonderwerp geen belemmering voor vaststelling van dit Tam-omgevingsplan.

Uitgangspunten omgevingsplan
Er is in Bouwregel-30 een Specifieke bouwregel lichtmasten sportvoorzieningen opgenomen met grenswaarden waar de verlichting van de (sport) lichtmasten aan moet voldoen.

4.14 Windhinder

Wettelijk kader

De NEN 8100 is een norm voor de beoordeling van het windklimaat. De norm werkt met uurgemiddelde windsnelheden (m/s) gerelateerd aan de overschrijdingskans in percentage van uren per jaar. In een tabel is voor verschillende situaties en activiteiten (doorlopen, slenteren, langdurig zitten) aangegeven of het windklimaat slecht, matig of goed is.
In deze norm zit een beslismodel dat aangeeft wanneer een windonderzoek nodig kan zijn:

  • gebouwen hoger dan 30 meter: windonderzoek is nodig;
  • beschut gelegen gebouwen, hoogte 15 tot 30 meter: specialist beoordeelt of windonderzoek nodig; is
  • onbeschut gelegen gebouwen, hoogte tot 30 meter: specialist beoordeelt of windonderzoek nodig is.


De NEN 8100 is vanuit de wet niet verplicht, maar wordt wel algemeen gebruikt. De gemeente kan er eventueel voor kiezen om een verplichting voor een windonderzoek volgens de NEN 8100 in het omgevingsplan op te nemen.

Beoordeling

Definitie beschutte ligging:
Een beschutte ligging is in de norm als volgt gedefinieerd:

''Een bouwwerk en de directe omgeving liggen beschut wanneer op loop- of verblijfsniveau bij alle windsectoren (12 sectoren van 30°) aan elk van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

- Het oppervlak dat obstakels als bomen (kruinen) en gebouwen beslaan, bedraagt 20% of meer van het totale oppervlak binnen een straal van 300 m.
- Het bouwwerk steekt niet meer dan 50% uit boven de gemiddelde hoogte h van de obstakels binnen een straal van 300 m.''

Situatie rondom nieuwe sporthal:

Het bestaande sportpark de Looënk, waarop de nieuwe sporthal wordt gerealiseerd, ligt tegen de kern van Bathmen aan. Een klein gedeelte van de kern van Bathmen ligt binnen een straal van 300 meter rondom de nieuwe sporthal. Verder zijn er rondom het sportpark een aantal vrijstaande woningen, een sportgebouw, een agrarisch erf met meerdere gebouwen en een uitvaartcentrum aanwezig. Het sportpark wordt omringd door een rij bomen en enkele stroken met bomen. Meer dan 20% van het oppervlakte binnen staal van 300 meter vanaf de locatie van de nieuwe sporthal bestaat uit obstakels als bomen (kruinen) en gebouwen. De meeste woningen in de omgeving zijn maximaal 10 meter hoog. De sporthal wordt maximaal 11 meter hoog. De nieuwe sporthal steekt niet meer dan 50% uit boven de obstakels in een straal van 300 meter.

Voor de nieuwe beschut gelegen sporthal van maximaal 11 meter hoog is geen windhinderonderzoek benodigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.TAM002-OW01_0015.png"

Conclusie
Vanuit het aspect windhinder is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.15 Magneetvelden

Kader
Het Rijk adviseert aan het bevoegd gezag om bij het toelaten van nieuwe bovengrondse hoogspanningsverbindingen of het wijzigen van bestaande hoogspanningsverbindingen rekening te houden met magneetvelden. De magneetvelden zijn mogelijk van invloed op de gezondheid van omwonenden.

Beoordeling
Er is geen magneetveld aanwezig binnen het plangebied.

Conclusie
Vanuit het aspect magneetvelden is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.16 Bezonning

Voldoende zonlicht en schaduw zijn aspecten van de fysieke leefomgeving (artikel 2.1 Omgevingswet). Hierdoor is het een onderdeel van de taak van de gemeente voor het evenwichtig toedelen van functies aan locaties (artikel 2.4 en 4.2 Omgevingswet) in het omgevingsplan. De rijksoverheid heeft voor dit aspect van de fysieke leefomgeving geen instructieregels opgesteld. Daarom heeft de gemeente de vrijheid om deze zelf in te vullen. Daarbij kan de gemeente gebruikmaken van alle mogelijkheden van het instrument omgevingsplan.

Beoordeling
De sporthal wordt midden op het bestaande sportpark gebouwd en het is vanwege de afstand tot de omliggende woningen niet aannemelijk dat er onevenredige schaduwhinder optreedt voor woningen in de omgeving.

Conclusie
Vanuit het aspect bezonning is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.17 Kabels en leidingen

In deze paragraaf komt aan de orde op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect kabels en leidingen.

Wettelijk kader
Bij vaststelling van een wijzigingsbesluit moet rekening worden gehouden met de bescherming van ruimtelijk relevante kabels en leidingen.

Beoordeling
Er liggen twee hoge drukaardgasleidingen van de Gasunie in de buurt van het plangebied. Dit aspect wordt behandeld in paragraaf Omgevingsveiligheid en daarom wordt dit niet behandeld in deze paragraaf. Verder liggen er in het plangebied geen relevante kabels en leidingen.

Conclusie
Vanuit het aspect kabels en leidingen is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.18 Water en watersystemen

Watertoets
De watertoets is een instrument dat ervoor zorgt dat bij alle ruimtelijke plannen (landelijk én stedelijk gebied) aandacht is voor de kwaliteit en kwantiteit van water. De watertoets is verplicht voor alle overheden die waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten hebben. Doorgaans vraagt de gemeente de watertoets namens zichzelf, een particulier of ondernemer aan bij de 'waterbeheerder'. Dat is in dit geval Waterschap Rijn en IJssel.


Bij elk initiatief dient via www.dewatertoets.nl een aanvraag gedaan te worden. Op basis van de uitkomsten van deze toetsing stelt het waterschap een document op met uitgangspunten. Deze notitie is opgenomen in Bijlage 10 van het wijzigingsbesluit. Om de initiatiefnemer meer eenduidigheid te bieden ten aanzien van de waterhuishouding, zijn de uitgangspunten van het waterschap in deze memo verwerkt.

Kader
Activiteiten op, in of rond waterstaatswerken zoals dijken en watergangen vallen vaak onder de regels van het waterschap. Zie hiervoor Waterschapsverordening Waterschap Rijn en IJssel | Lokale wet- en regelgeving (overheid.nl).

Omgevingswet (Ow)
Op grond van artikelen 2.16 van de Omgevingswet dragen de gemeenteraad en het college van B&W zorg voor:

1. De inzameling van het afvloeiende hemelwater, voor zover de houder dit water redelijkerwijs zelf niet kan verwerken, en het transport en verwerking daarvan (art. 2.16 lid 1.a.1).

2. Het treffen van maatregelen voor het openbaar gemeentelijk gebied ter voorkoming of beperking van structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de op grond van deze wet aan de fysieke leefomgeving toegedeelde functies, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet tot de taak van een waterschap, provincie of Rijk behoort (art. 2.16 lid 1.a.2).

3. De inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, dat vrijkomt bij de binnen het grondgebied van de gemeente gelegen percelen (art. 2.16 lid 1.a.3).

Waterbeleid Waterschap Rijn en IJssel
Vanuit het leidend principe 'Water en mens in hun element' draagt het waterschap bij aan ruimtelijke kwaliteit en een duurzame leefomgeving. De zorg voor waterveiligheid, schoon water en voldoende water vraagt structureel aandacht en is continu in beweging. Dat doet het waterschap door het (grond)waterpeil te beheren, rioolwater te zuiveren en te zorgen voor schoon water in beken, sloten en rivieren en te zorgen voor stevige dijken.

Belangrijkste speerpunt voor de periode 2022-2027 is de opgave om het gebied veerkrachtiger te maken tegen klimaatverandering. Hiervoor wordt toegewerkt naar een andere balans van vasthouden-bergen-afvoeren (voorraadbeheer), rekening houdend met de meest recente inzichten over de snelheid van klimaatverandering.

In het waterbeheerprogramma 2022-2027 staan de doelen en werkzaamheden weergegeven in vier thema's.

  • Klimaatrobuust gebied
  • Veilig gebied
  • Circulaire Economie en Energietransitie
  • Gezonde leefomgeving

In de notitie Water in ruimtelijke plannen zijn de uitgangspunten voor ruimtelijke ontwikkelingen nader uitgewerkt. Aan de zuidzijde van de sportvelden ligt een persleiding en waterstaatswerk van WRIJ. Activiteiten op, in of rond waterstaatswerken zoals dijken en watergangen vallen vaak onder de regels van het waterschap. Deze regels zijn opgenomen in de Waterschapsverordening Waterschap Rijn en IJssel | Lokale wet- en regelgeving (overheid.nl).

Verder veranderd door dit plan het verharde oppervlak binnen het gebied. Vanuit de waterschapsverordening en uitgangspuntennotitie hanteert WRIJ de volgende regels:

  • Bij een toename van meer dan 500 m2 van het verharde oppervlak = watervergunning verplicht
  • Bij een toename van minder dan 500 m2 van het verharde oppervlak = een melding voldoet

Voor deze ontwikkeling geldt een afname van het verharde oppervlak. Daarom geldt in dit geval geen meldings- of vergunningsplicht.

Deze uitgangspunten zijn meegenomen in dit document.

  • Klimaatrobuust gebied

Het doel is het beheer, het onderhoud en de inrichting van het regionaal watersysteem zodanig te invullen, dat jaarrond een optimale balans tussen te nat en te droog wordt bereikt en tegelijkertijd inwoners, bedrijven en medeoverheden voldoende weerbaar zijn tegen de onvermijdelijke gevolgen van extreem weer.

  • Veilig gebied

We zorgen voor veilige dijken, nu en in de toekomst. Onze ambitie is dat in 2050 onze keringen voldoen aan de nieuwe normen voor waterveiligheid, en dat we daarbij wendbaar inspelen op ontwikkelingen. We voeren ons beheer op een duurzame wijze uit en werken aan behoud en verhoging van de biodiversiteit van de dijken.

  • Circulaire Economie en Energietransitie

Wij willen in het uitvoeren van onze primaire taak zoveel mogelijk bijdragen aan het beperken van klimaatverandering. Daarbij willen we in 2050 onderdeel zijn van een 100% circulaire economie waarin we onze taken klimaatneutraal uitvoeren.

  • Gezonde leefomgeving

Als waterschap zorgen we voor een schoon en gezond watersysteem voor de mensen en de natuur in het gebied. Wij streven ernaar dat het water in onze leefomgeving geschikt is voor verschillende maatschappelijke functies en dat het geen risico's oplevert voor de volksgezondheid. Ons doel is een oppervlaktewatersysteem te bereiken dat optimaal is voor ecologisch functioneren en biodiversiteit en natuurwaarden daarbinnen en -buiten bevordert.

In de notitie Water in ruimtelijke plannen zijn de uitgangspunten voor ruimtelijke ontwikkelingen nader uitgewerkt. Deze uitgangspunten zijn meegenomen in dit document.

Gemeentelijk rioleringsplan
Het gemeentelijk beleid is vastgelegd in het Gemeentelijk Rioleringsplan (2022-2027) (Gemeentelijke watertaken | Gemeente Deventer).

Hemelwaterbeleid
In het Gemeentelijk Rioleringsplan en Klimaatadaptatieprogramma (GRP en KAP) is een voorkeursvolgorde opgenomen voor het omgaan met afstromend hemelwater van verharde oppervlakken in de openbare ruimte. Daarbij is infiltratie van hemelwater in de bodem het uitgangspunten. In de meeste gevallen is de ondergrond van Deventer hier ook geschikt voor. Gezien klimaatverandering is de voorkeursvolgorde voor hemelwater als volgt:

  • Bovengronds afvoeren naar groen (plantvakken en bomen)? en daar infiltreren in de bodem
  • Bovengronds afvoeren naar een bovengrondse groene infiltratievoorziening?
  • Bovengronds of ondergronds afvoeren naar een ondergrondse infiltratievoorziening?
  • Bovengronds of ondergronds afvoeren naar oppervlaktewater?

Bij infiltratie van hemelwater in de bodem gelden de eisen van de gemeente Deventer. Wordt hemelwater afgevoerd naar oppervlaktewater, gelden (ook) de eisen van het Rijn en IJssel.

De gemeente heeft eisen gesteld aan de te realiseren waterberging op particulier terrein in de Hemelwaterverordening (hoofdstuk 8 van de Verordening Fysieke Leefomgeving). Als uitgangspunt geldt dat de perceeleigenaar bij nieuwbouw zorgt voor een infiltratievoorziening met een inhoud van minimaal 20 mm over het verhard oppervlak op eigen terrein. Bij meer dan 100 m2 terreinverharding moet ook hiervoor 20 mm berging per m2 worden voorzien.

Belangrijk is dat bij nieuwbouw en verbouw zo min mogelijk uitloogbare materialen en metalen zoals koper, lood en zink worden gebruikt om verspreiding van deze stoffen in oppervlaktewater of de bodem te voorkomen.


Grondwatervisie
De grondwatervisie is van de gemeente Deventer is gericht op het enerzijds voorkomen van grondwateroverlast (te hoge grondwaterstanden) en het anderzijds voorkomen van verdroging (lage grondwaterstanden). Door klimaatveranderingen zullen vaker langdurig droge (en hete) perioden voorkomen. In Deventer heeft dit met name gevolgen voor de groenvoorzieningen, die bij langdurig te kort aan water afsterven. Door onder andere zoveel mogelijk hemelwater vanaf maaiveld in de bodem te infiltreren, proberen we de hoeveelheid bodemvocht voor de beplanting op peil te houden.

Toetsing
Het plangebied ligt niet in een beschermingszone voor waterbergingsgebieden, waterkeringen of leggerwatergangen van het waterschap of in een drinkwaterbeschermingsgebied.

Wel ligt het gebied in de boringsvrije zone Sallands Diep, waarvoor een verbod geldt om een bodemenergiesysteem dieper dan 50 m water aan te leggen of dieper dan 50 m water te lozen in de bodem.

In het plangebied lopen rioolleidingen die van de gemeente zijn beschermd moeten worden van waterschap Rijn en IJssel of worden verlegd. De sporthal gaat verdiept worden gebouwd en daarom moeten er rioleringen worden verlegd.

Uit de Digitale watertoets blijk dat het plan daarom geen waterbelangen raakt van waterschap Rijn en IJssel.

Vuilwater
De huidige panden op de sportvelden zijn aangesloten op het gemengde vrijvervalriool van de gemeente Deventer. Het huishoudelijk afvalwater van de nieuwbouw kan hierop worden aangesloten.

Hemelwater
afbeelding "i_NL.IMRO.0150.TAM002-OW01_0016.png"

Het huidige verharde oppervlak bedraagt 2519 m2 aan dakoppervlak en 1856 m2 aan terreinoppervlak. In totaal is dit 4375 m2 aan verharde oppervlakken. In de nieuwe situatie bedraagt het dakoppervlak 2843 m2 en de terreinverharding 1400 m2. Dit is in totaal 4243 m2. Vanuit het waterschap Rijn en IJssel gelden geen eisen, omdat het verhard oppervlak binnen het plangebied afneemt met 132 m2.

Conform de hemelwaterverordening van de gemeente Deventer dient het hemelwater afstromend van de bebouwde oppervlakken op het terrein te worden geïnfiltreerd in de bodem, waarbij minimaal 20 mm berging ten opzichte van dit bebouwde oppervlak moet worden gerealiseerd. Dit is ook vastgelegd in het omgevingsplan. Dit resulteert in een waterbergingsopgave van circa 85 m3. Valt meer dan 20 mm neerslag, dan zal het overtollige regenwater op maaiveld komen te staan. Gezien de grote groene omgeving rondom het gebouw en de locatie van de waterberging, zal dit niet tot wateroverlast leiden.

De 20 mm waterberging is voorzien door de aanleg van een wadi.

Grondwater
De representatief hoogste grondwaterstanden in het gebied liggen op basis van gegevens van het peilbuizennetwerk van de gemeente op minimaal 1 meter beneden maaiveld. Dit betekent dat bij handhaving van de huidige maaiveldhoogten de ontwatering in het gebied voldoende is om grondwateroverlast te voorkomen. De grondwaterstanden zijn voldoende laag om te kunnen infiltreren in de bodem.

Hoogten
Om wateroverlast en schade bij bebouwing te voorkomen wordt een drempelhoogte van ongeveer 30 cm boven straatpeil geadviseerd. Bij de aanleg van kelderconstructies dienen waterdichte materialen en constructies te worden gebruikt. Wanneer de drempelhoogte lager wordt dan 30 cm, dan dient zorgvuldig gekeken te worden naar voorkomen van wateroverlast bij hevige neerslag.

Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van dit plan.

4.19 Wegen, verkeer en parkeren

Verkeer
De Sportlaan in Bathmen is de enige toegang voor autoverkeer naar het sportpark. Dit is een erftoegangsweg type 1 en van voldoende breedte om elkaar te passeren en heeft daarmee een capaciteit van tenminste 3000mvt/et. Fietsverkeer kan ook gebruik maken van de Sportlaan, maar zal overwegend via de pr. Margrietlaan van en naar het sportpark gaan. De toename van verkeer zal vooral te wijden zijn aan de toename van het gebruik van de bestaande functies op het sportpark door de nieuwe faciliteiten en de groei van het inwonersaantal van Bathmen. Omdat de Sportlaan alleen het sportpark en enkele woningen ontsluit zal het aantal verkeersbewegingen doorgaans niet boven de 1000mvt/et uitkomen.

Parkeerbalans autoparkeren maximale invulling
De nieuwe sporthal heeft een theoretische toename van parkeervraag van 55 parkeerplaatsen. Het parkeeronderzoek heeft aangetoond dat het bestaande theoretische tekort in de praktijk niet tot uiting komt en dat de huidige capaciteit ruim voldoende is in de huidige situatie. Met de verwachte groei van Bathmen wordt er ruimte gereserveerd voor 55 extra parkeerplaatsen.

Parkeernormen Sportpark Bathmen
Nieuwe Situatie  
               
Functie   aantal   eenheid   parkeernorm   parkeervraag  
Sporthal   4487   100m2bvo   2,7   122  
Sportveld   3   ha   27   81  
Totaal nieuw               203  

Huidige situatie  
               
Functie   aantal   eenheid   parkeernorm   parkeervraag  
Sporthal   2450   100m2bvo   2,7   67  
Sportveld   3   ha   27   81  
Totaal huidig               148  

capaciteit huidig  
    120  
bestaand tekort       28  
toevoegen bruto (203pp-120pp)       83  
toevoegen - bestaand tekort (83pp-28pp)       55  

Fietsparkeren maximale invulling
Voor de nieuwe sporthal (op basis van de maximale invulling van de planologische mogelijkheden) zijn 112 nieuwe/extra fietsparkeerplaatsen nodig. In totaal, in het kader van oppervlakte, voor het hele sportpark zijn dit er 295. Er zijn bestaande fietsenstallingen, maar het plan is om die te vervangen. In het entreegebied wordt ruimte gereserveerd voor 295 fietsparkeerplaatsen.

Autoparkeren:
Er zijn 55 extra parkeerplaatsen benodigd op basis van de maximum representatieve invulling van het Tam-omgevingsplan. Er is ca. 25 m2 nodig per extra parkeerplaats indien er ook een extra toegangsweg moet komen. In het plan kan er gedeeltelijk gebruik worden gemaakt van de huidige weg naar de bestaande parkeerplaats, maar voor de berekening wordt ervanuit gegaan dat dat er een volledig nieuwe toegangsweg nodig is.

55 (parkeerplaatsen) * 25 m2 = 1375 m2 is er nodig om de benodigde 55 extra parkeerplaatsen te kunnen realiseren. In het plan is er 2400m2 gereserveerd voor de parkeeropgave en het aanplanten van bomen/ groenvoorziening. 1400m2 hiervan is bedoeld voor parkeren en 1000m2 voor de bomen/groenvoorziening. Er is voldoende ruimte gereserveerd om de 55 benodigde parkeerplaatsen op basis van de maximum invulling van het Tam-omgevingsplan te kunnen realiseren.

Fietsparkeren
Voor de nieuwe sporthal (op basis van de maximale invulling van de planologische mogelijkheden) zijn 112 nieuwe/extra fietsparkeerplaatsen nodig. In totaal zijn er voor het hele sportpark 295 fietsenstallingen nodig. In de 'entreezone' is 800m2 gereserveerd voor het fietsparkeren. Er zijn verschillende type fietspaarkeervoorzieningen. Op het linker voorbeeld op de onderstaande afbeelding is de afstand tussen de fietsen (hart-ophart afstand) 37,5 cm en het hoogteverschil 25 - 30 cm. Op elke (37,5cm * 190) = 0,767 m2 kunnen twee fietsen boven elkaar worden geplaatst, zoals op het linker voorbeeld op de bovenstaande afbeelding. In dit voorbeeld is de afstand tussen de fietsen (hart-ophart afstand) 37,5 cm en het hoogteverschil 25 - 30 cm. 0,767 * 295 = 226,265 m2 is er nodig om 295 fietsen te kunnen stallen. De gereserveerde 800m2 is ruim voldoende om de benodigde extra fietsenstalling te realiseren en de bestaande fietsenstallingen te vervangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.TAM002-OW01_0017.png"

Hoofdstuk 5 Beperkingsgebieden

Een beperkingengebied is een breed verzamelbegrip en wordt in de Omgevingswet gedefinieerd als een gebied dat bij of krachtens de wet (door Rijk of provincie) is aangewezen, waar vanwege de aanwezigheid van een werk of object, regels gelden over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor dat werk of object.

De Omgevingswet verplicht Rijk en provincie om beperkingengebieden aan te wijzen, zoals zones rond wegen, hoofdspoorwegen, waterkeringen, rijkswegen en vaarwegen. Binnen deze beperkingengebieden stelt de provincie eisen aan aanduidingen, informatieborden en uitwegen.

Kortgezegd zijn dit de gebieden rondom wegen en waterstaatswerken waar beperkingen gelden. Dit betekent dat er beperkingen gelden voor activiteiten van derden, ter plaatse van de weg of het waterstaatswerk als ook in de daaraan grenzende (beschermings)zones. Een beperkingengebied is in feite wat de (beschermings)zones onder de oude wetgeving waren en in veel gevallen omvat het beperkingen gebied ook de locatie van de weg of het waterstaatswerk of object zelf.

Toetsing

Provincie:
De onderstaande drie berperkingen van de provincie zijn van toepassing in het plangebied.

  • Het plabgebied ligt in de 'boringsvrije zone Sallands Diep' dat is aangewezen door de provincie, waarvoor een verbod geldt om een bodemenergiesysteem dieper dan 50 m water aan te leggen of dieper dan 50 m water te lozen in de bodem. Er zijn geen plannen om een bodemenergiesysteem dieper dan 50 m water aan te leggen of dieper dan 50 m water te lozen in de bodem.
  • Het plan ligt in een 'boringsvrije zone' dat is aangewezen door de provincie. In de Omgevingsverordening Provincie Overijssel zijn regels opgenomen voor mechanische ingrepen binnen de boringsvrije zone.
  • Het gebied is aangewezen als 'gesloten stortplaatsen' door de provincie en daarmee wordt juridisch geborgd dat het nazorgplan voor een stortplaats die gesloten is na 1 september 1996 blijvend kan worden uitgevoerd en dat het lekken van verontreinigende stoffen uit de gesloten stortplaats naar de bodem en het grondwater voorkomen wordt.

De beperkingen die door de provincie zijn aangewezen zijn juridisch planologisch geborgd in de Omgevingsverordening Provincie Overijssel.

Waterschap Rijn en IJssel:
Het plangebied ligt niet in een beschermingszone voor waterbergingsgebieden, waterkeringen of leggerwatergangen van het waterschap of in een drinkwaterbeschermingsgebied.

Conclusie

Voor het plangebied gelden beperkingen op basis van de Omgevingsverordening Provincie Overijssel en de Waterschapsverordening Waterschap Rijn en IJssel, maar er is geen noodzaak om berperkingsgebieden aan te wijzen in het omgevingsplan.

Het aspect 'beperkingsgebieden' vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van dit plan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financieel-economische uitvoerbaarheid

Economische uitvoerbaarheid
Met deze planmotivering is onderbouwd dat met het voorliggende besluit tot wijzi-ging van het omgevingsplan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties wordt bereikt en de toegedachte functies binnen een redelijke termijn kunnen worden gerealiseerd. Gelet hierop kan in het verlengde daarvan aangenomen worden dat realisatie economisch uitvoerbaar is. Op voorhand is er geen reden om aan te nemen dat de toegedachte functies om financiële redenen op langere termijn niet zullen worden gerealiseerd.

De Memorie van motivering geeft aan dat het voldoende is om, waar nodig met on-derzoek, vast te stellen dat op voorhand aannemelijk is dat de functie binnen een redelijke termijn kan worden gerealiseerd. Alleen als evident is dat een functie binnen een redelijke termijn onuitvoerbaar is, moet het toedelen daarvan achterwege blijven. Als op voorhand duidelijk is dat de toegedachte functie om financiële rede-nen op langere termijn niet zal worden gerealiseerd, behoort de functie niet moge-lijk te worden gemaakt.

Als bij een project op voor hand onzekerheid bestaat over bovenstaande dan is het advies nader onderzoek te doen naar de economische uitvoerbaarheid en de resultaten daarvan op te nemen in deze planmotivering.

Kostenverhaal
Op grond van artikel 13.11 Omgevingswet is de gemeente verplicht tot kostenverhaal, indien sprake is van een of meerdere aangewezen bouwactiviteiten. Het gaat hier om kostenverhaalsplichtige activiteiten als genoemd in artikel 8.13 Omgevingsbesluit, (hierna "een aangewezen bouwactiviteit").

Dit houdt in dat de gemeenteraad kostenverhaalsregels dient vast te stellen in het omgevingsplan, tenzij middels gemeentelijke gronduitgifte dan wel, of in combina-tie met, een anterieure overeenkomst, cofinanciering, subsidies, gemeentelijk kre-diet de kosten die het vanwege artikel 8.15 Omgevingsbesluit maakt anderszins verzekerd zijn dan wel vrijstelling wordt/is verleend voor de kosten in de gevallen genoemd in artikel 8.14 Omgevingsbesluit.

In artikel 8.15 van het Omgevingsbesluit worden de kostensoorten in de tabellen A en B van bijlage IV aangewezen als verhaalbare kostensoorten. In onderdeel A11 staat "Nadeelcompensatie aan derden als bedoeld in hoofdstuk 15 van de wet".

Beoordeling
Er is een samenwerkingsovereenkomst afgesloten tussen de gemeente Deventer en de Algemene Bathmense Sportvereniging (hierna ABS) voor de realisatie van de nieuwe sporthal Bathmen. In de samenwerkingsovereenkomst zijn afspraken vastgelegd over de kostenverdeling. In opdracht en voor rekening van de gemeente wordt de nieuwe sporthal gerealiseerd. Verder is vastgelegd dat ABS een relatief kleine financiële bijdrage (of in natura) levert voor de ontwikkeling en dat er voor het gebruik van de sporthal (inclusief de buitensport kleedkamers en de kantine) een huurovereenkomst wordt gesloten tussen Sportbedrijf Deventer en ABS. De gemeente is verantwoordelijke voor de benodigde planologische procedure en eventuele nadeelcompensatie.

De gemeenteraad heeft budget beschikbaar gesteld voor de ontwikkeling en bouw van de sporthal. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd.

De economische uitvoerbaarheid van deze ontwikkeling is hiermee verzekerd.

Conclusie
Met dit wijzigingsbesluit wordt de realisatie van een nieuwe (multifunctionele) sporthal centraal op het sportpark de Looënk ter vervanging van de huidige sporthal de 'Uutvlog', de buitensport kleedkamers en de kantine van de voetbalvereniging juridisch planologisch mogelijk gemaakt. Het besluit voldoet aan de kaders voor economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal.

Uitgangspunten omgevingsplan
Er is vanuit het onderwerp financieel-economische uitvoerbaarheid geen aanleiding tot het wijzigen en/of toevoegen van regels aan het omgevingsplan.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- enomgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het voorliggend TAM-Omgevingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.

7.2 Opzet van de regels

7.2.1 TAM-Omgevingsplan

Deze wijziging van het omgevingsplan betreft een TAM-Omgevingsplan. TAM-IMRO is bedoeld voor gemeenten die nog geen gebruik kunnen maken van het planvormingsdeel van het DSO. Bijvoorbeeld doordat de plansoftware nog niet alle daarvoor benodigde functies biedt. Het kan ook zijn dat de gemeente te weinig tijd rest om het planproces goed te beproeven. Of dat er nog onvolkomenheden zijn in de landelijke voorziening. Met TAM-IMRO kunnen gemeenten toch hun omgevingsplannen wijzigen.

Kort gezegd houdt TAM-IMRO in dat de huidige techniek voor planvorming tijdelijk kan worden gebruikt onder de Omgevingswet. Deze techniek betreft de bestaande uitwisselingsstandaard IMRO (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) en de bestaande voorziening Ruimtelijke Plannen. IMRO is een bekende en functionerende techniek. De TAM-IMRO vraagt niet om alternatieve software. Het gaat meer om langduriger gebruik van de bestaande systemen en koppelingen.

De regels en verbeelding van voorliggend TAM-Omgevingsplan zijn dan ook opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP). De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit TAM-Omgevingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.

Het juridisch bindend gedeelte van het TAM-Omgevingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de functies zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels (o.a. afwijkingsregels);
  • 4. Overgangs- en slotregels.

Preambule
De IMRO-standaarden maken het niet mogelijk om een regeling te beginnen met een ander hoofdstuk dan hoofdstuk 1. De naamgeving van het hoofdstuk kan worden gewijzigd, maar hoofdstuk 1 blijft altijd zichtbaar. De IMRO-standaarden bieden ook geen mogelijkheid tot het gebruik van paragrafen. Ook voor de artikelen geldt dat deze in IMRO automatisch worden genummerd en dat de nummering dus bij 'artikel 1' begint. Voor het TAM-IMRO omgevingsplan is de IMRO hoofdstuk- en artikelnummering onhoudbaar, omdat het omgevingsplan van rechtswege al een hoofdstuk 1 en een artikel 1 kent. Deze nummers zijn dus al bezet.

Om duidelijk te maken hoe een TAM-IMRO omgevingsplan zich verhoudt tot de rest van het omgevingsplan, stelt de VNG voor om na het object Regels en voor het toevoegen van het object Hoofdstuk een preambule op te nemen. De preambule geeft aan hoe het TAM-IMRO omgevingsplan in samenhang met de rest van het omgevingsplan gelezen moeten worden. Hieronder is de preambule weergeven.

Dit plan betreft betreft het realiseren van een nieuwe (multifunctionele) sporthal centraal op het sportpark de Looënk ter vervanging van de huidige sporthal de 'Uutvlog', de buitensport kleedkamers en de kantine van de voetbalvereniging. Juridisch is het plan een nieuw hoofdstuk in het omgevingsplan van de gemeente Deventer. Technisch is het dat niet, maar dat hoeft ook nog niet. Juridisch moeten de hoofdstukken van dit plan worden gelezen als paragrafen van hoofdstuk 22b van het omgevingsplan van de gemeente Deventer. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22b' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22b' gelezen worden.

7.2.1.1 Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 [H. 22b paragraaf 1] Algemene bepalingen

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor de locatie waarvan de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat in de bij het TAM-omgevingsplan behorende GML-bestand. De regels in dit hoofdstuk bevatten:

  • Begripsbepalingen (Artikel 1);
  • Meet- en rekenbepalingen (Artikel 2);
  • Algemene verbodsbepalingen (Artikel 3);
  • Anti dubbeltelregeling (Artikel 4);
  • Toepassingsbereik (Artikel 5);

In artikel 3 is het toepassingsbereik opgenomen. In het toepassingsbereik is aangegeven welke besluiten niet van toepassing zijn op dit deel van het omgevingsplan en op welke locatie de regels van dit deel van het omgevingsplan van toepassing zijn.

Hoofdstuk 2 [H. 22b paragraaf 2] Gebruiksactiviteiten

Hoofdstuk 2 bevat de planregels in verband met de bepalingen met betrekking tot de toegelaten gebruiksactiviteiten, oftewel, waar mag je de locatie voor gebruiken. Per op de verbeelding aangegeven functie bevat dit hoofdstuk planregels, welke specifiek voor die functie gelden. Hierna volgt een korte toelichting en beschrijving van de verschillende functieregels in dit Tam-omgevingsplan per hoofdgroep.

Algemene gebruiksregels

In artikel 6 zijn algemene gebruiksregels opgenomen en een aantal voorwaardelijke verplichtingen opgenomen.

Groen - Sporthal Bathmen

Binnen de gebruiksactiviteit 'Groen - Sporthal Bathmen' zijn in ieder geval toegelaten, groenvoorzieningen, bermen en beplanting, onverharde parkeervoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van waterberging en nutsvoorzieningen.

Horeca - ondergeschikt

Betreft ondersteunde horeca welke altijd ondergeschikt is aan een andere ter plaatse geldende gebruiksactiviteit.

Sport

De gebruiksactiviteit 'Sport' betreft alle sportvoorzieningen, zowel de gebouwde sportvoorzieningen als de sportvelden.

Functieaanduiding: Specifieke vorm van verkeer - fietsparkeren uitgesloten

Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - motorrijtuigen parkeren uitgesloten' is het parkeren van motorrijtuigen niet toegestaan.

Ter plaatse van de Functieaanduiding 'zeer kwetsbare gebouwen uitgesloten' zijn 'zeer kwetsbare gebouwen uitgesloten' niet toegestaan.

Hoofdstuk 3 [H. 22b paragraaf 3] Ruimtelijke bouwactiviteiten

Hoofdstuk 3 bevat de planregels in verband met de bepalingen met betrekking tot ruimtelijke bouwactiviteiten. De bouwregels geven een antwoord op de vraag wat op de locatie gebouwd mag worden met bijbehorende maatvoering. Er sit plan zijn Artikel 10 Algemene regels bouwactiviteiten, Bouwregel-25 en Bouwregel-30 van toepassing. Verder zijn in het omgevingsplan van rechtswege (bruidsschat) zijn in § 22.2.7.2 regels opgenomen over de binnenplanse vergunningplicht voor omgevingsplanactiviteit bouwwerken. Deze bruidsschatregels regelen op hoofdlijnen het volgende:


Artikel 22.26: Binnenplanse vergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken In dit artikel is geregeld dat voor alle ruimtelijke bouwactiviteiten een omgevingsvergunning nodig is. Artikel 22.27 Uitzonderingen op vergunningplicht artikel 22.26 - omgevingsplan onverminderd van toepassing. In dit artikel is geregeld dat er, in afwijking van 22.26, geen vergunning nodig is voor bepaalde activiteiten. Het gaat hierbij om bouwwerken die eerder waren opgenomen in artikel 3, bijlage II van de Bor. Artikel 22.27 moet in samenhang gelezen worden met de bouwregels in dit Tam-omgevingsplan. Indien aan alle bouwrgels wordt voldaan, is er geen omgevingsvergunning nodig voor de omgevingsplanactiviteit bouwen.

Artikel 22.29 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken algemeen. In dit artikel is opgenomen waar een aanvraag omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit en het in stand houden en gebruiken van het te bouwen bouwwerk aan moet voldoen. Er moet getoetst worden aan de regels in het omgevingsplan over het bouwen, in stand houden en gebruiken van bouwwerken. Dat betekent dat er aan alle bouwregels in het omgevingpslan getoetst moet worden, waarbij dus de bruidsschat en de bestemmingsplannen ook toe behoren. Er moet getoetst worden of het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk niet in strijd is met redelijke eisen van welstand, en als de activiteit betrekking heeft op een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie, dan moet ook getoetst worden of de toelaatbare kwaliteit van de bodem niet wordt overschreden.

Een omgevingvergunning moet getoetst worden aan de beoordelingsregels zoals opgenomen in artikel 63ontwerp bestemmingsplan TAM-omgevingsplan Sporthal Bathmen 22.29 van dit omgevingsplan (Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken algemeen). Dit zijn de beoordelingsregels uit de bruidsschat, voorheen opgenomen in artikel 2.10 Wabo. (In artikel 2.10 Wabo is opgenomen dat een omgevingsvergunning wordt geweigerd indien deze in strijd is met het bestemmingsplan.)

Omdat de regels nu allemaal in hetzelfde omgevingsplan zijn opgenomen, zijn er aanvullende beoordelingsregels opgenomen op de beoordelingsregels in artikel 22.29.

Om die reden is bij de beoordelingsregels in de bouwregels de volgende bepaling opgenomen: "In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van dit omgevingsplan gelden ter plaatse van Bouwregel-25, Bouwregel-30.

Beeldkwaliteitsplan

Met Beoordeling uiterlijk van bouwwerken (welstand) is geregeld dat de beleidsregels die zijn opgenomen in het Beeldkwaliteitsplan Sportvoorziening Bathmen van toepassing zijn in het plangebied 'Sportvoorziening Bathmen'.

Het plangebied van het beeldkwaliteitsplan is groter dan het plangebied van het 'Tam-omgevingsplan Sporthal Bathmen'. Het plangebied van dit Tam-omgevingsplan bestaat uit twee locaties van het sportpark 'De Looënk' die met het voorliggende Tam-omgevingsplan worden gewijzigd. Een locatie is het gebied rondom de huidige sporthal 'De Uutvlog' en de andere locatie is het gebied rondom de plek waar de nieuwe sporthal wordt gerealiseerd. Het plangebied 'Sportvoorziening Bathmen' is groter en betreft ook de rest van het sportpark. Op de onderstaande afbeelding is met het stippellijntje het plangebied van het Beeldkwaliteitsplan Sportvoorziening Bathmen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.TAM002-OW01_0018.png"

Hoofdstuk 4 [H22b. paragraaf 8] Overgangsbepalingen

Hoofdstuk 4 bevat het overgangsrecht. In Artikel 16 Overgangsrecht is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en de bouwwerken opgenomen.

Hoofdstuk 8 Belangenafweging en conclusie

In het kader van de Omgevingswet wordt gestreefd naar een 'evenwichtige toede-ling van functies aan locaties'. Om te komen tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, zijn enkele algemene doelen geformuleerd in artikel 1.3 Omgevingswet. Hierin staat dat de bepalingen in de wet gericht zijn op het volgende:

  • het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, ook vanwege de intrinsieke waarde van de natuur.
  • het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.

In de voorliggende motivering is de realisatie van een nieuwe (multifunctionele) sporthal centraal op het sportpark de Looënk ter vervanging van de huidige sporthal de 'Uutvlog', de buitensport kleedkamers en de kantine van de voetbalvereniging getoetst aan uiteenlopende aspecten en thema's van de fysieke leefomgeving. Het voorliggend project is niet in strijd met het landelijk, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid en voorziet in de lokale behoefte naar sportvoorzieningen. In Hoofdstuk 4 is berschreven op welke wijze bij de activiteit rekening is gehouden met diverse aspecten van de fysieke leefomgeving. Er kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.